Tijdschrift voor Religie, Recht en BeleidAccess_open

Artikel

Wat deed Ramadan in Rotterdam?

De gemeentelijke opdracht aan Tariq Ramadan

Trefwoorden Tariq Ramadan, Islam, Islamofobie, Integratiebeleid
Auteurs
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Nelleke van Zessen, 'Wat deed Ramadan in Rotterdam?', TvRRB 2010-2, p. 32-48

    The contract between the administration of Rotterdam and Tariq Ramadan January ended abruptly at august the 18th 2009 because of his connection with the Iranian satellite channel PressTV. Ramadans assignment in Rotterdam was challenged from the beginning and the accusation of cooperating with an oppressive regime overruled the voices that wanted him to stay. Bottom line of the ongoing dissension was the charge on Ramadan that his object was the islamization of Europe that would cause Western achievements like freedom and democracy to perish. The municipal government was blamed for offering him the stage and the facilities. The controversies were not limited to Rotterdam but also reported on by national and international media.In this article we will highlight the role of the Town Hall in the early end of the commitment of Tariq Ramadan in Rotterdam.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Het contract dat het college van B&W van Rotterdam op 1 januari 2007 met Tariq Ramadan sloot, werd op 18 augustus 2009 ontbonden wegens zijn band met de Iraanse satellietzender PressTV. De balans sloeg door in het nadeel van Ramadan, wiens functioneren vanaf het begin ter discussie stond. Inzet van de strijd was de beschuldiging dat hij de islamisering van Europa zou beogen, waarbij westerse verworvenheden als vrijheid en democratie zouden sneuvelen. Het stadsbestuur trof het verwijt dat het hem daarvoor het podium en de faciliteiten bood. De controverses bleven niet beperkt tot de Rotterdamse gemeenteraad, maar werden ook breder in de nationale en zelfs internationale media uitgemeten.
      In dit artikel staat de vraag centraal welke rol het opereren van het gemeentebestuur heeft gehad in het voortijdige einde van de inzet van Ramadan in Rotterdam.

    • 1 Beleid en middel: match of mismatch?

      We schrijven mei 2006. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam heroverde de PvdA het grootste aantal zetels op Leefbaar Rotterdam en vormde zij een college met VVD, CDA en GroenLinks. Het motto luidde ‘meedoen’. Integratie werd omgedoopt tot participatie. Het college nam zo bewust afstand van het op assimilatie en marginalisatie gerichte integratiebeleid van het voorgaande college onder leiding van Leefbaar Rotterdam. Deze politieke erfgenamen van Pim Fortuyn volgden op hun beurt de maatregelen van hun opvolgers op het gebied van integratie met argusogen.

      1.1 De pijlers van het integratiebeleid: participatie en stadsburgerschap

      Wethouder Orhan Kaya van de kleinste coalitiepartij, GroenLinks, kreeg de participatieportefeuille toebedeeld en werkte de visie van het college verder uit in de nota Stadsburgerschap. Diversiteit werd niet (langer) gezien als een probleem, maar als een kans. Stadsburgerschap moest de bindende factor worden voor de kracht van de 160 nationaliteiten die de stad telde. Kaya koos voor een sociaal normatieve invulling van het begrip: ‘Trots op de stad, wederkerigheid, identiteit, participatie en normbesef. Samen vormen ze een nieuw begrip, we geven er een naam aan: stadsburgerschap.’1xGemeente Rotterdam, college van B&W, Stadsburgerschap: het motto is meedoen, 23 januari 2007, p. 4. Bij de uitwerking van het kopje normbesef werden de normen en waarden waaraan een Rotterdamse stadsburger zich diende te houden, geëxpliciteerd:

      ‘Verantwoordelijkheid nemen voor de stad en elkaar niet discrimineren; Nederlands als gemeenschappelijke taal gebruiken; geen radicalisering en extremisme en geen geweld in woord en daad zoals eerwraak en vrouwenbesnijdenis accepteren; kinderen opvoeden tot volwaardige burgers; vrouwen gelijk aan mannen en met respect behandelen; homoseksuelen gelijk aan heteroseksuelen en met respect behandelen; (anders)gelovigen en niet-gelovigen gelijk en met respect behandelen.’2xIbid., p. 6-7.

      De nota Stadsburgerschap onderstreepte verder dat burgers die zich moedwillig buiten de samenleving plaatsten, bijvoorbeeld mensen met radicale denkbeelden, konden rekenen op een stevige repressieve aanpak. Reeds bestaande programma’s van de gemeente bleven in dat geval onverkort geldig zoals Meedoen of achterblijven, het onder druk van Leefbaar Rotterdam ontwikkelde antiradicaliseringsbeleid, direct na de moord op Theo van Gogh in november 2004. Een juridische en staatsrechtelijke invulling van burgerschap kwam slechts zijdelings aan de orde.
      Naast de bepalingen die naar burgers verwezen moest Stadsburgerschap ook de paraplu zijn boven het beleid en de activiteiten van het gemeentebestuur op het gebied van integratie, emancipatie en participatie. Aan de nota waren nog geen concrete uitvoeringsprogramma’s gekoppeld, zodat het begrip stadsburgerschap bij de introductie in februari 2007 een tamelijk abstracte visie behelsde op samenleven en diversiteit.
      Hoewel nergens met zoveel woorden naar de moslimgemeenschappen werd verwezen, is duidelijk dat de bepalingen betreffende de positie van vrouwen, homoseksuelen en niet-gelovigen en het verbod op eerwraak en vrouwenbesnijdenis zich specifiek richtten tot islamitische burgers. Dat deed ook het vorige college, onder wiens auspiciën de Rotterdamcode3xDie luidt: ‘Wij Rotterdammers: nemen verantwoordelijkheid voor de stad en discrimineren elkaar niet; gebruiken Nederlands als onze gemeenschappelijke taal; accepteren geen radicalisering en extremisme; voeden onze kinderen op tot volwaardige burgers; behandelen mannen en vrouwen gelijk en met respect; behandelen homoseksuelen gelijk aan heteroseksuelen en met respect; behandelen (anders-) gelovigen en niet-gelovigen gelijk en met respect.’ Gemeente Rotterdam, college van B&W, Rotterdamse burgerschapscode, 17 januari 2006. verscheen, die in de nota van wethouder Kaya zo goed als letterlijk was overgenomen.

