Brown, M. & Carrabine, E. (2017). Routledge International Handbook of Visual Criminology. London: Routledge.
Decorte, D. & Zaitch, D. (Eds.) (2016). Kwalitatieve Methoden en Technieken in de Criminologie (3de editie). Leuven: Acco Uitgeverij.
Ferrell, J. (2009). Kill method. A provocation. Journal of Theoretical and Philosophical Criminology, 1(1), 1-22.
Ferrell, J., Hayward, K. & Young, J. (2015). Cultural Criminology. An invitation (2de editie). London: Sage.
Fleetwood, J., Presser, L., Sandberg, S. & Ugelvik, T. (Eds.) (2019). The Emerald Handbook of Narrative Criminology. London: Emerald.
Hillyard, P., Pantazis, C., Tombs, S. & Gordon, D. (Eds.) (2004). Beyond Criminology: Taking harm seriously. London: Pluto Press.
Hine, C. (2015). Ethnography for the Internet. Embedded, embodied and everyday. London: Bloomsbury Academic.
Mcclanahan, B. & South, N. (2020). ‘All Knowledge Begins with the Senses’: Towards a Sensory Criminology. The British Journal of Criminology, 60(1), 3-23.
O’Neill, M. (2010). Cultural criminology and sex work: Resisting regulation through radical democracy and participatory action research (PAR). Journal of Law and Society, 37(1), 210-232.
Young, J. (2011). The Criminological Imagination. Londen: Polity Press.
Criminologen werken veelal met verborgen of gemarginaliseerde populaties, waarbij ze zich verdiepen in gevoelige onderwerpen en transgressieve praktijken. Vaak proberen ze inzichten te verwerven in de ervaringen en de fenomenologie van criminaliteit, criminaliteitscontrole en slachtofferschap. Het criminologisch domein kenmerkt zich dan ook door levendige methodologische discussies, die zich ook afspelen in andere disciplines (bijvoorbeeld antropologie, sociologie en politieke wetenschappen, mediastudies, ontwikkelingsstudies, enz.). In de voorbije decennia zien we talrijke methodologische innovaties én groeiende aandacht voor kwalitatieve onderzoeksmethoden (zie Decorte & Zaitch, 2016). Kritisch, reflexief en origineel werk is verricht door gebruik te maken van etnografie (klassieke etnografie, maar ook instant, liquid, multi-sited etnografieën (Ferrell, Hayward & Young, 2015), narratieve (Fleetwood, Presser, Sandberg & Ugelvik, 2019), visuele (Brown & Carrabine, 2017), sensory (McClanahan & South, 2020), participatieve (O’Neill, 2010) en online/virtuele (Hine, 2015) methoden – om er maar enkele te noemen.
Deze ontwikkelingen zijn niet uitsluitend terug te brengen tot intellectuele spitsvondigheden en een streven naar innovatie omwille van nieuwigheid an sich. We hebben adequate tools en benaderingen nodig om de hedendaagse sociale realiteit en context te begrijpen. De huidige geglobaliseerde realiteit en de crisis van het kapitalisme en state governance brengen uiteenlopende soorten van sociale schade (Hillyard et al., 2004) met zich mee: ontwrichting, uitsluiting, toezicht, opsluiting, verarming, geestdodend consumentisme, existentiële onzekerheid en grootschalige milieuschade (Ferrell, 2009). Als we diepgaande inzichten in dergelijke fenomenen en dynamieken willen verwerven, zijn creatieve, reflexieve en interventionistische epistemologieën en methodologieën essentieel. Meer en meer zijn (culturele) criminologen bezig met het innoveren van klassieke methoden, zoals open interviews, en het experimenteren met relatief nieuwe onderzoeksmethoden zoals visuele methoden (inclusief het gebruik van films), online etnografie, biografische en narratieve methoden, netwerkanalyse, big data-onderzoek of PAR (participatief actieonderzoek).
Tegelijkertijd mogen we niet uit het oog verliezen dat het veld van de criminologie – waar veel van de bovengenoemde onderwerpen aan bod komen – ook aan een ‘methodologisch fetisjisme’ lijdt (Ferrell, 2009). De dominante kwantitatieve onderzoeksmethoden zouden bovendien bijdragen aan mystificatie van de sociale realiteit en de politiek van het dagelijkse leven (Young, 2011). Dit vertaalt zich tevens naar een doorgedreven techniciteit van de ‘methoden’ van onze onderzoek(svoorstellen), met termen zoals feasibility die onzekerheid willen uitwissen en allerlei risico’s (en wellicht creativiteit) trachten in te dammen.
