De overheid als (in)effectieve probleemoplosser: mogelijke implicaties voor ervaren legitimiteit
-
Inleiding
Anno 2023 ziet Nederland zich gesteld voor tal van maatschappelijke uitdagingen en problemen, die ook nog deels met elkaar verknoopt zijn. Kwesties rondom klimaat, milieu (stikstof), (woning)bouw, migratie en jeugdzorg, om er slechts een aantal te noemen, zijn niet uit de dagelijkse berichtgeving weg te denken. De politiek lijkt niet goed in staat deze problemen en de maatschappelijke conflicten die eruit voortvloeien het hoofd te bieden, mede als gevolg van versplintering en polarisatie. Dat roept de vraag op wat dit gebrek aan probleemoplossend vermogen doet met het vertrouwen in de politiek, dat blijkens recent onderzoek laag is (ook in vergelijking met voorgaande jaren). De politiek wordt door velen gezien als deel van het probleem in plaats van als deel van de oplossing.1x Zie www.nrc.nl/nieuws/2022/12/28/de-politiek-is-het-probleem-niet-de-oplossing-vinden-veel-kiezers-a4152812. Over het (gebrek aan) probleemoplossend vermogen van de overheid gaat ook het themanummer van Recht der Werkelijkheid van dit jaar.
Ook het probleemoplossend vermogen van de rechtspraak staat anno 2023 in de belangstelling. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen probleemoplossing op microniveau en probleemoplossing op macroniveau.2x Beide vormen van rechterlijke probleemoplossing staan centraal in het onderzoek dat aan de Universiteit Leiden plaatsvindt in het kader van het onderzoeksprogramma Conflictoplossende Instituties (COI). COI is een samenwerkingsverband van de universiteiten van Nijmegen, Utrecht en Leiden en komt voort uit het Sectorplan Rechtsgeleerdheid. Zie voor de nationale COI-activiteiten www.institutionsforconflictresolution.net en voor de Leidse invulling www.universiteitleiden.nl/rechtsgeleerdheid/conflictoplossende-instituties. Bij probleemoplossing op microniveau gaat het om het zo veel mogelijk oplossen van het onderliggende probleem of conflict in individuele zaken; denk aan de diverse initiatieven die sinds enkele jaren worden ontplooid onder de noemer ‘maatschappelijk effectieve rechtspraak’ (MER).3x Zie daarover bijvoorbeeld het Rechtstreeks-themanummer in 2022 (‘Rechtspraak in beweging: leren van maatschappelijk effectieve rechtspraak in de praktijk’, Rechtstreeks 2022(1)). Bij probleemoplossing op macroniveau gaat het om het bieden van (deel)oplossingen voor problemen of conflicten in kwesties met een zaaksoverstijgend belang. Ook daarvan zijn er inmiddels voorbeelden te over: naast, uiteraard, de Urgenda- en Shell-uitspraken valt onder meer te denken aan de uitspraken van de Raad van State over stikstof en gezinshereniging. In dit redactioneel richt ik me op het tweede type rechterlijke probleemoplossing.4x Daarbij realiseer ik me dat de term ‘oplossing’ de lading niet helemaal dekt, aangezien het volledig oplossen van (om maar wat te noemen) het klimaatprobleem niet erg reëel is en de rechtspraak bij lange na niet de enige actor is die daarbij een rol kan spelen. Het gaat eerder om het zo veel mogelijk het hoofd bieden aan dergelijke problemen en de daaruit voortvloeiende conflicten.
Waar het gebrek aan probleemoplossend vermogen door de politiek het vertrouwen in de politiek verder lijkt te doen afnemen, is minder duidelijk wat rechterlijke probleemoplossing doet met de legitimiteit van de rechtspraak. Het feit dat dit soort kwesties bij de rechter terechtkomen wanneer politieke instituties in de ogen van het publiek achterblijven, is immers niet onproblematisch. Rechters moeten uitspraak doen over zaken die aan hen worden voorgelegd, maar wat betekent het voor hun legitimiteit wanneer zij zich noodgedwongen mengen in politiek gevoelige kwesties die nog volop onderwerp zijn van maatschappelijk debat? Komt dit de rechterlijke legitimiteit ten goede omdat zij wel (deel)oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen en conflicten? Of doet dit juist afbreuk aan hun legitimiteit doordat het niet goed strookt met de neutrale positie van de rechtspraak in het staatsbestel?
Een en ander nodigt uit om nader te bekijken wat we weten over de invloed van (in)effectieve probleemoplossing op de legitimiteit van de politiek en de rechtspraak. Daarbij zal ik ook aandacht besteden aan vragen die nog deels openliggen en die aldus aanknopingspunten bieden voor nader onderzoek en debat.5x Dergelijke discussies zullen onder andere gevoerd worden tijdens een door COI georganiseerde stakeholdersbijeenkomst in november 2023, waarin sprekers uit zowel de rechtspraak als de politiek en de advocatuur zullen reflecteren op deze thematiek. -
Vertrouwen en legitimiteit
Eerst is het van belang om enige helderheid te bieden over de concepten waarover we het hier hebben. Om niet direct in conceptuele uiteenzettingen te verzanden heb ik hierboven de begrippen vertrouwen en legitimiteit als inwisselbaar gebruikt. Dat gebeurt vaker, niet alleen in maatschappelijke discussies, maar ook in de wetenschappelijke literatuur.6x Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1185 en p. 1190. Hoewel deze begrippen een grote mate van overlap kennen, en ik verderop in dit redactioneel inga op zowel onderzoek dat gaat over vertrouwen als onderzoek dat zich richt op legitimiteit, zijn vertrouwen en legitimiteit niet precies hetzelfde.
