DOI: 10.5553/TvC/0165182X2024066002001

Tijdschrift voor CriminologieAccess_open

Redactioneel

Vermogenscriminaliteit en mobiel banditisme: introductie

Trefwoorden traditional property crime, Itinerant crime groups, crime drop, routine activities theory, criminal exploitation
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Toine Spapens, Dina Siegel en Tom Vander Beken. (2024). Vermogenscriminaliteit en mobiel banditisme: introductie. Tijdschrift voor Criminologie (66) 2, 117-130.

    This editorial focuses on traditional types of property crime in the Netherlands and Belgium, such as burglary and theft, and property crimes involving mobile organised crime groups (MOCGs) originating from Eastern and South-Eastern Europe and the Balkan countries. Over the past four decades, a relatively limited number of studies addressed specific types of traditional property crime, but in both countries a body of literature focusing on target selection by residential burglars has been established. Overall, a wide range of perpetrators can be identified, for example individual opportunists; itinerant groups which mostly originate from urban networks who commit property crimes in their areas of residence, but also in other parts of the country and abroad; and foreign mobile organised crime groups. Similar to observations in other countries, traditional property crime also dropped substantially in the Low Countries, although since 2022 figures regarding for instance car theft, theft of vehicle parts, e-bikes, and pickpocketing have started to increase. A solid explanation for both the crime drop and the recent rise in crime levels cannot be provided, although the latter is associated with increased activity of MOCGs, which may now be responsible for a quarter to one-third of traditional property crime. Highly professional MOCGs from Eastern Europe, and Lithuania in particular, focus on burglary, theft of expensive cars and e-bikes, agricultural produce and equipment, and theft of car parts, such as navigation, steering, and airbags. MOCGs originating from South-Eastern Europe and the Balkan countries are often composed of men, women and children and focus for instance on shoplifting, pickpocketing, residential burglary, metal theft and (forced) begging. In both cases, some members, particularly minors but also adults, can be considered victims of criminal exploitation.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Inleiding

      In dit themanummer van het Tijdschrift voor Criminologie staan traditionele vermogenscriminaliteit en mobiel banditisme centraal. Daarmee doelen we op delicten zoals inbraak en diefstal van uiteenlopende goederen (bijvoorbeeld voertuigen, fietsen, onderdelen van voertuigen en metaal), overvallen en straatroof, en winkeldiefstal. Uiteenlopende vormen van fraude en (online) oplichting of afpersing blijven buiten beschouwing. Het gaat bij traditionele veelvoorkomende vermogenscriminaliteit nog altijd om een vorm van misdaad waarmee de samenleving in belangrijke mate wordt geconfronteerd en waar burgers en ondernemers vaak het meeste ‘last’ van hebben. Alle reden derhalve om een themanummer te wijden aan dit onderwerp.

      De onderwerpen in het criminologisch onderzoek dat in de afgelopen decennia in het Nederlandse taalgebied is uitgevoerd naar traditionele vermogenscriminaliteit zijn zeer verschillend, uiteenlopend van studies, met inbegrip van beleidsonderzoek en criminaliteitsbeeldanalyses, naar specifieke vormen van vermogenscriminaliteit en mobiel banditisme, slachtofferonderzoek en -enquêtes en evaluaties van preventiemaatregelen en andere interventies, tot onderzoek naar motieven en keuzes van daders. Het is hier niet de plaats om deze allemaal uitgebreid te behandelen. We beperken ons tot onderzoek naar vormen van vermogenscriminaliteit enerzijds en mobiel banditisme anderzijds, en het werk van Belgische en Nederlandse onderzoekers op het terrein van keuzes van daders, waarbij de nadruk ligt op woninginbrekers.
      Wanneer we zoeken naar publicaties in (Nederlandstalige) criminologische tijdschriften die betrekking hebben op specifieke fenomenen, betrof het overvallen op woningen, zakkenrollerij, straatroof, winkeldiefstal en diefstal met geweld (Christiaensen, 1989; Kapteyn, 1989; Goethals & Peters, 1991; De Ruyver, 2006; Van Daele et al., 2008; Van Daele & Vander Beken, 2010; Siegel, 2013; Rovers & Mesu, 2015; Van Gestel, 2017b). Daarnaast zijn er diverse beleidsgerichte studies verschenen naar (de aanpak van) fietsdiefstal, autodiefstal, ladingdiefstal, overvalcriminaliteit en heling, alsmede mobiel banditisme (Ferwerda et al., 2005; Kuppens et al., 2006, 2020; Van Gestel, 2014; Inspectie Veiligheid en Justitie, 2014; Van Gestel & Kouwenberg, 2016; Van Gestel, 2017a, 2017b; Rusev et al., 2023; Laskai et al., 2023; Mouris et al., 2023a, 2023b). Tot slot krijgt vermogenscriminaliteit aandacht in dreigingsbeelden die door de Nationale Politie worden opgesteld, maar waarvan de verdiepende deelstudies die specifiek over die vorm van misdaad gaan, sinds 2012 niet meer openbaar worden gemaakt.
      Een onderzoekslijn die zowel in België als in Nederland in de afgelopen jaren tot een aanzienlijk aantal publicaties heeft geleid, vertrekt vanuit het perspectief van omgevingscriminaliteit en onderzoekt de locaties waar woninginbrekers actief zijn en de keuzes die zij maken om al dan niet in specifieke woningen in te breken (Bernasco & Nieuwbeerta, 2005; Bernasco, 2006, 2009, 2018; Bernasco & Kooistra, 2010; Van Daele et al., 2012; Vandeviver et al., 2015a, 2015b; Townsley et al., 2016; Peeters, 2016; Peeters et al., 2018; Vandeviver & Bernasco, 2019; Vandeviver & Steenbeek, 2019). Dergelijke studies gaan bijvoorbeeld uit van de veronderstelling dat de keuze van een woning waar wordt ingebroken zowel van de omstandigheden ter plaatse als van de kenmerken van de dader afhankelijk is. Hierop kan vervolgens worden gereageerd met het nemen van preventiemaatregelen. Dergelijke studies worden bijvoorbeeld uitgevoerd aan de hand van registratiegegevens omtrent woninginbraken, die worden gekoppeld aan kenmerken van wijken en hun bewoners, en de afstand tussen de woning van de dader en de pleegplaatsen. Een andere benadering is het uitvoeren van observaties in wijken en gesignaleerde kwetsbaarheden te koppelen aan politiegegevens, of te werken met ex-daders met inbraakervaring, bijvoorbeeld door met hen wijken in te gaan om in kaart te brengen waar zij op letten. Een nieuwe methode in dat licht is het ‘nabouwen’ van situaties in virtual reality, waarna inbrekers met ervaring, en eventueel ook een controlegroep van ‘gewone’ burgers, wordt gevraagd hoe zij kwetsbaarheden van woningen of wijken beoordelen en hun gedragskeuzes daarop aanpassen (Van Sintemaartensdijk & Meenaghan, 2024; Van Sintemaartensdijk et al., 2024; zie ook Sergiou, Elffers & Van Gelder in dit nummer).