De internationale conferentie getiteld Between Edges and Margins: Innovative Methods in the Study of Deviance (Universiteit Gent, 13-14 september 2018) werd georganiseerd vanuit dergelijke bedenkingen en bezorgdheden. Het vertrekpunt was als volgt: afstand nemen van de actuariële wetenschap en afstandelijke methoden van criminologisch onderzoek, streven naar betrokkenheid, aandacht voor betekenisgeving, reflexiviteit, creativiteit en uiteindelijk progressieve transformaties. Concreet was het onze doelstelling om discussies en nieuwe samenwerkingsverbanden tussen disciplines en vakgebieden (zoals praktijkmedewerkers, kunstenaars, ervaringsdeskundigen en academici) te bevorderen.
De conferentie en het groeiende netwerk eromheen was opgezet door de Universiteit Gent, University of Kent, Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit Brussel, Porto University en de Working Group on Qualitative Methodologies and Epistemologies van de European Society of Criminology. Vele interessante presentaties en discussies vonden plaats tijdens de conferentie, bijvoorbeeld over het maken van etnografische participatieve documentaires met sekswerkers; het gebruik van 3D-tools met hangjongeren, kunst en muziek met gedetineerden, en innovatieve strategieën om elites te bestuderen. De centrale boodschap van vele bijdragen tijdens de conferentie was dat actieve ‘betrokkenheid’ van participanten in het onderzoeksproces – dus niet onderzoek naar, maar onderzoek met – kan bijdragen aan betekenisvolle sociale verandering. Bijvoorbeeld: participerend actieonderzoek naar criminaliteit en de reacties daarop kunnen, volgens vele onderzoekers aanwezig tijdens de conferentie, niet alleen resulteren in beleidsaanbevelingen maar ook in directe empowerment van gemarginaliseerde of achtergestelde populaties die slachtoffer worden van misdaad of van het strafrechtelijke apparaat.
Daarnaast slaat ‘betrokkenheid’ tevens op ons als onderzoekers: als academici die zich niet ‘buiten’ de onderzochte sociale realiteit bevinden, die zich in hun werkveld onderdompelen, die er een zekere transformatieve agenda op nahouden, die een maatschappelijk engagement aangaan en die reflexief zijn.
De artikelen in dit themanummer van het Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit zijn voortgekomen uit de papers die tijdens de Between Edges & Margins-conferentie zijn gepresenteerd.
Het eerste artikel Conflict narratives and conflict handling strategies in intercultural contexts: Reflections from an action research project based on restorative praxis van Brunilda Pali gaat over actieonderzoek naar restorative justice. Pali’s methodologische reflecties zijn gebaseerd op een grootschalig internationaal onderzoeksproject dat zich op conflictnarratieven in interculturele stedelijke contexten richtte. Het is de ambitie van de onderzoekers om deze narratieven te transformeren door interventies in conflictsituaties, gebaseerd op het herstelrechtelijke gedachtegoed. Het project richtte restorative interventies op in vier landen en stimuleerde lokale participatie, ontmoetingen en dialoog op gemeenschappelijk niveau, dit met conflictbeheersing voor ogen. Het hoofddoel was een gevoel van veiligheid en rechtvaardigheid te creëren dat verankerd is in de leefwereld van de betrokken gemeenschappen. Dit is opgezet als alternatief voor (on)veiligheidsdiscoursen die sociale conflicten als onvermijdelijk en als kenmerkend voor interculturele contexten beschouwen.
Pali focust in haar artikel op de situatie in één van de vier gevalsstudies, de sociale huurwoningen in Wenen, waar conflicten zijn ontstaan tussen bewoners met verschillende culturele achtergronden. Door middel van interviews, participerende observaties, workshops, focusgroepen, bewonersbijeenkomsten, participatieve filmproducties en samenwerking met lokale organisaties die conflicten opvolgen, laat Pali zien hoe sociale actoren van elkaar leren, hoe over gemeenschappelijke problemen wordt onderhandeld en hoe die worden aangepakt. Anders dan klassieke onderzoeken (zoals etnografie of beleidsonderzoek) die eerder gericht zijn op het beschrijven van de leefwereld van bewoners of het optimaliseren van top-down interventies, laat actieonderzoek toe om sociale problemen te bespreken en te herdefiniëren, en krijgen de betrokkenen de kans om te reflecteren over eigen sociale en werkpraktijken en om deze te veranderen.
In hun artikel Prepping and Verstehen – A narrative criminological perspective over doomsday preppers in de VS (mensen die zich voorbereiden op een apocalyps), stellen Michael Mills en Jennifer Fleetwood dat in hun streven naar criminologisch Verstehen, culturele criminologen veel kunnen leren van de manier waarop mensen praten, communiceren en verhalen vertellen. Als belangrijke referenten binnen de relatief nieuwe ‘narratieve’ criminologie bieden beide etnografen eerst een korte uiteenzetting van de centrale ideeën van deze stroming. Terwijl culturele criminologen primair gefocust zijn op edgework – op de onmiddellijke ervaringen van mensen met betrekking tot misdaad – prioriteren narratieve criminologen in hun etnografische onderneming de narratieve constructies (verhalen) waardoor mensen betekenis geven aan die ervaringen voor, tijdens en nadat ze plaatsvinden.