Ervaren legitimiteit,7x Zie over legitimiteit van conflictoplossende instituties en de verschillende perspectieven van waaruit dit onderwerp bestudeerd kan worden het in 2023 door Utrecht Law Review gepubliceerde themanummer (www.utrechtlawreview.org/57/volume/19/issue/2) en de inleiding daarop (Noyon e.a. 2023). waarop de focus van dit redactioneel ligt, wordt vaak geconceptualiseerd als ‘judgments about the moral right to power’ en ‘the property or quality of possessing rightful power and the subsequent acceptance of, and willing deference to, authority’.8x Jackson & Gau 2016, p. 50-51; Tyler & Jackson 2014, p. 93. Dit wordt vaak gemeten door onderzoeksdeelnemers te vragen naar de gevoelde plicht tot naleving en hun vertrouwen in de desbetreffende autoriteit of institutie,9x Jackson & Gau 2016, p. 50. al bestaan er ook bredere operationaliseringen.10x Zie bijv. Tyler & Jackson 2014 (waarin naast vertrouwen en de gevoelde plicht tot naleving ook ‘moral alignment’ wordt gemeten), Tyler & Jackson 2013 (waarin naast bovenstaande drie elementen ook ‘consent’ en ‘legality’ worden meegenomen) en in Nederland Weyers & Hertogh 2007 (waarin legitimiteit wordt geoperationaliseerd als vertrouwen, tevredenheid en acceptatie).
Als we daar de omschrijvingen van het concept vertrouwen naast leggen, zien we dat er inderdaad een verschil bestaat. Vertrouwen betreft in de kern een interne, psychologische staat waarin mensen bereid zijn om onzekerheid en kwetsbaarheid ten opzichte van het gedrag van een ander (zoals een autoriteit of institutie van wie zij afhankelijk zijn) te accepteren, omdat zij omtrent het gedrag van die ander positieve verwachtingen hebben.11x Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1184 en 1190; Lewicki, McAllister & Bies 1998, p. 439. De onzekerheid wordt dan overbrugd met een ‘leap of faith’.12x Tyler & Jackson 2014, p. 93; vgl. Noyon 2021 (p. 81-84), die in dit verband spreekt over ‘sprongkracht’ en een ‘onzekerheidsgat’.
Sommige auteurs gaan specifiek in op de relatie tussen de concepten vertrouwen en legitimiteit. Zowel legitimiteit als betrouwbaarheid (als element van vertrouwen) betreft een evaluatie van een autoriteit of institutie. Volgens Hamm e.a. vallen deze evaluaties niet altijd scherp van elkaar te onderscheiden, ‘especially in the minds of the public’, bijvoorbeeld omdat het lastig voorstelbaar is dat iemand de legitimiteit van een autoriteit of institutie erkent en die autoriteit of institutie tegelijkertijd niet betrouwbaar vindt.13x Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1190. In die zin is het niet gek dat legitimiteit in empirisch onderzoek vaak deels wordt geoperationaliseerd als vertrouwen. -
Effectiviteit en procedurele rechtvaardigheid
Nu we meer zicht hebben op de betekenis van legitimiteit en vertrouwen en de relatie tussen deze concepten, rijst de vraag welke factoren op legitimiteit en vertrouwen van invloed zijn. Twee van dergelijke factoren betreffen effectiviteit en ervaren procedurele rechtvaardigheid.
Met effectiviteit doel ik hier op de prestaties van een autoriteit of institutie en haar vermogen om maatschappelijke problemen effectief op te lossen. Zo verklaarden Bovens en Wille het plotseling gedaalde vertrouwen in de Nederlandse politiek aan het begin van deze eeuw door ‘dissatisfaction with the political performance of the right-wing Balkenende cabinet’.14x Bovens & Wille 2008, p. 288. Sunshine en Tyler keken naar de legitimiteit van de politie en vonden dat deze mede verklaard werd door performance, in hun studie geoperationaliseerd als de mate waarin de politie effectief is in het onder controle houden van criminaliteit en het bieden van hulp.15x Sunshine & Tyler 2003. Ook de notie ‘outputlegitimiteit’ is in dit kader van belang.16x Dellmuth, Scholte & Tallberg 2019; Grosfeld, Cuyvers & Scheepers 2023.
