Sytze van der Zee
Zee, S. van der (2003), Zuidwal: dossier van een seriemoordenaar. Amsterdam: De Bezige Bij.
Zee, S. van der (2006), Anatomie van een seriemoordenaar: het beest van Harkstede. Amsterdam: De Bezige Bij.
Zee, S. van der (2010), Vogelvrij: de jacht op de Joodse onderduiker. Amsterdam: De Bezige Bij.
De meeste biografieën van criminelen worden geschreven door journalisten. Schrijver en voormalig journalist Sytze van der Zee – hij was onder meer buitenlandcorrespondent voor NRC Handelsblad en hoofdredacteur van Het Parool – publiceerde tweemaal een portret van een seriemoordenaar. In 2003 verscheen Zuidwal, een reconstructie van het politieonderzoek naar Koos Hertogs, die uiteindelijk tot levenslang werd veroordeeld voor het ontvoeren, misbruiken, mishandelen en vermoorden van drie jonge meisjes. Het verhaal is gebaseerd op dossiermateriaal en gesprekken met vele betrokkenen, en is geschreven vanuit het perspectief van een van de rechercheurs die de verhoren van Hertogs voor zijn rekening neemt. Anatomie van een seriemoordenaar (2006) gaat over Willem van Eijk. Nadat Van Eijk een tbs-behandeling heeft ondergaan voor de moord op twee vrouwen heeft hij drie straatprostituees omgebracht. In een poging deze daden te begrijpen, doet Van der Zee uitvoerig onderzoek en voert hij vele gesprekken, in de eerste plaats met de dader zelf. Wat beweegt iemand om twee van dergelijke boeken te schrijven? Hoe is hij te werk gegaan? En welke ervaringen heeft hij daarbij opgedaan? Op een vrijdagmiddag bezocht ik de schrijver thuis om hem deze vragen voor te leggen.
JH: Waar komt uw interesse voor de seriemoordenaar vandaan?
SvdZ: Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het kwaad van mensen, vooral in relatie tot de Tweede Wereldoorlog. Het kwaad was in dat geval het nationaalsocialisme. Die belangstelling heeft te maken met mijn achtergrond; mijn vader was fout in de Tweede Wereldoorlog. Maar mijn interesse voor het ultieme kwaad is breder. Toen ik in de jaren 1980 als correspondent voor NRC Handelsblad in Washington was, las ik een klein berichtje in de Washington Post over een speciale eenheid van de FBI voor de analyse van seriemoordenaars. VI-CAP heette die eenheid, Violent Criminal Apprehension Program. Omdat ik daar meer over wilde weten heb ik de directeur van die eenheid opgebeld. Toen bleek dat alles daar nog opgezet moest worden en die man had helemaal geen tijd voor me. Na lang aandringen mocht ik toch een uurtje langskomen. Eenmaal op zijn kantoor kwam hij echt op zijn praatstoel te zitten en het gesprek liep uit tot laat in de avond. Ik heb daar toen een mooi stuk van gemaakt voor de NRC. In Nederland was het fenomeen van de seriemoordenaar nog vrij onbekend en iedereen vond het een bloedstollend verhaal.
Jaren later werd ik opnieuw met het fenomeen seriemoordenaar geconfronteerd. Ik was al weer in Nederland toen er een politieman op mijn pad kwam die mij vertelde over die zaak van Hertogs. Tot die tijd heerste in Nederland nog het idee dat wij hier geen seriemoordenaars hebben. Deze zaak had vooral in het Haagse politiekorps een enorme impact gehad. Nadat ik wat research had gedaan ontstond het idee om hier een boek over te maken.
JH: In Zuidwal beschrijft u de zaak-Hertogs vanuit het perspectief van een van de rechercheurs. Waarom heeft u daar voor gekozen?
