DOI: 10.5553/TvRRB/187977842015006003006

Tijdschrift voor Religie, Recht en BeleidAccess_open

Artikel

Pauselijke politiek

De vrijheid van Franciscus

Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Prof. dr. Marcel Chappin en Prof. dr. Paul van Geest, 'Pauselijke politiek', TvRRB 2015-3, p. 80-91

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1 Een paus uit de periferie

      Op de verkiezing van kardinaal Jorge Mario Bergoglio van Buenos Aires tot paus op 13 maart 2013 werd wereldwijd zeer vreugdevol gereageerd. Met zijn ontwapenend ‘buona sera’ nam hij in enkele seconden de harten van velen voor zich in. Maar deze groet nam niet weg dat er de eerste weken vragen rezen over zijn rol tijdens de militaire dictatuur in Argentinië (1976-1983). In El silencio: de Paulo VI a Bergoglio (2005) had de gezaghebbende Argentijnse journalist Horacio Verbitsky immers geschreven dat Bergoglio, destijds overste van de jezuïeten in Argentinië, twee marxistisch georiënteerde medebroeders niet in bescherming nam terwijl hij wist dat zij door de militaire junta werden gezocht.1x H. Verbitsky, El silencio: de Paulo VI a Bergoglio : las relaciones secretas de la Iglesia con la ESMA, Buenos Aires: Sudamericana 2005, p. 89-112. Zijn bevindingen werden evenwel direct tegengesproken door Nobelprijswinnaar en mensenrechtenactivist Adolfo Pérez Esquivel, die verklaarde dat pater Bergoglio in tegenstelling tot sommige Argentijnse bisschoppen op geen enkele wijze met de junta had gecollaboreerd. Ook bevrijdingstheoloog Leonardo Boff, die in 1992 uit het priesterambt en de orde van de franciscanen trad, meldde dat Bergoglio juist vele vervolgde personen had gered door hen te laten onderduiken.2x P. van Geest, ‘Bergoglio moest kiezen tussen twee deugden’, Trouw 18 maart 2013, p. 19.
      Na deze eerste ‘schermutselingen’ wist paus Franciscus evenwel in nog geen jaar tijd de wereld te veroveren. Of hij nu sprak voor diplomaten, vluchtelingen, regeringsleiders, ouderen, bisschoppen of armen: hij werd gehoord en ontwapende. In de weken vóór zijn bezoek aan de Verenigde Staten in september 2015 werd in bijna alle grote kranten aldaar gewezen op de populariteit van paus Franciscus. Alom geprezen om zijn authenticiteit als christen en om de eenvoud die hij als kerkvorst en wereldleider betoonde, waren zijn poll numbers ongekend hoog. Het pausschap lijkt een van de machtigste instituties op het huidige wereldtoneel te zijn geworden.
      Paus Franciscus was zich al direct van bewust dat hij na zijn keuze de verantwoordelijkheid had beleid (‘politiek’) te ontwikkelen en uit te voeren. Hij wist en weet dat hij met een enkel ‘buona sera’ de Kerk niet zou kunnen hervormen of degenen die de wereld haar aanzien geven zou kunnen bereiken. Het is uiteraard te vroeg om de balans van zijn pontificaat op te maken. Er kunnen nog altijd verrassingen komen. In deze bijdrage staan we stil bij de politieke en kerkpolitieke koers die wij menen te ontwaren in zijn pontificaat. Door deze in het licht van zijn eigen ontwikkelingsgang te evalueren wordt mogelijk duidelijk dat Franciscus juist in de koers die hij vaart zijn vrijheid betoont: niet alleen als soeverein, maar vooral als mens. Hierin is zijn grote kracht gelegen.

    • 2 Leren van fouten. De ontwikkeling van een bestuursstijl

      Jorge Maria Bergoglio had al eerder beleid moeten voeren: eerst als overste van de jezuïeten in Argentinië en later als aartsbisschop van Buenos Aires. In het spraakmakende interview met zijn medebroeder Antonio Spadaro omschrijft hij zichzelf als iemand die fouten heeft gemaakt, zich zondaar maar tegelijk ook door Christus’ barmhartigheid gedragen weet.3x A. Spadaro, ‘Interview met paus Franciscus’, Cultureel maatschappelijk maandblad Streven 2013, 80, p. 867-894, passim. Toen pater Bergoglio in 1973 provinciale overste werd van de jezuïeten in Argentinië, had hij uiteraard het Epitome Instituti Societatis Jesu tot zijn beschikking: een wetboek voor intern gebruik (ad usum nostrorum tantum) en in 1962 voor het laatst bijgewerkt.4x Societatis Iesu Constitutiones et Epitome Instituti, Rome: Apud Curiam Praepositi Generalis 1962. Het Epitome wordt in 1977 vervangen door het Compendium Practicum Iuris Societatis Iesu, Rome: Apud Curiam Praepositi Generalis 1977. Daarin wordt duidelijk gesproken over de plicht van de oversten in de orde om het advies in te winnen van zijn consultores. De fouten als provinciale overste herleidt de paus in het interview – waarin hij zich negatief over het epitome uitlaat – tot zijn onvermogen destijds om te overleggen alvorens tot een besluit te komen. Hij zegt:

      ‘Tijdens mijn ervaring als overste [in de Sociëteit der jezuïeten] heb ik me – om het ronduit te zeggen – niet altijd zo gedragen, ik heb namelijk niet altijd de nodige raadplegingen gedaan. En dat is niet altijd een goeie zaak geweest. Aanvankelijk vertoonde mijn bestuur als jezuïet veel gebreken. (…) Ik was 36 jaar: te gek in feite. Ik moest toen moeilijke situaties in handen nemen en nam mijn beslissingen vaak op een nogal bruuske en persoonlijke wijze. (…) Mijn eigen autoritaire en snelle manier van beslissen heeft me serieuze problemen opgeleverd; ik werd er zelfs van beticht een ultraconservatief te zijn. Ik heb een periode van grote innerlijke crisis beleefd, toen ik in Córdoba was. (…) Het is vooral mijn autoritaire bestuurswijze die me problemen heeft opgeleverd. Ik zeg dit als een soort levenservaring, om te doen begrijpen waar het gevaar ligt.’5x Spadaro 2013, p. 867-894, m.n. 877.