Naast effectiviteit is er een tweede factor die bijdraagt aan legitimiteit, namelijk de mate van ervaren procedurele rechtvaardigheid: de perceptie van mensen dat zij eerlijk en rechtvaardig worden behandeld door autoriteiten en instituties.17x Lind & Tyler 1988; Tyler & Lind 1992. Zo vonden Sunshine en Tyler in het hierboven genoemde onderzoek dat ervaren legitimiteit, meer nog dan door performance, werd verklaard door de mate waarin mensen vonden dat zijzelf en anderen eerlijk en rechtvaardig behandeld werden. Diverse andere studies van Tyler en collega’s tonen eveneens steevast een samenhang aan tussen ervaren procedurele rechtvaardigheid en legitimiteit.18x Sunshine & Tyler 2003; Tyler 1994, 2003; Tyler & Caine 1981; Tyler & Jackson 2013, 2014; Tyler & Rasinski 1991. Zie voor constructief-kritische kanttekeningen bij het belang van ervaren procedurele rechtvaardigheid voor legitimiteit Boone & Kox 2023. Waar effectiviteit aan de notie van outputlegitimiteit kan worden verbonden, raakt ervaren procedurele rechtvaardigheid nauw aan de noties van inputlegitimiteit en throughputlegitimiteit.19x Grosfeld, Cuyvers & Scheepers 2023. -
Effectieve probleemoplossing en de legitimiteit van de Nederlandse politiek
Hoe laten deze inzichten over de invloed van effectiviteit en ervaren procedurele rechtvaardigheid op legitimiteit zich nu vertalen naar de actuele Nederlandse context? Zoals aangestipt in de inleiding van dit redactioneel is het vertrouwen van burgers in de Nederlandse politiek op dit moment laag en wordt de politiek gezien als deel van het probleem in plaats van als deel van de oplossing. Drie recente onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bieden daar nader inzicht in.
Uit de meest recente versie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) blijkt dat het vertrouwen in de politiek in de onderzochte periode – (na)zomer 2021 tot (na)zomer 2021 – nog verder is gedaald ten opzichte van eerdere periodes. De meerderheid (60%) geeft de politiek een onvoldoende. De onderzoekers schrijven dat toe aan een ‘verdere opeenstapeling van maatschappelijke problemen’, waarbij zij onder meer verwijzen naar een aantal van de in de inleiding van dit redactioneel genoemde kwesties (immigratie, klimaat en stikstof).20x Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek 2023, p. 3. Ook geven zij aan dat mensen ‘negatief [zijn] over wat de politiek bereikt: men verwijt politici (vooral de regering) gebrek aan daadkracht en visie bij het oplossen van de problemen die in Nederland spelen’.21x Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek 2023, p. 4.
Een vergelijkbaar beeld doemt op uit het SCP-rapport Sociale en culturele ontwikkelingen: Stand van Nederland 2023. Daarin wordt beschreven dat ‘[d]e waargenomen opstelling van politici rond de kabinetsformatie en in de afhandeling van verschillende crises (…) burgers [doet] twijfelen aan het vermogen, en soms ook aan de wil van de politiek om problemen op te lossen’.22x Van Noije, Den Ridder & Geurkink 2023, p. 25. Over het probleemoplossend vermogen van de overheid zijn mensen het meest negatief in vergelijking met andere aspecten van overheidshandelen, en percepties van effectiviteit hangen het meest samen met politiek vertrouwen.
Een laatste recente studie die hier van belang is, betreft een SCP-onderzoek van Wagemans en Peters, waarin zij nagaan hoe burgers kijken naar de verdeling van verantwoordelijkheden bij grote maatschappelijke opgaven. Uit het onderzoek blijkt dat burgers vinden dat de overheid (samen met bedrijven en andere burgers) daarbij meer verantwoordelijkheid moet nemen. Ook uit dit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van burgers in het probleemoplossend vermogen van de overheid laag is.23x Wagemans & Peters 2023. -
Effectieve probleemoplossing en de legitimiteit van de Nederlandse rechtspraak
Op basis van het bovenstaande kunnen we vaststellen dat op dit moment een gepercipieerd gebrek aan probleemoplossend vermogen door politieke instanties samenhangt met een verminderd vertrouwen in (en, in het verlengde daarvan, een verminderde legitimiteit van) de Nederlandse politiek. Hoe zit dat als we kijken naar de rechtspraak?
In de inleiding van dit redactioneel presenteerde ik twee mogelijkheden. Enerzijds is denkbaar dat het bijdragen aan een oplossing voor maatschappelijke problemen een positieve invloed heeft op de legitimiteit van de rechtspraak. Anderzijds zou sprake kunnen zijn van een negatieve invloed, doordat rechterlijke probleemoplossing in maatschappelijke conflicten in de ogen van het publiek botst met rechterlijke neutraliteit (een centraal element van ervaren procedurele rechtvaardigheid).24x Zie over het belang van neutraliteit voor percepties van procedurele rechtvaardigheid bijvoorbeeld Ansems, Van den Bos & Mak 2020; Tyler & Huo 2002. Een derde mogelijkheid is natuurlijk dat rechterlijke probleemoplossing geen invloed heeft op de legitimiteit van de rechtspraak.