      1.2 Kaya kiest Ramadan als beleidsmiddel

      Toen wethouder Kaya in het voorjaar van 2006 meedeed aan de coalitieonderhandelingen voor het nieuw te vormen college, schoof hij Tariq Ramadan naar voren als de persoon die het integratiedebat een andere wending en kleur zou kunnen geven. Ramadans positie in het debat viel op door de positieve toon van zijn boodschap, die stelt dat volwaardig burgerschap en oprecht moslim zijn heel wel verenigbaar zijn. Ramadan was daarvan zelf het voorbeeld en genoot bovendien gezag in eigen kring.
      Kaya had Ramadan leren kennen in april 2005, toen deze optrad in het slotdebat van de befaamde islamdebatten die in de vorige raadsperiode op initiatief van Leefbaar Rotterdam plaatsvonden. Dat eerste optreden in Rotterdam in een overvol WTC-gebouw maakte diepe indruk. Geboren en getogen in het Franstalige Genève is Ramadan naast kleinkind van de oprichter van de Egyptische Moslim Broederschap4xRamadan is de jongste zoon van Saïd Ramadan en Wafa al-Banna, respectievelijk de rechterhand en oudste dochter van de oprichter van de Moslim Broederschap Hassan al-Banna. Zij moesten Egypte ontvluchten vanwege geweld door de Egyptische overheid tegen de Moslim Broederschap. ook kind van de Europese cultuur en wetenschap. Zijn verschijning is modern, evenals zijn intellectuele betoog in vloeiend Frans en Engels. Bovendien beschikt hij over een charisma en een retorisch vermogen die maar weinigen gegeven zijn. Hij wist zijn toehoorders – waaronder veel gemeenteraadsleden – te beroeren en te overtuigen toen hij sprak over vertrouwen en geloof in een betere samenleving. Ongetwijfeld maakte ook de kritiek op zijn eigen achterban indruk: spreek Nederlands in de moskee, bouw niet al te opzichtige minaretten, keer je niet af van de Nederlandse samenleving maar verdiep je in de Nederlandse cultuur en waarden en lever een constructieve bijdrage.
      Leefbaar Rotterdam liet het bij die ene uitnodiging voor het slotdebat. Het was wethouder Kaya van GroenLinks die een jaar later besloot Ramadan structureel in te zetten. Dat Ramadans staat van dienst niet zonder blaam was, was het college welbekend. Toen ambtenaren een antecedentenonderzoek uitvoerden, kwam zijn omstreden imago onmiddellijk aan het licht. De verdachtmakingen waren echter niet gegrond in harde bewijzen en ook de gemeentelijke dienst Veiligheid die hem screende vond geen beslissende contra-indicaties inzake een benoeming. Een andere afweging was dat de Britse overheid hem sedert 2005 inhuurde als adviseur.5xOp uitnodiging van Tony Blair in de werkgroep Preventing Extremism Together, direct na de aanslagen op de metro in Londen in juli 2005. De werkgroep presenteerde haar rapport in november 2005. Eveneens was hij Visiting Fellow was aan het St. Anthony College in Oxford. Het feit dat onze Engelse buren hem vertrouwden, vormde een belangrijke referentie. Doorslaggevend was Ramadans eigen overtuigende verhaal waarmee de Rotterdamse bestuurders hadden kennisgemaakt. Tot slot speelde mee dat de samenwerking met Ramadan op zichzelf ook een statement was. Het moest getuigen van een stadsbestuur dat zich niet liet afschrikken door insinuaties over de onbetrouwbaarheid en het gevaar van personen van islamitische komaf en overtuiging. Daarin onderscheidde het college zich graag van het voorgaande.6xHet zojuist genoemde, eerste openbare optreden van Ramadan in Rotterdam tijdens het slotdebat in april 2005 veroorzaakte achter de schermen overigens nogal wat heibel. Niet voor alle deelnemers aan het debat bleek het vanzelfsprekend met hem samen te werken, daarvoor was zijn reputatie te omstreden. Hoewel de verwikkelingen hieromtrent met vereende krachten buiten de pers zijn gehouden, zij hier aangetekend dat de gemeente Rotterdam vanaf dag één te maken had met crisismanagement.
      In deze fase was er bij het stadsbestuur vooral oog voor de verlichte boodschap die de moslim-intellectueel Rotterdamse geloofsgenoten kon voorhouden. De opvattingen van Ramadan met betrekking tot de positie van vrouwen en homoseksuelen kwamen nog niet aan de orde. De vraag voor welke moslims Ramadan een voorbeeldfunctie zou hebben en voor welke groepen dat niet zo zou zijn, bleef ook onbeantwoord.
      Wethouder Kaya maakte Ramadan tot het vlaggenschip van het Rotterdamse participatiebeleid en tot de promotor van de nota Stadsburgerschap. Hij kreeg de opdracht een maatschappelijk debat over burgerschap en identiteit te leiden en een brug te slaan tussen verschillende bevolkingsgroepen in Rotterdam. ‘Ramadan heeft laten zien dat hij mensen weet te prikkelen, hij spreekt mensen aan op hun verantwoordelijkheid en hij durft moeilijke discussies te voeren maar – en dit is essentieel – altijd vanuit een sfeer van vertrouwen. Daardoor weet hij heel veel moslims én niet-moslims te bereiken’,7xPersbericht gemeente Rotterdam, 15 december 2006. meldde het persbericht waarin de gemeente zijn komst wereldkundig maakte. ‘Migranten roept hij op om mee te doen, gebruik te maken van hun democratische rechten en te integreren in hun nieuwe land, zich te emanciperen met behoud van hun culturele identiteit.’8xIbid.
      Daarnaast werd een wisselstoel Burgerschap en Identiteit op de Erasmus Universiteit in het leven geroepen, waarvoor Ramadan als hoogleraar werd benoemd. Deze positie werd eveneens gefinancierd door de gemeente Rotterdam. Op 1 januari 2007 begon Ramadan in beide functies.

      1.3 Ontbrekende opdracht en ontkenning van de religieuze – islamitische – dimensie

      Zoals gezegd was het voornemen Ramadan aan te stellen al in de coalitievorming in het voorjaar van 2006 beklonken. Maar het was niet eerder dan 21 november 2006 dat het college van B&W officieel instemde. Op 15 december 2006, dezelfde dag dat het contract met Ramadan publiekelijk bekend werd gemaakt, ontving de gemeenteraadscommissie Maatschappelijke Ondersteuning, Volksgezondheid en Participatie (MOVP) een brief van wethouder Kaya waarin de komst van Ramadan summier werd aangekondigd.9xBrief wethouder Kaya aan MOVP, 15 december 2006. De nota Stadsburgerschap die de inzet van Ramadan moest onderbouwen, was toen nog niet gereed. Twee maanden later, op 15 februari 2007, kwam deze in de gemeenteraad aan de orde. De bijbehorende uitvoeringsprogramma’s, waaronder de opdracht aan Tariq Ramadan, ontbraken. Die opdracht werd ook in een later stadium niet verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken van de commissie MOVP. Feitelijk was de beknopte informatie die wethouder Kaya middels de brief aan de commissie en het persbericht van 15 december 2006 naar buiten bracht, alles wat ooit officieel bekend is gemaakt.10xDit heeft betrekking op de eerste twee jaren. Bij de verlenging van het contract in 2009 is onder verantwoordelijkheid van wethouder Grashoff wel een opdracht geformuleerd. Betekende dit dan ook dat wethouder Kaya en zijn ambtenaren niet over een opdracht en kader voor Ramadan hadden nagedacht? Nee, dat niet. Maar de opdrachtformulering aan Ramadan bleek complex en politiek gevoelig.
      De ambtenaren die belast waren met de concrete invulling van Ramadans taak hadden, gezien de expertise van Ramadan, expliciet de relatie met de islam gelegd. Zo stonden masterclasses op het programma voor beroepsgroepen die met islamitische jongeren en probleemgezinnen in aanraking komen, evenals het leiden van bijeenkomsten voor imams. De ambtenaren wezen daarom ook op het feit dat met de keuze voor Ramadan de kennisontwikkeling zich begaf in de specifieke richting van islam, burgerschap en identiteit. Zij stelden voor, in goed overleg met de Erasmus Universiteit, van de hoogleraarpost Burgerschap en Identiteit een wisselleerstoel te maken die de eerste twee jaar door de heer Ramadan zou worden bekleed.
      Maar wethouder Kaya vond die expliciete nadruk op de islam problematisch. Nadat het college van B&W, eind november 2006, had ingestemd met de gang van zaken, werd de focus op de islam in de communicatie naar buiten toe daarom zo veel mogelijk weggelaten. Reeds ontwikkelde plannen kwamen in de ijskast terecht. Kaya gaf de gemeentelijke dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) een nieuwe opdracht om de functie van Ramadan vorm te geven. Dat gebeurde toen Ramadan – in januari 2007 – al was aangetreden.11xAldus de gegevens die de auteur verzamelde in het onderzoek naar religie en lokale overheid, uitgevoerd bij de gemeente Rotterdam van oktober 2008 tot juni 2009. Ramadan begon dus zonder concrete opdracht en voordat de nota Stadsburgerschap zijn inzet legitimeerde.