      In het vervolg van deze introductie gaan we beknopt in op ontwikkelingen in (geregistreerde) vermogenscriminaliteit in de Lage Landen, in het bijzonder op enkele specifieke vormen daarvan, zoals woninginbraak, autodiefstal en ladingdiefstal, en meer uitgebreid op mobiele bendes, die in de laatste jaren een toenemend aandeel lijken te hebben gekregen in de cijfers ten aanzien van locatiegebonden vermogens­criminaliteit.

    • Ontwikkelingen in de Lage Landen

      In de geïndustrialiseerde landen was vanaf het midden van de jaren 1960 sprake van een scherpe stijging van de criminaliteitscijfers, die niet in de laatste plaats werd veroorzaakt door vormen van veelvoorkomende (traditionele) vermogenscriminaliteit, zoals diefstal en inbraak (Van Dijk et al., 2018). Opmerkelijk is dat de cijfers, zowel in politieregistraties als in slachtofferenquêtes, vanaf medio jaren 1990 weer begonnen te dalen, en dat algemeen in West-Europa en elders in de wereld. Wanneer wordt gekeken naar vormen van geregistreerde klassieke vermogens­criminaliteit in Nederland vanaf 2012 tot en met 2021, is bij de meeste daarvan een verdere daling zichtbaar. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert deze gegevens over een dertiental categorieën van vermogensdelicten. Het aantal woninginbraken, bijvoorbeeld, was in 2023 met 75 procent gedaald ten opzichte van 2012. Het aantal overvallen nam met hetzelfde percentage af, terwijl het aantal straatroven met twee derde daalde. Het beeld is echter niet alleen maar positief: de cijfers van enkele andere vormen van vermogenscriminaliteit laten in 2022 en 2023 weer een stijging zien. Dit geldt bijvoorbeeld voor diefstal uit of vanaf motorvoertuigen, diefstal van motorvoertuigen, diefstal van fietsen, brom- en snorfietsen, diefstal en inbraak bij bedrijven, winkeldiefstal en zakkenrollerij, waarbij het laatste cijfer in 2022 zelfs verdubbelde ten opzichte van een jaar eerder. In België worden online alleen statistieken gepubliceerd over de combinatie van diefstal en afpersing. Dat cijfer was in 2022 ten opzichte van 2014 met ongeveer een derde gedaald. Tussen 2016 en 2019 bleven de cijfers redelijk constant, om in 2020 scherp af te nemen. In de drie jaar daarna was weer een stijging zichtbaar (Federale Politie, z.d.). Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de meldingsbereidheid de cijfers kan vertekenen. Dat geldt met name voor winkeldiefstal, waarbij wordt aangenomen dat nog geen 10 procent van de feiten wordt gemeld, maar ook gemiddeld komt naar schatting slechts 15 procent van de gepleegde vermogensdelicten ter kennis van de politie (Ministerie van Justitie en Veiligheid [JenV], 2023).
      Hoe de daling in de afgelopen decennia precies moet worden verklaard, is niet in alle opzichten duidelijk. Hoewel vrijwel alle criminologische theorieën een verklaring proberen te bieden voor vermogenscriminaliteit, neemt de gelegenheidstheorie (routine activities theory) een centrale positie in (Cohen & Felson, 1979). Daders worden daarbij als rationele en opportunistische actoren beschouwd, waarbij een delict wordt gepleegd als sprake is van voldoende motivatie om het feit te plegen, aantrekkelijke doelwitten en een gebrek aan toezicht, waarbij deze factoren in tijd en plaats bij elkaar moeten komen. Er kan echter ook worden gewezen op meer systemische factoren, zoals welvaartsverschillen binnen of tussen samenlevingen. Willem Bonger wees aan het begin van de vorige eeuw al op het verband tussen economische factoren en bepaalde vormen van (vermogens)criminaliteit en dat inzicht is nog altijd relevant (Bonger, 1905). De daling die zich vrij algemeen tot 2022 voordeed, wordt bijvoorbeeld toegeschreven aan betere preventiemaatregelen (Van Dijk, 2008; Vollaard & Van Ours, 2010; Van Ours & Vollaard, 2013). Er kan ook een verband worden gelegd met de sterke afname van jeugdcriminaliteit, waardoor het aantal gelegenheidsdaders is gedaald, alsmede met de afname van het aantal harddrugsverslaafden, die doorgaans stelselmatig verwervingscriminaliteit pleegden (Vollaard, 2010; Beerthuizen et al., 2016; De Waard, 2017; Weerman, 2017). De afname in 2020 (België) en 2021 (Nederland) van het aantal gepleegde woninginbraken wordt in verband gebracht met de maatregelen die werden genomen tijdens de coronapandemie, zoals de lockdowns in 2020 en 2021, en met de avondklok die in Nederland begin 2021 enige tijd van kracht was (Kruisbergen et al., 2021; Hardyns & Khalfa, 2022). Als gevolg van reisrestricties in verband met de pandemie namen daarnaast de activiteiten van mobiele bendes uit Oost- en Zuidoost-Europa in de coronajaren sterk af (Siegel et al., 2022; Laskai et al., 2023; Mouris et al., 2023a, 2023b).