Wat betreft de eerste mogelijkheid is een onderzoek van Van Tulder en Klijn naar het vertrouwen in de rechtspraak relevant,25x Van Tulder & Klijn 2023a. Dit artikel is gebaseerd op een uitgebreide, achterliggende rapportage (Van Tulder & Klijn 2023b). dat verscheen in het recente themanummer van Rechtstreeks daarover.26x ‘Vertrouwen in de rechtspraak’, Rechtstreeks 2023(1). Zij onderzochten op basis van COB-data uit de periode 2009-2019 hoe het vertrouwen in de rechtspraak zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld en in welke mate drie theoretische perspectieven daarvoor een verklaring kunnen bieden: persoonlijkheid, maatschappelijke positie en prestaties van de rechtspraak. Voor dit redactioneel is met name de laatste variabele relevant. Van Tulder en Klijn geven aan dat economen in het algemeen twee typen prestaties onderscheiden: datgene ‘wat er direct uit handen van de institutie komt’ (zoals het aantal afgehandelde zaken en de doorlooptijd daarvan) en ‘de maatschappelijke effecten die het handelen van de institutie heeft’, waaronder de mate waarin de rechtspraak een bijdrage levert aan maatschappelijke veiligheid en welvaart.27x Van Tulder & Klijn 2023b, p. 20. In het verlengde hiervan vatten Van Tulder en Klijn het concept prestaties in hun onderzoek breed op: ‘de wijze waarop rechtspraak gestalte krijgt, de uitkomst van de beslissingen en de effectiviteit van de rechtspraak vallen er alle onder’.28x Van Tulder & Klijn 2023b, p. 22.
Voor de operationalisering van deze variabele zijn Van Tulder en Klijn echter beperkt tot wat het COB-onderzoek aan data biedt. Daarin is aan onderzoeksdeelnemers onder meer gevraagd wat zij de grootste problemen vinden in Nederland en wat zij juist goed vinden gaan, en zijn hun antwoorden vervolgens gegroepeerd tot vijftien domeinen (bijvoorbeeld: immigratie en integratie, jeugd en gezin, criminaliteit en veiligheid). De auteurs gaan ervan uit dat de combinatie van deze positieve en negatieve scores op de verschillende domeinen informatie geeft over de ‘impliciete verwijten of complimenten van de burger aan het adres van de bestaande instituten’, ‘[u]iteraard voor zover de burger bepaalde instituties daarvoor (mede)verantwoordelijk acht’.29x Van Tulder & Klijn 2023b, p. 34. Kort gezegd, vinden zij inderdaad een relatie tussen prestaties en vertrouwen in de rechtspraak, maar verklaren prestaties minder variantie in het vertrouwen dan persoonlijkheid en maatschappelijke positie samengenomen.
Een vraag die hierbij rijst, is of burgers de rechtspraak inderdaad (mede)verantwoordelijk houden voor hoe goed of slecht het in hun ogen met Nederland gaat op de verschillende domeinen. Voor het domein criminaliteit en veiligheid lijkt dat aannemelijk, maar voor bijvoorbeeld immigratie en integratie, het andere beleidsdomein dat in de analyses van Van Tulder en Klijn significant samenhangt met vertrouwen in de rechtspraak,30x Van Tulder & Klijn 2023b, p. 39. ligt dat veel minder voor de hand. De bevinding dat deze variabele toch met het vertrouwen in de rechtspraak samenhangt, zou volgens mij ook (deels) verklaard kunnen worden doordat vertrouwen in de rechtspraak samenhangt met vertrouwen in de politiek31x Van Tulder & Klijn 2023b, p. 37. en vertrouwen in de politiek op zijn beurt samenhangt met hoe goed of slecht het in de ogen van burgers met Nederland gaat op de verschillende domeinen.32x In andere bijdragen aan het themanummer worden vergelijkbare twijfels bij deze operationalisering van prestaties en de gevonden relatie met vertrouwen geuit (Dekker 2023; Schelfhout 2023). Van Tulder en Klijn erkennen overigens zelf ook dat aan deze wijze van operationaliseren beperkingen kleven (Van Tulder & Klijn 2023b, p. 30).
De onderliggende vraag is of burgers maatschappelijke probleemoplossing zien als (deel van de) taak van de rechter. Het antwoord op die vraag zal immers van invloed zijn op de manier waarop burgers het concept prestaties of effectiviteit invullen. Het feit dat burgers met enige regelmaat zaken over maatschappelijke problemen aan de rechter voorleggen, lijkt erop te duiden dat in ieder geval sommige burgers maatschappelijke probleemoplossing wel als taak van de rechter zien (wanneer andere instanties in hun ogen achterblijven). Uit ongepubliceerd onderzoek van Motivaction naar de reputatie van de rechtspraak bleek dat probleemoplossend vermogen in de top vijf van de ‘reputatiedrivers’ stond, net boven onpartijdigheid, al leek het in dat onderzoek eerder te gaan om wat hierboven is aangeduid als probleemoplossing op microniveau. Anderzijds bleek uit onderzoek waarin burgers werd gevraagd naar de belangrijkste eigenschappen van rechters dat juist onpartijdigheid en onafhankelijkheid tot de top drie behoorden, ver boven ‘weten wat er in de samenleving speelt’ (een eigenschap die verband zou kunnen houden met maatschappelijke probleemoplossing).33x De Keijser & Elffers 2007, p. 125. Al met al lijken we op de vraag in hoeverre burgers maatschappelijke probleemoplossing zien als taak van de rechter geen duidelijk antwoord te hebben.