      1.4 De activiteiten: Ramadan citytour, adviezen en debatten

      In de jaren dat Ramadan in Rotterdam actief was, laten zijn werkzaamheden zich nauwelijks samenvatten. In aanmerking genomen dat zijn aanstelling parttime was,12xOm de week is hij twee dagen in Rotterdam. is de hoeveelheid activiteiten die hij ondernam overweldigend te noemen.13xZie de evaluatie in de brief van het college van B&W aan de gemeenteraad, Verantwoording Ramadan 1e periode, 16 december 2008. Alleen al namens de gemeente nam hij in de eerste twee jaar deel aan 59 bijeenkomsten, onder meer in het kader van een speciaal voor hem georganiseerde stadstour die het hem mogelijk moest maken de stad te leren kennen. Daarnaast werkte hij in samenspraak met reflectiegroepen aan adviezen voor de gemeente Rotterdam op de thema’s onderwijs, arbeidsmarkt en media, en publiceerde hij het voorwoord in een Europese brochure over huwelijksdwang. Eveneens leverde hij een bijdrage aan de totstandkoming van een documentaire over jongeren, ‘Thuis in Rotterdam’, en maakte hij een videoboodschap over homoseksualiteit en moslims. Op de universiteit verzorgde hij colleges en masterclasses Burgerschap en Identiteit, begeleidde drie promovendi en publiceerde diverse artikelen.
      Ook ontving hij tal van uitnodigingen in de stad, in het land en op andere universiteiten voor het geven van lezingen. Zo was hij als integratieadviseur van de gemeente en/of in de hoedanigheid van professor Burgerschap en Identiteit met grote regelmaat te zien in debatten, seminars en wat dies meer zij. Een willekeurige greep vertoont een divers beeld. Van een lezing over ‘moslimouderen in de samenleving’ op verzoek van Humanitas tot een debat over geloof georganiseerd door Vrij Nederland met als opponent universitair docent en publicist Fouad Laroui, die een boekje over islamisme schreef.14xOver het islamisme. Een persoonlijke weerlegging, Breda 2006. Van een dialoog over beeldvorming en actief burgerschap voor Marokkaanse vrouwen tot een seminar en lezing op de Radboud Universiteit Nijmegen naar aanleiding van zijn boek Radical Reform,15xRadical Reform. Islamic Ethics and Liberation, Oxford 2009. waarin Ramadan zijn visie op een islamitische hervorming uiteenzet. Van een debat met moslimjongeren over islam in de media tot een debat met Frits Bolkestein over ‘Wat kan ons binden’ op uitnodiging van studenten van de Erasmus Universiteit. Over dat laatste debat straks meer.
      Een eenvoudige rekensom leert dat Ramadan drie tot zes bijeenkomsten op een dag moet hebben gehad. Ramadan, die geen Nederlands sprak en anderszins in Rotterdam en omstreken onbekend was, liet zich tussen de verschillende locaties vervoeren door auto met chauffeur, begeleid door functionarissen van de gemeente of de universiteit, en kwam door het overbelaste schema vaak te laat op de volgende plaats waar hij verwacht werd. Al met al werd het imago opgeroepen en bestendigd van een internationale beroemdheid. Zijn kosmopolitische verschijning en charismatische voordracht deden de rest. Na afloop werd hij steevast omringd en gevolgd door belangstellenden die hem graag persoonlijk wilden spreken of een glimp van hem wilden opvangen.

      Bij al deze optredens vallen drie zaken op. Allereerst lag het initiatief voor de uitnodiging merendeels bij de diverse organisatoren en waren het dus de gastheren of gastvrouwen die zowel het thema als de hoedanigheid bepaalden waarin Ramadan optrad. Wethouder Kaya en zijn ambtenaren waren weinig kritisch bij het acceptatiebeleid van Ramadan en lieten na Ramadans activiteiten in Rotterdam te koppelen aan het verhaal dat Rotterdam wilde vertellen. Bovendien, en dat is de tweede observatie die hier van belang is, bleek uit de manier waarop Ramadan zich aldus kon profileren dat de verbinding tussen Ramadan en Rotterdam wellicht toch problematischer was dan aanvankelijk werd aangenomen. Al was het maar omdat met het ontbreken van een strakke regie er alle gelegenheid was voor interviewers, opponenten in het debat en journalisten om in te zoomen op Ramadan zelf en de politieke en religieuze overtuigingen die hij buiten de Rotterdamse context had geuit. Dit vestigde steeds opnieuw de aandacht op de controverses rond zijn persoon. Een derde waarneming is dat de media het doen en laten van Ramadan uitgebreid versloegen. Rotterdam liet na de media actief te bedienen en de beeldvorming te sturen. Het ‘middel’ Ramadan zong rond in de media en in vele maatschappelijke optredens, los van de Rotterdamse beleidsdoelstellingen.
      Het beeld ontstaat dat Ramadan zonder heldere opdracht en bijbehorend kader Rotterdam in werd gestuurd. De activiteiten die hij ondernam, hadden overwegend betrekking op de islam en moslims, maar in de formele communicatie van de gemeente werd de moslimdimensie juist ontkend. Ramadan ondernam een grote hoeveelheid activiteiten, maar onduidelijk was welke hij deed in de functie van integratieadviseur en welke in andere hoedanigheden. De activiteiten werden door ‘het stadhuis’ bovendien onvoldoende gecoördineerd en het optreden van Ramadan was nauwelijks verbonden met en gekaderd door het voorgestane beleid, in casu de nota Stadsburgerschap. Hierbij kwam dat de beleidsadviezen die Ramadan wel duidelijk in opdracht van de wethouder produceerde, zowel door ambtenaren als door wethouder en gemeenteraad als zwak werden beoordeeld.16xUit de brief van de verantwoordelijk wethouder aan de commissie MOVP 28 augustus 2009: ‘Voor het overgrote deel sluiten de adviezen van Tariq Ramadan vrij nauw aan op het bestaande participatiebeleid van onze stad. Het is nuttig geweest om daar van zijn kant naar te laten kijken. Anderzijds heeft het ons betrekkelijk weinig nieuwe inzichten gebracht. Op grond van de beperkte toegevoegde waarde is in januari van dit jaar besloten het onderdeel beleidsadvisering te schrappen en maakte dat dus geen deel meer uit van de werkzaamheden van de heer Ramadan, zoals besproken in uw commissievergadering van 2 juni 2009.’ Al met al reden om inhoudelijk vragen te stellen bij de keuze voor en inzet van Ramadan als beleidsmiddel in het integratiebeleid. Dat deed de fractie van Leefbaar Rotterdam dan ook, vanaf het begin.

    • 2 Het politieke debat: functionele inhoud geherformuleerd in een ideologische strijd

      2.1 Vragen bij Leefbaar Rotterdam

      Gelet op het feit dat Ramadan geen onbeschreven blad was en de gemeenteraad van Rotterdam slechts mondjesmaat geïnformeerd was over het doel en de opzet van zijn aanstelling in Rotterdam, vroeg de Rotterdamse gemeenteraad bij monde van Leefbaar Rotterdam om opheldering.17xOp 27 december 2006 en op 2 februari 2007. Nog voordat Ramadan goed en wel begonnen was en nog voordat de net besproken reeks van activiteiten had plaatsgevonden, wilde Leefbaar Rotterdam meer weten over Ramadans theologische positie en de bestuurlijke regie. Was het de gemeente bekend:

      ‘dat Ramadan van mening is dat bijvoorbeeld gemengd zwemmen immoreel is? Dat een niet getrouwde moslim niet alleen met een vrouw in een kamer mag zijn? Dat een man moet vermijden een vrouw een hand te geven. Ramadan (…) is een voorstander van het dragen van hoofddoekjes om de reden dat mannen anders in verleiding worden gebracht. Hij is van mening dat nachtclubs niet bezocht dienen te worden. Hij verbiedt een islamitische vrouw met een niet-islamitische man te trouwen. En hij is ook van mening dat homoseksuelen een affront zijn tegen de natuur.’18xSchriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam aan het college, 27 december 2006. Naar eigen zeggen heeft Leefbaar Rotterdam deze informatie verkregen uit de publicatie ‘Frère Tariq’ (2004) van de Franse onderzoeksjournaliste Caroline Fourest.