      Waar de toename van het aantal vermogensdelicten sinds 2022 precies aan moet worden toegeschreven, is evenmin goed vast te stellen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan nieuwe gelegenheidsstructuren, zoals het invoeren van zelfscankassa’s in supermarkten, of aan nieuwe aantrekkelijke doelwitten, zoals e-bikes, hoewel beide al voor 2022 werden geïntroduceerd. Daarnaast wordt gewezen op de terugkeer van mobiele bendes na de coronajaren. De scherpe stijging van het aantal gevallen van zakkenrollerij kan daaraan bijvoorbeeld worden toegeschreven. Mobiele bendes zouden zich ook richten op het stelen van e-bikes (Hackmann, 2023). De Nationale Politie in Nederland ziet al sinds 2016 een toename van het percentage verdachten dat niet in Nederland is geboren, geen Nederlandse nationaliteit heeft en geen woonadres heeft, anders dan een opvanglocatie voor asielzoekers of een justitiële inrichting (Laskai et al., 2023). In 2022 zou het om 25 procent van de verdachten zijn gegaan die in beeld kwamen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat in verreweg de meeste gevallen geen aanhouding wordt verricht en de achtergrond van de dader derhalve onbekend blijft (Ministerie van JenV, 2023). Voor België zijn geen recente cijfers beschikbaar. In 2014 schatte de Belgische politie dat er 660 rondtrekkende dadergroepen actief waren met het plegen van woninginbraken, waarbij ruim 30 procent van alle geïdentificeerde verdachten afkomstig was uit met name Roemenië, gevolgd door Albanië, Servië, Bulgarije, Polen en Litouwen (Huisman & Stoker, 2013; De Standaard, 2014; De Telegraaf, 2014). Recentere landelijke cijfers zijn voor België echter niet voorhanden. Wel worden lokale stijgingen van vermogenscriminaliteit vanaf 2022, bijvoorbeeld in de stad Mechelen, in de media voornamelijk toegeschreven aan rondtrekkende bendes (Van de Sande, 2023).
      Daders van vermogenscriminaliteit worden in algemene zin onderscheiden in gelegenheidsdaders, stelselmatige daders, dadergroepen die in wisselende samenstelling opereren, maar voortkomen uit een groter netwerk van personen die elkaar kennen en zowel lokaal als in andere delen van het land opereren, en mobiele bendes die afkomstig zijn uit Oost- of Zuidoost-Europa. Het zou te ver voeren om hier de vele vormen van vermogenscriminaliteit uitputtend te behandelen en we beperken ons daarom tot enkele voorbeelden.
      Nederlands onderzoek laat zien dat woninginbrekers hun carrière vaak op jonge leeftijd starten (De Waard, 2023). Zij schatten de pakkans vaak laag in en het merendeel handelt opportunistisch en impulsief. De belangrijkste motivaties voor gelegenheidsinbrekers zijn geldgebrek, een dure levensstijl en behoefte aan spanning. Degenen die zich tot hun eigen stad beperken, opereren meestal dicht bij hun woning: gemiddeld binnen een straal van 800 meter (De Waard, 2023; zie ook Van Daele & Vander Beken, 2010). De groep van chronische inbrekers is relatief klein, met zo’n 10 procent van de aangehouden daders, maar zij zijn wel verantwoordelijk voor 60 procent van het totale aantal feiten. Bij deze groep stelselmatige daders is veelal sprake van verslavingsproblematiek en werkloosheid (De Waard, 2023). Woninginbraken die in meer georganiseerd verband plaatsvinden, worden toegeschreven aan mobiele bendes (zie hierna) en aan Nederlandse groepen van daders die elkaar kennen en in wisselende samenstelling optreden. De leden variëren in dat laatste geval in leeftijd van 12 tot 24 jaar, hebben vaak een migratieachtergrond en plegen ook andere feiten, zoals overvallen en straatroven (Boerman et al., 2017). Dat daders die in groepsverband optreden zich doorgaans niet beperken tot één vorm van vermogenscriminaliteit, komt ook uit ander onderzoek naar voren (Spapens, 2017). Zij houden zich gewoonlijk echter niet gelijktijdig ook nog bezig met andere vormen van criminaliteit, zoals drugshandel. De Nationale Politie constateerde enkele jaren geleden dat bij vermogenscriminaliteit in het algemeen sprake was van een toename van het aandeel daarin van dergelijke groepen, die zich bovendien goed weten af te schermen (Boerman et al., 2017).
      Georganiseerde vormen van autocriminaliteit worden toegeschreven aan een breed scala van daders (Boerman et al., 2017). Het gaat zowel om in Nederland gebaseerde dadergroepen die in wisselende samenstellingen opereren, als om mobiele bendes uit Oost- en, in mindere mate, Zuidoost-Europa. De gestolen voertuigen of onderdelen worden deels in Nederland zelf afgezet, waarbij schimmige garagebedrijven een rol spelen bij het omkatten of strippen van voertuigen (Mouris et al., 2023a, 2023b). Omkatten gebeurt bijvoorbeeld door voertuigen van hetzelfde merk en type die tijdens een ongeval total loss zijn geraakt, te importeren uit het buitenland. Vervolgens wordt het ‘gerepareerde’ voertuig opnieuw ter keuring aangeboden, terwijl het in werkelijkheid om de gestolen auto gaat, die aldus op deze manier een nieuwe identiteit krijgt (Spapens, 2008b). Strippen en waardevolle onderdelen apart verkopen is echter eenvoudiger, omdat er ofwel geen serienummers op staan, ofwel moeilijk te achterhalen valt in welke gestolen voertuigen deze onderdelen hebben gezeten. Zo’n 10 procent van de gestolen auto’s wordt volgens experts in Nederland verkocht, maar ongeveer 40 procent verdwijnt naar het buitenland (Boerman