Een tweede mogelijkheid wat betreft de invloed van rechterlijke probleemoplossing op de legitimiteit van de rechtspraak is dat sprake is van een negatief effect, doordat rechterlijke probleemoplossing in maatschappelijk en politiek gevoelige zaken mogelijk samengaat met een gepercipieerd gebrek aan neutraliteit. Of dat daadwerkelijk het geval is, zal empirisch onderzoek moeten uitwijzen. Verschillende auteurs uiten in het hierboven genoemde themanummer zorgen in die richting en/of wijzen op de noodzaak van nader onderzoek hiernaar. Zo waarschuwt Boone voor het risico dat rechterlijke uitspraken in maatschappelijk en politiek gevoelige zaken met ruimte voor interpretatie als subjectief of zelfs als politiek worden gezien door het publiek.34x Boone 2023, p. 12. Dekker verbindt omstreden rechterlijke uitspraken op het gebied van stikstof en klimaat aan de wens tot meer onderzoek naar ‘oordelen over verantwoordelijkheden en over de onafhankelijkheid van rechters’, waarbij hij D66-rechters noemt als ‘relevante framing’.35x Dekker 2023, p. 57. En Schelfhout beschrijft het risico dat de rechtspraak in dergelijke zaken van politiek activisme wordt beschuldigd, terwijl volgens hem tegelijkertijd de rechtspraak zich onafhankelijk toont door zich op te stellen als kritische tegenmacht van het bestuur, wat juist aan het vertrouwen in de rechtspraak zou kunnen bijdragen.36x Schelfhout 2023, p. 48. Meer in algemene zin is enerzijds gewezen op de mogelijkheid dat public interest litigation-zaken bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen, maar anderzijds op de mogelijkheid dat deze zaken leiden tot ‘uitspraken die niets oplossen [en] het gezag van de rechter aantasten’.37x Van Gestel & Loth 2022, p. 32.
Een derde mogelijkheid, tot slot, is dat rechterlijke probleemoplossing geen effect heeft op de legitimiteit van de rechtspraak. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer bovenstaande positieve en negatieve effecten elkaar opheffen, of wanneer burgers onvoldoende zicht hebben op de mate waarin de rechtspraak bijdraagt aan (deel)oplossingen voor maatschappelijke problemen. Het zou ook simpelweg zo kunnen zijn dat deze vorm van probleemoplossing niet van belang is voor het vertrouwen dat mensen in de rechtspraak stellen. Uit het feit dat dat vertrouwen stabiel is, zou je kunnen afleiden dat zaken zoals Urgenda daar kennelijk geen grote impact op hebben. Ook komt de term dikastocratie of een eenvoudiger equivalent daarvan niet voor in de lijst met spontaan door burgers genoemde maatschappelijke problemen in SCP-onderzoek daarnaar.38x Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek, p. 12-13. Voor het punt over het stabiele vertrouwen, waaruit een gebrek aan invloed daarop van Urgenda-achtige uitspraken zou kunnen worden afgeleid, en het ontbreken van de term dikastocratie of varianten daarop in de door burgers genoemde maatschappelijke problemen ben ik dank verschuldigd aan Lucas Noyon. -
Richtingen voor vervolgonderzoek
Al met al kunnen we stellen dat, waar aannemelijk is dat een gepercipieerd gebrek aan probleemoplossend vermogen van de Nederlandse politiek een negatieve invloed heeft op haar legitimiteit, de mogelijke invloed van rechterlijke probleemoplossing in maatschappelijk gevoelige kwesties op de legitimiteit van de rechtspraak nog met veel vragen omgeven is. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen (1) of burgers maatschappelijke probleemoplossing zien als deel van de taak van de rechter en (2) of die gepercipieerde maatschappelijke probleemoplossing een positieve, een negatieve, of in het geheel geen invloed heeft op de legitimiteit van de rechtspraak.
Het ontbreekt mij hier aan ruimte om in detail in te gaan op de vraag hoe dergelijk onderzoek eruit zou kunnen zien, maar zinvol lijkt in ieder geval een combinatie van kwalitatieve interviews (waarin burgers gevraagd wordt naar onder meer hun ideeën over de al dan niet probleemoplossende taak van rechters) en een survey en/of experiment (waarin de invloed van rechterlijke probleemoplossing in maatschappelijk gevoelige kwesties statistisch kan worden onderzocht). Zulk onderzoek lijkt me des te relevanter gelet op de steeds verdergaande politieke versplintering en het huidige gepercipieerde gebrek aan probleemoplossend vermogen van de politiek, waardoor gevoelige kwesties mogelijk steeds vaker voor de rechter zullen belanden en de vraag wat dat doet met de legitimiteit van de rechtspraak aan belang wint. -
Inhoud van dit nummer
De hierboven beschreven thematiek raakt aan het onderwerp van het eerste artikel uit het voorliggende nummer van RdW: ‘legal mobilization’ in het asielrecht. Ook daarbij gaat het immers om maatschappelijk en politiek gevoelige kwesties die aan de rechter worden voorgelegd. Kris van der Pas beschrijft hoe ngo’s die zich bezighouden met asielkwesties steeds vaker besluiten om naar de rechter te stappen om hun doelen te bereiken, en probeert die beslissingen te verklaren door te kijken naar interne en externe factoren. Dat doet zij op basis van eerdere literatuur en theorie in combinatie met een eigen interviewonderzoek onder leden van vier ngo’s in Nederland en Italië. Haar bevindingen duiden onder meer op de relevantie van political opportunity structures, waarbij mogelijkheden, beperkingen en bedreigingen op het niveau van de (nationale) politiek van belang zijn voor de strategische keuzes van ngo’s.