      De vraag die hier voor Leefbaar Rotterdam uit voortvloeide was of Ramadan wel de geschikte persoon zou zijn een maatschappelijk debat over integratie te leiden. Wat betekent de rol van Ramadan in de praktijk als het gaat om individuele vrijheid gunnen aan vrouwen en homo’s? Andere vragen van de Leefbaar-fractie richtten zich meer op de bestuurlijke kant: wat is het doel van het college met de aanstelling van Ramadan in het licht van integratie? Wat is de exacte opdracht die de heer Ramadan van de gemeente heeft verkregen en welke resultaten moet hij behalen? Hoe wordt de raad op de hoogte gehouden en op welke wijze heeft de raad invloed? Welke maatschappelijke thema’s staan op de prioriteitenlijst?
      Leefbaar Rotterdam was in deze fase niet onverdeeld afwijzend, maar wist niet goed wat ze met Ramadan aan moest:

      ‘Hoewel onze fractie het ook eens is met sommige van Ramadans uitspraken (…), kunnen we constateren dat hij conservatieve ideeën erop na houdt en dubbele uitspraken doet. Dit schept onduidelijkheid en dat is niet wenselijk, gezien de belangrijke positie die hij heeft gekregen in het intellectuele discours over de plaats, positie, reikwijdte en strekking van de Islam in onze samenleving.’19xSchriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam aan college, 2 februari 2007.

      De antwoorden van het college schiepen die duidelijkheid niet. Ramadan ‘moet een bijdrage leveren aan de culturele dimensie van integratie die langdurig is genegeerd’, luidde de korte reactie. Over de maatschappelijke opdracht repte men met geen woord anders dan ‘dat het niet de ambitie is dat Ramadan uitsluitend bij “de” Rotterdamse moslimgemeenschap een beweging op gang brengt. Onze ambitie is dat de heer Ramadan vele geledingen in de Rotterdamse samenleving weet aan te spreken om aldus voeding te geven aan de dialoog.’20xBeantwoording schriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam, 13 februari 2007. Thema’s die prioriteit verdienen hebben betrekking op burgerschap en identiteit waarbij emancipatie – afgetekend – voorop dient te staan, aldus het college.
      De vraag of Ramadans persoonlijke opvattingen over homoseksualiteit, de positie van vrouwen en dergelijke hem voor deze functie wel geschikt maakten, hetgeen Leefbaar Rotterdam betwijfelde, beantwoordde het college niet. Wel bleek dat men zich terdege bewust was van de verschillende percepties die er over de persoon en het werk van Ramadan bestonden. Maar de gemeente ging niet in op de overweging of de persoonlijke opvattingen en zo ja, welke persoonlijke opvattingen van Ramadan relevant waren voor de taak die hij voor de gemeente moest uitvoeren. Los van de vraag of de denkbeelden over handen schudden, gescheiden zwemmen enzovoort door Ramadan zelf bevestigd dan wel ontkend werden, bestaat de vraag of hij er deze meningen op na had kunnen of mogen houden als het aan de gemeente lag.
      Wat volgde na deze eerste schermutselingen tussen Leefbaar Rotterdam en het college in het begin van 2007, lijkt een herhaling van zetten. Telkens ingegeven door dezelfde bestanddelen: Leefbaar Rotterdam wist dat Tariq Ramadans naam en werk onlosmakelijk verbonden waren met de islam en was bekend met de critici die hem ervan beschuldigden Europa te willen islamiseren. De gemeente gunde Ramadan een leidende positie in het debat over burgerschap en identiteit, waarbij het juist niet te veel en zeker niet expliciet over de islam mocht gaan. Wat Ramadan wel moest doen, bleef onduidelijk doordat de beleidskaders en de bijbehorende uitvoeringsprogramma’s nog in de steigers stonden. Ook hield de gemeente in het midden in hoeverre Ramadan vrij was zijn persoonlijke, al dan niet religieus geïnspireerde ideeën erop na te houden.

      2.2 Toenemende twijfels en polarisatie rond islamthema

      In het tweede jaar van Ramadans aanstelling ontstond er een breder gedeelde onvrede die niet los kan worden gezien van het functioneren van wethouder Kaya. Ook Ramadan liet zich niet onbetuigd. In een ingezonden opiniestuk in NRC Handelsblad verweet hij de gemeente Rotterdam gebrek aan coördinatie van de verschillende initiatieven op het gebied van integratie.21x‘Voor de nieuwe wij-burger gaat het niet om de cultuur’, NRC Handelsblad 12 april 2008. Voor de goede verstaander hadden zijn constateringen direct betrekking op de inhoud en uitvoering van de inmiddels vastgestelde nota Stadsburgerschap, het programma waarvan Ramadan de aanjager had moeten zijn.
      Kort daarna, in het begin van de zomer van 2008, werd wethouder Kaya nog eens door de commissie MOVP ter verantwoording geroepen. Hoe zat het met zijn participatiebeleid en wat was de waarde van zijn integratieadviseur? De commissie twijfelde en wethouder Kaya wist haar niet te overtuigen. Kort daarna stapte hij uit het college, met als reden dat hij onvoldoende steun van de coalitiegenoten ervoer. In het raadsdebat over zijn aftreden op 18 september 2008 was de gemeenteraad eensgezind in de vaststelling dat hij niet de juiste man was voor de zo belangrijke portefeuille Integratie. De woordvoerder van de SP verzuchtte: ‘Hij had het islamdebat kunnen ombuigen tot een debat over sociaal-economische tegenstellingen in plaats van een CDA-professor als Tariq Ramadan aan onze universiteit te benoemen.’

      Er vond dus een wethouderswisseling plaats. De man die Ramadan vooruitschoof om een positieve bijdrage aan het integratiedebat te leveren maar hem onvoldoende rugdekking gaf, verdween van het toneel. Het was in dit vacuüm van de machtswisseling dat het debat tussen Ramadan en VVD-coryfee Frits Bolkestein plaatsvond en het begin van het einde werd ingeluid. Op 11 september 2008 opende Bolkestein de aanval. Uitgenodigd om met Ramadan onder leiding van toenmalig burgemeester Opstelten te spreken over verbindende waarden, verweet hij Ramadan een toekomst voor te staan ‘die voor de gemiddelde Nederlander weerzinwekkend’ zou zijn en doelde daarbij op reactionaire standpunten die Ramadan erop na zou houden met betrekking tot onder meer homoseksualiteit en vrouwenrechten. Bolkestein legde Ramadan allerlei uitspraken in de mond waaruit dat zou blijken. Ramadan, overvallen door de onverwachte attaque, wist zich desondanks tamelijk adequaat te verdedigen, vooral omdat Bolkestein feitelijk slecht op de hoogte was en slordig met bronvermelding omging. Maar het was de laatstgenoemde wel gelukt om Ramadan opnieuw te beschuldigen, terwijl Ramadan er ook nu niet in slaagde die verdachtmakingen voor eens en voor altijd verre van zich te werpen. Bolkestein publiceerde zijn betoog de dag erna op 12 september 2008 onverkort in de Volkskrant en zette Ramadan nogmaals voor het blok met de aankondiging dat Ramadan een week later zou reageren.22x‘De ideale wereld van Tariq Ramadan’, de Volkskrant 12 september 2008. Aldus geschiedde: Ramadan wederom in opspraak, breed uitgemeten in de pers. Van de kant van zijn opdrachtgever, het college van Rotterdam, bleef het stil.