      De wijze waarop de paus zichzelf als bestuurder beoordeelt, is te herleiden tot zijn vorming als jezuïet. Ordestichter Ignatius van Loyola (1491-1556) geeft aan het einde van zijn Geestelijke Oefeningen een aantal regels om goed en kwaad evenals hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Wezenlijke momenten in dit proces zijn de bezinning op de drijfveren die aan iedere handeling voorafgaan – hoe klein ook – en de evaluatie hiervan daarna. Daarnaast zijn zij gericht op een verandering van het perspectief waarin iemand zijn drijfveren en daden beoordeelt. Het perspectief wordt gevormd door een vertrouwdheid met de persoon van Christus. Zelf heeft de paus hierover gezegd dat deze onderscheiding zich altijd voltrekt ‘in tegenwoordigheid van de Heer, met aandacht voor de tekenen, met een luisterend oor voor wat er omgaat, voor wat mensen voelen, vooral de armen. (…) Onderscheiding in de Heer leidt me in mijn bestuursvorm.’6x Idem, p. 873.
      De ervaring van zijn eigen tekortkomingen én het leidmotief van Ignatius leidden er evenwel toe dat Bergoglio, vanaf 1998 aartsbisschop van Buenos Aires, zijn bestuursactiviteiten wél ging ontplooien volgens de vereisten in de wetgeving van de jezuïeten. Met zijn zes hulpbisschoppen vergaderde hij structureel eenmaal per twee weken, zoals hij ook meerdere keren per jaar samenkwam met de priesterraad van het bisdom. Daarin stuurde hij bewust aan op het debat, omdat hij, door zijn ervaringen wijs geworden, wist dat het hem zou helpen de juiste beslissingen te nemen. Zijn ontwikkelingsgang als bestuurder, door hem zelf de ‘bestuurspedagogie van de Heer’ genoemd, verklaart waarom paus Franciscus een meer dan gewoon belang hecht aan de consistories en de synodes. Deze gremia maken het hem mogelijk vele medebisschoppen formeel en informeel te raadplegen voordat hij tot een beslissing komt. Juist omdát hij de echte en geen formele consultatie van groot belang acht, richtte hij al in het eerste jaar van zijn pontificaat de Raad van Kardinalen op, die hij tussen hemzelf als paus en de dicasteries (‘ministeries’) van de Romeinse curie inschoof. Overigens deed hij dit ook op verzoek van vele kardinalen uit voornamelijk de derde wereld, die deze wens hadden geuit op de vergaderingen die aan het conclaaf van 2013 voorafgingen. De instelling van de Raad van Kardinalen was dus geen autoritair genomen beslissing.
      Dat de paus op basis van zijn kritische zelfevaluatie als bestuurder uiteindelijk het raadplegen van mensen haast tot speerpunt van zijn bestuurlijke activiteiten heeft gemaakt, valt ook af te leiden uit zijn strategie van telefoongesprekken. Enkele van de duizenden mensen die hem wekelijks schrijven over hun problemen in de gevangenis, over een kerksluiting, de opvoeding van de kinderen, enzovoort, belt hij zélf op om te horen waar het probleem exact schuilt. In deze informele en directe consultaties luistert en leert de paus, precies zoals in de kathedraal van Buenos Aires, waar de rij voor zijn biechtstoel aanmerkelijk langer was dan die voor andere biechtstoelen. Deze strategie in het licht van zijn ontwikkelingsgang beschouwend, valt eigenlijk maar één conclusie te trekken. De paus heeft deze strategie uitsluitend ontwikkeld om te horen wat er leeft in de Kerk en om te blijven ruiken naar de schapen.7x Vgl. bijv. Paus Franciscus, ‘Toespraak tot de deelnemers aan de conferentie voor de nieuwe bisschoppen. 19 september 2013’, in: Paus Franciscus, Kerk van Barmhartigheid Amsterdam: Prometheus-Bert Bakker 2014, p. 95-99.
      Aandacht voor de grote en noodzakelijke hervormingen gaat dus niet ten koste van interesse voor de petite histoire van individuen. In het eerder aangehaalde interview met Antonio Spadaro haalt de paus het volgende principe van Ignatius aan: Non coerceri a maximo, sed contineri a minimo divinum est: Een mens moet niet door het grootste begrensd worden, en zich toch helemaal in het kleinste kunnen verplaatsen.8x Spadaro 2013, p. 872. Hij belichaamt dit par excellence. De toespraak van de paus tot het Congres van de Verenigde Staten van 24 september 2015 werd gevolgd door een maaltijd met daklozen. De concrete aandacht voor de dakloze Marc uit Utrecht, aan wie op 27 oktober 2015 samen met Stijn Fens van Trouw een interview voor Straatnieuws gegund werd, leidde tot een haast onbegrensde aandacht in de Nederlandse media voor de paus en zijn mogelijke bezoek aan Nederland.

