Meerpersoonscelgebruik in Nederland
-
1. Inleiding
Op 15 maart 2023 wordt het levenloze lichaam van een man onder verdachte omstandigheden aangetroffen in zijn cel in de penitentiaire inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel. De celgenoot van deze man wordt als verdachte aangewezen. Dit is het eerste levensdelict in Nederland dat direct in verband kan worden gebracht met het gebruik van meerpersoonscellen (MPC’s); in andere landen hebben dergelijke incidenten ook plaatsgevonden.1x Zie bijvoorbeeld ‘Man “snaps” and kills cellmate at Lino Lakes prison: Charges’, www.fox9.com/news/man-kills-cellmate-lino-lakes-prison-charges; ‘The murder of Zahid Mubarak’, http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/3198264.stm; ‘Nederlander verdacht van moord op celgenoot in België’, https://nos.nl/artikel/2314028-nederlander-verdacht-van-moord-op-celgenoot-in-belgie. In een noot bij een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk – betreffende de moord op een celgenoot in Engeland – schreef Miranda Boone in 2003 al met vooruitziende blik dat een dergelijke situatie ook in Nederland kan voorkomen.2x M. Boone, ‘Het Europese Hof en de moord op de celgenoot’, NJCM Bulletin 2003. p. 641-652. Veiligheidsrisico’s zijn niet uit te sluiten bij het gebruik van MPC’s, maar het incident in PI Krimpen aan den IJssel roept wel vragen op over risico-inschatting en risicomanagement van gedetineerden. Zoals ook in de uitspraak van het EHRM wordt bekrachtigd, weegt de positieve verplichting van de staat om het leven te beschermen zwaar als het om gevangenen gaat, gezien hun kwetsbare positie.3x Idem. p. 643. De vraag of de Nederlandse staat heeft verzaakt in zijn plicht in het specifieke geval van het overlijden van de gedetineerde in de PI Krimpen aan den IJssel, is niet het onderwerp van deze bijdrage.4x Naar aanleiding van de gebeurtenis in PI Krimpen aan den IJssel heeft de DJI een onafhankelijke calamiteiten onderzoekscommissie (CALOC) gevraagd een onderzoek te starten. De CALOC heeft zich gericht op de interne processen voor en rondom het incident en staat los van het strafrechtelijk onderzoek dat door het OM wordt gedaan. De samenvatting van het onderzoek van de CALOC en de beleidsreactie hierop zijn te vinden in Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924. Wel zullen we de risico’s en praktische knelpunten van MPC’s nader onderzoeken naar aanleiding van het incident in PI Krimpen aan den IJssel en de inmiddels ruim twintig jaar opgedane ervaring met MPC’s. Alvorens we de knelpunten bespreken vanuit een juridisch en sociaalwetenschappelijk perspectief, schetsen we de Nederlandse beleidscontext van meerpersoonscelgebruik.
-
2. Nederlandse beleidscontext meerpersoonscelgebruik
Lange tijd was plaatsing op een eenpersoonscel (EPC) het uitgangspunt in Nederland, maar sinds 2004 zijn de mogelijkheden voor plaatsing op MPC’s verruimd.5x DJI, Masterplan Gevangeniswezen 2009-2014, Den Haag: DJI 2009; DJI, Masterplan DJI 2013-2018, Den Haag: DJI 2013. Hiermee werd niet alleen gebroken met een lange penologische traditie en filosofie van cellulaire opsluiting,6x H. Franke, Twee eeuwen gevangen: Misdaad en straf in Nederland, Den Haag: Boom criminologie (1990/2020). maar werd ook ingegaan tegen gezaghebbende Europese en internationale regels (met name de European Prison Rules en Mandela Rules van de Verenigde Naties), die aanbevelen dat gedetineerden alleen op een cel verblijven.7x European Prison Rules (EPR), Recommendation Rec(2006)2-rev of the Committee of Ministers to member States on the European Prison Rules, Rule 18.5: ‘Prisoners shall normally be accommodated during the night in individual cells except where it is preferable for them to share sleeping accommodation’, The United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (UN SMR), Artikel 9.1: ‘Where sleeping accommodation is in individual cells or rooms, each prisoner shall occupy by night a cell or room by himself.’ Meerpersoonscelgebruik heeft als beoogd voordeel dat het relatief goedkoop is en dat de capaciteit makkelijk vergroot (of verkleind) kan worden. In 2002 presenteerde toenmalig minister van Justitie Donner een voorstel om gebruik te maken van MPC’s om de capaciteit uit te breiden;8x Kamerstukken I 2002/03, 28684. een wijziging in de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in 2004 maakte dit mogelijk, doordat er niet langer onderscheid werd gemaakt tussen regimes van algehele en beperkte gemeenschap. Voorafgaand aan deze wijziging waren MPC’s alleen toegestaan in (zeer) beperkt beveiligde inrichtingen die onder regimes van algehele gemeenschap vielen. In 2013 maakte de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) bekend dat het gebruik van MPC’s geïntensiveerd zou worden in het kader van bezuinigingen en de efficiënte en flexibele inzet van middelen.9x DJI 2013. Het aantal bedden in MPC’s is toegenomen van 2500 in 2013 naar 6146 in 2017.10x DJI, DJI in getal 2013-2017, Den Haag: DJI 2018. p. 16. De bezetting is echter lager dan de capaciteit; in 2019 deelde slechts 28% van de ondervraagde gedetineerden in de landelijke leefklimaatsurvey een cel.11x E.F.J.C. van Ginneken & H. Palmen, ‘Meerpersoonscelgebruik in Nederlandse penitentiaire inrichtingen: Bevindingen van de Life in Custody Study’, PROCES 2022. p. 96-121. Tijdens de pandemie in 2020 en 2021 was de bezetting van MPC’s nog lager,12x Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1632. al kon het gebruik ervan worden gehandhaafd mits dit niet tot extra gezondheidsrisico’s voor betrokken gedetineerden zou leiden.13x RSJ 1 mei 2020, ‘Coronacrisis binnen justitiële inrichtingen: zo gaat voorzitter beroepscommissie hiermee om’, geraadpleegd op 31 januari 2023 via www.rsj.nl/actueel/nieuws/2020/05/01/coronacrisis-binnen-justitiele-inrichtingen-zo-gaat-de-voorzitter-van-de-beroepscommissie-hiermee-om.
Twee decennia na de aanpassing van de Pbw is ruime ervaring opgedaan met MPC’s. In deze periode heeft er eveneens wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden naar ervaringen met en gevolgen van meerpersoonscelgebruik en zijn de kaders voor toewijzing aan MPC’s uitgekristalliseerd, mede op basis van jurisprudentie van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). In deze bijdrage worden de knelpunten besproken die kunnen worden onderscheiden op basis van onderzoek en jurisprudentieanalyse. We laten hiermee zien dat men in de praktijk voor dilemma’s wordt gesteld waarin niet door de wet is voorzien, en dat juist de praktische invulling waarborgen creëert voor een veilige uitvoering van het beleid. De ervaringen tonen echter ook de kwetsbaarheid van deze situatie, juist omdat deze niet door het recht is gewaarborgd.