SvdZ: In eerste instantie wilde ik van dat verhaal literaire non-fictie maken. Ik begon dus andere namen te bedenken voor de betrokkenen en heb ook nog een dag in het Westland rondgehangen omdat ik had bedacht dat een van de rechercheurs daar vandaan kwam. Maar terwijl ik bezig was, merkte ik dat dat helemaal niet werkte en toen besloot ik er een feitelijk boek van te maken, een reconstructie. Ik heb toen eerst een brief geschreven aan Hertogs zelf, waarin ik hem vertelde dat ik een boek over hem ging schrijven. Mijn idee was om zijn verhaal weer te geven. Maar vlak nadat ik die brief had verstuurd, waar ik overigens nooit antwoord op heb gekregen, vond ik dat eigenlijk veel te obligaat. Ik kreeg een veel beter idee, namelijk om het verhaal over het politieonderzoek te schrijven. In deze zaak was namelijk juist zo interessant wat er allemaal omheen was gebeurd en wat het met de betrokkenen had gedaan. Een van de rechercheurs, Bloem, had met wisselende collega’s alle verhoren gedaan. Hij werd de rode draad in mijn verhaal.
JH: Maar Bloem was inmiddels overleden…
SvdZ: Ja, Bloem was dus dood en met dat boek heb ik geprobeerd hem tot leven te wekken. Ik heb daarvoor onderzoek gedaan naar wat voor een soort man die Bloem was. Een van de rechercheurs die Bloem had gekend was uit dienst gegaan. Daar heb ik toen een paar gesprekken mee gehad en zo begon ik een beeld te krijgen. Toen ben ik met meer mensen gaan bellen die hem gekend hadden. Ik ben toen ook bij zijn vrouw thuis geweest en heb een hele middag met haar zitten praten.
JH: U moest ook informatie over de inhoud van de zaak hebben. Hoe is het u gelukt om deze vertrouwelijke informatie in uw bezit te krijgen?
Het verzamelen van de informatie van een zaak gaat altijd stap voor stap. De ouders van de slachtoffers waren snel bereid om met mij te praten. Maar je moet ook de informatie van justitie hebben. Eerst heb ik vele brieven geschreven naar het Openbaar Ministerie. Ik kreeg een vriendelijke brief terug van het College van procureurs-generaal waarin het mij veel succes wenste, maar ik kreeg geen enkele medewerking. Ook niemand van het recherchebijstandsteam wilde met mij praten. Het ging echt verschrikkelijk moeilijk. Totdat de moeder van een van de slachtoffers mij vertelde dat er een rechercheur was die er nog steeds mee bezig was.
Deze rechercheur wilde wel met mij afspreken, maar dat moest allemaal heel erg geheim. We spraken ergens in een winkelcentrum af en zijn daar in een of andere poffertjeskraam gaan zitten. Die man had twee enorme plastic tassen bij zich. Ik was heel nieuwsgierig wat daar in zat, dus op een gegeven moment vroeg ik dat. Toen bleek dat in de ene tas het complete dossier van het slachtoffer Edith Post zat en in de andere tas het dossier van Emy den Boer, een van de andere slachtoffers. Ik mocht dat een uurtje inzien. Alles zat erin, zelfs het journaal. Echt enorme pakken waren het. Maar aan dat uurtje had ik natuurlijk niet genoeg, dus ik vroeg of ik ze mocht lenen. Daar kon absoluut geen sprake van zijn, maar na lang aandringen vroeg hij hoe lang ik ze nodig had. Ik zei: ‘Drie dagen, dan heb je ze absoluut terug.’ Ik wist natuurlijk dat dat bij lange na niet genoeg zou zijn, maar ik wilde ze in ieder geval meekrijgen. Uiteindelijk heeft hij ze mij meegegeven; dat was natuurlijk een lekker gevoel. Na die drie dagen heb ik hem gebeld om te zeggen dat ik het in die tijd niet rooide. Ik zei dat ik nog een week nodig had terwijl ik wist dat ik het daarmee ook niet zou redden. Uiteindelijk heb ik die tassen vier of vijf maanden hier gehad. Als je eenmaal voldoende informatie hebt, lukt het om steeds meer te krijgen. Op een gegeven moment was ik zelfs zo ingevoerd dat ik als Hertogs-expert bekendstond.
JH: Waarom heeft u na Zuidwal nog een boek over een seriemoordenaar geschreven, Anatomie van een seriemoordenaar?