    • 3 Bekommerd om de Kerk

      De eerste verantwoordelijkheid van een paus geldt de Katholieke Kerk. Meteen na de verkiezing van de huidige paus in 2013 bracht zijn buurman in het conclaaf, kardinaal Claudio Hummes, hem even voordat hij de loggia van de Sint-Pieter zou betreden in een kort gesprek in herinnering dat hij de armen niet mocht vergeten. Als kardinaal had Bergoglio getracht gestalte te geven aan ‘een arme kerk voor de armen’. Nu vormt dit streven het programma van zijn pontificaat, zoals hij ook tot uitdrukking wil brengen in zijn naamkeuze, ‘Franciscus’, naar de heilige die zijn zeer gegoede vader letterlijk alles teruggaf om in soberheid en armoede te leven. ‘Armen’ zijn voor hem allen die in de marge staan: ‘de periferie van de wegwerpmaatschappij’, waarbij met ‘periferie’ niet alleen een geografische indicatie maar vooral ook een sociale categorie wordt aangeduid. In de toespraken die paus Franciscus tot nu toe heeft gehouden, resoneert steeds weer de zorg om de ‘armen’. In de voornoemde Straatnieuws van november 2015 zegt hij zelf kernachtig:

      ‘Ik zou graag een wereld zonder armen zien. Daar moeten we voor vechten. Maar ik ben ook gelovig en ik weet dat de zonde in ons schuilt. De menselijke inhaligheid is van alle tijden, net als gebrek aan solidariteit en het egoïsme dat mensen arm maakt. Daarom is het moeilijk je een wereld zonder armen voor te stellen.’9x S. Fens & J.W. Wits, ‘Onze vriend in Rome. Over solidariteit en leven in een gouden kooi’, Straatnieuws. De Utrechtse daklozenkrant 2015, 16, p. 14-20, citaat: 20.

      En op 10 november 2015 verwoordde hij de consequenties hiervan voor de wereldkerk in de Dom van Florence:

      ‘Ik geef de voorkeur aan een Kerk die beschadigd en vuil is omdat zij de straat is opgegaan, boven een Kerk die slechts uit is op behoud van zijn eigen veiligheid. (…) De obsessie voor het behoud van de eigen glorie, de eigen waardigheid, de eigen invloed mag geen deel uitmaken van onze gevoelens. Wij moeten de glorie van God navolgen, en die valt niet samen met die van ons. De glorie van God laait op in de nederigheid van de grot van Bethlehem of in de schande van het kruis van Christus, die ons altijd weer verbaast.’10x Vgl. www.lanazione.it/firenze/discorso-integrale-papa-1.1470900.

      In deze voorgaande woorden weerklinkt het kerkbeeld dat de paus nog het meest te berde brengt: de Kerk als veldhospitaal:

      ‘Ik beschouw de Kerk een beetje als een veldhospitaal net na een slag. Het heeft geen zin om aan een zwaargewonde te vragen hoe hoog zijn cholesterolgehalte is en hoe het zit met zijn suikergehalte. Met moet eerst zijn wonden helen, pas nadien kan men over de rest praten. Wonden helen, wonden verzorgen… en men moet van onderaf beginnen.’11x Spadaro 2013, p. 890.