Hierna volgt eerst kort een methodologische verantwoording, daarna worden zes knelpunten in de toepassing van het meerpersoonscellenbeleid besproken: (1) het vaststellen en interpreteren van contra-indicaties, (2) de matching van celgenoten, (3) de veiligheid en het welzijn van gedetineerden, (4) de weigering van plaatsing op een MPC, (5) straffen en belonen, en (6) de capaciteit en faciliteiten. We eindigen met een discussie. -
3. Methodologische verantwoording
De knelpunten die in deze bijdrage worden besproken, zijn gebaseerd op meerdere bronnen. Ten eerste is de literatuur over MPC’s geraadpleegd, waaronder eerder kwantitatief onderzoek van de eerste auteur naar meerpersoonscelgebruik in Nederland. In de tekst wordt naar de relevante bronnen verwezen. Ten tweede is de jurisprudentie van de beroepscommissie van de RSJ over MPC’s geanalyseerd voor de periode 1 januari 2003 tot 1 januari 2024.14x De masterscriptie (van de derde auteur) met volledige resultaten van de rechtspraakanalyse over de periode 2003 tot en met 2021 kan worden opgevraagd bij de eerste of derde auteur. De auteurs hebben ten behoeve van dit artikel aanvullende analyses uitgevoerd, waarbij uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ tot 1 januari 2024 zijn geraadpleegd en geanalyseerd. Hiervoor is de zoekterm ‘meerpersoonscel’ gebruikt en zijn resultaten gefilterd op uitspraken binnen het onderwerp ‘plaatsing op meerpersoonscel’. Dit heeft 124 relevante uitspraken opgeleverd. Ten derde is geput uit interviewdata verzameld voor het project ‘The Social Ecology of Violence in Prisons’, waarvoor (plaatsvervangend) vestigingsdirecteuren zijn geïnterviewd over geweld en veiligheid in alle PI’s. Voor dit artikel zijn van februari tot december 2023 interviews gehouden met 46 respondenten, onder wie 29 mannen en 17 vrouwen. De gemiddelde duur van de interviews was 70 minuten. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 54 jaar. De respondenten hadden de functie van vestigingsdirecteur (N = 22), plaatsvervangend vestigingsdirecteur (N = 21) of hoofd veiligheid (N = 3). Hoewel onderzoek naar meerpersoonscelgebruik geen expliciet doel was, kwam het onderwerp in de meeste interviews ter sprake in verband met het thema veiligheid. Soms werd het door respondenten spontaan genoemd als bron van spanning, in andere interviews werd neutraal de vraag gesteld wat de ervaring was met MPC’s. De interviewsegmenten over MPC’s zijn herhaaldelijk doorgelezen en thematisch geanalyseerd. Uiteindelijk zijn uit de combinatie van bronmateriaal zes knelpunten afgeleid met betrekking tot het gebruik van MPC’s. Deze worden hieronder besproken.
-
4. Knelpunten
Knelpunt 1: het vaststellen en interpreteren van contra-indicaties
De juridische basis voor meerpersoonscelgebruik is gegeven in artikel 16 jo. artikel 19 Pbw en artikel 11a Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog). Op basis van artikel 16 lid 1 Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een cel toe. Volgens artikel 11a Rspog kan iedere gedetineerde op een MPC geplaatst worden, tenzij diegene daarvoor ongeschikt is bevonden. De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het multidisciplinair overleg en/of het psycho-medisch overleg.15x Onder andere BC 16 januari 2023, 22/26842/GM en BC 2 oktober 2023, 23/33155/GM. Redenen voor een contra-indicatie kunnen zijn diens psychische gestoordheid, verslavingsproblematiek, gezondheidstoestand, gedragsproblematiek, de achtergrond van het delict en opgelegde beperkingen (art. 11a lid 2 Rspog). Nu de toewijzing aan de gedetineerde aan een EPC dan wel een MPC een beslissing van de directeur betreft, kan de gedetineerde beklag doen bij de beklagcommissie van de betreffende inrichting ingevolge artikel 60 Pbw.
Uit de geanalyseerde uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ (N = 124, 2003-2023) blijken het bestaan van een contra-indicatie en de gronden waarop die is gebaseerd een belangrijke reden voor beklag. In een groot deel van de geanalyseerde zaken beklaagt de gedetineerde zich over plaatsing op een MPC omdat er een contra-indicatie zou zijn. In dergelijke zaken beroept de gedetineerde zich regelmatig op een eerder verkregen contra-indicatie in een andere PI. Contra-indicaties in een andere PI mogen als redelijke aanwijzing voor nader onderzoek naar geschiktheid worden gezien,16x BC 21 december 2007, 07/2182/GA en 07/2308/GA; BC 4 juni 2015, 15/0136/GA; BC 16 september 2021, 20/7608/GA. maar de beroepscommissie erkent ook de mogelijk tijdelijke aard van contra-indicaties.17x BC 25 januari 2011, 10/3103/GM. Plaatsing op een MPC wordt door de beroepscommissie als onzorgvuldig en in strijd met de zorgplicht gezien wanneer door de directeur of medische dienst onvoldoende is onderzocht of er redenen zijn voor een contra-indicatie. Hoewel de beroepscommissie aangeeft dat de plicht tot onderzoek naar geschiktheid voor plaatsing op een MPC bij de directeur ligt, mag er van een gedetineerde verwacht worden dat die (een vermoeden van) het bestaan van een contra-indicatie kenbaar maakt.18x BC 25 februari 2016, 15/4041/GA en 15/4045/GA. Van een directeur wordt verwacht dat alle relevante belangen, feiten en omstandigheden worden meegewogen in de beslissing om een gedetineerde op een MPC te plaatsen. De lijst van indicaties voor ongeschiktheid voor plaatsing op een MPC (uit art. 11a lid 2 Rspog) wordt door de beroepscommissie niet als uitputtend beschouwd; er kunnen andere redenen voor een contra-indicatie zijn.19x BC 7 december 2009, 09/2569/GA. Tevens geeft deze lijst volgens de beroepscommissie van de RSJ geen absolute gronden voor een contra-indicatie, maar slechts factoren die meegewogen kunnen worden in het afgeven van een contra-indicatie,20x BC 19 september 2018, 17/4220/GA en BC 11 januari 2022 21/19315/GA. waarbij de factoren voldoende zwaarwegend moeten zijn om een contra-indicatie af te geven.21x BC 25 april 2017, 16/4281/GA.
In praktische zin betekent dit dat gedetineerden bij binnenkomst niet meteen op een MPC geplaatst kunnen worden, omdat eerst hun geschiktheid moet worden onderzocht; in sommige PI’s gebeurt dit op een zogenoemde inkomstenafdeling. Veelal is een intake door de medische dienst voldoende, maar soms is het nodig extra informatie in te winnen, bijvoorbeeld bij een PI waar de betreffende gedetineerde eerder heeft verbleven, of door onderzoek van een gedragsdeskundige. Kortom, het vaststellen en interpreteren van mogelijke contra-indicaties is bijzonder ingewikkeld. Ten eerste vraagt een zorgvuldig proces veel deskundigheid, tijd en voldoende EPC’s. Ten tweede zijn de contra-indicaties niet vastomlijnd en uitputtend en dienen alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen te worden. Dit betekent dat er een continue afweging van (soms ambigue) factoren plaats moet vinden om in te schatten of personen veilig op een MPC kunnen verblijven.Knelpunt 2: de matching van celgenoten
De selectie en matching van celgenoten is een knelpunt dat naar voren komt in uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ, bestaande literatuur en interviews met directeuren. In de Rspog zijn geen criteria opgenomen voor het bepalen van geschiktheid voor het samen plaatsen van gedetineerden, maar verwacht wordt dat personeel rekening houdt met taal, etnische of culturele achtergrond en rookgedrag.22x Kamerstukken II 2003/04, nr. 28 979. De beroepscommissie van de RSJ heeft vastgesteld dat niet-rokende gedetineerden niet tegen hun wens met rokende gedetineerden op een cel mogen worden geplaatst. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie heeft de directeur in het geval dat gedetineerden een cel delen, de zorgplicht om de niet-rokende gedetineerde te beschermen tegen ongewilde en vermijdbare schadelijke invloeden van tabaksrook.23x Zie bijvoorbeeld BC 12 juli 2010, 10/0537/GA; BC 20 oktober 2014, 14/3840/SGA; RSJ 17 juni 2020, R-19/5447/GA; BC 5 januari 2022, R-20/6988/GA; BC 5 januari 2022, R-20/6988/GA. Verder heeft de beroepscommissie van de RSJ geoordeeld dat de directeur is tekortgeschoten in diens zorgplicht in een beklagzaak waarin klager een slaaptekort en aanverwante gezondheidsproblemen heeft ervaren als gevolg van een snurkende celgenoot.24x BC 2 december 2014, 14/2822/GA. Ook een conflict tussen celgenoten kan reden zijn om ze uit elkaar te plaatsen in het belang van de orde en rust in de inrichting en op de verblijfsafdeling.25x BC 16 november 2010, 10/1727/GA. In de praktijk blijkt dat de voorkeur van gedetineerden voor een bepaalde celgenoot kan worden meegenomen bij de plaatsing en matching. Directeuren geven soms aan dat gedetineerden de instructie krijgen om zelf een celgenoot te zoeken. Indien dit slaagt, kan dat het risico op conflicten tussen celgenoten en onvrede over de selectie van een celgenoot verminderen.