SvdZ: Die zaak van Van Eijk, daar ben ik heel toevallig ingerold. Een kennis van hem had Zuidwal gelezen en vroeg mij in een brief of ik ook een boek zou willen schrijven over Van Eijk. Van Eijk was inmiddels door de rechtbank veroordeeld tot levenslang en hij hoopte dat een boek over hem zou helpen om in een hoger beroep van die levenslang af te komen. In eerste instantie was ik totaal niet geïnteresseerd. Ik had al een boek over een seriemoordenaar geschreven en straks krijg je nog de naam van seriemoordenaarschrijver. Maar toen bedacht ik me dat dit wel de kans was om een keer een seriemoordenaar te ontmoeten. Hertogs had ik tenslotte nooit gezien. Dus ik ging er eigenlijk uit nieuwsgierigheid op af en ik verwachtte dat het een totaal gestoorde psychopaat zou zijn. Maar toen bleek dat hij best kon praten en ook dat hij wel een verhaal kon vertellen. Bovendien, door het lezen van alle verhoren van Hertogs had ik zelf een idee ontwikkeld over de manier waarop je psychopaten zou moeten verhoren. En nu kreeg ik de kans om dat bij Van Eijk toe te passen.
JH: Wat hield dat dan in, die verhoortechniek? Hoe werkte dat in de praktijk?
SvdZ: Bij mensen zoals Van Eijk moet je een strak plan hebben en to the point de vragen stellen die je wilt stellen. Je heel goed voorbereiden. Maar je moet zo iemand nooit klem proberen te zetten. Je stelt je vraag, hij vertelt zijn verhaal, en dan de volgende keer kom je terug op zijn antwoord met wat extra informatie die je hebt. Zo had Van Eijk zijn tweede slachtoffer afschuwelijk toegetakeld met een mes en zelfs een borst afgesneden. Toen ik daarnaar vroeg, zei hij dat daar niets van klopte en dat de mensen maar wat verzinnen en dan liet ik het op dat moment zo. Maar een week later begon ik er opnieuw over, en ik vertelde dan dat ik foto’s had gezien uit het dossier en me toch niet aan de indruk kon onttrekken dat dat echt gebeurd was. Van Eijk gaf dan toe dat dat misschien toch wel gebeurd was. En zo bouw je die gesprekken op.
JH: U heeft uiteindelijk vele van dergelijke gesprekken gevoerd met Van Eijk. Maakte u zich wel eens zorgen om uw veiligheid?
SvdZ: Voor het eerste gesprek had ik advies ingewonnen bij een bevriende rechercheur. De advocaat van Van Eijk had geregeld dat we niet in de bezoekruimte hoefden te zitten, maar een advocatenkamertje kregen. De rechercheur had mij op het hart gedrukt dat ik de stoel moest nemen vlak bij de alarmknop en dicht bij de uitgang. Maar zoals ik ook in het boek beschrijf, doe ik dat meteen verkeerd en zit Van Eijk, met een paar enorme handen als bankschroeven, tussen mij en de deur in. Uiteindelijk heb ik hem wel 35 keer bezocht en gesproken en na ongeveer de achtste keer maakte ik me totaal geen zorgen meer. Eigenlijk was hij banger voor mij dan ik voor hem.
Overigens kneep ik hem nog wel een keer. Van Eijk zat toen net in de BIBA in Scheveningen. De meest gruwelijke moordenaars zitten daar, echt griezels. En daar kregen we in eerste instantie geen advocatenkamer maar moesten we elkaar in de bezoekruimte spreken. Dat was een niet al te grote ruimte met enkele tafels voor gedetineerden en hun bezoek. Langs de kant zaten twee bewaarders die meestal met elkaar in gesprek waren en nauwelijks zaten op te letten. Dus als iemand opstaat om je een klap voor je harses te geven, dan zijn zij te laat. Ondertussen was in diezelfde periode ook Hertogs naar de BIBA overgeplaatst. Hij zou door de Van Mesdag klaargemaakt worden voor begeleid wonen, maar door het verschijnen van Zuidwal was daar een stokje voor gestoken. ‘Je knijpt hem zeker wel hè?’, vroeg Van Eijk grijnzend. Ik deed net of ik niet wist waar hij het over had, maar was inderdaad niet echt op mijn gemak. Later bleek dat Van Eijk mij uitprobeerde, want Hertogs zat op een heel andere groep in de BIBA.