      Maar profetische woorden en gebaren zijn niet genoeg. Om de Kerk daadwerkelijk een Kerk van de armen te laten zijn, is beleid voor de lange duur noodzakelijk. Bij de ontwikkeling hiervan heeft de paus een aantal mogelijkheden. Zo is het op de eerste plaats zijn recht bisschoppen te benoemen en eventueel af te zetten. Verder kiest en creëert alleen de paus de kardinalen, die ooit zijn opvolger zullen kiezen. Ten slotte heeft hij het recht – op papier – om het centrale bestuursorgaan van de Rooms-Katholieke Kerk, de Romeinse curie, te hervormen. Hier zijn al enkele opmerkelijke ontwikkelingen aan te wijzen.
      Op de eerste plaats benoemt de paus dus de bisschoppen. In het benoemingenbeleid van paus Franciscus wordt zonneklaar dat hij voor belangrijke bisdommen herders kiest die ‘ruiken’ naar de schapen: priesters met een ruime pastorale ervaring en een aantoonbaar sociale bewogenheid. Zo werd op 30 mei 2014 de relatief onbekende 52-jarige Stephan Burger de nieuwe aartsbisschop van het belangrijke aartsbisdom Freiburg: hij was lange tijd parochiepriester geweest en zelfs toen hij meer in het bestuur van het bisdom werd betrokken, bleef hij in een parochie wonen en assisteren. En een jaar later, op 27 oktober 2015, benoemde de paus de 53-jarige Siciliaanse parochiepriester Lorefice tot aartsbisschop van Palermo. Lorefice’s voorganger, kardinaal Paolo Romeo, was vóór zijn benoeming op de zetel in Palermo apostolisch nuntius in Haïti, Colombia, Canada en Italië geweest. Lorefice was daarom een totale verrassing. Ook de benoeming van Matteo Zuppi tot aartsbisschop van Bologna past in dit patroon. Voordat hij hulpbisschop van het bisdom Rome werd, was hij bijna dertig jaar pastoor geweest. Bekend werd hij door zijn cruciale rol in de vredesgesprekken voor Mozambique en Burundi, die hij als lid van Sant’Egidio voerde. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van bisschopsbenoemingen waarin de paus met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de hand heeft gehad. Deze nieuwe bisschoppen houden zich niet zozeer bezig met de goedkeuring van liturgische liederen, maar springen op de barricaden voor ‘mensen in de marge’. De vraag is evenwel nog of deze benoemingen voorbode zijn van structurele veranderingen, die na het einde van het pontificaat blijven doorwerken, of dat het ‘slechts’ om signalen gaat.
      Op de tweede plaats heeft de paus het exclusieve recht om kardinalen te ‘creëren’. Van groot belang voor de Kerk zijn de kardinalen die jonger zijn dan tachtig jaar, omdat zij gerechtigd zijn tot deelname aan het conclaaf. De paus heeft dus in zekere zin invloed op de keuze van zijn opvolger. Met betrekking tot kardinaalscreaties permitteerde paus Franciscus zich grote vrijheid. Enige aartsbisschoppen met zetels die normaliter ‘automatisch’ het kardinalaat met zich meebrengen, zoals de patriarch van Venetië of de aartsbisschop van Mechelen-Brussel, werden overgeslagen in de benoemingen van kardinalen. Ook de huidige bibliothecaris van de Heilige Roomse Kerk werd (nog) geen kardinaal, hoewel zijn voorgangers dit steeds zijn geweest. Wél benoemd werden bisschoppen als Cibly Langlois, uit het verarmde Haïti, die zich als voorzitter van de Haïtiaanse bisschoppenconferentie veel moeite had getroost voor de heropbouw zijn land, of Quevedo van Cotabato, die bekend werd om zijn verbondenheid met de armen en om zijn inspanningen om vrede te bewerkstelligen met de islamitische rebellen die het Filipijnse eiland Mindanao willen afscheuren van de rest van het land. Zo mondialiseert de paus – overigens in de lijn van zijn voorganger – het college dat zijn opvolger zal moeten kiezen. Maar omdat daarin nu kardinalen zijn opgenomen die weten wat armoede is, zal hierin de stem van de armen worden gehoord.
      Op de derde plaats is er het recht van de paus om de Romeinse curie te hervormen. Dat vraagt heel veel moed en energie: het gaat hier om een oude (de oudste?) bureaucratie ter wereld en dus om een van de taaiste. In stilte werkt de paus aan deze hervormingen. Dat hij tegenstand ondervindt, is ondertussen gebleken. Paus Franciscus streeft ernaar ‘Romeinse rommel’ op te ruimen. Hartelijkheid kan bij hem gepaard gaan met een als hard ervaren vrijheid om in te grijpen en hervormingen door te zetten. In zijn kersttoespraak voor de hogere curieprelaten op 22 december 2014 wond de paus er geen doekjes om en liet hij helder blijken wat hem niet zinde in de mentaliteit van de Romeinse curie. Hij noemde maar liefst vijftien ziekten waaraan leden van de Romeinse curie onderhevig kunnen raken. Zo zei hij bijvoorbeeld dat het gevoel om onsterfelijk, immuun of onvervangbaar te zijn een kwaal is omdat hierdoor het vermogen tot zelfrelativering of zelfkritiek niet tot wasdom komt. Als remedie stelde de paus een bezoek aan een kerkhof voor, waar de graven van al even onmisbare mensen talloos zijn. Ook workaholics en degenen die in mentaal en geestelijk opzicht ‘versteend’ zijn, noemde hij ziek. In een voor Europeanen wel heel indringende taal omschreef paus Franciscus de clerici die verkokerd zijn geraakt in hun ideeën, passies en obsessies en daardoor de herinnering zijn verloren aan hun ‘oorspronkelijke ontmoeting met de Heer’, als mensen die lijden aan ‘geestelijke Alzheimer’. Vooral deze ziekte haalde de wereldpers. Hij schroomde ook niet degenen als ziek te omschrijven bij wie de rivaliteit en het streven naar ijdele roem zich concreet manifesteren in het streven naar de kleur van de kledij, die kenmerkend is voor een hogere geestelijke rang. Ook prelaten die in hun bureaucratische leven te weinig voeling houden met het basispastoraat en deze geestelijke leegte met academische titels willen vullen, omschrijft de paus als mensen die lijden aan een existentiële schizofrenie. En al even krachtig veroordeelde de paus degenen die met roddel en achterklap anderen schade willen berokkenen. Zij werden als moordenaars omschreven die de reputatie van collega’s en broeders koelbloedig om zeep helpen. Over één ding waren de kerkhistorici in Rome en daarbuiten het al gauw eens. Er is geen paus in de kerkgeschiedenis geweest die zijn curie zo vermanend en confronterend heeft toegesproken.12x Vgl. P. van Geest & A. van de Beek, ‘Franciscus’ nieuwe lijst van ernstige dwalingen’, Nederlands Dagblad 30 december 2014, p. 8-9. Vgl. ook Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, p. 93-97. Bij het overbrengen van zijn jaarlijkse kerstwensen aan de Romeinse curie in 2015 hield hij overigens zijn medewerkers geen kwalen maar deugden voor die zij in het werk moeten nastreven. In het kader van het Heilig Jaar van Barmhartigheid en de voorbereiding op Kerstmis presenteerde hij een ‘catalogus van noodzakelijke deugden’ ‘om deze tijd van genade vruchtbaar te kunnen beleven’. Onder de deugden schaarde de paus onder meer geschiktheid en scherpzinnigheid, spiritueel en menselijk zijn, voorbeeldigheid en trouw, redelijkheid en vriendelijkheid, onschadelijk zijn en vastbesloten zijn, respectvol zijn en bescheidenheid, betrouwbaarheid en soberheid. De paus noemde de deugden per paar op en de volgorde was niet toevallig gekozen. In het Italiaans vormen de eerste letters van elk paar samen het woord ‘barmhartigheid’ (misericordia), ‘opdat die [barmhartigheid] onze gids en ons geestelijk licht mag zijn’.13x Zie Katholiek Nieuwsblad 22 december 2015: www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/paus-franciscus-benoemt-24-deugden-voor-de-curie.
      Uit deze wijze van vermanen én bemoedigen valt op te maken dat de paus in zijn eigen curie een relatieve buitenstaander is. Benedictus XV (1914-1922), Pius XI (1922-1939), Pius XII (1939-1958), zelfs Joannes XXIII (1958-1963) en Paulus VI (1963-1978) waren allen gepokt en gemazeld geraakt in de diplomatie van de Heilige Stoel. Paus Franciscus is dat niet in het minst: hooguit heeft hij wat adviezen aan de pauselijke nuntius in Argentinië gegeven. De paus blijkt vooral en nog steeds jezuïet. Veel meer dan een pontifex maximus betoont hij zich in deze toespraak een retraitepater, die degenen die bij hem een bezinningsweek volgen er goed van wil doordringen waarop zij moeten letten als zij hun gewetensonderzoek beginnen. In feite houdt hij zijn curieprelaten een biechtspiegel voor, geeft hij hun een handreiking om de zelfconfrontatie aan te gaan en haalt hij hen uiteindelijk uit hun comfortzone. Dat paus Franciscus hiervoor een taal bezigt waar Luther bij de vervaardiging van zijn stellingen in 1517 voor zou hebben teruggedeinsd, bevestigt alleen maar het vermoeden dat de paus echt verandering wil en dat hij de hervorming van Kerk en curie tot stand ziet komen door de gewetens op te schudden.