Uit de interviews met directeuren blijkt dat een zorgvuldige matching mogelijke problemen kan voorkomen, maar dat het veel tijd en moeite van het personeel vraagt, waardoor het als een behoorlijke taakbelasting kan worden ervaren.26x A. Muirhead, M. Butler & G. Davidson, ‘“You can’t always pick your cellmate but if you can… it’s a bit better”: Staff and prisoner perceptions of what factors matter in cell allocation decision-making’, Kriminologie – Das Online-Journal 2020. p. 159-181. Het matchingsproces van celgenoten wordt als bron van frustratie en spanning genoemd door veel directeuren:‘Weigeren MPC, die heb ik ook heel veel, dat is ook een groot probleem hier. En zeker op de grote afdeling, omdat het op de grote afdeling constant puzzelen is voor personeel, hoe doe je dat nu goed. Die MPC-plaatsingen zijn voor hun heel belastend, omdat ze die match moeten maken. Kijk, gedetineerden kunnen zelf ook iets kiezen om te matchen, maar dat gaat niet altijd even vlotjes. En heel vaak willen ze het liever niet, dus het is altijd gedoe. En dat is voor personeel soms ook wel heftig, omdat ze dus de hele tijd dat gedoe moeten aangaan. En er dus altijd soort van strijd is.’ (Respondent 12)
Een belangrijk punt uit vorenstaand citaat is dat medewerkers het gesprek aangaan met gedetineerden over het delen van een cel. In plaats van dwang (coercion) proberen ze medewerking te verkrijgen door gedetineerden zelf zeggenschap te geven in de keuze van een celgenoot. Dit kan het gevoel van legitimacy en procedural justice vergroten27x A. Liebling, ‘Distinctions and distinctiveness in the work of prison officers: Legitimacy and authority revisited’, Eur. J. of Criminology 2011. p. 484-499. en het risico op spanningen tussen celgenoten verkleinen, maar het levert wel spanningen (‘strijd’) op in het werk van penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers). Desalniettemin toont onderzoek aan dat een geschikte match belangrijk is voor de detentie-ervaring.28x Van Ginneken & Palmen 2022. Daarnaast geldt dat deze moeite zich uiteindelijk wellicht uitbetaalt in minder spanningen op de afdeling. Dit zal hierna nader worden toegelicht.
Knelpunt 3: de veiligheid en het welzijn van gedetineerden
Zoals besproken in de inleiding, is er een inherent risico verbonden aan het samen plaatsen van gedetineerden op een cel. Er zijn enkele ernstige incidenten bekend, zoals het overgieten van een celgenoot met kokend water,29x Rb. Noord-Holland 19 november 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10629. en ook in verschillende zaken van de beroepscommissie van de RSJ wordt verwezen naar geweldsincidenten tussen celgenoten.30x Zie bijvoorbeeld BC 20 juli 2020, R-20/6326/GA; BC 16 november 2010, 10/1727/GA; BC 19 april 2012, 11/3344/GA. Uit onderzoek blijkt ook dat gevangenisdirecteuren aangeven in het geval van een transgender gedetineerde te kiezen voor plaatsing op een EPC, uit angst voor conflictsituaties, de celgenoot te confronteren met iemand ‘die anders is’, en de potentiële risico’s voor de aantasting van de privacy en de lichamelijke integriteit in geval van een transvrouw en een mannelijke celgenoot.31x P. Jacobs, ‘Transgender achter de deur’, Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht 2022, 5. p. 273. Surveyonderzoek onder Nederlandse gedetineerden wijst uit dat mensen die een cel delen zich minder veilig voelen dan mensen in een EPC, al is dit effect minder sterk voor gedetineerden die het goed kunnen vinden met hun celgenoot.32x Van Ginneken & Palmen 2022. In kwalitatief onderzoek wordt beschreven dat men bang kan zijn voor onvoorspelbaar (gewelddadig) gedrag in verband met psychische aandoeningen of drugsgebruik.33x A. Muirhead, M. Butler & G. Davidson, ‘Surviving cell-sharing: Resistance, cooperation and collaboration’, Punishment & Society 2023. p. 500-518. Zorgen over veiligheid kunnen ook verband houden met etniciteit of seksuele geaardheid.34x Idem. In zijn algemeenheid erkennen directeuren dat het delen van een cel onveilige situaties kan opleveren en dat ze daar weinig zicht op hebben, ook omdat gedetineerde personen geneigd zijn om te zwijgen over het gedrag van anderen.
Een andere relevante bevinding met betrekking tot veiligheid is dat mensen in een MPC die het slecht kunnen vinden met hun celgenoot, aangeven dat ze vaker de regels overtreden en geweld gebruiken.35x Van Ginneken & Palmen 2022. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn: ten eerste kan ongewenst gedrag een uiting zijn van frustratie als gevolg van het delen van een cel, ten tweede kan de relatie tussen celgenoten verstoord zijn als gevolg van ongewenst gedrag, en tot slot kan ongewenst gedrag een middel zijn om overgeplaatst te worden naar een andere cel. Zo wordt in Iers onderzoek beschreven hoe sommige mensen geweld inzetten om op een EPC geplaatst te worden.36x Muirhead, Butler & Davidson 2023. p. 509. Anderzijds kan plaatsing op een MPC ook een beschermend effect hebben op de gezondheid en veiligheid van gedetineerden, omdat een celgenoot snel kan reageren en personeel op de hoogte kan stellen wanneer de ander hulp nodig heeft (bijvoorbeeld wanneer deze een hartaanval of epileptische aanval krijgt, of door drugs onwel wordt). Het samen plaatsen vanwege gezondheidsredenen kan door de celgenoot echter ook als beangstigend of belastend ervaren worden; wederzijdse toestemming is in een dergelijke situatie gewenst.37x A. Muirhead, Behind the door: A study of cell-sharing, wellbeing and coping in prison (proefschrift), Queen’s University Belfast 2019. p. 193.