De prepping subcultuur ontstond in de VS na 2008 en bestaat met name uit rechtsgeoriënteerde personen die zich voorbereiden om een grootschalige catastrofe (kernaanval, pandemie, ramp, oorlog) onafhankelijk te kunnen overleven. De eerste auteur heeft vele uren doorgebracht in en rond de huizen van meer dan vijftig preppers in achttien Amerikaanse staten. Prepping is een narratief-geladen onderneming waar mensen intensief verhalen delen (face-to-face en online) over toekomstige rampscenario’s, plannen, overlevingstechnieken en -strategieën. Preppers zijn ook een hard-to-reach en verborgen populatie: veel van hen houden hun praktijken geheim voor niet-preppers, en dit maakt traditionele participerende observaties moeilijk.
Mills en Fleetwood beschouwen de waarde van verhalen (storytelling) op twee vlakken. Ten eerste, door aandacht te besteden aan de verhalen en hiernaar te luisteren, deze narratieven te delen en te respecteren, kunnen narratieve criminologen makkelijker toegang krijgen tot gestigmatiseerde en verborgen populaties. Ten tweede vestigen de auteurs aandacht op de interactie van narratieven met directe ervaringen van preppers. In het bijzonder stellen ze dat de betekenis van, betrokkenheid bij en spanning van de prepping levensstijlen gevormd worden door ‘momenten’ binnen hun verhalen.
Het volgende artikel van Erin Sanders-McDonagh en Lucy Neville is getiteld Walk this way: The impact of mobile interviews on research with sex workers. Het artikel bespreekt de waarde van mobiele interviews (of ‘wandelinterviews’). In dit geval vonden de interviews plaats in het verlengde van een etnografisch onderzoek dat is uitgevoerd met hulpverleners (o.a. drop-in en outreach-diensten) in Londen die werken met sekswerkers op straat en met de sekswerkers zelf. De auteurs hielden aanvankelijk klassieke semigestructureerde interviews met vrouwen bij de inloopdiensten, maar stuitten op een aantal ethische en logistieke problemen die hen ertoe brachten alternatieve methodologische benaderingen te overwegen. Het artikel toont overtuigend en met voorbeelden aan dat meelopen met de participanten unieke inzichten geeft in de realiteit en de ervaringen van vrouwen die op straat werken evenals van het outreach-team. Deze methode liet Sanders-McDonagh en Neville toe om moeilijk te bereiken en kwetsbare groepen te betrekken, diepgaande inzichten te verwerven in hun leefwereld op een ethisch verantwoorde manier.
Het vierde artikel van Ciska Wittouck en Gwen Herkes is De emotionele beleving van kwalitatief onderzoekers bij onderzoek naar kwetsbare groepen en gevoelige thema’s. Op basis van hun ervaringen met onderzoek naar kwetsbare groepen en gevoelige onderwerpen (o.a. slachtoffers van mensensmokkel en asielzoekers in ruimere zin, mensen die een naaste hebben verloren door zelfdoding, personen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten plegen) en een bijzonder grondig narratief literatuuronderzoek, leveren de auteurs een belangrijke bijdrage aan onze kennis omtrent de (emotionele) beleving van kwalitatief onderzoek door onderzoekers. Wittouck en Herkes bespreken verschillende soorten ervaringen en emoties, alsook hun impact. De bijdrage vestigt aandacht op deze beleving en moedigt de academische wereld aan om verschillende emotionele aspecten (proactief) ernstig te nemen – dit vanuit een sterke begaandheid met het welbevinden van de onderzoeker maar ook deels vanuit het oogpunt van kwaliteit en rijkdom van de data.
Na de academische artikelen is het essay van de filmmaker Simon Koolwijk (van Facil2Transform) opgenomen. Koolwijk geeft als filmmaker (wiens werk zich vooral binnen de ontwikkelingsstudies situeert) zijn kijk op het gebruik en de waarde van participatieve video. Het essay gaat in het bijzonder in op het gebruik van deze methode in zijn project rond social accountability in Ethiopië.
Participatieve video én actieonderzoek staan eveneens centraal in het laatste stuk – DOKA – dat is aangeleverd door Tessa Boeykens die als historica ‘ingeschakeld’ is door een Guatemalteekse gemeenschap die haar territorium verdedigt tegen de bouw van een stuwdam. Het resultaat is een experimentele (participatieve) visuele etnografie, die de lezer via een QR-code kan bekijken.
In het najaar van 2020 vindt de tweede Between Edges and Margins-conferentie plaats aan de University of Kent. De lezers van het Tijdschrift over Cultuur en Criminaliteit zijn van harte uitgenodigd om hieraan deel te nemen.
Literatuur