      De opvolger van wethouder Kaya, Rik Grashoff, ook van GroenLinks, besloot eind 2008 de aanstelling van Ramadan met twee jaar te verlengen. Grashoff dacht hem wel te kunnen gebruiken, vooral nu Ramadan na twee jaar was ingewerkt. Grashoff nam zich voor meer verbinding te leggen met de andere pijlers uit het uitvoeringsprogramma van het stadsburgerschap. Ook wilde hij het project zichtbaarder maken.23xBrief van college van B&W aan de gemeenteraad, Verantwoording Ramadan 1e periode, 16 december 2008. Een van de uitgangspunten daarbij was dat ‘taboeonderwerpen met name niet zullen worden geschuwd’.24xIbid.
      Leefbaar Rotterdam had opnieuw haar bedenkingen uitgesproken, temeer nadat gebleken was dat de kosten tot € 1,2 miljoen waren opgelopen, maar wethouder Grashoff sprak van ‘een bijzonder project tussen wetenschapper en gemeente (…) hoewel de kosten en resultaat niet goed in balans waren. Dat kon (…) beter door meer gebruik te maken van zijn sterke kant in de dialoog en het debat.’25xIbid. De commissie MOVP ging tegen de zin van Leefbaar Rotterdam en zonder veel animo van de overige fracties in januari 2009 akkoord. Het contract werd verlengd tot februari 2011.
      In de invulling van de tweede termijn van Ramadan bleef de islamitische dimensie opnieuw onbenoemd. Taboeonderwerpen? Welke? Voor wie? De opdracht vermeldde er verder niets over. Later zou blijken, in de verdediging van Ramadan, dat wethouder Grashoff onomwonden de relatie met traditioneel islamitische gemeenschappen legde.

      2.3 De Gay Krant-affaire

      De inkt van het verlengingsbesluit was nog nauwelijks droog toen hoofdredacteur Henk Krol van de Gay Krant de aanval op Ramadan publiekelijk heropende. ‘Man met twee boodschappen’, luidde de kop van het artikel dat in maart 2009 verscheen.26xGay Krant 610, p. 18-21. Krol refereerde aan het debat met Bolkestein en herhaalde de beschuldigingen. Deze keer met de claim wel de juiste bronnen te vermelden. Voor de Rotterdamse gemeenteraad was het de druppel die de emmer deed overlopen. De VVD vroeg het college het contract met Ramadan onmiddellijk te beëindigen. Ook van de PvdA-fractie, die tot dan toe Ramadan steunde, mocht hij vertrekken als het waar was wat hij gezegd zou hebben over homoseksualiteit.
      Verantwoordelijk wethouder Grashoff besloot een onderzoek in te stellen. De tapes waarop Ramadan de belastende uitspraken gedaan zou hebben, werden, twee jaar na de suggestie van Leefbaar Rotterdam, opgevraagd en vertaald.27xMevrouw van den Anker in het raadsdebat van 15 februari 2007: Het (college) geeft hoog op over Tariq Ramadan, de nieuwe belofte voor onze stad. Wij vinden deze man een conservatieve moslim. (...) Wat hij (…) bedoelt weten wij nog steeds niet. Het college heeft aangegeven dat het dit nog eens aan hem zal vragen, maar het lijkt ons een beter idee de tapes op te vragen, zodat wij een en ander kunnen vertalen en wij te weten kunnen komen welke opvattingen hij heeft.’ Leefbaar Rotterdam voegde een verzoek toe; ze wilde graag de reactie van het college op een – via YouTube verspreid – filmpje waarop te zien was hoe Ramadan een gebed leidde. Naast rituele frases kwamen ook passages met politieke connotaties voor. De vertaling van de Arabische tekst maakte duidelijk dat Ramadan God vroeg het geloof van de broeders en zusters in Palestina te versterken – en in andere gebieden op de wereld waar moslims in gevechten verwikkeld waren – en hen de overwinning te bezorgen op hun vijanden en de vijanden van het geloof. Hoe viel dit gebed te duiden? Wie niet geïnteresseerd was in de exegese van het volledige gebed in het licht van de relevante theologische en politieke factoren, dacht genoeg te weten bij het lezen van de zinsnede ‘Laat de moslims en de islam overwinnen.’ Anderen lieten zich juist ontroeren door dezelfde woorden, die gevolgd werden door: ‘Allah laat ons overwinnen over onze ego’s, reinig onze harten en geef ons standvastigheid. Accepteer onze gebeden en laat ons horen tot de betrouwbaren en geduldigen.’
      Eén ding staat vast. Ramadans persoonlijke opvattingen en activiteiten buiten de gemeente Rotterdam bleken politiek explosief.

      Ook in het college brokkelde de politieke steun voor wethouder Grashoff en Ramadan af. De twee VVD-wethouders stonden onder druk. Hun raadsfractie had erop aangedrongen het contract met Ramadan te verbreken en het was bekend dat de landelijke VVD zich niet ongemoeid liet in deze kwestie. Wethouder Grashoff wist desondanks zijn collega-wethouders en burgemeester Aboutaleb te overtuigen Ramadan aan te laten blijven. Volgens Grashoff was Ramadan geen homohater, maar juist vernieuwend voor conservatieve moslims. Ramadan pleitte steeds voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen, was consistent en sprak niet met gespleten tong, zo bleek uit het onderzoek dat Grashoff liet uitvoeren. Nu met Ramadan breken, zou meebuigen zijn met de hetze tegen Ramadan en de islam, luidde zijn redenering. Wethouder Grashoff doelde daarbij op de ongekende golf van publiciteit en heftige reacties die de Gay Krant-affaire had losgemaakt, zoals onder meer bleek uit hatemails die het stadsbestuur opriepen van de gelegenheid gebruik te maken alle moslims het land uit te sturen.
      Het college hield zijn rug recht. Op 15 april 2009 ging een persbericht uit dat het nuchtere feit meldde dat Rotterdam Ramadan aan zou houden. Dat werd vervolgens in alle media overgenomen. Als alles zou meezitten, zou ook de Rotterdamse gemeenteraad de volgende dag akkoord gaan in het debat dat aan de kwestie gewijd zou zijn en waarop de wethouder zijn onderzoek zou presenteren. Case closed?
      Wethouder Grashoff en Ramadan hielden eerst nog een gezamenlijke persconferentie, die goed leek te verlopen. Totdat Grashoff een al te opzichtige politieke strik om het moeizaam bevochten collegebesluit legde. Hij suggereerde dat er in Nederland een virus rondwaarde dat angst voor de islam heet en dat hij de juiste remedie kende. De VVD-wethouders in het college waren des duivels, evenals de raadsfracties van de Rotterdamse gemeenteraad, die hun onderbouwde twijfels aan de inzet van Ramadan en zijn positie in het islamdebat niet gelijkgesteld wilden zien aan een irrationele angst voor ‘de’ islam. Wethouder Grashoff had zo de kwestie Ramadan tot op het bot gepolitiseerd: de inhoudelijke vragen rondom persoonlijke opvattingen en de verenigbaarheid van het middel Ramadan met de Rotterdamse beleidsdoelstellingen dreigden te worden overwoekerd door de ideologische posities in het ‘islamdebat’.