Directeuren geven tijdens de interviews aan dat zij – op een aantal uitzonderlijk ernstige gevallen na – geen weet hebben van incidenten van seksueel grensoverschrijdend gedrag of zelfs verkrachting. Wanneer zoiets voorkomt, is de impact groot:‘Ik heb wel eens incidenten gehad waarbij mensen betrapt werden op verrichting van seksuele handelingen, waarbij uiteindelijk de vraag was van: gebeurt dat vrijwillig of niet vrijwillig? Ik heb het helaas in een andere inrichting in ernstige mate meegemaakt, waarbij een gedetineerde wekenlang misbruik heeft gemaakt van een medegedetineerde op een meerpersoonscel. Dat is ook eigenlijk mijn grote bezwaar tegen meerpersoonscellen. Ik heb liever cellen met vier, vijf of zes personen en zaaltjes, dan tweepersoonscellen. Dat vind ik veel te kwetsbaar en dat heeft, in een aantal gevallen waarvan ik weet heb, geleid tot seksueel misbruik dan wel verkrachting over een langere periode. En daarvan denk ik: ja, dat gebeurt wel onder mijn verantwoordelijkheid.’ (Respondent 36)
Seksueel geweld wordt ook erkend als blinde vlek, omdat men niet weet wat er gebeurt achter gesloten deuren,38x Gedetineerden zitten in de nacht (vaak vanaf 17.00, tenzij ze kunnen deelnemen aan een avondprogramma) opgesloten in hun cel zonder (camera)toezicht. en het onderwerp van seksuele handelingen bovendien taboe is in de gevangenis. Het onvermijdelijke gebrek aan privacy op MPC’s levert daarnaast al gauw ongewenste en ongemakkelijke intieme situaties op, zoals een gedetineerde die masturbeert in het bijzijn van diens celgenoot.39x A. Schliehe & B. Crewe, ‘Top bunk, bottom bunk: Cellsharing in prisons’, The Britisch J. of Criminology 2022. p. 484-500. In het werk van Schliehe en Crewe wordt beschreven dat veel gedetineerden in een MPC – vooral ’s nachts – in constante angst (‘always on edge’) leven omdat ze niet aan de situatie kunnen ontsnappen.40x Idem. p. 493. Verder is er nog heel weinig bekend over problematische relaties, zoals seksueel misbruik, uitbuiting en intimidatie (bijvoorbeeld het onder druk zetten van gedetineerden om contrabande te bewaren of te zwijgen over gedrag dat niet is toegestaan) van celgenoten.
Het maken van afwegingen in het kader van welzijn en veiligheid is echter bijzonder lastig. Zo is bekend dat het delen van een cel een beschermende factor is voor suïcide.41x S. Fazel e.a., ‘Suicide in Prisoners: A Systematic Review of Risk Factors’, The Journal of Clinical Psychiatry 2008. p. 1721-1731 Dit kan verklaard worden vanuit toezicht en een gelegenheidsperspectief, maar ook omdat de celgenoot emotionele steun kan bieden. In de samenvatting van het onderzoek van de interne calamiteitenonderzoekscommissie (CALOC) van het incident in de PI Krimpen aan den IJssel wordt dit ook benoemd als overweging om een gedetineerde op een MPC te laten verblijven wanneer afwijkend gedrag wordt geconstateerd.42x Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924. p. 2: ‘Door het afdelingshoofd wordt de overweging gemaakt, dat indien er daadwerkelijk sprake is van een verhoogd suïciderisico het verblijf op een MPC een beschermende factor is.’ Dit tragische voorbeeld geeft aan dat het bijzonder ingewikkeld kan zijn om gedrag te interpreteren en te voorspellen of signalen betekenen dat iemand een gevaar voor zichzelf of voor een ander is. In het geval in Krimpen aan den IJssel kan men achteraf concluderen dat het veiliger was geweest om de gedetineerde naar een EPC over te plaatsen, maar het is niet vast te stellen hoeveel suïcides mogelijk zijn voorkomen doordat iemand op een MPC is geplaatst. In de praktijk zijn situaties vaak ambigu, zoals in het hierna beschreven dilemma:‘Ik moet ook eerlijk zeggen dat wij daar ook wel eens de regels bij overtreden hè. We hebben een jongen die wat langer gestraft was, die formeel ook niet op een dubbelcel mocht, maar die zelf aangaf van, ja, die daalde wat af, die zegt, “ik wil graag ‘s avonds ook iemand waar ik mee kan praten”. Daar was ook een jongen die hij kende van zijn thuisland, ja, dan maak je soms wel een andere keuze. Weloverwogen, maar…’ (Respondent 31)
In de afweging die deze directeur beschrijft, klinkt door dat het welzijn van een gedetineerde en een mogelijk suïciderisico (‘die daalde wat af’) in bepaalde gevallen zwaarder kan wegen dan een eerder vastgestelde contra-indicatie. In dit voorbeeld gaf de gedetineerde bovendien zelf aan dat hij graag in een MPC geplaatst wilde worden.
Knelpunt 4: de weigering van plaatsing op een MPC
Iedere gedetineerde zonder contra-indicatie komt in aanmerking voor plaatsing op een MPC. Gedetineerden die plaatsing op een MPC weigeren, kunnen (herhaaldelijk) voor de duur van veertien dagen in een strafcel geplaatst worden. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie van de RSJ volgt dat het niet meewerken aan een MPC-plaatsing in beginsel strafwaardig gedrag is in de zin van artikel 50 lid 1 Pbw.43x BC 12 april 2023, RSJ 22/28098/GA. De weigering mee te werken aan een plaatsing in een MPC betekent in de praktijk dat de gedetineerde in afzondering wordt geplaatst. Omdat doorgaans sprake is van een bewuste en verwijtbare regelovertreding, is in dergelijke gevallen afzondering in de vorm van een disciplinaire straf (opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte) het meest aangewezen, maar in de praktijk wordt ook afgezonderd op grond van een ordemaatregel.44x F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021. p. 235. In 2022 is 319 keer een disciplinaire straf of ordemaatregel opgelegd aan mensen die plaatsing op een MPC weigerden.45x E.F.J.C. van Ginneken, ‘Data on the use of isolation in the Netherlands in 2022’, in: S. Shalev, ‘iso’: perspectives on prison isolation in the Netherlands. p. 75.
Het weigeren van een MPC levert voor directeuren praktische problemen en dilemma’s op. Een belangrijk probleem is dat mensen regelmatig plaatsing op een MPC weigeren, terwijl er geen capaciteit is om alle weigeraars op een EPC te plaatsen. Weigering resulteert in de huidige situatie in een plaatsing in een strafcel, maar die capaciteit is ook beperkt. Bovendien is dit ongewenst, zeker voor lange duur, omdat bekend is dat verblijf in een strafcel schadelijk is voor de mentale en fysieke gezondheid van gedetineerden.46x P.S. Smith, ‘The effects of solitary confinement on prison inmates: A brief history and review of the literature’, Crime and justice 2006. p. 441-528; C. Haney, ‘The psychological effects of solitary confinement: A systematic critique’, Crime and Justice 2018. p. 365-416; M. Luigi e.a., ‘Shedding light on “the hole”: A systematic review and meta-analysis on adverse psychological effects and mortality following solitary confinement in correctional settings’, Frontiers in Psychiatry 2020. Het is geen staande procedure om in de beschikking op te nemen dat tijdens de uitvoering van de straf met regelmaat aan de gedetineerde wordt gevraagd om alsnog mee te werken aan een meerpersoonscelplaatsing, maar dat is het wel in de uitvoeringspraktijk, zo heeft de beroepscommissie van de RSJ opgemerkt.47x BC 27 juli 2023, RSJ 