et al., 2017). Ongeveer de helft wordt derhalve gestript. Mobiele bendes uit Oost-Europa, met name uit Litouwen, specialiseren zich in auto’s in het luxere segment, waarbij ofwel het hele voertuig wordt gestolen en naar het buitenland wordt overgebracht, ofwel er tijdelijk een loods wordt gehuurd waar de auto’s worden gestript, waarna de onderdelen naar het land van herkomst gaan, om van daaruit verder te worden gedistribueerd (Spapens, 2008b; Siegel, 2013; Mouris et al., 2023b). Een andere optie is om niet het voertuig te stelen, maar om waardevolle onderdelen, zoals airbags, ter plekke te demonteren. Dadergroepen uit Zuidoost-Europa gaan meer opportunistisch te werk en stelen bijvoorbeeld (ook) de auto wanneer zij tijdens een woninginbraak de sleutels vinden. Andere groepen, zowel afkomstig uit Nederland als mobiele bendes, richten zich op het verwijderen van katalysatoren, vanwege de waardevolle metalen die als schroot kunnen worden verkocht (Mouris et al., 2023b).
      Een volgende vorm van vermogenscriminaliteit die aandacht trekt, is ladingdiefstal. Daarbij kan het gaan om professionals die complete vrachtwagenladingen stelen, of om meer opportunistische daders die eenvoudiger methoden toepassen, zoals ‘zeilensnijden’. De Lage Landen staan al langere tijd hoog op de lijst van Europese landen waar de meeste ladingdiefstallen plaatsvinden. In 2007 werd het risico daarop in Nederland het hoogst ingeschat van alle lidstaten van de EU, met België op de tweede plaats (Van den Engel & Prummel, 2007). Hoewel in Nederland het aantal ladingdiefstallen, door versterking van publiek-private samenwerking, tussen 2011 en 2016 halveerde, stonden Nederland (derde) en België (achtste), op basis van het aantal incidenten in 2021 en de eerste helft van 2022, nog altijd hoog in de lijst van Europese landen (Bervoets et al., 2021; TAPA, 2022).
      Ladingdieven zijn vooral uit op goederen die bij een klein volume een hoge waarde vertegenwoordigen en gemakkelijk verhandelbaar zijn, zoals laptops en andere elektronica, elektrisch gereedschap, sterke drank, scheermesjes, sigaretten of waspoeder (Spapens, 2008b). Er zijn aanwijzingen dat deze deels ‘op bestelling’ van helers worden gestolen, die al dan niet samen investeren in goederen waar zij een afzetmarkt voor hebben (Spapens, 2008b). Professionele ladingdieven zijn specialisten, die bovendien goed geïnformeerd lijken als het gaat om de aard van de lading die zich in een bepaalde oplegger bevindt (Spapens, 2008b; Bervoets et al., 2021). Deze Nederlandse dadergroepen bleken met name afkomstig te zijn uit de woonwagenwereld, of onderhielden nauwe relaties met dat milieu (Kuppens et al., 2006). Zij opereren niet alleen in Nederland, maar ook in België en meer incidenteel in andere Europese landen, bijvoorbeeld wanneer een interessante lading over langere afstand moet worden gevolgd voordat zich een mogelijkheid aandient om deze te stelen. Zeilensnijders kunnen daarentegen in de regel worden gekwalificeerd als gelegenheidsdaders. De dekzeilen van opleggers worden, doorgaans ’s nachts op parkeerterreinen, opengesneden om te kijken wat er in de oplegger zit, waarna waardevolle goederen worden overgeladen in een busje of een kleine vrachtwagen. Deze werkwijze wordt om te beginnen toegepast door lokale daders, bijvoorbeeld veelplegers of combinaties van kleine beroepscriminelen en jeugdigen (Spapens, 2008b). Daarnaast worden deze praktijken toegeschreven aan mobiele bendes uit Zuidoost-Europa, die ook verantwoordelijk worden gehouden voor methoden als het bedwelmen van chauffeurs die in hun cabine liggen te slapen, en het overvallen van transporten, bijvoorbeeld nadat de vrachtwagen door een ‘nepagent’ tot stoppen is gedwongen (Spapens, 2008b). In België bleken een aantal jaren geleden dadergroepen van Zuidoost-Europese herkomst actiever dan in Nederland (Federale Politie, 2007).
      Het is evident dat het stelen van andere goederen dan contant geld weinig zin heeft wanneer deze niet kunnen worden verkocht. Daarbij kunnen verschillende mogelijkheden worden onderscheiden (Van de Mheen & Gruter, 2007; Siegel, 2013; Ferwerda et al., 2016). De eerste is dat degene die de spullen gestolen heeft ze zelf verkoopt, binnen de eigen sociale kring, ‘uit de achterbak’, of online, hoewel de risico’s in dat laatste geval groter zijn, omdat verzekeraars en de politie verkoopsites kunnen monitoren. De tweede optie is om grotere partijen goederen te verkopen aan opkopers van restpartijen. Die kunnen ze vervolgens weer in het reguliere handelscircuit brengen. Gestolen goederen worden echter ook in kleinere hoeveelheden aan illegale kleinhandelaren doorverkocht, die ze vervolgens binnen hun eigen lokale netwerken verhandelen (Siegel, 2013). Deze manieren van heling hebben vooral betrekking op artikelen waarvan de herkomst moeilijk kan worden getraceerd, zoals cosmetica, kleding, elektrische gereedschappen, sigaretten of elektronica. Bijvoorbeeld luxe voertuigen, voertuigonderdelen en e-bikes gaan met name naar het buitenland.