      2.4 Ramadans lot aan een zijden draadje

      Zo begon het raadsdebat op 16 april 2009 onder grote belangstelling van pers en publiek vol emotie en verontwaardiging. Ramadan had met een tolk plaatsgenomen op de ambtenarentribune. Nadat wethouder Grashoff zijn excuses had uitgesproken voor zijn ongelukkig gekozen metafoor, vond een vijf uur durend debat plaats waarin vier moties uitgebracht werden. Twee beoogden het beëindigen van het contract met Ramadan (door Leefbaar Rotterdam en VVD), eentje het wegsturen van wethouder Grashoff (door Leefbaar Rotterdam) en tot slot een motie die het college opriep de opdracht voor Ramadan te verbeteren (door PvdA). Enkele leden van de PvdA-fractie hadden hun stemgedrag afhankelijk gemaakt van de uitleg van de wethouder over het standpunt van Ramadan met betrekking tot het begeleiden van homoseksuelen.28xZie ook: N. van Zessen, ‘Seculiere inquisitie. Tariq Ramadan verketterd in Rotterdam’, in: M. Terpstra & I. Bocken (red.), Religie en rede: een dialoog, Delft 2010, p. 31-48. Zij zouden voor het wegsturen van Ramadan stemmen als zou blijken dat Ramadan vond dat homoseksuelen op het ‘rechte’ pad van de heteroseksualiteit gebracht moesten worden. Hun stemmen waren doorslaggevend.
      De kern van de verdediging van wethouder Grashoff was dat de opvattingen van Ramadan over homoseksualiteit, hoewel – ook in de ogen van Grashoff – conservatief, voor moslims juist een stap in de goede richting van respect voor homoseksuelen betekenden. Ramadan is naar Rotterdam gekomen, verklaarde hij

      ‘omdat zijn inzichten aansluiten bij een problematiek die wij herkennen bij traditioneel-islamitische groepen in onze stad. (…) Hij spoort continu aan tot het ontwikkelen van zelfkritisch vermogen binnen de eigen kring en roept moslims op zaken (…) ter discussie te stellen. Er zijn nogal wat taboes, waarvan het bespreekbaar maken ervan volgens het college verstandig zou zijn. (…) Het gaat hierbij om onderwerpen rondom seksualiteit, maar ook om de gelijkwaardigheid van man en vrouw.’29xGemeenteraadsdebat 16 april 2009.

      Ramadan deed dus feitelijk waarvoor hij gevraagd was en dat deed hij goed, aldus Grashoff.
      In deze fase van het debat sloeg de stemming voorzichtig door in het voordeel van Ramadan. Toen kwam burgemeester Aboutaleb aan het woord. Leefbaar Rotterdam had hem de vraag gesteld of hij als burgemeester vond dat Ramadan de oplossing voor Rotterdam was. In zijn antwoord probeerde Aboutaleb de casus met enige afstand te bezien. Hij sprak over een gevoelige kwestie die blijkbaar een open zenuw in de samenleving raakte, wat het lastig maakte om een persoon te vinden die door iedereen gedragen zou worden; dat geldt voor Ramadan evenzeer als voor ieder ander, aldus Aboutaleb. Vervolgens zei hij:

      ‘Mijn beeld van de discussie van de afgelopen dagen en van vandaag brengt mij ertoe hardop te zeggen, dat het maar zeer de vraag is of de gekozen constructie in de toekomst opnieuw een Rotterdamse methode van werken zal kunnen zijn. De vraag stellen is haar beantwoorden. Gezien de door ons destijds gekozen werkmethode en gehoord het debat van de afgelopen dagen en van vandaag, vermoed ik dat dit voor Rotterdam niet de beste constructie is. De raad heeft echter wel uitdrukkelijk voor deze constructie gekozen en daarom adviseer ik de raad en alle overige betrokkenen deze constructie, al dan niet in aangepaste vorm en afhankelijk van wat vandaag zal worden besloten, uit te zitten, maar ons daarna nooit meer aan een dergelijke constructie te binden.’30xIbid.

      Deze woorden ontlokten aan verschillende aanwezigen een gejoel en aan de politieke woordvoerders een stroom van interrupties. De sfeer sloeg onmiskenbaar om: als we nu met elkaar concluderen dat we dit niet zo hadden moeten doen, dan stoppen we vandaag. Het draagvlak voor Ramadan was tot een minimum gedaald. Maar op het moment dat de moties in stemming gebracht werden, verzocht de fractieleider van GroenLinks mevrouw Verweijs de vergadering te schorsen en nam het debat opnieuw een wending.
      Het ging niet langer om Ramadan maar om het behoud van GroenLinks voor het college, opdat zij niet voor een tweede maal haar wethouder integratie zou verliezen. Met behulp van semantisch kunst- en vliegwerk draaide men de interpretatie van de motie van de VVD met 180 graden om, zodat deze met de motie van de PvdA gelezen kon worden als een gezamenlijke oproep de opdracht voor Ramadan aan te scherpen. De gelederen sloten zich. Ramadan kon blijven. Deze politieke manoeuvre werd de wethouders van de VVD overigens door hun (landelijke) partijgenoten niet in dank afgenomen. Een week later besloten ze alsnog uit het college te stappen. De liberalen wilden zich niet langer afficheren met een college dat Ramadan handhaafde.

      Het debat van 16 april over het functioneren en aanblijven van Ramadan laat zien dat het op pad sturen van Ramadan zonder welomschreven opdracht het college bleef achtervolgen. Dat evenmin duidelijk was in hoeverre zijn theologische positie met zijn opdracht in tegenspraak was, vormde een tweede hindernis die onoverkomelijk bleek. Beide obstakels waren ruim twee jaar tevoren door Leefbaar Rotterdam naar voren gebracht bij het aantreden van Ramadan. Uitsluitsel werd destijds niet gegeven. Ook nu werd node een consistente en concrete uitwerking van het participatiebeleid en het stadsburgerschap gemist die de basis had moeten leveren voor een bruikbare inzet van Ramadan en de argumenten voor een adequate verdediging. In de gemeenteraad leidde een ideologische strijd steeds de aandacht af van deze beleidsarmoede. Het lijkt erop dat de kritiek van Leefbaar Rotterdam op Ramadan van meet af aan als islamofobisch is opgevat en daarmee niet legitiem is bevonden. Leefbaar Rotterdam van haar kant liet evenzeer na zich bij de feiten te houden. Dat zien we straks in het laatste gemeenteraadsdebat dat aan de kwestie Tariq Ramadan werd gewijd. Want ook na ‘deze redding’ van Ramadan ging het verhaal verder. Het laatste woord was nog niet gesproken.

      2.5 Ramadan alsnog ontslagen

      In augustus 2009, enkele maanden na de Gay Krant-affaire, diende de PressTV-affaire zich aan. Wat was het geval? Een bericht op 11 augustus 2009 in het online nieuwsmagazine ScienceGuide vermeldde dat Tariq Ramadan al geruime tijd een televisieprogramma presenteerde op de Iraanse satellietzender PressTV. Wat hem vooral werd kwalijk genomen, was dat hij dit werk had voortgezet na het repressieve optreden van het Iraanse regime tegen studenten, direct na de onlusten rondom de recente Iraanse verkiezingen (juni 2009). Als reactie op dit nieuws stelden de christendemocraten in de Tweede Kamer dat Ramadan onmogelijk verder kon in zijn rol als integratieadviseur voor de gemeente Rotterdam. Bovendien meenden zij dat het hier om meer ging dan een lokale kwestie. ‘Professor Ramadan geldt als een zeer invloedrijke opinion leader in internationale media en aan belangrijke universiteiten als Oxford, en de inhoud en geloofwaardigheid van het integratiedebat is een zaak waar ook de Kamer en het kabinet een eigen verantwoordelijkheid hebben.’31xhttp://www.scienceguide.nl/200908/beroering-over-ramadan.aspx. Geraadpleegd 3 juni 2010. Na deze landelijke force majeur en de reeds weggevallen lokale steun zag verantwoordelijk wethouder Grashoff geen andere optie dan Ramadan te ontslaan. Op dinsdag 18 augustus 2009 was zijn ontslag een voldongen feit.32xRond de Gay Krant-affaire stond Ramadans aanstelling aan de Erasmus Universiteit niet ter discussie. Deze keer is dat wel het geval en wordt hij om dezelfde reden – zijn band met een totalitair en onderdrukkend regime – ook door het college van bestuur van de universiteit ontslagen.