22/27782/GA, verwijzend naar BC 10 juli 2020, R-19/3638/GA. Er is geen beleid over hoe vaak de straf vanwege het weigeren van plaatsing op een MPC verlengd mag worden. In een zaak bij de beroepscommissie van de RSJ was er sprake van een gedetineerde (zonder contra-indicatie) die gedurende lange tijd in een strafcel opgesloten was geweest vanwege de weigering om plaats te nemen in een MPC. De beroepscommissie van de RSJ oordeelde in dit geval dat voor elke weigering van plaatsing op een MPC opnieuw een straf kan worden opgelegd. Naar het oordeel van de beroepscommissie had de directeur in dit geval binnen de mogelijkheden die hij heeft voldoende gedifferentieerd en is niet steeds sprake geweest van volledige afzondering van klager op zijn cel. De directeur heeft na uitvoerig overleg met een deskundige daarnaast getracht klager zo veel mogelijk tegemoet te komen door middel van een ‘time-out’, waarbij klager vijf dagen een open deur heeft gekregen tussen de twee straffen door, door klager de straf in eigen cel te laten ondergaan in plaats van in een strafcel, door klager te laten luchten met andere gedetineerden en door de straf deels met en deels zonder televisie op te leggen. De directeur had dan ook ruim voldoende inspanningen verricht om eventuele schadelijke gevolgen tot een minimum te beperken, aldus de beroepscommissie.48x BC 10 juli 2020, RSJ R-19/3638/GA.Uit de interviews blijkt dat er verschillende mogelijkheden zijn om om te gaan met gedetineerden die een plaatsing op een MPC blijven weigeren:
‘We kunnen niet toelaten dat ’ie [de gedetineerde] door te weigeren een enkelcel krijgt, want dan heb ik ze allemaal en dan zitten ze allemaal vier dagen in de iso, en wat ga ik dan doen? Ik heb ze niet [voldoende strafcellen]. (…) We volgen eigenlijk daarin de RSJ. (…) Hij zit er nu twee weken geloof ik. Elke dag vragen we netjes weer “ga je weer terug naar je cel?” en dan zegt ’ie steeds “nee hoor, ik vind het hier fantastisch” [lacht]. Ja, wie ben ik om dan te gaan zeggen dat ’ie daar niet mag gaan zitten hè? Maar goed, we willen die cel hebben, hij bezet één van onze [straf]cellen, dat is niet de bedoeling. Nou, daarna gaan we dus door, dat we zeggen van, oké, hij moet hier wel blijven zitten, maar hij mag wel z’n vrouw meer gaan bellen, of… Dus iedere keer geven we hem iets toe en de eindsituatie is dat ’ie dan nog slaapt [in de strafcel], maar dat ’ie dus wel met het dagprogramma mee doet. Maar goed, hij moet dan wel terug naar de iso zolang hij weigert MPC te doen. Dus we laten hem wel opbouwen, want anders zou je hem wel heel erg lang uitsluiten, dat is niet de bedoeling, maar we gaan hem ook niet eerder terugplaatsen omdat ’ie weigerachtig blijft.’ (Respondent 11)
In vorenstaand citaat benoemt de respondent dat hij in zijn aanpak probeert de schadelijke effecten van het verblijf in de strafcel door – opbouwend – meer activiteiten en sociaal contact gedurende de dag toe te staan. Elders was het lokale beleid om het verblijf in een strafcel bij herhaaldelijke weigering op te bouwen in duur, van vijf naar zeven, naar tien tot uiteindelijk veertien dagen strafcel. Tussen die verblijven in de strafcel kon de gedetineerde op een EPC op een reguliere afdeling verblijven. Een dergelijk flexibel beleid vereist echter uiteraard wel dat er voldoende EPC’s zijn om dit te faciliteren. Uit de interviews blijkt dat in elke PI het gangbaar was om de gelegenheid te bieden om het verblijf in de strafcel op elk moment te beëindigen door alsnog plaatsing op een MPC te accepteren.
Knelpunt 5: straffen en belonen
Een volgend praktisch knelpunt in relatie tot MPC’s is de impact op de uitvoerbaarheid van straffen en belonen. Volgens het systeem van promoveren en degraderen zoals dat geïntroduceerd is in 2014, kunnen gedetineerden op gevangenisafdelingen die zich gedurende ten minste zes weken goed gedragen, worden toegelaten tot het plusprogramma. Dit gaat gepaard met een aantal beloningen, zoals extra activiteiten, een avondprogramma (twee keer per week) en het vrij over de afdeling mogen bewegen tussen activiteiten. Ongewenst en ontoelaatbaar gedrag kan leiden tot niet promoveren of tot degraderen naar het basisprogramma.49x Voor een beschrijving van dit systeem, zie onder andere J.M. Elbers e.a., ‘Straffen en belonen in detentie’, Tijdschrift voor Criminologie 2021, 3. p. 263-291; E.F.J.C. van Ginneken, ‘Zelfredzaamheid in detentie: Kritische kanttekeningen bij het systeem van promoveren en degraderen’, PROCES 2018. p. 113-129; F. de Jong, ‘Responsabilisering in het Nederlandse straf-, sanctie- en detentierecht’, Ars Aequi 2018. p. 640-652. Wanneer celgenoten niet in hetzelfde programma (basis of plus) zitten, is het moeilijker voor personeel om de bijpassende regels met betrekking tot in- en uitsluiten te handhaven, zoals geïllustreerd wordt met het volgende citaat:
‘Jij moet binnen blijven, maar je maatje mag er wel uit. Eigenlijk moet die deur dicht, maar soms laat je die deur wel even open staan, dus die gaat er ook weer uit lopen.’ (Respondent 16)
Een ander probleem treedt op wanneer contrabande wordt gevonden in een cel. Hier zijn beide gedetineerden voor verantwoordelijk, tenzij een van de twee geen enkel verwijt kan worden gemaakt.50x In dat verband is het volgens de beroepscommissie van belang dat in het verslag duidelijk wordt beschreven welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp zichtbaar is of zich op een voor één of voor beide gedetineerden eenvoudig toegankelijke plaats bevindt en dat de ontkenning van wetenschap van klager, gezien de omstandigheden, niet aannemelijk is. BC 9 oktober 2023, 23/32433/GA. Het is ook verwijtbaar wanneer een gedetineerde op de hoogte is van de aanwezigheid van contrabande – ook al behoort die niet aan hem toe – en geen actie heeft ondernomen om de contrabande van de cel te verwijderen, volgens de beroepscommissie van de RSJ.51x BC 12 juni 2014, 14/0820/GA. Directeuren vermoeden echter dat het regelmatig voorkomt dat de onschuldige persoon (vrijwillig of onder druk) schuld bekent. Zoals eerder ook al werd aangehaald, is het moeilijk voor personeel om de onderlinge dynamiek tussen celgenoten bloot te leggen en daarop te acteren, mede vanwege heersende groepsnormen en hiërarchische verhoudingen.
Knelpunt 6: capaciteit en faciliteiten
De meeste PI’s beschikken over een combinatie van EPC’s en MPC’s. Dit betekent dat het niet noodzakelijk noch mogelijk is dat alle gedetineerden (zonder contra-indicatie) op een MPC verblijven; tegelijkertijd is het ook niet mogelijk om alle gedetineerden in een EPC te plaatsen. De facto is er dus geen volledige MPC-capaciteit. Hierdoor ontstaat discretionaire ruimte in de praktische toepassing van het meerpersoonscelbeleid, wat enerzijds mogelijkheden voor maatwerk creëert en er anderzijds voor zorgt dat er een constant beroep wordt gedaan op medewerkers om bij het indelen van de cellen rekening te houden met allerlei (impliciete en expliciete) parameters. Dit vergt veel van personeel:
Interviewer: ‘Dat zijn relatief weinig dubbelcellen die jullie hebben dan.’