JH: In Anatomie van een seriemoordenaar voert u ook uzelf op als persoon en beschrijft u ook de gevoelens die u ervaart in het contact met hem. Daarmee bent u zelf ook een informatiebron. SvdZ: Net als in Zuidwal heb ik geprobeerd een zo goed mogelijke reconstructie te maken. Maar Van Eijk zelf was geen betrouwbare bron. Hij hoopt ooit weer vrij te komen en was daardoor vooral spaarzaam met informatie over de Groningse moorden. Echt, hij zei soms: ‘Ja Sytze, over tien jaar zit ik weer op de Grote Markt een pilsie te drinken.’ Nou, God verhoede het! Maar wat ik dus telkens gedaan heb, is zijn verhaal naast andere informatie plaatsen. Zo deed ik dat ook in de gesprekken met hem. Zonder dossierinformatie kun je je er een behoorlijke buil aan vallen. Ik spreek me in het boek niet uit over goed of kwaad, of waar of onwaar. Als je de dingen helder opschrijft, dan wordt het de lezer vanzelf wel duidelijk. Ik had mij voorgenomen om niet veroordelend te zijn over hem, maar ik ervoer soms wel afkeer. Het was ook een vieze man. Eerst waren de contacten heel joviaal, maar dat werd steeds grimmiger. Ook die ervaringen gebruik ik en ik beschrijf ze zo feitelijk mogelijk.
Overigens heb ik belangrijke dossierinformatie van Van Eijk zelf gekregen. Toen hij overgeplaatst werd van de PI Almere naar de BIBA in Scheveningen kon hij tijdens het vervoer niet al zijn spullen meenemen. Ik heb toen aangeboden om een enorme kooi met zijn vogel en dozen met dossiermateriaal tijdelijk mee naar mijn huis te nemen. Eenmaal thuis heb ik die dossiers natuurlijk allemaal doorgenomen. En die kooi met die vogel stond hier op de tafel. ‘Je hebt zeker wel met rode oortjes zitten lezen hè’, zei Van Eijk toen hij de dossiers later weer terugkreeg.
JH: Uit uw boeken krijg ik de indruk dat u alle onderwerpen die ter sprake komen grondig onderzoekt, zoals woonplaatsen of justitiële inrichtingen. Hoe belangrijk is dat voor u?
SvdZ: Ik doe inderdaad veel research, dat is heel belangrijk voor mij. Je moet de dingen die zijn gebeurd goed begrijpen en in de juiste context kunnen plaatsen. Zo wilde ik precies weten wat voor een dorp Korteraar is, het dorp waar Van Eijk opgroeide en woonde. Ik ga daar dan eerst rondkijken en met wat mensen praten. Het is nu een totaal ander dorp, maar als je rondloopt en nog eens terugkomt, dan tref je op een keer toch een of twee mensen die er toen ook al woonden. De kennis over toen is natuurlijk wel weggezakt, maar als je gaat duwen en doorvragen, dan komt er weer een hoop boven.
Zo ook met de Schilderswijk in Den Haag, de wijk waar Hertogs woonde. In de tijd waarin Zuidwal speelt was het een vreselijke wijk waar veel dreiging van uitging en waar bewoners terreur uitoefenden, zoals ook die familie van Hertogs. Ik probeer daar echt een goed beeld van te krijgen en ik lees dan bijvoorbeeld artikelen over de Schilderswijk in tijdschriften uit de tijd dat Hertogs daar woonde. Ik heb ook nog contact gehad met de Van Mesdagkliniek, de tbs-kliniek waar Van Eijk is behandeld. Ik wilde alleen rondkijken en de sfeer proeven. Eerst waren ze heel zeikerig en wilden ze niks. Toen werden ze opeens heel vriendelijk en mocht ik wel komen, maar stelden ze als eis dat ze alles wilden lezen wat ik daarover ging schrijven. Daar had ik helemaal geen zin in.