    • 4 Bewogen met de wereld

      In de zomer van 1915 stemde de Tweede Kamer voor het tijdelijke herstel van het in 1871 opgeheven gezantschap bij de Heilige Stoel. Zelfs het christelijk-historisch kamerlid A. de Savornin Lohman stemde voor met beroep op de ‘zedelijke macht’ van de paus.14x C. Fasseur, Wilhelmina. De jonge koningin, Amsterdam: Uitgeverij Balans 1998, p. 511. Inderdaad, wie tot paus gekozen wordt, ontvangt een verantwoordelijkheid om een beleid te voeren dat ook repercussies heeft ver buiten de Katholieke Kerk. Hij heeft een unieke volkenrechtelijke positie met de rang van staatshoofd en is onderdaan van niemand. Als paus – bekleder van de Heilige Stoel – en als soeverein van de staat Vaticaanstad is hij in feite tweemaal staatshoofd. Hij is zeer goed geïnformeerd en heeft een heel diplomatiek korps tot zijn beschikking staan. Maar informatie bereikt hem ook van bisschoppenconferenties, van generale oversten van kloosterorden en van andere personen die in contact staan met de concrete werkelijkheid.
      Toch is de ‘macht’ van een paus in de 21e eeuw van een andere orde dan in de millennia ervoor. In de hoge Middeleeuwen kon de Kerk in zekere zin ‘de wereld’ beheersen. Paus Innocentius III († 1216), een briljant jurist en de ‘paus van Franciscus van Assisi’, wist de onafhankelijkheid van de pauselijke staat ten opzichte van het ‘Heilige Rijk’15x Sinds 1250 genoemd het ‘Heilige Roomse Rijk’. definitief erkend te krijgen. Hij werd de leider van Europa met wie koningen en keizers ernstig rekening dienden te houden.16x Vgl. J. Sayers, Innocent III. Leader of Europe 1198-1216, Londen/New York: Longman 1994; J.M. Powell (red.), Innocent III. Vicar of Christ or Lord of the World?, Washington D.C.: The Catholic University of America Press 1994; Th. Frenz (red.), Papst Innozenz III. Weichensteller der Geschichte Europas, Stuttgart: Franz Steiner 2000; J.C. Moore, Pope Innocent III (1160/61-1216). To Root Up and to Plant, Leiden: Brill 2003; O. Hanne, Innocent III. La stupeur du monde, Parijs/Berlijn 2012. Vorsten stelden zich onder de opperhoogheid van Rome. Maar na de Middeleeuwen werden de rollen omgedraaid. Met de opkomst van de moderne en vervolgens absolutistische staat was de Kerk onderworpen aan de ‘wereld’.17x Voor de ontwikkelingen tot aan het Tweede Vaticaanse Concilie zij verwezen naar overzichtwerken: L.J. Rogier, R. Aubert & M.D. Knowles (red.), Geschiedenis van de Kerk, Bussum: Paul Brand 1963-1974; H. Jedin (red.), Handbuch der Kirchengeschichte, Freiburg in Breisgau: Herder 1965-1979; J.-M. Mayeur e.a, Histoire du christanisme des origines à nos jours, Parijs, Desclée 1990-2000. Dat ging van de vorstelijke benoeming van bisschoppen tot aan bemoeienis met de priesteropleiding, van de censuur op kerkelijke geschriften tot aan de opheffing van kloosters. Maar de Kerk werd ook door de vorst betaald en beschermd.
      De Amerikaanse en de Franse Revolutie leidden tot een nieuw systeem, waarin er sprake was van de scheiding van kerk en staat; vriendelijk in het eerste geval, vijandelijk en vervolgend in het tweede. De Kerk raakte geïsoleerd: ze ‘trekt zich terug in de sacristie’ en ziet zich als een belegerde veste. Een nieuwe fase volgt. Vanaf Leo XIII (1878-1903) wordt de Kerk strijdbaar en breekt zij uit de veste. Zij wil de ‘wereld’ heroveren en de katholieke staat waar dat kan herstellen. In deze periode kwam het neothomisme tot ontwikkeling: een denksysteem waarin de mensheid een coherent en zekere visie op de mens, de maatschappij en op God werd geboden, juist in tijden die onzeker geworden waren door de industriële revolutie. Thomas van Aquino werd geacht antwoord te kunnen geven op ‘alle’ vraagstukken, tot aan de rechtvaardiging van de Vlaamse Beweging toe.18x C. de Borchgrave, Les jésuites et le mouvement flamand. Histoire d’un engagement tardif mais virulent, Leuven: Peeters 2014, p. 71-73. De ontwikkeling van de katholieke sociale leer, de katholieke actie, de katholieke standsorganisaties, enzovoort zijn ook te herleiden tot het streven van Leo XIII en zijn opvolgers tot en met Pius XII naar een terugkeer tot wat hij veronderstelde de middeleeuwse christenheid was geweest. Het is in deze strijdbare Kerk dat paus Franciscus geboren en getogen is.19x Een recente kenschets van de periode vindt men in M. Chappin, ‘Una facoltà di Missiologia per una Chiesa militante. Lo sfondo di una fondazione’, in: Missione, Chiesa e Teologia a 50 anni dal Concilio Vaticano II, Rome: Gregorian and Biblical Press 2014, p. 27-44 (Studia Missionalia 63).
      Het Tweede Vaticaans Concilie, dat plaatsvond toen Jorge Maria Bergoglio in opleiding was voor het priesterschap, veranderde dit perspectief. Er werd gepleit voor de erkenning van de rechten van de mens, met name voor de godsdienstvrijheid, en de concilievaders drongen aan op een bereidheid tot dialoog met wie niet tot de Kerk behoort, en tot openheid en interesse voor de waarden die de ‘wereld’ haar aanzien geven.20x Voor verloop van het Concilie zij verwezen naar de niet onomstreden publicatie: G. Alberigo (red.), History of Vatican II (Engelse editie onder redactie van J.A. Komonchak), Maryknoll NY/Leuven: Orbis/Peeters 1995-2003. Hoe dit ook zij: juist in het licht van de historische de ontwikkelingen is het wonderbaarlijk dat niet zozeer de macht als wel het gezag van de paus steeds groter is geworden in de afgelopen decennia.