‘Ja. Dat geeft wel als problematiek dat personeel soms zegt, “hadden we allemaal maar dubbelcellen”, want krijg ze maar gevuld. Juist omdat, ja, dat zijn er maar een paar en “waarom ik dan?” (…) Hier wordt vaak aangegeven als mensen op een afdeling komen, “je bent hier nu binnen gekomen en over een tijdje ben je aan de beurt voor een dubbelcel, dus kijk nu vast rond met wie je het liefst op een dubbelcel gaat zitten, want dan kun je dat aangeven, dan gaan we daar rekening mee houden”. Dus eigenlijk proberen ze mensen zelf te motiveren en te stimuleren om zelf even iemand te zoeken.’ (Respondent 26)
Hoewel de directeur in dit voorbeeld aanhaalt dat personeel de voorkeur zou geven aan volledige MPC-capaciteit, leidt dit in andere PI’s (zoals Justititieel Complex Zaanstad) eveneens tot problemen. Volledige MPC-capaciteit – wanneer de bezetting (bijna) volledig is – biedt veel minder flexibiliteit in de matching van celgenoten, minder tot geen mogelijkheden voor doorwisseling naar EPC’s,52x Dat het gebrek aan beschikbare EPC’s tot problemen kan leiden, is ook terug te zien in een schorsingsuitspraak van de beroepscommissie van de RSJ uit 2022 (BC 9 september 2022, 22/29268/SGA, schorsing). In deze zaak was er sprake van een gedetineerde die na fysieke agressie en ernstige bedreiging van een medegedetineerde werd gedegradeerd naar het basisprogramma en vanwege het incident met spoed werd overgeplaatst naar een andere afdeling. Op die afdeling werd hij, ondanks een contra-indicatie, in een MPC geplaatst in verband met gebrek aan beschikbare EPC’s op de nieuwe afdeling. De schorsingsvoorzitter overwoog dat er in dit geval onvoldoende aannemelijk was geworden dat sprake was van spoed. Dat klager inmiddels zeven dagen in een MPC is geplaatst terwijl hij beschikte over een contra-indicatie, achtte de voorzitter zeer onwenselijk, temeer nu niet gebleken was dat de directeur alternatieven had onderzocht. Het verzoek van klager om de beslissing van de directeur tot plaatsing in een MPC te schorsen werd door de schorsingsvoorzitter toegewezen. en bovendien moeten er ook in die inrichtingen voldoende EPC’s zijn voor mensen met contra-indicaties. Er is niet bekend hoeveel gedetineerden een contra-indicatie voor plaatsing op een MPC hebben, maar – zoals door de respondent hierna wordt beschreven – gaat het in de beleving om een groot aantal:
‘Gedetineerden hebben het liefst een cel voor zichzelf. Er ontstaat natuurlijk een ontzettend spel in zo’n gevangenis om een contra-indicatie te krijgen, hetzij psychisch, hetzij fysiek. Dat kan natuurlijk om allerlei redenen. Uiteindelijk blijkt dan dat je van de 48 gedetineerden die je hebt, misschien nog 20 gedetineerden dubbel kan plaatsen, omdat de rest allerlei contra-indicaties heeft en je iemand ook niet te lang dubbel wil hebben. Wij houden meestal een termijn aan van drie maanden en dan moet iemand anders dubbel.’ (Respondent 37)
Een terugkerend thema in de interviews is de manier waarop de gebouwelijke omgeving bij kan dragen aan gevoelens van onveiligheid, omdat afdelingen met veel gedetineerden als te druk, lawaaiig en onoverzichtelijk worden ervaren. De manier waarop MPC’s zijn geïntroduceerd, door EPC’s in bestaande inrichtingen geschikt te maken voor twee personen, betekent dat de afdelingen qua capaciteit groter zijn geworden terwijl de rest van het gebouw niet is aangepast. Dit kan bijdragen aan een gevoel van drukte en onrust op afdelingen:
‘Met de MPC’s erbij zijn er gewoon veel jongens die los lopen [uitgesloten zijn] tegelijkertijd, waardoor er dus veel lawaai is, veel gesproken wordt, en dus ook veel kansen zijn op opstootjes, op ongenoegen, op dat je niet snel genoeg geholpen wordt. Dus gebouwelijk is deze inrichting, vind ik, qua volume op sommige afdelingen een groot probleem. Dat is lastig om daar grip op te hebben en regie op te hebben en overzicht op te hebben. Dat is voor personeel ook heftig.’ (Respondent 12)
Niet alleen draagt het bij aan een gevoel van drukte, het kan ook tot problemen en spanningen leiden in het gebruik van faciliteiten, zoals de keuken, douches en telefoons.
-
5. Discussie
De afgelopen twintig jaar is de MPC-capaciteit in Nederlandse PI’s uitgebreid en is het beleid dat iedere gedetineerde in een gemeenschapsregime in aanmerking komt voor plaatsing op een MPC, tenzij een contra-indicatie geldt. Dit artikel laat echter zien dat de plaatsing van gedetineerden op MPC’s meer inhoudt dan het bepalen van geschiktheid aan de hand van contra-indicaties. Hoewel contra-indicaties de jure een waarborg zijn voor een veilige uitvoering van het MPC-beleid, lijkt de veiligheid de facto met name gewaarborgd door een zorgvuldig proces van toewijzing en matching van celgenoten. Formeel is de directeur verantwoordelijk voor de beslissing voor de toewijzing aan een EPC of MPC, maar in de praktijk steunt deze beslissing op de observaties, professionaliteit, ervaring en discretionaire bevoegdheid van piw’ers en afdelingshoofden (soms in samenspraak met collega’s in een multidisciplinair overleg). Er moet echter ook aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan om de uitoefening van deze discretionaire bevoegdheid te faciliteren: dit is afhankelijk van de kundigheid van medewerkers (en de gelegenheid tot overleg met andere medewerkers en deskundigen), voldoende tijd, en celcapaciteit om ook mensen alleen te kunnen plaatsen of over te kunnen plaatsen wanneer dat nodig is. In de casus van Krimpen aan den IJssel wordt bovendien het belang van een goede informatieoverdracht tussen PI’s benadrukt. Het gaat hier bijvoorbeeld om informatie met betrekking tot geschiktheid voor plaatsing op een MPC en een indicatie voor plaatsing op een extra-zorgvoorziening.53x Op een EZV kan extra zorg (ten opzichte van een reguliere afdeling) worden geboden aan gedetineerden met lichamelijke of psychische problemen.
In de huidige situatie in Nederland – met een groot personeelstekort en een hoog ziekteverzuim onder medewerkers54x Dienst Justitiële Inrichtingen, ‘Maatregelen vanwege personeelskrapte en capaciteitsproblematiek bij DJI’, 30 november 2023, www.dji.nl/actueel/nieuws/2023/11/30/maatregelen-vanwege-personeelskrapte-en-capaciteitsproblematiek-bij-dji. – staan deze voorwaarden onder druk, wat de mogelijkheden tot maatwerk beperkt. De manier waarop dergelijke omstandigheden kunnen bijdragen aan een onveilige situatie wordt ook belicht in de samenvatting van het incident in Krimpen aan den IJssel, waar op het moment dat afwijkend gedrag van de uiteindelijke dader wordt geconstateerd ‘geen ruimte [is] op de EPC’,55x Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924. p. 2. en de sleutelrol van de casemanager ‘in het verzamelen en doorgeven van relevante informatie over gedetineerden (…) niet of niet voldoende vervuld kon worden wegens bezettingsproblematiek door verzuim en vacatures’.56x Idem. p. 4. Kortom, de situatie dat MPC’s geen structurele veiligheidsrisico’s lijken op te leveren (wat de conclusie was van de Inspectie voor de Sanctietoepassing in 2011)57x Inspectie voor de Sanctietoepassing, Meerpersoonscelgebruik (Inspectierapport themaonderzoek), Den Haag: Inspectie voor de Sanctietoepassing 2011. is precair. De belangrijkste beleidsaanbeveling die uit dit artikel kan worden afgeleid, is om de inzet van MPC’s te beperken, gezien de veiligheidsrisico’s die inherent zijn aan MPC-gebruik: het gebrek aan toezicht kan onveilige situaties creëren en het gebrek aan privacy kan leiden tot stress en conflicten onder gedetineerden. Indien het gebruik van MPC’s wordt voortgezet, is het belangrijk om te investeren in de randvoorwaarden die een zorgvuldige toewijzing aan MPC’s mogelijk maken. Deze randvoorwaarden betreffen met name de beschikbaarheid van voldoende kundig personeel (en de gelegenheid tot overleg met andere medewerkers en deskundigen), voldoende tijd, en celcapaciteit om ook mensen alleen te kunnen plaatsen of over te kunnen plaatsen wanneer dat nodig is.