Het is soms echt sprokkelen geblazen en het kost enorm veel tijd en moeite. Maar het zijn dit soort kleine dingen die een boek belangrijk maken. En op een gegeven moment krijg je steeds meer ervaring met waar je moet zoeken en trekken. Ik zie dat eigenlijk als een sport. Niks is erger dan de wetenschap dat er ergens informatie is over de zaak, maar dat het niet lukt om het te krijgen. Je weet bijvoorbeeld dat er een psychiatrisch rapport is, maar je krijgt het niet in handen. Ik probeer er dan op alle mogelijke manieren aan te komen, soms via vijf, zes kanalen. Als het uiteindelijk toch lukt, dan blijkt soms dat er niets nieuws in staat. Maar dan heb je het tenminste geprobeerd, en dat is het belangrijkste.
JH: Ik kan mij voorstellen dat niet alle betrokkenen op uw boeken zitten te wachten. Hoe krijgt u het voor elkaar om toch met hen te spreken?
SvdZ: Ik kon vrij gemakkelijk binnenkomen bij de ouders van de slachtoffers van Hertogs. Tenminste, wel van de slachtoffers waar het tot een veroordeling was gekomen. Deze ouders kon ik met het boek een afsluiting geven. Zij hadden een duidelijk doel met hun samenwerking, namelijk zorgen dat Hertogs altijd vast blijft zitten. Met een aantal van hen heb ik nog lang contact gehad. Maar naast de drie moorden waarvoor hij is veroordeeld werd Hertogs ook verdacht van de moord op een aantal andere meisjes. In deze zaken was er te weinig bewijs om tot een veroordeling te komen. Voor de ouders van deze kinderen lag het anders. Een van de moeders die ik aan de telefoon kreeg, zei: ‘Ja meneer, wat heb ik hier allemaal aan. Mijn dochter is dood. Maar u gaat die zaak toch niet oplossen.’
Het leggen van contact met de mensen uit de omgeving van de daders verloopt natuurlijk niet gemakkelijk. De ex-vrouw van Van Eijk wilde eerst niet met mij praten. Toen heb ik haar voor het blok gezet en gezegd dat het wel jammer is als over haar alleen het verhaal van Van Eijk in het boek komt. Dat is een bekende truc, een beetje chanteren eigenlijk. Er zijn allerlei mogelijkheden om mensen over de streep te trekken. Je wijst ze er dan op dat wel hun naam maar niet hun kant van het verhaal in het boek komt. Dan worden ze boos omdat ze dat natuurlijk niet willen en dan stel je voor om er toch maar even over te praten.
JH: Is dat niet oneerlijk?
SvdZ: Ja, natuurlijk is dat oneerlijk. Maar het zijn ook geen volledig onschuldige slachtoffers hoor. Vaak zijn het mensen die toch al wat aan het rommelen zijn. Met de ex-vrouw van Van Eijk heb ik later een goed contact gekregen. Ik heb zelfs bij haar thuis gegeten. Maar ze was uiteindelijk niet blij met hoe ik haar in het boek heb neergezet; zij zag zichzelf veel meer als een slachtoffer.
Als je contact legt met nabestaanden van slachtoffers ga je natuurlijk niet op deze manier te werk. Dat geldt ook voor de familie van de daders. Een familielid van Van Eijk was vreselijk van streek toen hij hoorde dat ik met dat boek bezig was. Voor die mensen is die hele zaak natuurlijk een nachtmerrie; zij hebben daar nog steeds enorm veel last van. Ik probeer die mensen wel te spreken te krijgen, maar ga heel voorzichtig met hun informatie om. Ik heb wel meegemaakt dat ik met iemand die zich eerst heel ernstig verzette tegen mijn boek, en zelfs met een rechtszaak dreigde, later toch een heel prettig gesprek had. En toen het boek er eenmaal was, wilde hij zelfs een exemplaar met een opdracht van mij erin.