In het tweede artikel richt Stefan van Tongeren zich op de terugkeer van veroordeelden in de samenleving en de problemen waar zij vaak tegenaan lopen bij het vinden van een woning. Hoewel juist het hebben van een stabiele woonsituatie van groot belang is voor het verkleinen van het recidiverisico, levert de terugkeer van veroordeelden naar de samenleving in potentie sociale onrust en een risico voor de openbare orde op. Op basis van kwantitatief surveyonderzoek en kwalitatieve interviews concludeert de auteur echter dat de terugkeer van veroordeelden zelden een directe bedreiging oplevert voor de openbare orde en dat autoriteiten veelal de voorkeur geven aan informele en niet-repressieve maatregelen om daarmee om te gaan. Ook de samenwerking tussen de diverse betrokken actoren komt in het artikel aan bod.
Lucas Michael Haitsma en Maarten Bouwmeester leggen in hun essay het toeslagenschandaal onder de loep en pleiten op basis daarvan voor een meer holistische benadering in onderzoek naar recht en beleid, waarbij zowel het macroniveau (de rechtsstaat) als het mesoniveau (implementatie) en het microniveau (dienstverlening) worden betrokken. De problemen in het toeslagenschandaal deden zich immers voor op meerdere niveaus: van beleid en de manier waarop de overheid is georganiseerd tot systeemfalen van de bestuursrechtspleging en van de rechtsstaat als geheel. Een dergelijke holistische benadering verdient in de ogen van de auteurs de voorkeur boven het uitsluitend inzoomen op bepaalde aspecten van recht en beleid.
Verder bevat dit nummer van RdW een Forumdiscussie tussen Gitta Veldt en Tobias Arnoldussen over de rol van sociaalwetenschappelijk onderzoek in het rechtenonderwijs. Zij zijn het niet oneens over het belang van sociaalwetenschappelijke inzichten voor juristen, maar waar Gitta ervoor pleit empirisch-juridisch onderzoek (passief en voor studenten die dat willen ook actief) een rol te geven in het rechtencurriculum, ziet Tobias meer heil in een goede cursus wetenschapsfilosofie. Iris Sportel bespreekt vervolgens het proefschrift van Annelien Bouland over de praktijk van echtscheiding in Senegal, en Leny de Groot-van Leeuwen recenseert het proefschrift van Lucas Lieverse over het proces van schikken tijdens vermogensrechtelijke procedures. We sluiten het nummer af met een werk-in-uitvoering van Marilie Odding over haar promotieonderzoek naar persoonsgerichte dienstverlening aan werkloze mensen in een kwetsbare positie. Referenties Ansems, L.F.M., K. van den Bos & E. Mak, ‘Speaking of justice: a qualitative interview study on perceived procedural justice among defendants in Dutch criminal cases’, Law and Society Review 2020-54(3), p. 643-679.
Boone, M., ‘Het gezag van de rechter als werkzaam mechanisme?’, Rechtstreeks 2023(1), p. 10-12.
Boone, M. & M. Kox, ‘Reconceptualizing empirical legitimacy for situations of severely conflicting social interests’, Utrecht Law Review 2023-19(2), p. 13-25.
Bovens, M. & A. Wille, ‘Deciphering the Dutch drop: ten explanations for decreasing political trust in the Netherlands’, International Review of Administrative Sciences 2008-74(2), p. 283-305.
Dekker, P., ‘Vertrouwen in de rechtspraak vervolgd’, Rechtstreeks 2023(1), p. 52-58.
Dellmuth, L.M., J.A. Scholte & J. Tallberg, ‘Institutional sources of legitimacy for international organisations: Beyond procedure versus performance’, Review of International Studies 2019-45(4), p. 627-646.
Gestel, R. van & M. Loth, ‘Het beleid van de rechter in public interest zaken’, Rechtstreeks 2022(1), p. 16-32.
Grosfeld, E., A. Cuyvers & D. Scheepers, ‘Towards evidence-based legitimacy interventions in EU law: challenges and directions for empirical research’, Utrecht Law Review 2023-19(2), p, 87-104.
Hamm, J.A., R. Trinkner & J.D. Carr, ‘Fair process, trust, and cooperation: moving toward an integrated framework of police legitimacy’, Criminal Justice and Behavior 2017-44(9), p. 1183-1212.
Jackson, J. & J.M. Gau, ‘Carving up concepts? Differentiating between trust and legitimacy in public attitudes towards legal authority’, in: E. Shockley, T.M.S. Neal, L.M. PytlikZillig & B.H. Bornstein (red.), Interdisciplinary perspectives on trust: towards theoretical and methodological integration, New York: Springer International Publishing 2016, p. 49-69.