    • Mobiel banditisme

      Mobiel banditisme kan in zekere zin worden beschouwd als een klassieke vorm van georganiseerde misdaad. Wanneer we het beperken tot Nederland, waren al in de zeventiende en achttiende eeuw zogenoemde plattelandsbendes actief, die soms goed georganiseerd en bewapend waren en bestonden uit mannen, vrouwen en kinderen. De mannen maakten zich schuldig aan diefstallen, inbraken en het afpersen van boeren door te dreigen hun boerderijen in brand te steken als er niet werd betaald (Spapens, 2016). Op jaarmarkten in de steden hielden de vrouwen zich bijvoorbeeld bezig met het aanbieden van het gokspelletje ‘balletje-balletje’, om door middel van trucjes naïevelingen die dachten wel te kunnen volgen onder welk bekertje het balletje lag, geld uit de zak te kloppen.1x Het spel wordt gespeeld met drie bekers. Onder één daarvan wordt een balletje gelegd, waarna de bekers snel worden verschoven. De speler wint als deze goed raadt onder welk bekertje het balletje ligt. Wanneer het spel eerlijk wordt gespeeld, is er een redelijke kans op succes. Door de speler af te leiden en vingervlugheid wordt de winstkans echter tot vrijwel nul gereduceerd (Spapens, 2008a). De kinderen werden bijvoorbeeld ingezet als zakkenrollers (Egmond, 1991).
      Een voorbeeld van een plattelandsbende is de zogenoemde Bende van de Witte Veer, die tussen 1720 en 1726 zijn kamp had opgeslagen in het destijds moeilijk toegankelijke Ravensbos nabij het Brabantse dorp Kaatsheuvel (Grootswagers, 1983). Nederland was destijds verdeeld in 200 onafhankelijke jurisdicties en de locatie lag precies op de grens van de toenmalige Meierij, de Baronie van Breda en Holland. De strafbare feiten werden met name gepleegd in Holland, waar de groep zich snel kon verplaatsen met behulp van de voor die tijd uitstekende infrastructuur van trekschuiten. De bende zorgde ervoor dat de eigen omgeving geen overlast ondervond. Sterker nog, een deel van de gestolen goederen werd tegen zachte prijzen verkocht aan de bewoners en ook corrupte gezagsdragers profiteerden mee. De aanpak van de groep kreeg dan ook weinig prioriteit. Daar kwam bij dat de lokale autoriteiten niet de menskracht hadden om op te treden tegen de omvangrijke bende – inclusief vrouwen en kinderen 200 tot 300 personen –, die bovendien goed bewapend was. Als de autoriteiten wel in sterkte verschenen, werd de groep snel geïnformeerd door bijvoorbeeld herbergiers die optraden als betaalde informanten. Na talrijke klachten vanuit Holland werd uiteindelijk in 1726 alsnog een grootschalige militaire actie ondernomen, waarbij ongeveer 60 leden werden aangehouden, met inbegrip van de leider ‘Swarten Johannes’, die later dat jaar met een aantal anderen ter dood werd gebracht. Plattelandsbendes waren ook in andere delen van Nederland actief en pas na de invoering van de eenheidsstaat in 1795 tijdens de Franse tijd, en het verdwijnen van de afzonderlijke jurisdicties enkele jaren daarna, wist de nieuw gevormde Gendarmerie in slechts een paar jaar tijd een einde te maken aan het probleem van plattelandsbendes (Spapens, 2016).
      Dit wil echter niet zeggen dat daarmee het verschijnsel van rondtrekkende dieven of oplichters verdween. Met de opkomst van het toerisme begonnen bijvoorbeeld reizende dieven op te duiken die zich richtten op welgestelden die verbleven in badplaatsen aan de Middellandse Zee en in chique hotels in landen als Spanje, Italië, Frankrijk, Rusland en Duitsland, terwijl sommigen zelfs tot in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en China opereerden (Villiod, 1905). In diens memoires beschrijft de voormalige Nederlandse commissaris van politie Henk Kallenborn hoe hij tussen de beide wereldoorlogen als vertegenwoordiger van de International Criminal Police Organization (ICPO), thans beter bekend als Interpol, te maken had met bijvoorbeeld internationale juwelendieven, fraudeurs, inbrekers, zakkenrollers en hoteldieven, afkomstig uit landen als Italië, Roemenië, Hongarije, Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en soms Zuid-Amerika (Kallenborn, 1953). Een speerpunt voor de ICPO was dan ook het verbeteren van de wereldwijde informatie-uitwisseling tussen de politiediensten.
      Mobiel banditisme stopte ook na de Tweede Wereldoorlog niet. Zo doken in de jaren 1970 in Amsterdam groepen op uit het toenmalige Joegoslavië, die op straat het aloude ‘balletje-balletje’ begonnen aan te bieden, met dezelfde oplichterstactieken als hun voorgangers in de zeventiende eeuw. Daarbij verbaasden ze zich over de naïviteit van de locals en toeristen, die in de loop der tijd de trucs kennelijk waren vergeten (Bovenkerk, 2001). Het onderwerp kwam echter met name terug op de agenda na de val van het IJzeren Gordijn in 1989. Dit bood mobiele bendes uit de voormalig communistische Oost- en Zuidoost-Europese landen de mogelijkheid om naar landen in West-Europa te reizen en aldaar vermogensdelicten te plegen. Ze richtten zich met name op goederen waarvoor in de landen van herkomst op dat moment een goede afzetmarkt was, zoals auto’s, voertuigonderdelen, luxegoederen en cosmetica.
      Hoewel deze goederen nog altijd aantrekkelijk zijn voor diefstal, zijn er ook enkele verschuivingen zichtbaar. Zakkenrollers bijvoorbeeld, zijn zich, nu minder mensen contant geld bij zich hebben, gaan richten op het stelen van smartphones (Mouris et al., 2023a, 2023b; Laskai et al., 2023). Ook in de herkomstlanden lijkt sprake van enkele veranderingen. Zo waren in Nederland aan het begin van deze eeuw autodieven uit Polen actief, maar die lijken de laatste jaren van het toneel te zijn verdwenen (Korps landelijke politiediensten [KLPD], 2005). Ook modi operandi zijn deels aangepast. Dat geldt bijvoorbeeld voor de praktijk van het ‘skimmen’ van bankpassen bij geldautomaten, waaraan door de invoering van passen met een chip een einde kwam. Dat geldt overigens niet voor de methode van het ‘over de schouder meekijken’ wanneer iemand de pincode intoetst, waarna de pas wordt gerold. Voorts zijn Oost-Europese landen zoals Litouwen tegenwoordig niet alleen een herkomstland van mobiele bendes, maar door de toegenomen welvaart ook een bestemmingsland geworden voor dadergroepen uit Zuidoost-Europa (Mouris et al., 2023b).
      Door de globalisering, het gemak van reizen en gedaalde prijzen van intercontinentaal vliegverkeer is mobiel banditisme verder geïnternationaliseerd. Zo werden in Nederland incidenteel woninginbrekers uit bijvoorbeeld Brazilië of Chili gesignaleerd, en een aantal jaren geleden was zelfs een criminele groep uit Mongolië actief met het plegen van autodiefstallen (Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, 2012). Een nieuwe ontwikkeling zijn uit veilige landen afkomstige daders, die zich aanmelden als asielzoeker en vanuit de opvangcentra in wisselende samenstellingen vermogensdelicten plegen, onder andere op en in de omgeving van treinstations in de grote steden. Zij verplaatsen zich ook van het ene Europese land naar het andere, doorgaans nadat de asielaanvraag is afgewezen (Laskai et al., 2023; Mouris et al., 2023a, 2023b).
      Daarmee is niet gezegd dat mobiele bendes per definitie uit het buitenland afkomstig zijn. Zo worden in Nederland groepen uit de Romagemeenschap in verband gebracht met onder andere het in uiteenlopende gemeenten stelselmatig plegen van winkeldiefstallen en met het benaderen van slachtoffers aan huis met zogenoemde ‘babbeltrucs’ om pincodes los te krijgen en bankkaarten te stelen, waarna er grote geldbedragen worden opgenomen (Sollie et al., 2013). Een ander voorbeeld is het ontstaan van een netwerk van plofkrakers die zowel in eigen land als in Duitsland, met name op het platteland, aanslagen plegen op geldautomaten (zie Blaauw in dit nummer). Vanuit België en het grensgebied van Noord-Frankrijk opereren bijvoorbeeld criminele groepen uit het milieu van het grand banditisme, die zich specialiseren in het overvallen van banken en waardetransporten, ook in Nederland (Spapens, 2008b).