JH: Hoe lukt het u om ook mensen van politie en justitie te spreken te krijgen?
SvdZ: Met de mensen die beroepsmatig met de zaak te maken hebben, ga je weer anders te werk. Voor hen ben ik een buitenstaander. Dus zodra je iemand aan de telefoon krijgt, dan is het heel belangrijk om in de korte tijd die je hebt zo veel mogelijk informatie te showen. Je moet meteen laten zien dat je al heel veel weet. Soms zeg ik ook dat het boek er toch komt, of ze nou meewerken of niet, en dat een gesprek met mij een mogelijkheid biedt om invloed te hebben op de inhoud. En als iemand niet wil praten, maar bijvoorbeeld zegt ‘Bel over een week maar terug’, dan moet je dat ook doen en zorgen dat je dan stevige informatie hebt waarmee je iemand kunt dwingen om over de brug te komen. Zodra ik ergens vastloop dan ga ik weer elders verder. Dus als bijvoorbeeld een advocaat niet wil praten, dan ga ik met de politie verder, en als dat weer vastloopt, ga ik in een dorp rondkijken. Dit soort zaken is zo groot dat je altijd wel weer ergens mee verder kunt. Mijn ervaring is wel dat gepensioneerden soms eerder geneigd zijn om je te helpen. Sommigen van hen zijn nog steeds met die strafzaken bezig. Er zijn er bij, net als alsof ze verknipt zijn, die blijken dan heel veel informatie te hebben uit hun tijd bij de recherche of het Openbaar Ministerie. Ik kwam een keer bij iemand thuis die een heel album had met foto’s van slachtoffers van moordzaken; dat was een soort hobby.
JH: U verzamelt zo veel mogelijk informatie, maar op grond waarvan selecteert u wat er wel of niet in het boek komt?
SvdZ: Van alle informatie die ik verzamel gooi ik ongeveer 70% aan materiaal weg. Een groot deel van de informatie gebruik ik om de dingen in de juiste context te kunnen plaatsen. Als ik begin met een boek dan heb ik al een redelijk idee hoe ik dat wil aanpakken en wat ik echt ga gebruiken. Het kan natuurlijk wel wat verschuiven. Alleen met het boek over Hertogs heb ik het plan dus helemaal omgegooid. Ik begin altijd met het voorwoord en gebruik dat als een soort werkplan. Elke keer neem ik me voor om dat niet meer zo te doen, omdat je dan telkens weer dat voorwoord moet herschrijven. Maar dan doe ik dat toch weer omdat ik het nu eenmaal zo gewend ben.
JH: Maar er zijn toch wel meer overwegingen om informatie niet te gebruiken? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de betrouwbaarheid of de gevoeligheid van informatie.
SvdZ: Wat ik niet in het boek opneem, zijn zaken die te onduidelijk zijn. We weten dat Van Eijk in ieder geval drie prostituees heeft vermoord, dat heeft hij bekend, maar wat hij daarna precies met die meisjes heeft gedaan, dat weten we niet. Dat vertelt hij ook niet, omdat hij nog altijd hoopt dat hij een keer vrijkomt. Hij heeft soms anderhalf uur met zo een meisje rondgereden. Dan zou er toch iets gebeurd moeten zijn, want je rijdt niet anderhalf uur een blokje om. Je kunt allerlei griezelige dingen bedenken die hij heeft uitgevreten, zoals necrofilie, maar je weet het niet. Als je dat soort dingen gaat opnemen in het boek dan ga je te veel speculeren. Je moet zorgen dat je daar niet in gaat verzanden. En zo had Hertogs allemaal mensen om zich heen van wie de rol heel onduidelijk bleef. Een van zijn makkers werd op een gegeven moment kroongetuige. Maar in hoeverre was die zelf betrokken? En de vriendin van Hertogs? Haar rol is ook heel onduidelijk. Maar je moet in een boek tot de harde kern komen, anders zadel je de lezer met duizend vragen op. Dat geldt ook voor de moordzaken om hen heen die niet zijn opgelost. Je kunt het alleen maar even benoemen als mogelijkheden. Het wordt wel interessant voor het boek als er tijdens het politieonderzoek een verdenking ontstaat en ze daar in de opsporing iets mee gaan doen. Zoals bij Hertogs, dat ze een heel stuk land gaan afgraven in de hoop om een lichaam te vinden. Dat is dan iets concreets.
