Coalitie en religie
Het regeerakkoord van het in november 2012 aangetreden kabinet-Rutte II begint met de belijdenis van ‘een onverwoestbaar geloof in de toekomst’. Wanneer daarvan als motto ‘Bruggen slaan’ wordt gepresenteerd, denken de coalitiepartners met name aan verbindingen tussen Den Haag en de samenleving, tussen stad en land, rijk en arm, jong en oud en hoog- en laagopgeleiden. Dat het slaan van bruggen tussen bevolkingsgroepen met een verschillende levensovertuiging blijkbaar niet in het blikveld van de twee partijen komt, is een voorbode van een afstandelijke, seculier geïnspireerde benadering van religie en haar relatie tot recht en overheidsbeleid. Het kabinet-Rutte I opende nog met een aanbeveling dat burgers elkaar ‘niet op hun afkomst maar op hun toekomst, niet op hun geloof maar op hun gedrag, niet als groep maar als individu’ zouden beoordelen.1xZie B. Koolen, ‘Coalitie en religie’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2011-1, p. 3-4.
Had het vorige kabinet nog aangekondigd de regeling inzake de koopzondagen te handhaven, Rutte II gaat de wettelijke bepaling inzake winkelsluiting op zondag opheffen en laat regelgeving desgewenst aan de gemeentebesturen over.
Aan de positie van ambtenaren van de burgerlijke stand die principieel medewerking weigeren aan de huwelijkssluiting van homoparen wordt niet getornd. Maar de aanstelling van nieuwe ‘weigerambtenaren’ wordt uitgesloten.
Op het voor levensbeschouwelijke organisaties vitale onderwijsterrein is het regeerakkoord buitengewoon terughoudend. Haalde het basisdocument van het vorige kabinet-Rutte nog vrij gedetailleerd uit over de zwakte van islamitische scholen, nu wordt daaraan geen aandacht meer besteed. De coalitiepartners beperken er zich toe alle vormen van samenwerking ten aanzien van onderwijsstructurele problemen in krimpgebieden open te houden. ‘Denominatie noch fusietoets mag daarbij in de weg staan.’ De zorg van het bijzonder onderwijs voor zijn identiteit komt in die regio’s hier en daar ongetwijfeld onder druk te staan. Samenwerking van scholen met een verschillende achtergrond zal leiden tot een kleinste gemene veelvoud van de denominatieve kenmerken. Schoolbesturen mogen homoseksuele leerkrachten niet om die reden ontslaan; de ‘enkele-feitconstructie’ wordt uit de wet verwijderd.
Op het medisch-ethische vlak stimuleert het regeerakkoord een brede maatschappelijke discussie, maar noemt als enig thema de vrijwillige levensbeëindiging: wetgeving kan de uitkomst zijn van zo’n discussie. Hiermee passeert Rutte II de stellingname van Rutte I dat dienaangaande niet zal worden overgegaan tot wetswijziging. Met betrekking tot abortus en embryoselectie voorziet de coalitie geen wetswijziging. Aan lesbisch ouderschap wil Rutte II wettelijk de ruimte bieden.
Onder de strafbare geweldsdelicten worden genoemd: eerwraak en genitale verminking. Bij deze laatste term zal gedacht zijn aan vrouwenbesnijdenis, maar de formulering sluit geen discussie uit over besnijdenis bij mannelijke personen.
Met betrekking tot het verplichte inburgeringsexamen van immigranten is het regeerakkoord nog wat stelliger dan voorheen. Dat de kosten van het voortraject voor zo’n examen voor rekening komen van de nieuwkomer, was als beginsel reeds door het vorige kabinet vastgelegd. Nu wordt een sociaal leenstelsel geïntroduceerd waarop nieuwkomers desgewenst een beroep kunnen doen; een uitzondering wordt gemaakt voor personen met een asielstatus: aan hen doet de overheid ‘een aanbod’. Zou hiervan de consequentie zijn dat de gemeentelijke steun aan inburgeraars om inburgeringscursussen te volgen gaat verdwijnen, dan heeft dat nadelige gevolgen voor de op dit terrein actieve bureaus en particuliere initiatieven en vooral voor de vele nieuwkomers, onder wie ook de geestelijke bedienaren en hun kerkgenootschappen, moskee- en tempelbesturen.
Ieders recht op emancipatie en gelijke behandeling wordt erkend, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, religie, levensovertuiging of handicap. Omwille daarvan wordt de inzet verwacht van niet alleen de individuele burger, maar ook van levensbeschouwelijke groepen en etnische gemeenschappen.
Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar bestuur en in overheidsgebouwen. Dat houdt in dat men bij een bezoek aan een gemeentehuis of politiebureau de gezichtsbedekking zal moeten afleggen. De politie krijgt de bevoegdheid in de openbare ruimte een vrouw te gelasten zich van haar gezichtsbedekking te ontdoen. Opmerkelijk is de toevoeging dat personen met gelaatsbedekking niet voor een bijstandsuitkering in aanmerking komen. Ook personen die geen Nederlands kennen, worden geviseerd: ook zij worden uitgesloten van het recht op een uitkering. Dat dit ook geldt voor EU-burgers en Nederlanders, kan nog merkwaardige consequenties hebben voor dialectsprekenden en voor Friestaligen.
Op enkele punten raken VVD en PvdA gevoelige snaren bij delen van de bevolking: de positie van homoseksuele leerkrachten, de koopzondag en de euthanasie. De restricties met betrekking tot gezichtbedekking tonen aan dat de gedoogpartner van weleer zijn schaduw blijft werpen op het overheidsbeleid. Door vrouwen die hechten aan hun gezichtssluier het recht op een uitkering te ontnemen, gaan de coalitiepartners over de schreef.
Noten
-
1 Zie B. Koolen, ‘Coalitie en religie’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 2011-1, p. 3-4.