Religie en Onveiligheid
Sinds ‘9/11’ houdt het thema religie en veiligheid de gemoederen van politici, beleidsmakers en opinieleiders intensief bezig. Richtte de aandacht in beleid en debat zich aanvankelijk vooral op de aanpak van islamitische terroristen en extremisten, geleidelijk is de nadruk meer komen te liggen op het voortraject van extremisme: radicalisering en polarisatie. Daarbij worden deze processen – althans in de media – niet alleen gesignaleerd in islamitische kringen, maar ook vermoed in orthodox-christelijke gemeenschappen. Parallel aan deze ontwikkeling is de laatste tien jaar een verscherpte tegenstelling merkbaar tussen orthodox-religieuze groeperingen aan de ene kant en vrijzinnige en seculiere groeperingen aan de andere kant – een breuklijn die wordt versterkt door andere wrijvingen (tussen conservatieve en liberale bevolkingsgroepen, ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’, ‘kosmopolieten’ en ‘nationalisten’). Deze situatie geeft het beleid en debat een extra lading en dynamiek. ‘Religie en veiligheid’ is een thema dat hoog op de maatschappelijke agenda staat en om een nadere doordenking vraagt.
De Commissie Religie en het Publieke Domein, in 2008 opgericht op initiatief van het instituut voor multiculturele vraagstukken FORUM, heeft op 23 juni 2010 in Den Haag een expertmeeting georganiseerd over dit onderwerp onder de titel Angst voor religie? Een verkenning van het veiligheidsdebat en -discours. Na deze bijeenkomst is een aantal sprekers gevraagd om hun bijdrage uit te werken tot een artikel, en zijn enkele andere deskundigen uitgenodigd om ook een artikel te schrijven. Het resultaat vindt u in dit themanummer.
De artikelen van Beatrice de Graaf en Sipco Vellenga bieden een introductie in het thema religie en veiligheid. In het openingsartikel laat De Graaf zien hoe religie, in het bijzonder de radicale versie van de islam, vanaf de jaren negentig object werd van het nationale veiligheidsbeleid. Zij gaat in op de vraag wie, wanneer, waarom, in welke vorm en met welk resultaat religieuze orthodoxie op de nationale veiligheidsagenda plaatste. Ook komt aan de orde welke tegenacties deze ‘securitisering’ van religie in politieke en religieuze kringen opriep en wat dit voor gevolgen heeft gehad.
Verkent De Graaf de relatie tussen religie en veiligheid vanuit het perspectief van het veiligheidsbeleid, Sipco Vellenga benadert dit thema vanuit het perspectief van het publieke religiedebat. Hij stelt dat in dat debat sinds de jaren negentig een discours is opgekomen dat niet alleen een relatie legt tussen extremistische vormen van de islam en terrorisme, maar ook breder, namelijk tussen religieuze orthodoxie in het algemeen en dwang en geweld. Hij probeert een antwoord te geven op de vraag waaraan de opkomst van dit discours is toe te schrijven.
De bijdragen van Mark Dechesne, Bas van Stokkom en Martijn de Koning bieden een verdieping van het onderwerp van deze special. Dechesne maakt onderscheid tussen vier verschillende verschijningsvormen van angst voor religie, en analyseert die vanuit een cultuurpsychologisch perspectief. Zijn stelling is dat traditionele vormen van religie angst inboezemen omdat die haaks staan op het dominante wereldbeeld in Nederland, dat gekenmerkt wordt door ‘horizontaal individualisme’. In het artikel van Van Stokkom staat de relatie tussen religie en gewelddadige vormen van criminaliteit centraal. Enkele elementen daarvan worden behandeld: houdt religie mensen van misdaden af? Legitimeert religieuze orthodoxie defensief en/of punitatief geweld? Is er samenhang tussen geweld, criminaliteit en moslimradicalisme? De bijdrage van De Koning gaat over het salafisme in Nederland. Deze islamitische stroming wordt doorgaans geanalyseerd vanuit een radicaliserings- of veiligheidsperspectief. De Koning presenteert een alternatief waarin deze stroming wordt begrepen vanuit een perspectief van betekenisgeving.
Tijdens de expertmeeting gingen drie personen in debat over de kwestie welke rol de overheid speelt en dient te spelen ten aanzien van religie in een situatie waarin religie beschouwd wordt als een veiligheidsrisico. Aan het woord kwamen Ernst Hirsch Ballin, de toenmalige minister van Justitie, en Peter Knoope, directeur van het International Centre for Counter-Terrorism (ICCT) – The Hague. Hun bijdragen aan het debat werden van commentaar voorzien door historicus James Kennedy. Vanwege de samenhang tussen deze bijdragen worden ze in één verslag weergegeven.
Erik Borgman, de voorzitter van de Commissie Religie en het Publieke Domein, sluit dit themanummer af met een reflectie op nieuwe gedaantes van religie, de omgang met afwijkende (religieuze) gedragingen en uitingen in het publieke domein, en vooral op de effecten van de trend van ‘securitisering’ en de mogelijke respons daarop.
Wij zijn de redactie van TvRRB zeer erkentelijk voor de gelegenheid die zij ons geboden heeft dit speciale nummer samen te stellen. Wij hopen dat deze special een belangrijke impuls zal geven aan het debat over de wenselijkheden en onwenselijkheden van de verbreding van het domein van de nationale veiligheid tot (niet-gewelddadige) vormen van religieuze orthodoxie.