Wat ik ook niet altijd gebruik, zijn de details uit de processen-verbaal met informatie over wat er precies met de slachtoffers is gebeurd. Je wilt tenslotte geen griezelroman schrijven. En ook uit respect voor de ouders doe je dat niet. Die ouders weten trouwens ook niet altijd alles. Ik heb wel eens meegemaakt dat ik meer wist over wat met een meisje was gebeurd dan de ouders, doordat ik het hele dossier had gelezen. Daar moet je natuurlijk heel voorzichtig mee omgaan. Tegelijkertijd moet je aan de lezer wel duidelijk overbrengen hoe gruwelijk deze zaken waren.
JH: Dat laatste lukt u wel, want hoewel u gekuiste informatie presenteert, laten uw boeken de lezer bepaald niet onberoerd. Hoe gaat u zelf om met al die gruwelijkheden?
SvdZ: Ik heb veel gezien en gelezen over de slachtoffers, ook de foto’s. Ja, dat zijn zware dingen hoor; dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Toen ik met de zaak Hertogs bezig was, ben ik door diverse mensen gewaarschuwd. Ik wilde altijd de allereerste processen-verbaal krijgen en weten wat ze precies hebben aangetroffen; dat rauwe materiaal is heel belangrijk. Ik heb een keer dergelijke processen-verbaal ontvangen en ben daar toen mee aan de slag gegaan voor het boek. De volgende dag voelde ik me helemaal niet goed. Ik ben toen nog naar een familiefeest geweest, maar ik bleef een heel rot gevoel houden. Thuisgekomen ben ik even gaan slapen en toen ik wakker werd, wist ik wat er aan de hand was: het was zoals dat heet ‘onder de huid gaan zitten’. Dit was precies waar een rechercheur mij voor gewaarschuwd had. Ik heb toen bewust die avond niet aan het boek gewerkt.
JH: Ik kan me voorstellen dat de gesprekken met de ouders van de slachtoffers ook heel zwaar waren.
SvdZ: Jazeker, dat is heel aangrijpend. Met de ouders van een van de slachtoffers van Hertogs had ik een heel goed contact. Ik kwam daar heel regelmatig. Op een gegeven moment vroeg de moeder of ik ook de plek in de duinen had bezocht waar haar dochter was gevonden. Zij hadden die plek altijd gemeden. Toen ik dat bevestigde, vroeg ze of ik daar met haar een keer naar toe zou willen gaan. Ik vond dat nogal wat en heb dat toen voorgelegd aan een psychiater. Zij gaf mij allerlei belangrijke adviezen. Ten eerste dat ik dat verzoek niet naast me neer kon leggen. En ten tweede dat ik als voorwaarde moest stellen dat de vader ook mee zou gaan. De moeder moest namelijk iemand bij zich hebben om haar te troosten en die persoon mocht ik niet zijn. En zo is het ook gegaan. Het was heel emotioneel maar op de terugweg leek het wel alsof iedereen opgelucht was. Later ging ik nog wel een enkele keer langs bij die mensen als ik in de buurt was. Nu bellen we nog een enkele keer.
JH: Naast de moordzaken worden in uw boeken ook onderwerpen besproken waarvan u van tevoren niet kon voorzien dat u hierop zou stuiten, maar die ook schokkend zijn. Ik bedoel onder meer het feit dat Hertogs bescherming ontving van een vicepresident van de Haagse rechtbank en de fouten die zijn gemaakt in het opsporingsonderzoek naar Van Eijk.
SvdZ: Ja, dat is natuurlijk erg leuk als je in je onderzoek tegen dit soort zaken aanloopt en dat pak ik dan mee. Die Haagse vicepresident heb ik later nog wel gesproken. Die ontkende natuurlijk alles. Maar ook over hem heb ik alles feitelijk opgeschreven, zonder oordeel. De lezer mag zijn conclusies trekken. Overigens heb ik zijn naam in het boek wel veranderd. Dat was op advies van een advocaat. Je hebt anders het gevaar dat er toch een zaak van komt. Dan kun je uiteindelijk wel gelijk krijgen, maar dan heb je toch een tijd vervelende rotzooi om je heen.
