-
1 P. Scheffer, ‘Het multiculturele drama’, NRC-Handelsblad 29 januari 2000.
Het doordenken van de wederzijdse relatie tussen religie enerzijds en recht en beleid anderzijds is de opdracht van dit tijdschrift. De eerste jaargang heeft de lezer al een idee kunnen geven van de vele facetten ervan. De volgende reeks artikelen zal ongetwijfeld nieuwe verkenningen opleveren. De lezer mag zich telkens weer laten verrassen.
De politiek speelt in deze relatie een belangrijke rol. Nu het kabinet-Rutte met het Afghanistan-debat zijn vuurdoop heeft doorstaan, ligt het voor de hand om het regeerakkoord onder de loep te nemen. Het akkoord van de Tweede Kamerfracties van VVD en CDA blijkt ook op het terrein van godsdienst en levensovertuiging, zij het terloops, een aantal belangrijke uitspraken te hebben gedaan.
In de inleiding leggen de fracties de nadruk op de gelijkwaardigheid van alle mensen. Zij zullen – en het kabinet zal derhalve – de mensen beoordelen
‘niet op hun afkomst maar op hun toekomst, niet op hun geloof maar op hun gedrag, niet als groep maar als individu’.
Hieraan is het voornemen verbonden om de strafmaat bij misdrijven met een discriminatoire achtergrond of motief aan te scherpen. Ook neemt het kabinet zich voor concreet beleid te ontwikkelen voor de emancipatie van lesbische vrouwen en homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders.
De vrijheid van onderwijs wordt tot de fundamenten van onze constitutie gerekend. Daarom is afgesproken dat aan de vrijheid van onderwijs niet zal worden getornd. Daarmee haalt de onderwijsvrede tussen bijzonder en openbaar onderwijs met gemak haar eeuwfeest.
Evenals bij het laatste kabinet-Balkenende is het behoud van het religieuze erfgoed aangemerkt als taak van de overheid.
Een verlenging van de verjaringstermijn inzake gewelds- en zedendelicten zal mede van betekenis zijn voor kerkelijke functionarissen.
De bestaande regeling van de koopzondagen blijft gehandhaafd.
Het regeerakkoord onderstreept het ‘agreement to disagree’ met gedoogpartner PVV inzake de islam. Voor VVD en CDA is de islam een respectabele religie, voor de PVV een verderfelijke (politieke) ideologie. Desondanks richt het kabinet in verschillende onderwerpen zijn pijlen op de moslims. Zo is er de aankondiging van een verbod op gelaatsbedekkende kleding en wordt het leden van de politie en de rechterlijke macht niet toegestaan een hoofddoek te dragen.
In de paragraaf over veiligheidsbeleid valt op dat instellingen waarin strafbare feiten zijn gepleegd of opgeroepen, dan wel aangezet wordt tot geweld, gesloten zullen worden. Daarbij valt het oog mede op moskeeën.
Merkwaardig gedetailleerd laat het regeerakkoord zich uit over de islamitische scholen. Deze scholen worden tot de zwakke scholen gerekend. Zij missen bestuurskracht en onderwijskwaliteit en schieten tekort bij de burgerschapsvorming en de rechtmatige besteding van de financiële middelen. Daarom zullen zij sneller worden geconfronteerd met sluiting, waarbij de mate van hun bijdrage tot de integratie betrokken zal worden.
Op een paar terreinen in verband met levensbeschouwing geeft het coalitieakkoord geen gevolg aan afspraken die gemaakt zijn bij het begin van het kabinet-Balkenende IV, bijvoorbeeld met betrekking tot levensbeëindiging, ten aanzien waarvan het vorige kabinet had gemeld niet te zullen overgaan tot wijziging van de regelgeving of tot het toestaan van experimenten.
Een Nederlandse imamopleiding, toen nog ‘van groot belang’ geacht, blijft bij het kabinet-Rutte onvermeld. Het aanleren van de taal en de verwerving van een startkwalificatie worden aan de eigen verantwoordelijkheid van de nieuwkomer overgelaten. Over de op deze terreinen ongekwalificeerde ‘oudkomers’ wordt met geen woord gerept. Te vrezen valt dat het succesvolle stelsel van inburgeringscursussen, onder andere voor zowel nieuwe als reeds langer werkzame geestelijke bedienaren, zijn langste tijd heeft gehad.
Het vorige kabinet ten slotte, kondigde een ‘handvest van verantwoord burgerschap’ aan. Dat handvest was geplaatst in de context van de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting en had zonder twijfel mede tot doel het islamitische bevolkingsdeel te behoeden voor ongefundeerde aanvallen door derden, en (vooral?) de acceptatie van de ‘westerse’ levenswijze door moslims te bevorderen. Van dit initiatief is overigens niets meer vernomen.
Vergelijken we de regeerakkoorden van het kabinet-Balkenende-IV en het kabinet-Rutte vanuit de levensbeschouwelijke invalshoek, dan is dat van het huidige kabinet kritischer en directer, met name ten aanzien van moslims. Dat is niet alleen maar toe te schrijven aan de gedeeltelijke rugdekking door de PVV. Hierin weerspiegelt zich ook het scepticisme over de kansen van een integratiebeleid waarvan de toon in 2000 werd gezet.1xP. Scheffer, ‘Het multiculturele drama’, NRC-Handelsblad 29 januari 2000.