Gezien onze constatering dat veiligheidswaarborgen voornamelijk zijn gelegen in een zorgvuldige toewijzing en matching van celgenoten – kortom, maatwerk – is de vraag of een uitbreiding van contra-indicaties of een strikter beleid veiligheidsrisico’s verbonden aan MPC’s zouden verminderen. Dit zou eerst experimenteel onderzocht moeten worden. Het is twijfelachtig of risicoscreening of risicotaxatie een nuttig hulpmiddel is om risico’s gerelateerd aan MPC’s te verkleinen. Het voorspellend vermogen van risicotaxatie-instrumenten is niet optimaal en onvoldoende onderzocht in relatie tot veiligheid in PI’s.58x De meeste risicotaxatie-instrumenten kennen terecht een hogere risicoscore toe in ongeveer 70% van de gevallen; dit gaat vooral om recidive. M.G.T. Ogonah e.a., ‘Violence risk assessment instruments in forensic psychiatric populations: A systematic review and meta-analysis’, The Lancet Psychiatry 2023. p. 780-789; S. Fazel e.a., ‘Use of risk assessment instruments to predict violence and antisocial behaviour in 73 samples involving 24827 people: Systematic review and meta-analysis’, BMJ 2012, 345, e4692. Bovendien is agressief of eerder gewelddadig gedrag een voorspeller voor toekomstig geweld,59x A.J. Drury & M. DeLisi, ‘The past is prologue: Prior adjustment to prison and institutional misconduct’, The Prison Journal 2010. p. 331-352; M.D. Cunningham & J.R. Sorensen, ‘Predictive factors for violent misconduct in close custody’, The Prison Journal 2007. p. 241-253. maar is het lastig om dit te gebruiken in de toewijzing aan cellen. Ten eerste hebben veel personen in detentie een geschiedenis van geweld, en ten tweede zou geweld dan kunnen worden ingezet als middel om plaatsing op een EPC af te dwingen, wat ook is geconstateerd in eerder onderzoek. Een ander probleem is dat het rapporteren en vastleggen van gedrag een ingewikkelde taak is voor piw’ers en wellicht niet altijd even betrouwbare informatie oplevert, omdat piw’ers soms conflicten uit de weg gaan om een goede relatie met gedetineerden te bewaren.60x M.M. Schrauwen & T. Molleman, ‘Penitentiair personeel anno nu: Sleutelen, begeleiden, observeren en beoordelen, kan dat allemaal tegelijk?’ Sancties 2023, 63. p. 246-258.
Een probleem in de huidige situatie is dat er geen goed werkend mechanisme is voor gedetineerden om onveilige situaties te signaleren en voor personeel om daar gehoor aan te geven. Ten eerste is er geen capaciteit en is het niet uitvoerbaar om (alle) verzoeken tot overplaatsing naar een andere cel of afdeling in te willigen; dit zou bovendien een mogelijk onwenselijk precedent kunnen creëren. Ten tweede is de norm onder gedetineerden dat ze niet als slachtoffer gezien willen worden en personeel niet mogen informeren over regelovertredingen van andere gedetineerden (dit wordt gezien als snitchen).61x G.M. Sykes & S.L. Messinger, ‘The inmate social system’, in: R.A. Cloward e.a. (red.), Theoretical studies in social organization of the prison, New York: Social Science Research Council 1960. p. 5-19. Gedetineerden moeten dus de mogelijke angst voor het gedrag van een celgenoot afwegen tegen de angst voor de gevolgen wanneer ze dit met personeel zouden bespreken. Als gevolg van het vorenstaande is het dan ook de vraag of personeel – en ook directeuren – een goed beeld hebben van de veiligheid van personen op een MPC. Op basis van de bevindingen die gepresenteerd zijn in dit artikel kunnen we daarover geen harde conclusies trekken. Al met al laat de analyse van de praktijkervaring met meerpersoonscellen in Nederland een genuanceerd beeld zien, iets wat mooi wordt weergegeven in het volgende citaat:Interviewer: ‘Wat is jullie ervaring met dubbelcellen?’
‘Ja, dat kan je op twee manieren zeggen. Je kan zeggen: het is dramatisch, we willen alleen nog maar enkelcellen, maar het is natuurlijk niet realistisch dat we dat krijgen. Je kan ook zeggen: het valt eigenlijk best mee hoeveel incidenten we hebben. Het gaat eigenlijk best goed, maar het is voor het personeel wel de hele tijd puzzelen van die moet bij die, die mag niet bij die, rokers mogen niet bij niet-rokers. Het is elke dag een kwelling om dat te matchen, dus het is wel werkdrukverzwarend en een stukje onveiligheid ook, want je weet niet wat er achter die deur gebeurt. Ik kan met dezelfde gedachtegang een heel negatief verhaal vertellen van: we moeten ervan af, maar ik kan ook een verhaal vertellen van: we hebben ze en dat gaat eigenlijk best goed. Daar kan je ook niet veel mee, maar dat is gewoon lastig, want ik ben niet intrinsiek tegen dubbelcellen, maar ik moet eerlijk zijn dat enkelcellen makkelijker zijn. Dat is voor het personeel makkelijker en voor de gedetineerde makkelijker. Het is beter voor de sfeer. Het is voor alles beter, maar we hebben ze nou eenmaal en als ik me zou afvragen: zijn er nou extreem veel incidenten geweest op dubbelcellen? Procentueel natuurlijk niet, maar als ik zelf gedetineerd zou zijn, zou ik niet graag met iemand op een cel zitten.’ (Respondent 40)
Noten
- * Deze publicatie maakt deel uit van het project The Social Ecology of Violence in Prisons (met projectnummer VI.vidi.211.003) van het onderzoeksprogramma NWO Talentprogramma Vidi, dat is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
-
1 Zie bijvoorbeeld ‘Man “snaps” and kills cellmate at Lino Lakes prison: Charges’, www.fox9.com/news/man-kills-cellmate-lino-lakes-prison-charges; ‘The murder of Zahid Mubarak’, http://news.bbc.co.uk/2/hi/uk_news/3198264.stm; ‘Nederlander verdacht van moord op celgenoot in België’, https://nos.nl/artikel/2314028-nederlander-verdacht-van-moord-op-celgenoot-in-belgie.
-
2 M. Boone, ‘Het Europese Hof en de moord op de celgenoot’, NJCM Bulletin 2003. p. 641-652.
-
3 Idem. p. 643.
-
4 Naar aanleiding van de gebeurtenis in PI Krimpen aan den IJssel heeft de DJI een onafhankelijke calamiteiten onderzoekscommissie (CALOC) gevraagd een onderzoek te starten. De CALOC heeft zich gericht op de interne processen voor en rondom het incident en staat los van het strafrechtelijk onderzoek dat door het OM wordt gedaan. De samenvatting van het onderzoek van de CALOC en de beleidsreactie hierop zijn te vinden in Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924.
-
5 DJI, Masterplan Gevangeniswezen 2009-2014, Den Haag: DJI 2009; DJI, Masterplan DJI 2013-2018, Den Haag: DJI 2013.
-
6 H. Franke, Twee eeuwen gevangen: Misdaad en straf in Nederland, Den Haag: Boom criminologie (1990/2020).
-
7 European Prison Rules (EPR), Recommendation Rec(2006)2-rev of the Committee of Ministers to member States on the European Prison Rules, Rule 18.5: ‘Prisoners shall normally be accommodated during the night in individual cells except where it is preferable for them to share sleeping accommodation’, The United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners (UN SMR), Artikel 9.1: ‘Where sleeping accommodation is in individual cells or rooms, each prisoner shall occupy by night a cell or room by himself.’
-
8 Kamerstukken I 2002/03, 28684.
-
9 DJI 2013.
-
10 DJI, DJI in getal 2013-2017, Den Haag: DJI 2018. p. 16.
-
11 E.F.J.C. van Ginneken & H. Palmen, ‘Meerpersoonscelgebruik in Nederlandse penitentiaire inrichtingen: Bevindingen van de Life in Custody Study’, PROCES 2022. p. 96-121.
-
12 Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1632.
-
13 RSJ 1 mei 2020, ‘Coronacrisis binnen justitiële inrichtingen: zo gaat voorzitter beroepscommissie hiermee om’, geraadpleegd op 31 januari 2023 via www.rsj.nl/actueel/nieuws/2020/05/01/coronacrisis-binnen-justitiele-inrichtingen-zo-gaat-de-voorzitter-van-de-beroepscommissie-hiermee-om.
