Recht, religie en beleid
Voor u ligt het eerste nummer van 2015. Het jaar waarin het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid alweer zijn vijfde jaargang inluidt. Als redactie hebben wij er telkens weer op willen toezien dat de artikelen van goede kwaliteit zijn, dat zij gelezen kunnen worden door een breed publiek, en actueel en informatief zijn. De verscheidenheid aan artikelen in de afgelopen jaargangen getuigt ervan hoezeer de combinatie van religie, recht en beleid de gemoederen blijft bezighouden. Ook nu weer.
In de eerste week van dit nieuwe jaar werden we opgeschrikt toen in Parijs de redactie van het satirische weekblad Charlie Hebdo op een vreselijke manier werd bestormd. Twaalf mensen werden hierbij om het leven gebracht. De daders stelden te handelen in naam van Al Qaida en werden een aantal dagen later door de politie gedood. De wereld reageerde geschokt en er kwam een stroom aan steunbetuigingen van wereldleiders aan Frankrijk op gang. Gevolgd door stille tochten, cartoonisten die van zich af tekenden, en demonstraties. In Nederland hield premier Rutte op de Dam een toespraak met de boodschap ‘handen af van onze vrijheid’.1x‘Demonstraties afgelopen. Rutte: Handen af van onze vrijheid’, www.nrc.nl, 8 januari 2015. De wereld lijkt op scherp te staan en veiligheidsmaatregelen werden herzien. Ook in Nederland. ‘Deels zichtbaar en in belangrijke mate ook onzichtbaar’, zo stelde premier Rutte.2x‘Rutte: maatregelen genomen na aanslag Parijs’, www.nos.nl, 9 januari 2015.
Op weg naar huis die bewuste woensdagmiddag dacht ik aan heel veel dingen tegelijk, maar het gevoel It feels like 9/11 all over again overheerste. Daarin sta ik niet alleen, weet ik inmiddels. In het openbaar vervoer praten reizigers onderling met elkaar over Parijs, de terreur en over de moslims. ‘Er zal er maar een in de tram zitten!’, hoor ik de vrouw achter mij zeggen tegen haar medereizigster. Angst lijkt te overheersen en niet alleen onder deze reizigers, maar veel breder en het vertaalt zich ook naar de politiek. Angst is echter een slechte raadgever, en maatregelen nemen vanuit deze angst zal meer gaan om symptoombestrijding dan om de aanpak van het onderliggende probleem.
Ook op social media lijkt het voornamelijk te gaan om de aanslag in Parijs. De hashtags #JeSuisCharlie en #nietmijnislam zijn trending. Experts op het gebied van religie, terrorisme en veiligheid wordt veelvuldig gevraagd om hun analyse op de gebeurtenissen in Parijs te geven. Er wordt weer volop gesproken en geschreven over hoe deze aanslag heeft kunnen gebeuren. Wanneer men spreekt over de daders, wordt de term homegrown terrorisme veel gehoord. Vaak gaat het hierbij om jonge mensen die geboren en getogen zijn in het Westen en zich ergens gedurende hun jonge leven radicaliseren. Vragen die hierbij opkomen zijn: Waarom zijn deze jongeren zich gaan radicaliseren? Ligt het aan hun sociale omstandigheden, zijn het beïnvloedbare jongeren, of ligt het aan de islam zelf? Maar vooral: Hoe heeft deze aanslag kunnen gebeuren en had het voorkomen kunnen worden? Dit lijken exact dezelfde vragen te zijn die in Nederland in de afgelopen tien jaar al veel vaker zijn gesteld, met name na 9/11 en de moord op Theo van Gogh. En uit alle reacties – politiek, sociaal, juridisch, emotioneel – lijkt het alsof we de afgelopen tien jaar hebben stilgezeten, niets hebben gedaan. Als dat zo is, dan kunnen we de komende maanden en jaren soortgelijke artikelen en analyses verwachten als die in de afgelopen jaren zijn verschenen. Dat zou toch niet de bedoeling moeten zijn. Mijn voorlopige conclusie is dat we de afgelopen jaren blijkbaar de verkeerde vragen hebben gesteld en de belangrijkste kwesties hebben gemist.
In Nederland lag na 11 september 2001, en vooral na de moord op Theo van Gogh, de zorg voor radicalisme bij de opsporings- en veiligheidsdiensten. Niet alleen de opsporing van geradicaliseerde jongeren, maar vooral de oorzaken van hun radicalisering werden centraal gesteld. Hierbij ging het niet alleen om religie, maar ook om psychologische, economische en sociale factoren. Er werd geprobeerd radicalisering te voorkomen vanuit het idee dat wanneer jongeren zich thuis voelen in Nederland en hier een studie of een baan hebben, de kans op sympathie voor radicaal gedachtegoed wellicht voorkomen zou kunnen worden. Het onderwerp van het integratiebeleid werd ondergebracht bij de veiligheidsdiensten. Deze aanpak lijkt niet helemaal het antwoord te zijn, want de angst voor een aanslag in Nederland is nu misschien wel groter dan ooit. De daders in Parijs waren immers opgeleid, geboren en getogen in Frankrijk en leken prima geïntegreerd te zijn.
Wij zullen ons de komende jaren moeten gaan buigen over wat wij over het hoofd hebben gezien. Het gaat daarbij precies om de thema’s die dit tijdschrift centraal stelt: religie, recht en beleid. Welke combinatie is de juiste als wij willen voorkomen dat wij over tien jaar weer met dezelfde situatie en vragen geconfronteerd worden? In de maatschappij klinkt vooralsnog vooral een bezorgde roep om meer veiligheidsmaatregelen, om preventief optreden ter voorkoming van aanslagen in Nederland. Of dat inderdaad wat zou kunnen opleveren, lijkt discutabel. Want welke maatregelen zouden dit dan moeten zijn? Volgens mij gaat het vooral om kennis en inzicht: het lijkt er namelijk op dat er nog veel te winnen valt wanneer het gaat om de onderwijzing van de aanwezigheid van de islam en moslims in Nederland. Wij van het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid gaan daar in ieder geval ons steentje aan bijdragen.
Noten
-
1 ‘Demonstraties afgelopen. Rutte: Handen af van onze vrijheid’, www.nrc.nl, 8 januari 2015.
-
2 ‘Rutte: maatregelen genomen na aanslag Parijs’, www.nos.nl, 9 januari 2015.