      Op verzoek van Leefbaar Rotterdam vond op 18 september 2009 een interpellatiedebat plaats naar aanleiding van het beëindigen van het contract met Ramadan. Woordvoerder mevrouw Fähmel presenteerde een nauwgezette reconstructie van het – in haar woorden – ‘Ramadandebacle’. Zij verweet het college een reeks van bestuurlijke missers: de voortdurende verwarring over de opdracht en de positie van Ramadan, alsmede de hoge kosten die dit project met zich had meegebracht terwijl het naar de opbrengst ervan gissen was. Ook het problematiseren van de islam bracht zij ter sprake. Leefbaar Rotterdam werd regelmatig verweten de moslimproblematiek al te stevig te agenderen, maar was het niet zo dat met de aanstelling van Ramadan de islam meer dan ooit in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan? Leefbaar Rotterdam vroeg bestuurlijke verantwoording aan de wethouder, die zij gebrek aan transparantie, naïviteit en verspilling van belastinggeld ten laste legde. Ook mevrouw Belhaj van D66, die eerder steeds wethouder Grashoff steunde, was deze keer samen met Leefbaar Rotterdam uitermate kritisch over het bestuurlijk proces en de inhoudelijke keuzes die gemaakt waren: ‘Vandaag bespreken wij de kwestie-Ramadan, maar als het aan D66 ligt bespreken wij ook het optreden van de wethouder Participatie (…) en het gegeven dat de politiek een wetenschapper heeft ingezet als religieus persoon die de integratie moest bevorderen.’ Mevrouw Verweijs (GroenLinks) deelde de inhoudelijke en bestuurlijke kritiek niet en was van mening dat het om antimoslimretoriek ging: ‘Tja dit debat is mosterd na de maaltijd, maar we gunnen mevrouw Fähmel dat ze alles weer uit de kast mag halen (…). Het is beschamend dat steeds opnieuw moslims worden afgeschilderd als mensen die tot een andere soort behoren, niet te vertrouwen zijn of met een dubbele tong spreken.’ Vervolgens ontspon zich voor de zoveelste maal een debat over beeldvorming, islam en islamofobie.
      In de pers was een uitlating van wethouder Grashoff vermeld waarin hij zijn beslissing voor het ontslag van Ramadan had verdedigd met de stelling ‘dat populistisch rechts anders een akelig gunstige uitgangspositie voor de verkiezingen zou hebben’. De heer Sörensen (Leefbaar Rotterdam) refereerde daaraan toen hij zei: ‘De heer Grashoff heeft zeer denigrerende en vervelende opmerkingen over ons gemaakt (…). Wij vragen ons af of wij willen praten met een college dat van mening is dat Leefbaar Rotterdam populistisch-rechts en islamofoob is.’ De aandacht was afgeleid van de inhoudelijke discussie, de kritiek van Leefbaar Rotterdam en D66. Toen Leefbaar Rotterdam uiteindelijk steun vroeg voor de motie waarin werd voorgesteld wethouder Grashoff weg te sturen wegens bestuurlijk wanbeleid, voelden de andere partijen daar niet voor. De legitimiteit van Leefbaars’ argumenten was uit het zicht verdwenen door het ideologische gesteggel op vijandige toon dat erop volgde. De opponenten bleven zo verdeeld, wilden en konden elkaar maar niet begrijpen, zo moge de volgende samenspraak illustreren.
      Mevrouw Verweijs (GroenLinks): ‘Dat mevrouw Fähmel te weinig over integratie heeft gehoord klopt, wij spreken over participatie, iedereen mag meedoen, zonder onderscheid. Wij gaan verder met dialogen en stadsburgerschap.’
      Wethouder Grashoff (GroenLinks) sloot aan: ‘Het enige wat het college niet heeft gedaan is debatten organiseren met het doel en publique duidelijk te maken dat de islam hét probleem van Rotterdam is. Wij hebben dat inderdaad niet gedaan en zijn ook niet voornemens dat te doen. Ik verwijt de fractie van Leefbaar Rotterdam dat zij in onze stad de kloof tussen bevolkingsgroepen verbreedt in plaats van de kloof te willen overbruggen’. Vervolgens vermeldde hij dat uit onderzoeken en rapporten over integratie weliswaar problemen naar voren waren gekomen, maar ook dat er ongelooflijke slagen gemaakt konden worden: ‘Ik heb één- en andermaal gezegd dat dit hartstikke goed is en conform hetgeen wij met elkaar willen. Ik begrijp niet dat de fractie van Leefbaar Rotterdam dit om een politieke reden maar steeds niet wil geloven en steeds opnieuw de kloof benadrukt. Ik kan daar met mijn goede verstand niet bij’.
      De verantwoorde kritiek die mevrouw Fähmel eerder op Grashoff uitte, was inmiddels verdampt in de giftige wolken die uit het debat opstegen. Haar reactie op Grashoff? ‘Ik kan met mijn verstand niet bij hetgeen de wethouder allemaal zegt. Hij blijft zich arrogant gedragen en een regenteske houding aannemen. Ik vind dat meer dan schandelijk en wil graag een reactie hierop van de burgemeester’.