      De toon voor het politieke beleid van paus Franciscus werd gezet door zijn voorganger Joannes XXIII († 1963). In zijn encycliek Pacem in Terris van 1963, geschreven ten tijde van het optrekken van de Berlijnse Muur en de Cubacrisis, richtte deze zich niet alleen tot de bisschoppen in de katholieke kerk, zoals gebruikelijk was, maar tot alle mensen van goede wil: ook die buiten de kerk. Ook diens opvolger, paus Paulus VI († 1978), is bepalend geweest voor Franciscus’ visie op de verhouding van de Kerk tot de wereld. In een preek van 7 december 1965 zei deze paus Paulus dat de Kerk zich ten dienste (ancilla) van de mensheid heeft gesteld, dus niet alleen van de katholieken. Dat is een nieuwe wijze van omgaan met ‘wereld’, die bepalend is voor de wijze waarop paus Franciscus intervenieert. Zijn meest recente encycliek Laudato si’ en zijn toespraak tot het Congres in de Verenigde Staten zijn (vooralsnog) de twee meest cruciale stukken die zijn nieuwe beleid uitleggen, omdat hierin zijn politieke zwaartepunten het best ontwaard kunnen worden.
      In zijn encycliek Laudato si’ van 24 mei 2015 snijdt paus Franciscus de klimaatverandering aan als een van de grootste problemen waarmee de hele mensheid zich nu geconfronteerd ziet.21x Paus Franciscus, Laudato si’, http://w2.vatican.va/content/francesco/en/encyclicals/documents/papa-francesco_20150524_enciclica-laudato-si.html. Deskundigen hebben de encycliek al als een van de grootste sociale encyclieken gekarakteriseerd. Deze omschrijving werkte in eerste instantie bevreemding, omdat de paus niet over sociale kwesties lijkt te schrijven maar spreekt over het vrijkomen van methaangas – een gas dat aan de basis ligt van het zogeheten broeikaseffect – door het smelten van het ijs op de poolkappen, over de teloorgang van de biodiversiteit door de vernietiging van tropische bossen en over de verzuring van de oceanen (Laudato si’ nr. 24). Vervolgens brengt hij een verband aan tussen deze opwarming van de aarde en de beschikbaarheid van essentiële hulpbronnen als drinkwater en energie. Hier wordt duidelijk waarom Laudato si’ waarschijnlijk tot een van de grootste sociale encyclieken gerekend zal gaan worden. Hoewel de paus schrijft over de zorgwekkende toestand van de aarde – die hij naar Franciscus’ voorbeeld zowel moeder als zuster noemt – maakt hij hartstochtelijk duidelijk dat de klimaatverandering, de schaarste aan drinkwater en de afnemende biodiversiteit vooral de armen het meest treffen omdat zij, bijvoorbeeld, een lagere gewasopbrengst hebben. Schrijnend acht hij dat deze klimaatveranderingen ook nog eens veroorzaakt worden door de ongebreidelde behoefte van mensen in de rijke landen aan consumeren. Zo maakt hij duidelijk dat ecologie en sociale rechtvaardigheid een directe band hebben (Laudato si’ nr. 49). En hij maakt duidelijk dat de ecologische crisis eigenlijk wortelt in een morele crisis in de harten van mensen in rijke landen.
      In deze encycliek betoont hij zich tegelijkertijd staatsman en novicemeester voor de mensheid. Omdat de paus economie en ecologie in één verband plaatste, schreef de katholieke Republikein Paul Gosar dat hij het bezoek van de paus aan het Amerikaanse Congres wilde boycotten. De paus moest zich maar aan standard christian theology houden. Dat de mens verantwoordelijk is voor klimaatverandering staat lang niet vast, volgens Gosar. Het Congreslid was dus duidelijk uit zijn comfortzone getrokken, zoals de curieprelaten een paar maanden hiervoor. Maar ook de Democraten in de Verenigde Staten worden door Franciscus op het verkeerde been gezet. Zijn streven naar wetgeving en politieke besluitvorming waarin de waardigheid van de mens vanaf het begin van de conceptie tot aan de natuurlijke dood geëerbiedigd is, verwoordt de paus namelijk buitengewoon helder. Deze gedachte wordt niet door alle Democraten gedragen. Zij voelen zich niet zelden ongemakkelijk bij uitlatingen van de paus, zeker niet als zij zichzelf tot een kerkgenootschap bekennen.
      Daarom werd er uitgekeken naar deze toespraak tot het Congres van de Verenigde Staten. Hij hield hem op 24 september 2015. Het was een unicum: het Congres is een politieke arena en nog nooit sprak daar een paus of een andere religieuze leider. Dit maakte dat de toespraak van paus Franciscus zowel met enthousiasme als met ingehouden adem werd gevolgd in Amerika. De jezuïet en Harvard-hoogleraar Francis Clooney en John Carr van de Georgetown University waren zeer verbaasd dat de paus dit aandurfde, temeer omdat Franciscus zich aantoonbaar meer op zijn gemak heeft betoond in de slums van Argentinië dan in de corridors van de macht.
      Andermaal werd duidelijk dat de paus zowel de Republikeinen als de Democraten confronteerde met hun politieke waarden. Zo noemde hij de onvervreemdbare menselijke waardigheid als reden voor de mondiale afschaffing van de doodstraf. Hij noemde de stilte rond de winstgevende maar doodbrengende wapenhandel beschamend. Hij bracht de droom van Martin Luther King en Dorothy Day over de volledige burgerrechten voor iedere Amerikaan in verband met de rechten van de vluchtelingen, die, conform de Gulden Regel (‘wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’), geholpen willen worden zoals wij in hun situatie geholpen zouden willen worden. Confronterend was hij ten slotte omdat hij met een verwijzing naar de Amerikaanse trappist Thomas Merton het inzicht in de eigen slechte drijfveren en de echte dialoog als oorzaak van het herstel van de vrede te berde bracht.
      Dat deze confrontatie met de Amerikaanse politiek de paus niettemin niet aan populariteit heeft gekost, is te herleiden tot wat hij na zijn toespraak op Capitol Hill deed. Hij dronk geen glas en deed geen plas met de machthebbers, maar ging eten in de Sint-Patricksparochie met dak- en thuislozen. Hij wist zich dus te meten met de groten, maar betoonde zich tegelijk bewogen met de kleinen. De paus lijkt op een arts die pijn doet, maar de wereld hiermee oprecht van kwalen wil genezen. Dat maakt een arts goed en populair.