      In het algemeen kan op het Europese continent onderscheid worden gemaakt tussen twee typen dadergroepen (Siegel, 2013; Savona & Anastasio, 2020). Om te beginnen zijn er professionele mobiele bendes die onder meer in verband worden gebracht met diefstallen van dure voertuigen, airbags en andere waardevolle onderdelen uit voertuigen, en gps-apparatuur die voor precisielandbouw wordt gebruikt op agrarische bedrijven, plofkraken en bedrijfsdiefstallen. Het gaat veelal om ‘hit and run’-groepen, die vanuit het land van herkomst afreizen naar een bestemmingsland, de strafbare feiten plegen en daarna direct weer terugreizen. Een enkele keer betreft het groepen die voor korte periodes in Nederland verblijven (Spapens, 2008b; Siegel, 2013). Binnen de EU gaat het met name om dadergroepen die afkomstig zijn uit Oost-Europa, met de nadruk op de regio Kaunas in Litouwen (Siegel, 2013, 2014). De gestolen goederen worden, zo wordt vermoed, vooral afgezet in Belarus en Rusland. Een tiental jaar geleden legde Rusland bijvoorbeeld restricties op aan de import van Nederlandse kaas, waardoor ook dat product aantrekkelijk is geworden voor diefstallen (Bas, 2023). Professionele mobiele bendes zijn veelal samengesteld uit personen die al over de nodige criminele ervaring beschikken en maken gebruik van uiteenlopende en soms geavanceerde technische hulpmiddelen, bijvoorbeeld om de beveiliging van dure auto’s te omzeilen.
      In de tweede plaats gaat het om dadergroepen die gebaseerd zijn op familie- of clanbanden. Dergelijke groepen zijn vaak afkomstig uit gemarginaliseerde bevolkingsgroepen in de Zuidoost-Europese en Balkanlanden (Siegel, 2013; Mouris et al., 2023b). Ze bestaan doorgaans uit mannen, vrouwen en kinderen. Het kan gaan om ouders die hun eigen kinderen meenemen en strafbare feiten laten plegen, maar ook om kinderen van andere leden van de ‘extended family’. Deze groepen verblijven doorgaans enkele weken of maanden in de landen waar ze de strafbare feiten plegen, alvorens ze verder trekken, of ze vestigen zich tijdelijk in grensgebieden van waaruit ze meerdere landen kunnen bestrijken. Als tijdelijke verblijfplaats wordt onder andere gebruik gemaakt van vakantieparken en woningen die worden verhuurd door louche huisjesmelkers in grotere steden, maar ook van woonruimte die ter beschikking wordt gesteld door familie- of clanleden die zich meer permanent in Nederland of België hebben gevestigd (Siegel, 2013; Van Gestel, 2017a; Mouris et al., 2023a). Dit type mobiele bendes is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor winkeldiefstallen, woninginbraken, metaaldiefstallen, ladingdiefstallen door middel van ‘zeilensnijden’, de verkoop van nepgouden sieraden, zakkenrollen en, hoewel dat niet per se strafbaar hoeft te zijn als het zonder dwang gebeurt, bedelen. Goederen die afkomstig zijn van winkeldiefstal zouden vooral aan helers in Nederland worden verkocht. In diverse opsporingsonderzoeken werd vastgesteld dat winkeldieven ter plekke van helers, telefonisch of via whatsapp, instructies kregen welke van de in de winkel aanwezige spullen moesten worden gestolen, zoals bepaalde merken cosmetica. Ook werd gesignaleerd dat mobiele bendes die op Nederlandse vakantieparken verbleven, bezoek kregen van potentiële kopers van gestolen waar (Mouris et al., 2023a, 2023b). Voor gestolen smartphones lijkt sprake van een internationaal helersnetwerk: na in Nederland te zijn gestolen doken deze bijvoorbeeld al na enkele dagen op in landen zoals Spanje. Hoewel de modi operandi van deze op familiebanden gebaseerde mobiele bendes al met al weinig subtiel zijn en nauwelijks zijn veranderd in vergelijking met die van hun voorgangers in de zeventiende en achttiende eeuw, werken ze om dezelfde redenen nog altijd prima. Centraal daarbij staan beweeglijkheid en het gebruik maken van grenzen tussen jurisdicties.
      Mobiele bendes hoeven, tot slot, niet louter te bestaan uit personen die vrijwillig aan het plegen van strafbare feiten deelnemen, maar er kan ook sprake zijn van slachtoffers van criminele uitbuiting (Laskai et al., 2023; Mouris et al. 2023a, 2023b; zie ook Mouris, Spapens & Siegel in dit nummer). Zowel in Nederland als in andere EU-lidstaten worden zij daarnaast ingezet als katvangers, om bijvoorbeeld op hun naam telefoonabonnementen af te sluiten of voertuigen te huren. Daarmee krijgen de leden van mobiele bendes de beschikking over telefoons met Nederlandse mobiele nummers of voertuigen met Nederlandse kentekens, waardoor zij minder opvallen. Bovendien worden de rekeningen niet betaald en zijn de opgebouwde schulden bij de katvangers niet te innen. Daarnaast kan het inschakelen van minderjarige kinderen per definitie worden beschouwd als een vorm van criminele uitbuiting (Cels et al., 2017; Mouris et al., 2023a, 2023b; Laskai et al., 2023).

    • Dit nummer

      In dit themanummer gaat Hans Blaauw in op de aanpak van Nederlandse dadergroepen die in Duitsland actief zijn met het plegen van plofkraken op geldautomaten. In dat verband is een structurele vorm van samenwerking tot stand gebracht tussen de Nationale Politie en de Duitse politiediensten. Blaauw analyseert deze vanuit het perspectief van collaborative governance aan de hand van een model waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke factoren een rol spelen bij de dynamiek van deze politiële samenwerking en hoe deze elkaar wederzijds beïnvloeden.
      Vervolgens laten Carmen-Silva Sergiou, Henk Elffers en Jean-Louis van Gelder zien waarop inbrekers letten bij het kiezen van woningen als doelwit, of waarom zij panden juist niet aantrekkelijk vinden. Daarbij is een innovatieve methode gebruikt waarbij twee woonwijken virtueel werden ‘nagebouwd’. Participanten met ervaring als woninginbreker konden door deze virtuele omgeving navigeren, waarbij hun bewegingen werden gevolgd en opgenomen, waarna hun achteraf werd gevraagd hardop uit te spreken welke zaken opvielen en op welke punten zij woningen al dan niet uitkiezen. Deze methode levert rijke informatie op, blijkt geschikt om resultaten van eerder onderzoek te repliceren, en biedt de mogelijkheid om gemakkelijk uiteenlopende contextuele factoren te variëren.
      In het artikel van Melina Mouris, Toine Spapens en Dina Siegel staat criminele uitbuiting in de context van mobiel banditisme centraal. Die kan betrekking hebben op het dwingen van volwassenen tot het plegen van strafbare feiten, of het daarvoor inschakelen van minderjarigen in dadergroepen die op familie- of clanbanden zijn gebaseerd. Een meer recent fenomeen is het inzetten van kwetsbare personen als katvangers. De auteurs zetten uiteen hoe mobiele bendes daarbij te werk gaan, en gaan in op verklaringen voor dit fenomeen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan mogelijke interventies, in de zin van (combinaties van) repressie, preventie of het vergroten van weerbaarheid, die publieke en private actoren kunnen toepassen om het probleem tegen te gaan.
      Tot slot gaan Emma Jaspaert en Toine Spapens in op traditionele vermogenscriminaliteit in Nederland vanuit een plattelandsperspectief. Op basis van uiteenlopende indicatoren identificeren zij 40 gemeenten en 33 politiële basisteams die in Nederland als het meest landelijk kunnen worden beschouwd. In lijn met eerder onderzoek constateren de auteurs dat vermogenscriminaliteit op het platteland minder een rol speelt dan in stedelijke gebieden. Tussen respectievelijk de landelijke gemeenten en politiële basisteams onderling zijn er echter aanzienlijke verschillen, die onder andere te maken lijken te hebben met de mate waarin zij worden geconfronteerd met mobiele bendes, die op het platteland actiever zijn dan in stedelijke gebieden.

    • Literatuur
    • Bas, J. (2023, 6 mei). ‘Die kazen verdwijnen zo naar Oost-Europa’. Brabants Dagblad.

    • Beerthuizen, M., Tollenaar, N., & Van der Laan, A. (2016). Monitor Veelplegers 2016. Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003 tot en met 2014. WODC.

    • Bernasco, W. (2006). Co-offending and the choice of target areas in burglary. Journal of Investigative Psychology and Offender Profiling, 3, 139-155.

    • Bernasco, W. (2009). Modeling micro-level crime location choice: application of the discrete choice framework to crime at places. Journal of Quantitative Criminology, 26(1), 113-138.