Keijser, J.W. de & H. Elffers, ‘Onbegrip voor het strafoordeel bedreigt het draagvlak voor het rechtssysteem niet’, in: M. Malsch & N. van Manen (red.), De begrijpelijkheid van de rechtspraak, Den Haag: Boom Juridische uitgevers, p. 115-127.
Lewicki, R.J., D.J. McAllister & R.T. Bies, ‘Trust and distrust: new relationships and realities, The Academy of Management Review 1998-23(3), p. 438-458.
Lind, E.A. & T.R. Tyler, The social psychology of procedural justice, New York: Plenum.
Noije, L. van, J. den Ridder & B. Geurkink, ‘Democratie en vertrouwen’, in: D. Verbeek-Oudijk, S. Hardus, A. van den Broek & M. Reijnders (red.), Sociaal-culturele ontwikkelingen: stand van Nederland 2023, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 24-27.
Noyon, L., Strafrecht en publieke opinie: Een onderzoek naar de relatie tussen de strafrechtspleging en het publiek, met bijzondere aandacht voor het Openbaar Ministerie, Den Haag: Boom juridisch 2021.
Noyon, L., L.F.M. Ansems, T.E. Riesthuis & R.B.J. Tinnevelt, ‘Legitimacy of institutions for conflict resolution: an introduction’, Utrecht Law Review 2023-19(2), p. 1-12.
Ridder, J. den, L. van ’t Hul & A. van den Broek, Continu onderzoek burgerperspectieven 2023/1, www.scp.nl.
Schelfhout, D., ‘Vertrouwen in het verandervermogen van de rechtspraak’, Rechtstreeks 2023(1), p. 43-51.
Sunshine, J. & T.R. Tyler, ‘The role of procedural justice and legitimacy in shaping public support for policing’, Law & Society Review 2003-37(3), p. 513-548.
Tulder, F. van & A. Klijn, ‘Meer (zicht op) vertrouwen in de R/rechtspraak’, Rechtstreeks 2023(1), p. 13-32 (verkort: Van Tulder & Klijn 2023a).
Tulder, F. van & A. Klijn, Meer zicht op vertrouwen in de R/rechtspraak: een secundaire analyse van het COB 2009-2019 (verkort: Van Tulder & Klijn 2023b).
Tyler, T.R., ‘Governing amid diversity: the effect of fair decisionmaking procedures on the legitimacy of government’, Law and Society Review 1994-28(4), p. 809-831.
Tyler, T.R., ‘Procedural justice, legitimacy, and the effective rule of law’, Crime and Justice 2003-30, p. 283-375.
Tyler, T.R. & A. Caine, ‘The influence of outcomes and procedures on satisfaction with formal leaders’, Journal of Personality and Social Psychology 1981-41(4), p. 642-655.
Tyler, T.R. & Y.J. Huo, Trust in the law: encouraging public cooperation with the police and courts, New York: Russell Sage Foundation 2002.
Tyler, T.R. & J. Jackson, ‘Future challenges in the study of legitimacy and criminal justice’ in: J. Tankebe & A. Liebling (red.), Legitimacy and criminal justice: An international exploration, Oxford: Oxford University Press 2013, p. 83-104.
Tyler, T.R. & J. Jackson, ‘Popular legitimacy and the exercise of legal authority: motivating compliance, cooperation, and engagement’, Psychology, Public Policy, and Law 2014-20(1), p. 78-95.
Tyler, T.R. & E.A. Lind, ‘A relational model of authority in groups’, in: M.P. Zanna (red.), Advances in experimental social psychology, San Diego, CA: Academic Press, p. 115-191.
Tyler, T.R. & K. Rasinski, ‘Procedural justice, institutional legitimacy, and the acceptance of unpopular U.S. Supreme Court decisions: a reply to Gibson’, Law & Society Review 1991-25(3), p. 621-630.
Wagemans, F. & S. Peters, Roep om een overheid die verantwoordelijkheid neemt: burgers over de verdeling van verantwoordelijkheden bij grote maatschappelijke opgaven, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 2023.
Weyers, H.A.M. & M.L.M. Hertogh, Legitimiteit betwist: een verkennend literatuuronderzoek naar de ervaren legitimiteit van het justitieoptreden, Den Haag/Groningen: Rijksuniversiteit Groningen 2007.
Noten
-
1 Zie www.nrc.nl/nieuws/2022/12/28/de-politiek-is-het-probleem-niet-de-oplossing-vinden-veel-kiezers-a4152812. Over het (gebrek aan) probleemoplossend vermogen van de overheid gaat ook het themanummer van Recht der Werkelijkheid van dit jaar.
-
2 Beide vormen van rechterlijke probleemoplossing staan centraal in het onderzoek dat aan de Universiteit Leiden plaatsvindt in het kader van het onderzoeksprogramma Conflictoplossende Instituties (COI). COI is een samenwerkingsverband van de universiteiten van Nijmegen, Utrecht en Leiden en komt voort uit het Sectorplan Rechtsgeleerdheid. Zie voor de nationale COI-activiteiten www.institutionsforconflictresolution.net en voor de Leidse invulling www.universiteitleiden.nl/rechtsgeleerdheid/conflictoplossende-instituties.