    • 5 De vrijheid van Franciscus

      Het is onmiskenbaar dat paus Franciscus de Kerk een ander aanzien wil geven. Waar paus Benedictus XVI in tal van publicaties en boeken Christus centraal stelde en daarbij vooral een beroep deed op de rede en het verstand, plaatst Franciscus de arme centraal en benadrukt hij dat christenen moeten trachten te handelen zoals Christus.22x Vgl. paus Franciscus, Evangelii Gaudium 65. Hoewel hij op het niveau van de wereldpolitiek bijvoorbeeld een onmiskenbare bijdrage heeft geleverd aan het herstel van de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Cuba, is vooral zijn streven om de Kerk een kerk van de armen te laten worden, niet onopgemerkt gebleven in de wereld. Zowel in zijn toespraken als in zijn bisschopsbenoemingen en zijn kardinaalscreaties wordt duidelijk dat het hem ernst is die geestelijken tot bisschop te benoemen of tot het kiescollege voor zijn opvolger te verheffen die als herder naar hun schapen ruiken en die een grote sociale bewogenheid hebben betoond.
      Het gezag van de paus in de wereld blijkt van een andere orde dan die van zijn voorganger Innocentius III († 1216), die in kerkjuridische geschriften van zijn tijd ‘de eigenlijke keizer’ (verus imperator) werd genoemd.23x A. Paravicini Bagliani, Il trono di Pietro. L’universalità del papato da Alessandro III a Bonifacio VIII, Rome: La Nuova Italia Scientifica 1996, p. 190. Toen Franciscus in het eerste jaar van zijn aantreden al door Times was uitgekozen als ‘persoon van het jaar’, werd hij door de redactie zélf geprezen als ‘a humble saint’. In het bewustzijn dat deze nederigheid niet alleen maar verband hield met de uiterlijke eenvoud in kledij en de woning van de paus, vroeg redacteur Nancy Gibbs zich af hoe hij erin geslaagd was nederigheid te beoefenen ‘from the most exalted throne on earth’. Het antwoord ligt besloten in Bergoglio’s biografie. Deze wijst uit dat hij steeds meer het vermogen heeft ontwikkeld zijn eigen sterkten en beperkingen te onderkennen. In zijn eigen woorden: ‘Voilà, dat ben ik: een zondaar op wie de Heer zijn oog heeft laten vallen. En dat is wat ik gezegd heb toen ze me vroegen of ik mijn verkiezing als paus aanvaardde’. Hij fluistert: ‘Peccator sum, sed super misericordia et infinita patientia Domini nostri Jesu Christi confisus et in spiritu penitentiae accepto’ (‘Ik ben een zondaar, maar rekenend op de barmhartigheid en het oneindige geduld van onze Heer Jezus Christus, neem ik het aan in een geest van berouw’).24x Spadaro 2013, p. 871.