    • Bernasco, W. (2018). Mobility and location choice of offenders. In G. Bruinsma & S. Johnson (Eds.), The Oxford handbook of environmental criminology (pp. 732-754). Oxford University Press.

    • Bernasco, W., & Kooistra, T. (2010). Effects of residential history on commercial robbers’ crime location choices. European Journal of Criminology, 7(4), 251-265.

    • Bernasco, W., & Nieuwbeerta, P. (2005). Modeling micro-level crime location choice: application of the discrete choice framework to crime at places. British Journal of Criminology, 44, 296-315.

    • Bervoets, E., Corsel, M., Fortuin, G., Kaal, K., & Van de Ven, M. (2021). Doorbraak verzocht. Van de Ven Management, Training en Advies

    • Boerman, F., Grapendaal, M., Nieuwenhuis, F., & Stoffers, E. (2017). Nationaal dreigingsbeeld 2017. Georganiseerde criminaliteit. Nationale Politie. Dienst Landelijke Informatieorganisatie.

    • Bonger, W. (1905). Criminalité et conditions économiques. G.P. Tierie.

    • Bovenkerk, F. (2001). Misdaadprofielen. Meulenhoff.

    • Cels, S., De Jong, J., & Groenleer, M. (2017). Gezocht pioniers. Srategische samenwerking in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. Boom bestuurskunde.

    • Christiaensen, S. (1989). Hold-up, diefstal gewapenderhand, diefstal met geweld en bedreiging: een probleem van de vlag en de lading. Panopticon, 10(6), 525-547.

    • Cohen, L., & Felson, M. (1979). Social change and crime rate trends: a routine activity approach. American Sociological Review, 44(4), 588-608.

    • De Ruyver, B. (Red.). (2006). Rondtrekkende dadergroepen: grensoverschrijdend beleid. Politeia.

    • De Waard, J. (2017). Criminology’s dirty little secret: hoe de daling van de criminaliteit bijna geheel voorbijging aan de Nederlandse criminologie. In C. Bijleveld & P. van der Laan (Red.), Liber amicorum Gerben Bruinsma (pp. 333-345). Boom criminologie.

    • De Waard, J. (2023). Woninginbraak in Nederland: de stand-van-zaken in 2023. Ministerie van Justitie en Veiligheid (intern).

    • Egmond, F. (1991). In bad company [Proefschrift]. Erasmus Universiteit Rotterdam.

    • Federale Politie. (2007). De aanpak van rondtrekkende dadergroeperingen: een actualisatie.

    • Federale Politie. (z.d.). Statistieken criminele feiten grafiek. Geraadpleegd op 23 juli 2024, van www.politie.be/statistieken/nl/criminaliteit/criminele-feiten/grafiek

    • Ferwerda, H., Arts, N., De Bie, E., & Van Leiden, I. (2005). Georganiseerde autodiefstal. Advies- en Onderzoeksgroep Beke.

    • Ferwerda, H., Van Ham, T., Scholten, L., & Jager, D. (2016). Focus op heling. Bureau Beke.

    • Goethals, J., & Peters, T. (1991). Straatberovingen als stadsprobleem. Panopticon, 12(6), 560-574.

    • Grootswagers, K. (1983). De historie van het Loonse kerkdorp Kaatsheuvel. Uitgeverij Brabantia Nostra.

    • Hackmann, A. (2023, 21 augustus). Mobiel banditisme jaagt brutaal op lucratieve e-bikes. Nieuwsfiets.nu.

    • Hardyns, W., & Khalfa, R. (2022). Woninginbraken tijdens COVID-19: de performantie van een voorspellend criminaliteitsmodel in tijden van pandemie. Tijdschrift voor Criminologie, 64(4), 372-395.

    • Huisman, C., & Stoker, E. (2013, 10 augustus). ‘Vroeger waren het de Polen, nu de Roemenen’. De Volkskrant.

    • Inspectie Veiligheid en Justitie. (2014). Aanpak overvalcriminaliteit.

    • Kallenborn, J. (1953). Strijd tegen internationale misdadigers. Uitgeverij Keesing.

    • Kapteyn, P. (1989). Winkeldiefstal in Europees perspectief. Gouda Quint.

    • Korps landelijke politiediensten (2005). Misdaad zonder grenzen. Eindrapportage van het project Polaris.

    • Kruisbergen, E., Haas, M., Van Es, L., & Snijders, J. (2021). De pandemie als criminologisch experiment. Justitiële verkenningen, 47(3), 9-34.

    • Kuppens, J., De Vries-Robbé, E., Van Leiden, I., & Ferwerda, H. (2006). Zware jongens op de weg, een onderzoek naar georganiseerde diefstal in de wegtransportsector. Advies- en Onderzoeksbureau Beke.

    • Kuppens, J., Wolsink, J., Van Esseveldt, J., & Ferwerda, H. (2020). Fietsdiefstal in Nederland. Van fenomeen naar aanpak. Bureau Beke.

    • Laskai, A., Siegel, D., Mouris, M., & Spapens, T. (2023). Mobile banditry and criminal exploitation: challenges, interventions and policies. Project IMOBEX, deliverable 3.2.

    • Ministerie van Justitie en Veiligheid. (2023, 22 augustus). Antwoorden Kamervragen over het bericht ‘Rondtrekkende bendes vaker betrokken bij diefstallen in Nederland’.

    • Mouris, M., Spapens, T., Groenleer, M., & Vig, J. (2023a). Mobile banditry and criminal exploitation: the results of the IMOBEX organised crime field lab. Project IMOBEX, deliverable 4.1.

    • Mouris, M., Spapens, T., Nitu, M., Siegel, D., Dobryninas, A., & Pociené, A. (2023b). Mobile banditry and criminal exploitation: mapping the current situation in Europe. Project IMOBEX, deliverable 2.2.

    • Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing. (2012). Integrale aanpak van mobiel banditisme 2012-2015. NPC, Taskforce criminaliteit tegen bedrijven.

    • Peeters, M. (2016). De intrinsieke inbraakgevoeligheid van woningen: de invloed van omgevingscriminologische kenmerken op huis-, straat- en buurtniveau op het inbraakrisico van woningen [Proefschrift]. Universiteit Gent.

    • Peeters, M., Van Daele, S., & Vander Beken, T. (2018). Adding to the mix: a multilevel analysis of residential burglary. Security Journal, 31(2), 389-409.

    • Rovers, B., & Mesu, S. (2015). Woningovervallen op ouderen: een zeldzaam, maar heftig fenomeen. Justitiële verkenningen, 41(6), 85-98.

    • Rusev, A., Bezlov, T., Krastev, V., Janssens, J., Monbailliu, C., John, S., Von Lampe, K., Lalam, N., Terenghi, F., Rademaker, D., Hutten, L., Vig, J., & Marchio, V. (2023). Organised vehicle crime in Europe: barriers to prevent vehicle theft and online distribution of stolen vehicles and vehicle parts (J. Janssens & C. Monbailliu, Eds.). Centrum voor Criminaliteitspreventie.