    • 3 Afsluitend: Rotterdamse lessen

      Tariq Ramadan was en is een bekende moslim-intellectueel. De eerste ontmoeting met de latere wethouder Orhan Kaya vond ook plaats bij een islamdebat. Juist de combinatie van moslimvoorman en ‘verlicht democraat’ sprak Kaya aan en wekte de indruk dat Ramadan een belangrijke rol kon spelen in het integratiebeleid van Rotterdam. We zien hoe de gemeente vervolgens een aantal beslissingen nam die in latere stadia ongelukkig uitpakten:
      1) De gemeente besloot de opdracht aan Tariq Ramadan in algemene bewoordingen te formuleren, zonder meetbare doelstellingen en zonder voldoende richtinggevend kader voor de activiteiten van haar integratieadviseur. De nota Stadsburgerschap die de spelregels had moeten leveren, werd na een aanvankelijk abstracte presentatie nauwelijks ontwikkeld en uitgewerkt. Wel werd duidelijk dat het Rotterdamse concept van stadsburgerschap een sterk normatieve invulling had gekregen. De suggestie werd gewekt dat Rotterdammers met een islamitische achtergrond bij lange na niet aan het beeld van de ideale Rotterdamse burger beantwoorden.
      2) De gemeente regisseerde de optredens van Ramadan in Nederland te weinig, zij verbond haar integratieboodschap niet consequent aan de persoon Ramadan en was niet in staat de media-aandacht rond Ramadan constructief te benutten voor het uitdragen van haar ‘Rotterdamse aanpak’. Het Rotterdamse beleidsinstrument werd zo gekaapt door de nationale media en de landelijke politiek.
      3) De gemeente weigerde de religieuze dimensie als betekenisvol te erkennen: Ramadans verbondenheid met conservatieve stromingen binnen de islam werd, zeker door Kaya, als irrelevant geduid. Het stadsbestuur en Ramadan mikten erop bij álle burgers van Rotterdam een kritische reflectie op burgerschap en identiteit teweeg te brengen. Dit stond op gespannen voet met enerzijds het problematiseren van het burgerschap van moslims in de nota Stadsburgerschap en anderzijds het inhuren van de islamitische hervormer Tariq Ramadan, die vooral bekendstaat om zijn reflecties op het leven van moslims in westerse samenlevingen. Voortdurende onduidelijkheid en verwarring over wat Ramadan nu precies in Rotterdam deed of zou moeten doen, waren het gevolg.
      4) De gemeente onderkende dan ook te laat het belang van de persoonlijke religieuze en politieke opvattingen van Ramadan. Zij zag eveneens te laat dat deze opvattingen soms strijdig waren met het integratiebeleid waarvoor Ramadan werd ingezet, althans in de ogen van een meerderheid van de Rotterdamse gemeenteraad.
      5) Zowel het college bij monde van wethouder Grashoff als de raad bleek steeds weer te worden verleid de ruimte die ontstaan was door het ontbreken van een beleidskader voor de beoordeling van Ramadan, te benutten voor het uitventen van ideologische standpunten in het bredere islamdebat. Inhoudelijke vragen over integratiebeleid en ‘het middel Ramadan’ werden wel gesteld, maar nauwelijks beantwoord. De discussie versmalde zich tot de vraag of kritiek op Ramadan van islamofobie getuigde. Essentiële vragen over de ruimte die religie en religieuzen toebedeeld wordt in de huidige postseculiere samenleving, zijn zodoende onbeantwoord gebleven. De casus Ramadan biedt dan ook nog volop aanknopingspunten om deze kwesties, in het bijzonder voor de islam en moslims, te onderzoeken.

    Noten

    • 1 Gemeente Rotterdam, college van B&W, Stadsburgerschap: het motto is meedoen, 23 januari 2007, p. 4.

    • 2 Ibid., p. 6-7.

    • 3 Die luidt: ‘Wij Rotterdammers: nemen verantwoordelijkheid voor de stad en discrimineren elkaar niet; gebruiken Nederlands als onze gemeenschappelijke taal; accepteren geen radicalisering en extremisme; voeden onze kinderen op tot volwaardige burgers; behandelen mannen en vrouwen gelijk en met respect; behandelen homoseksuelen gelijk aan heteroseksuelen en met respect; behandelen (anders-) gelovigen en niet-gelovigen gelijk en met respect.’ Gemeente Rotterdam, college van B&W, Rotterdamse burgerschapscode, 17 januari 2006.

    • 4 Ramadan is de jongste zoon van Saïd Ramadan en Wafa al-Banna, respectievelijk de rechterhand en oudste dochter van de oprichter van de Moslim Broederschap Hassan al-Banna. Zij moesten Egypte ontvluchten vanwege geweld door de Egyptische overheid tegen de Moslim Broederschap.

    • 5 Op uitnodiging van Tony Blair in de werkgroep Preventing Extremism Together, direct na de aanslagen op de metro in Londen in juli 2005. De werkgroep presenteerde haar rapport in november 2005.

    • 6 Het zojuist genoemde, eerste openbare optreden van Ramadan in Rotterdam tijdens het slotdebat in april 2005 veroorzaakte achter de schermen overigens nogal wat heibel. Niet voor alle deelnemers aan het debat bleek het vanzelfsprekend met hem samen te werken, daarvoor was zijn reputatie te omstreden. Hoewel de verwikkelingen hieromtrent met vereende krachten buiten de pers zijn gehouden, zij hier aangetekend dat de gemeente Rotterdam vanaf dag één te maken had met crisismanagement.

    • 7 Persbericht gemeente Rotterdam, 15 december 2006.

    • 8 Ibid.

    • 9 Brief wethouder Kaya aan MOVP, 15 december 2006.

    • 10 Dit heeft betrekking op de eerste twee jaren. Bij de verlenging van het contract in 2009 is onder verantwoordelijkheid van wethouder Grashoff wel een opdracht geformuleerd.

    • 11 Aldus de gegevens die de auteur verzamelde in het onderzoek naar religie en lokale overheid, uitgevoerd bij de gemeente Rotterdam van oktober 2008 tot juni 2009.

    • 12 Om de week is hij twee dagen in Rotterdam.

    • 13 Zie de evaluatie in de brief van het college van B&W aan de gemeenteraad, Verantwoording Ramadan 1e periode, 16 december 2008.

    • 14 Over het islamisme. Een persoonlijke weerlegging, Breda 2006.

    • 15 Radical Reform. Islamic Ethics and Liberation, Oxford 2009.

    • 16 Uit de brief van de verantwoordelijk wethouder aan de commissie MOVP 28 augustus 2009: ‘Voor het overgrote deel sluiten de adviezen van Tariq Ramadan vrij nauw aan op het bestaande participatiebeleid van onze stad. Het is nuttig geweest om daar van zijn kant naar te laten kijken. Anderzijds heeft het ons betrekkelijk weinig nieuwe inzichten gebracht. Op grond van de beperkte toegevoegde waarde is in januari van dit jaar besloten het onderdeel beleidsadvisering te schrappen en maakte dat dus geen deel meer uit van de werkzaamheden van de heer Ramadan, zoals besproken in uw commissievergadering van 2 juni 2009.’

    • 17 Op 27 december 2006 en op 2 februari 2007.

    • 18 Schriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam aan het college, 27 december 2006. Naar eigen zeggen heeft Leefbaar Rotterdam deze informatie verkregen uit de publicatie ‘Frère Tariq’ (2004) van de Franse onderzoeksjournaliste Caroline Fourest.

    • 19 Schriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam aan college, 2 februari 2007.

    • 20 Beantwoording schriftelijke vragen Leefbaar Rotterdam, 13 februari 2007.

    • 21 ‘Voor de nieuwe wij-burger gaat het niet om de cultuur’, NRC Handelsblad 12 april 2008.

    • 22 ‘De ideale wereld van Tariq Ramadan’, de Volkskrant 12 september 2008.

    • 23 Brief van college van B&W aan de gemeenteraad, Verantwoording Ramadan 1e periode, 16 december 2008.

    • 24 Ibid.

    • 25 Ibid.

    • 26 Gay Krant 610, p. 18-21.

    • 27 Mevrouw van den Anker in het raadsdebat van 15 februari 2007: Het (college) geeft hoog op over Tariq Ramadan, de nieuwe belofte voor onze stad. Wij vinden deze man een conservatieve moslim. (...) Wat hij (…) bedoelt weten wij nog steeds niet. Het college heeft aangegeven dat het dit nog eens aan hem zal vragen, maar het lijkt ons een beter idee de tapes op te vragen, zodat wij een en ander kunnen vertalen en wij te weten kunnen komen welke opvattingen hij heeft.’

    • 28 Zie ook: N. van Zessen, ‘Seculiere inquisitie. Tariq Ramadan verketterd in Rotterdam’, in: M. Terpstra & I. Bocken (red.), Religie en rede: een dialoog, Delft 2010, p. 31-48.

    • 29 Gemeenteraadsdebat 16 april 2009.

    • 30 Ibid.

    • 31 http://www.scienceguide.nl/200908/beroering-over-ramadan.aspx. Geraadpleegd 3 juni 2010.

    • 32 Rond de Gay Krant-affaire stond Ramadans aanstelling aan de Erasmus Universiteit niet ter discussie. Deze keer is dat wel het geval en wordt hij om dezelfde reden – zijn band met een totalitair en onderdrukkend regime – ook door het college van bestuur van de universiteit ontslagen.


Print dit artikel