      Onderzoek wijst uit dat leiders die zich dienend en nederig opstellen ten minste drie kenmerken delen: zelfbewustzijn (het vermogen om eigen sterkten en beperkingen te onderkennen), openheid (voor nieuwe ideeën en benaderingen) of de wil van anderen te leren, en transcendentie (aanvaarding van iets wat de eigen persoon te boven gaat). Samen vormen zij de drie bouwstenen voor de nederigheid die paus Franciscus lijkt te belichamen, bouwstenen die zijn vrijheid en soevereiniteit bewerkstelligen.25x Zie voor de verwijzingen naar dit onderzoek E. van de Loo & P. van Geest, ‘Nederigheid bepalende factor voor succesvolle leider. Eigen onvolmaaktheid beseffen maakt mild’, Volzin 2014, 3, p. 34-37.
      Of Franciscus’ hervormingen zullen beklijven, is nu nog de vraag. Maar een feit is dat hij door zijn zelfrelativering ruimte en vrijheid voor anderen schept. De leider die beseft dat hij zelf niet volmaakt is, is milder naar anderen. Ook hierin is zijn vrijheid gelegen.

    Noten

    • 1 H. Verbitsky, El silencio: de Paulo VI a Bergoglio : las relaciones secretas de la Iglesia con la ESMA, Buenos Aires: Sudamericana 2005, p. 89-112.

    • 2 P. van Geest, ‘Bergoglio moest kiezen tussen twee deugden’, Trouw 18 maart 2013, p. 19.

    • 3 A. Spadaro, ‘Interview met paus Franciscus’, Cultureel maatschappelijk maandblad Streven 2013, 80, p. 867-894, passim.

    • 4 Societatis Iesu Constitutiones et Epitome Instituti, Rome: Apud Curiam Praepositi Generalis 1962. Het Epitome wordt in 1977 vervangen door het Compendium Practicum Iuris Societatis Iesu, Rome: Apud Curiam Praepositi Generalis 1977.

    • 5 Spadaro 2013, p. 867-894, m.n. 877.

    • 6 Idem, p. 873.

    • 7 Vgl. bijv. Paus Franciscus, ‘Toespraak tot de deelnemers aan de conferentie voor de nieuwe bisschoppen. 19 september 2013’, in: Paus Franciscus, Kerk van Barmhartigheid Amsterdam: Prometheus-Bert Bakker 2014, p. 95-99.

    • 8 Spadaro 2013, p. 872.

    • 9 S. Fens & J.W. Wits, ‘Onze vriend in Rome. Over solidariteit en leven in een gouden kooi’, Straatnieuws. De Utrechtse daklozenkrant 2015, 16, p. 14-20, citaat: 20.

    • 10 Vgl. www.lanazione.it/firenze/discorso-integrale-papa-1.1470900.

    • 11 Spadaro 2013, p. 890.

    • 12 Vgl. P. van Geest & A. van de Beek, ‘Franciscus’ nieuwe lijst van ernstige dwalingen’, Nederlands Dagblad 30 december 2014, p. 8-9. Vgl. ook Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, p. 93-97.

    • 13 Zie Katholiek Nieuwsblad 22 december 2015: www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/paus-franciscus-benoemt-24-deugden-voor-de-curie.

    • 14 C. Fasseur, Wilhelmina. De jonge koningin, Amsterdam: Uitgeverij Balans 1998, p. 511.

    • 15 Sinds 1250 genoemd het ‘Heilige Roomse Rijk’.

    • 16 Vgl. J. Sayers, Innocent III. Leader of Europe 1198-1216, Londen/New York: Longman 1994; J.M. Powell (red.), Innocent III. Vicar of Christ or Lord of the World?, Washington D.C.: The Catholic University of America Press 1994; Th. Frenz (red.), Papst Innozenz III. Weichensteller der Geschichte Europas, Stuttgart: Franz Steiner 2000; J.C. Moore, Pope Innocent III (1160/61-1216). To Root Up and to Plant, Leiden: Brill 2003; O. Hanne, Innocent III. La stupeur du monde, Parijs/Berlijn 2012.

    • 17 Voor de ontwikkelingen tot aan het Tweede Vaticaanse Concilie zij verwezen naar overzichtwerken: L.J. Rogier, R. Aubert & M.D. Knowles (red.), Geschiedenis van de Kerk, Bussum: Paul Brand 1963-1974; H. Jedin (red.), Handbuch der Kirchengeschichte, Freiburg in Breisgau: Herder 1965-1979; J.-M. Mayeur e.a, Histoire du christanisme des origines à nos jours, Parijs, Desclée 1990-2000.

    • 18 C. de Borchgrave, Les jésuites et le mouvement flamand. Histoire d’un engagement tardif mais virulent, Leuven: Peeters 2014, p. 71-73.

    • 19 Een recente kenschets van de periode vindt men in M. Chappin, ‘Una facoltà di Missiologia per una Chiesa militante. Lo sfondo di una fondazione’, in: Missione, Chiesa e Teologia a 50 anni dal Concilio Vaticano II, Rome: Gregorian and Biblical Press 2014, p. 27-44 (Studia Missionalia 63).

    • 20 Voor verloop van het Concilie zij verwezen naar de niet onomstreden publicatie: G. Alberigo (red.), History of Vatican II (Engelse editie onder redactie van J.A. Komonchak), Maryknoll NY/Leuven: Orbis/Peeters 1995-2003.

    • 21 Paus Franciscus, Laudato si’, http://w2.vatican.va/content/francesco/en/encyclicals/documents/papa-francesco_20150524_enciclica-laudato-si.html.

    • 22 Vgl. paus Franciscus, Evangelii Gaudium 65.

    • 23 A. Paravicini Bagliani, Il trono di Pietro. L’universalità del papato da Alessandro III a Bonifacio VIII, Rome: La Nuova Italia Scientifica 1996, p. 190.

    • 24 Spadaro 2013, p. 871.

    • 25 Zie voor de verwijzingen naar dit onderzoek E. van de Loo & P. van Geest, ‘Nederigheid bepalende factor voor succesvolle leider. Eigen onvolmaaktheid beseffen maakt mild’, Volzin 2014, 3, p. 34-37.


Print dit artikel