    • Savona, U., & Anastasio, M. (2020). Organised property crime in the EU. European Union.

    • Siegel, D. (2013). Mobiel banditisme. Oost- en Centraal-Europese rondtrekkende criminele groepen in Nederland. Universiteit Utrecht en Reed Business.

    • Siegel, D. (2014). Lithuanian itinerant gangs in the Netherlands. Kriminologijos studijos, 2, 5-40.

    • Siegel, D., Dobryninas, A., & Becucci, S. (Eds.). (2022). Covid-19. Society and crime in Europe. Springer.

    • Sollie, H., Wijkhuijs, V., Hilhorst, W., Van der Wal, R., & Kop, N. (2013). Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond. Boom Lemma uitgevers.

    • Spapens, T. (2008a). Crime problems related to gambling, an overview. In T. Spapens, A. Littler, & C. Fijnaut (Eds.), The regulation of gambling and the role of crime and addiction (pp. 19-54). Martinus Nijhoff.

    • Spapens, T. (2008b). Georganiseerde misdaad en strafrechtelijke samenwerking in de Nederlandse grensgebieden. Intersentia.

    • Spapens, T. (2016). North Brabant: a brief history of a hotbed of organised crime. In G. Antonopoulos (Ed.), Illegal entrepreneurship, organized crime and social control: essays in honor of Professor Dick Hobbs (pp. 57-72). Springer.

    • Spapens, T. (2017). Van meerdere markten thuis? Sdu uitgevers.

    • De Standaard. (2014, 20 augustus). België telt 660 inbrekersbendes.

    • TAPA. (2022, 2 september). €171M of cargo thefts in 18 months [Persbericht].

    • De Telegraaf. (2014, 24 januari). Een op drie inbrekers België uit buitenland.

    • Townsley, M., Birks, D., Ruiter, S., Bernasco, W., & White, G. (2016). Target selection models with preference variation between offenders. Journal of Quantitative Criminology, 32, 283-304.

    • Van Daele, S., & Vander Beken, T. (2010). Bovenlokale criminaliteit: rondtrekkende daders. In B. de Ruyver, P. Ponsaers, G. Vermeulen, & T. Vander Beken (Red.), Strafrechtshandhaving in België en Nederland (pp. 75-86). Maklu.

    • Van Daele, S., Vander Beken, T., & De Ruyver, B. (2008). Rondtrekkende dadergroepen: een empirische toets. Panopticon, 29(4), 25-39.

    • Van Daele, S., Vander Beken, T., & Bruinsma, G. (2012). Does the mobility of foreign offenders fit the general pattern of mobility? European Journal of Criminology, 9(3), 290–308

    • Van de Mheen, D., & Gruter, P. (2007). Helingpraktijken onder de loep. Impressies van helingcircuits in Nederland. Boom Juridische uitgevers.

    • Van de Sande, S. (2023, 8 november). Rondtrekkende bendes doen criminaliteitscijfers stijgen: ‘Gelukkig kunnen we ook veel daders oppakken’. Nieuwsblad.

    • Van den Engel, A., & Prummel, E. (2007). Organised theft of commercial vehicles and loads in the European Union. European Parliament.

    • Vandeviver, C., & Bernasco, W. (2019). ‘Location, location, location’: effects of neighborhood and house attributes on burglars’ target selection. Journal of Quantitative Criminology, 36, 779-821.

    • Vandeviver, C., & Steenbeek, W. (2019). The (in)stability of residential burglary patterns on street segments: the case of Antwerp, Belgium 2005-2016. Journal of Quantitative Criminology, 35(1), 111-133.

    • Vandeviver, C., Van Daele, S., & Vander Beken, T. (2015a). What makes long crime trips worth undertaking? Balancing costs and benefits in burglars’ journey to crime. British Journal of Criminology, 55(2), 399-420.

    • Vandeviver, C., Neutens, T., Van Daele, S., Geurts, D., & Vander Beken, T. (2015b). A discrete spatial choice model of burglary target selection at the house-level. Applied Geography, 64, 24-34.

    • Van Dijk, J. (2008). The world of crime. Sage.

    • Van Dijk, J., Huisman, W., & Nieuwbeerta, P. (2018). Actuele criminologie (10e dr.). Sdu Uitgevers.

    • Van Gestel, B. (2014). Facilitering van mobiele bendes. WODC.

    • Van Gestel, B. (2017a). Dievenbendes uit Oost-Europa: over de lokale inbedding van mobiele bendes en relaties met landgenoten. In C. Bijleveld & P. van der Laan (Red.), Liber amicorum Gerben Bruinsma (pp. 144-151). Boom criminologie.

    • Van Gestel, B. (2017b). ‘Is daar nog werk voor zakkenrollers?’ Over mobiele bendes en de betekenis van criminaliteit. Tijdschrift voor Criminologie, 59(4), 360-375.

    • Van Gestel, B., & Kouwenberg, R. (2016). Over grenzen op dievenpad. WODC.

    • Van Ours, J., & Vollaard, B. (2013). The engine immobilizer: a non-starter for car thieves (CentER Discussion Paper; Vol. 2013-004). Economic.

    • Van Sintemaartensdijk, I., & Meenaghan, A. (2024). The use of XR technology in criminological research: a scoping review. Journal of Experimental Criminology. https://doi.org/10.1007/s11292-024-09614-z

    • Van Sintemaartensdijk, I., Van Gelder, J., Van Prooijen, J., Nee, C., Otte, M., & Van Lange, P. (2024). Assessing the deterrent effect of symbolic guardianship through neighbourhood watch signs and police signs: a virtual reality study. Psychology, Crime & Law, 30(1), 1-21.

    • Villiod, E. (1905). Comment on nous vole. Comment on nous tue. Maison d’édition.

    • Vollaard, B. (2010). Het effect van langdurige opsluiting van veelplegers op de maatschappelijke veiligheid. Reed Business.

    • Vollaard, B., & Van Ours, J. (2010). Does regulation of built-in security reduce crime? Evidence from a natural experiment (CentER Discussion Paper; Vol. 2010-45). Tilburg Microeconomics.

    • Weerman, F. (2017). Social media en smartphones als verklaring voor de daling in jeugdcriminaliteit? Justitiële verkenningen, 43(1), 71-87.

    Noten

    • 1 Het spel wordt gespeeld met drie bekers. Onder één daarvan wordt een balletje gelegd, waarna de bekers snel worden verschoven. De speler wint als deze goed raadt onder welk bekertje het balletje ligt. Wanneer het spel eerlijk wordt gespeeld, is er een redelijke kans op succes. Door de speler af te leiden en vingervlugheid wordt de winstkans echter tot vrijwel nul gereduceerd (Spapens, 2008a).


Print dit artikel