En ja, dat geklungel van de politie in Groningen in de zaak van Van Eijk. Later is het boek besproken in het Groningse korpsblad en toen werd daarover helemaal niets gezegd. Dat durven ze dan niet. Dat is wel jammer hoor. Toch hebben de boeken wel effect gehad. Toen Zuidwal uitkwam, was de Van Mesdagkliniek bezig om Hertogs klaar te maken voor begeleid wonen. Dat had zijn advocaat Anker geregeld. Moet je voorstellen, dan mag hij van het terrein af. Maar dat is toen door Zuidwal helemaal teruggedraaid. Anker belde mij op om te zeggen dat hij niet blij was met het boek: ‘Je hebt wel roet in het eten gegooid.’ Maar die ouders van de slachtoffers waren natuurlijk dolblij. Een moeder belde mij op om te vertellen dat de vlag was uitgegaan.
JH: Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen biografieën van criminelen die door journalisten zijn geschreven en die door wetenschappers zijn geschreven. Wat vindt u van dat onderscheid?
SvdZ: Ikzelf zie dat niet als een tweedeling, maar als iets wat geleidelijk in elkaar overgaat. Sommige dingen worden door een criminoloog misschien wel wat wetenschappelijker benoemd. Maar als journalisten, schrijvers of criminologen zo een zaak beschrijven dan ik denk dat onder de streep het resultaat toch hetzelfde is. Wat je soms wel ziet, is dat een journalist kiest voor een onverwacht perspectief door een zware crimineel heel anders neer te zetten dan je zou verwachten. Dat maakt zo een biografie dan verrassend en interessant. Kijk, als je bijvoorbeeld een boek schrijft over Holleeder, en beschrijft dat hij al vanaf zijn jeugd niet deugt, dan zal iedereen zeggen dat hij dat al wist. Dus wat een schrijver dan kan doen, is iemand juist menselijker maken, dat is dan verrassend. Ook columnisten werken zo. Maar ik doe dat niet. Ik probeer me juist zoveel mogelijk aan de feiten te houden en zal niets vergoelijken of mooier voorstellen dan het is. Ik denk dat mijn boek over Hertogs voor 98% overeenstemt met de werkelijkheid. Zelfs het Haagse taalgebruik van Hertogs dat ik fonetisch in het boek heb opgeschreven, zoals ‘waanzinnàg’ en ‘megaule’, heb ik niet bedacht, maar uit de dossiers gehaald. Die 2% heeft te maken met details rond rechercheur Bloem. In het boek over Van Eijk zit ik helemaal dicht op de zaak.
JH: Kunnen we van u in de toekomst nog een nieuw boek over een seriemoordenaar verwachten?
SvdZ: Gelukkig zijn er niet zo veel seriemoordenaars, dus die kans is niet groot. En als dat toch gebeurt, dan moet zich wel weer een goede invalshoek voordoen. Ik ga niet zo maar een naslagwerk over seriemoordenaars schrijven, daar heb ik geen trek in. Bij Hertogs was de invalshoek het politieonderzoek en bij Van Eijk maakte de gesprekken met hem het schrijven interessant. Ik heb er nog wel eens over gedacht om weer een crimineel onderwerp bij de kop te pakken, want ik vind dat speurwerk wel leuk. Maar op dit moment ben ik met een totaal ander boek bezig, namelijk een boek over de beleving van pijn. Mijn laatst verschenen boek, Vogelvrij, gaat over mensen die in de Tweede Wereldoorlog Joodse onderduikers hebben verraden. Ik wilde weten wat de mensen bewoog die dit gedaan hebben. Ook dat gaat dus over de ultieme slechtheid van mensen, wat natuurlijk wel een herhaald thema in mijn werk is.
Amstelveen, 29 juni 2012
Literatuur