-
3 Zie daarover bijvoorbeeld het Rechtstreeks-themanummer in 2022 (‘Rechtspraak in beweging: leren van maatschappelijk effectieve rechtspraak in de praktijk’, Rechtstreeks 2022(1)).
-
4 Daarbij realiseer ik me dat de term ‘oplossing’ de lading niet helemaal dekt, aangezien het volledig oplossen van (om maar wat te noemen) het klimaatprobleem niet erg reëel is en de rechtspraak bij lange na niet de enige actor is die daarbij een rol kan spelen. Het gaat eerder om het zo veel mogelijk het hoofd bieden aan dergelijke problemen en de daaruit voortvloeiende conflicten.
-
5 Dergelijke discussies zullen onder andere gevoerd worden tijdens een door COI georganiseerde stakeholdersbijeenkomst in november 2023, waarin sprekers uit zowel de rechtspraak als de politiek en de advocatuur zullen reflecteren op deze thematiek.
-
6 Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1185 en p. 1190.
-
7 Zie over legitimiteit van conflictoplossende instituties en de verschillende perspectieven van waaruit dit onderwerp bestudeerd kan worden het in 2023 door Utrecht Law Review gepubliceerde themanummer (www.utrechtlawreview.org/57/volume/19/issue/2) en de inleiding daarop (Noyon e.a. 2023).
-
8 Jackson & Gau 2016, p. 50-51; Tyler & Jackson 2014, p. 93.
-
9 Jackson & Gau 2016, p. 50.
-
10 Zie bijv. Tyler & Jackson 2014 (waarin naast vertrouwen en de gevoelde plicht tot naleving ook ‘moral alignment’ wordt gemeten), Tyler & Jackson 2013 (waarin naast bovenstaande drie elementen ook ‘consent’ en ‘legality’ worden meegenomen) en in Nederland Weyers & Hertogh 2007 (waarin legitimiteit wordt geoperationaliseerd als vertrouwen, tevredenheid en acceptatie).
-
11 Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1184 en 1190; Lewicki, McAllister & Bies 1998, p. 439.
-
12 Tyler & Jackson 2014, p. 93; vgl. Noyon 2021 (p. 81-84), die in dit verband spreekt over ‘sprongkracht’ en een ‘onzekerheidsgat’.
-
13 Hamm, Trinkner & Carr 2017, p. 1190.
-
14 Bovens & Wille 2008, p. 288.
-
15 Sunshine & Tyler 2003.
-
16 Dellmuth, Scholte & Tallberg 2019; Grosfeld, Cuyvers & Scheepers 2023.
-
17 Lind & Tyler 1988; Tyler & Lind 1992.
-
18 Sunshine & Tyler 2003; Tyler 1994, 2003; Tyler & Caine 1981; Tyler & Jackson 2013, 2014; Tyler & Rasinski 1991. Zie voor constructief-kritische kanttekeningen bij het belang van ervaren procedurele rechtvaardigheid voor legitimiteit Boone & Kox 2023.
-
19 Grosfeld, Cuyvers & Scheepers 2023.
-
20 Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek 2023, p. 3.
-
21 Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek 2023, p. 4.
-
22 Van Noije, Den Ridder & Geurkink 2023, p. 25.
-
23 Wagemans & Peters 2023.
-
24 Zie over het belang van neutraliteit voor percepties van procedurele rechtvaardigheid bijvoorbeeld Ansems, Van den Bos & Mak 2020; Tyler & Huo 2002.
-
25 Van Tulder & Klijn 2023a. Dit artikel is gebaseerd op een uitgebreide, achterliggende rapportage (Van Tulder & Klijn 2023b).
-
26 ‘Vertrouwen in de rechtspraak’, Rechtstreeks 2023(1).
-
27 Van Tulder & Klijn 2023b, p. 20.
-
28 Van Tulder & Klijn 2023b, p. 22.
-
29 Van Tulder & Klijn 2023b, p. 34.
-
30 Van Tulder & Klijn 2023b, p. 39.
-
31 Van Tulder & Klijn 2023b, p. 37.
-
32 In andere bijdragen aan het themanummer worden vergelijkbare twijfels bij deze operationalisering van prestaties en de gevonden relatie met vertrouwen geuit (Dekker 2023; Schelfhout 2023). Van Tulder en Klijn erkennen overigens zelf ook dat aan deze wijze van operationaliseren beperkingen kleven (Van Tulder & Klijn 2023b, p. 30).
-
33 De Keijser & Elffers 2007, p. 125.
-
34 Boone 2023, p. 12.
-
35 Dekker 2023, p. 57.
-
36 Schelfhout 2023, p. 48.
-
37 Van Gestel & Loth 2022, p. 32.
-
38 Den Ridder, Van ’t Hul & Van den Broek, p. 12-13. Voor het punt over het stabiele vertrouwen, waaruit een gebrek aan invloed daarop van Urgenda-achtige uitspraken zou kunnen worden afgeleid, en het ontbreken van de term dikastocratie of varianten daarop in de door burgers genoemde maatschappelijke problemen ben ik dank verschuldigd aan Lucas Noyon.