-
14 De masterscriptie (van de derde auteur) met volledige resultaten van de rechtspraakanalyse over de periode 2003 tot en met 2021 kan worden opgevraagd bij de eerste of derde auteur. De auteurs hebben ten behoeve van dit artikel aanvullende analyses uitgevoerd, waarbij uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ tot 1 januari 2024 zijn geraadpleegd en geanalyseerd.
-
15 Onder andere BC 16 januari 2023, 22/26842/GM en BC 2 oktober 2023, 23/33155/GM.
-
16 BC 21 december 2007, 07/2182/GA en 07/2308/GA; BC 4 juni 2015, 15/0136/GA; BC 16 september 2021, 20/7608/GA.
-
17 BC 25 januari 2011, 10/3103/GM.
-
18 BC 25 februari 2016, 15/4041/GA en 15/4045/GA.
-
19 BC 7 december 2009, 09/2569/GA.
-
20 BC 19 september 2018, 17/4220/GA en BC 11 januari 2022 21/19315/GA.
-
21 BC 25 april 2017, 16/4281/GA.
-
22 Kamerstukken II 2003/04, nr. 28 979.
-
23 Zie bijvoorbeeld BC 12 juli 2010, 10/0537/GA; BC 20 oktober 2014, 14/3840/SGA; RSJ 17 juni 2020, R-19/5447/GA; BC 5 januari 2022, R-20/6988/GA; BC 5 januari 2022, R-20/6988/GA.
-
24 BC 2 december 2014, 14/2822/GA.
-
25 BC 16 november 2010, 10/1727/GA.
-
26 A. Muirhead, M. Butler & G. Davidson, ‘“You can’t always pick your cellmate but if you can… it’s a bit better”: Staff and prisoner perceptions of what factors matter in cell allocation decision-making’, Kriminologie – Das Online-Journal 2020. p. 159-181.
-
27 A. Liebling, ‘Distinctions and distinctiveness in the work of prison officers: Legitimacy and authority revisited’, Eur. J. of Criminology 2011. p. 484-499.
-
28 Van Ginneken & Palmen 2022.
-
29 Rb. Noord-Holland 19 november 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10629.
-
30 Zie bijvoorbeeld BC 20 juli 2020, R-20/6326/GA; BC 16 november 2010, 10/1727/GA; BC 19 april 2012, 11/3344/GA.
-
31 P. Jacobs, ‘Transgender achter de deur’, Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht 2022, 5. p. 273.
-
32 Van Ginneken & Palmen 2022.
-
33 A. Muirhead, M. Butler & G. Davidson, ‘Surviving cell-sharing: Resistance, cooperation and collaboration’, Punishment & Society 2023. p. 500-518.
-
34 Idem.
-
35 Van Ginneken & Palmen 2022.
-
36 Muirhead, Butler & Davidson 2023. p. 509.
-
37 A. Muirhead, Behind the door: A study of cell-sharing, wellbeing and coping in prison (proefschrift), Queen’s University Belfast 2019. p. 193.
-
38 Gedetineerden zitten in de nacht (vaak vanaf 17.00, tenzij ze kunnen deelnemen aan een avondprogramma) opgesloten in hun cel zonder (camera)toezicht.
-
39 A. Schliehe & B. Crewe, ‘Top bunk, bottom bunk: Cellsharing in prisons’, The Britisch J. of Criminology 2022. p. 484-500.
-
40 Idem. p. 493.
-
41 S. Fazel e.a., ‘Suicide in Prisoners: A Systematic Review of Risk Factors’, The Journal of Clinical Psychiatry 2008. p. 1721-1731
-
42 Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924. p. 2: ‘Door het afdelingshoofd wordt de overweging gemaakt, dat indien er daadwerkelijk sprake is van een verhoogd suïciderisico het verblijf op een MPC een beschermende factor is.’
-
43 BC 12 april 2023, RSJ 22/28098/GA.
-
44 F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021. p. 235.
-
45 E.F.J.C. van Ginneken, ‘Data on the use of isolation in the Netherlands in 2022’, in: S. Shalev, ‘iso’: perspectives on prison isolation in the Netherlands. p. 75.
-
46 P.S. Smith, ‘The effects of solitary confinement on prison inmates: A brief history and review of the literature’, Crime and justice 2006. p. 441-528; C. Haney, ‘The psychological effects of solitary confinement: A systematic critique’, Crime and Justice 2018. p. 365-416; M. Luigi e.a., ‘Shedding light on “the hole”: A systematic review and meta-analysis on adverse psychological effects and mortality following solitary confinement in correctional settings’, Frontiers in Psychiatry 2020.
-
47 BC 27 juli 2023, RSJ 22/27782/GA, verwijzend naar BC 10 juli 2020, R-19/3638/GA.
-
48 BC 10 juli 2020, RSJ R-19/3638/GA.
-
49 Voor een beschrijving van dit systeem, zie onder andere J.M. Elbers e.a., ‘Straffen en belonen in detentie’, Tijdschrift voor Criminologie 2021, 3. p. 263-291; E.F.J.C. van Ginneken, ‘Zelfredzaamheid in detentie: Kritische kanttekeningen bij het systeem van promoveren en degraderen’, PROCES 2018. p. 113-129; F. de Jong, ‘Responsabilisering in het Nederlandse straf-, sanctie- en detentierecht’, Ars Aequi 2018. p. 640-652.
-
50 In dat verband is het volgens de beroepscommissie van belang dat in het verslag duidelijk wordt beschreven welke voorwerpen op welke plaats en onder welke eventuele nadere omstandigheden zijn aangetroffen, zodat bijvoorbeeld blijkt dat het voorwerp zichtbaar is of zich op een voor één of voor beide gedetineerden eenvoudig toegankelijke plaats bevindt en dat de ontkenning van wetenschap van klager, gezien de omstandigheden, niet aannemelijk is. BC 9 oktober 2023, 23/32433/GA.
-
51 BC 12 juni 2014, 14/0820/GA.
-
52 Dat het gebrek aan beschikbare EPC’s tot problemen kan leiden, is ook terug te zien in een schorsingsuitspraak van de beroepscommissie van de RSJ uit 2022 (BC 9 september 2022, 22/29268/SGA, schorsing). In deze zaak was er sprake van een gedetineerde die na fysieke agressie en ernstige bedreiging van een medegedetineerde werd gedegradeerd naar het basisprogramma en vanwege het incident met spoed werd overgeplaatst naar een andere afdeling. Op die afdeling werd hij, ondanks een contra-indicatie, in een MPC geplaatst in verband met gebrek aan beschikbare EPC’s op de nieuwe afdeling. De schorsingsvoorzitter overwoog dat er in dit geval onvoldoende aannemelijk was geworden dat sprake was van spoed. Dat klager inmiddels zeven dagen in een MPC is geplaatst terwijl hij beschikte over een contra-indicatie, achtte de voorzitter zeer onwenselijk, temeer nu niet gebleken was dat de directeur alternatieven had onderzocht. Het verzoek van klager om de beslissing van de directeur tot plaatsing in een MPC te schorsen werd door de schorsingsvoorzitter toegewezen.
-
53 Op een EZV kan extra zorg (ten opzichte van een reguliere afdeling) worden geboden aan gedetineerden met lichamelijke of psychische problemen.
-
54 Dienst Justitiële Inrichtingen, ‘Maatregelen vanwege personeelskrapte en capaciteitsproblematiek bij DJI’, 30 november 2023, www.dji.nl/actueel/nieuws/2023/11/30/maatregelen-vanwege-personeelskrapte-en-capaciteitsproblematiek-bij-dji.
-
55 Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24, 24587, nr. 924. p. 2.
-
56 Idem. p. 4.
-
57 Inspectie voor de Sanctietoepassing, Meerpersoonscelgebruik (Inspectierapport themaonderzoek), Den Haag: Inspectie voor de Sanctietoepassing 2011.
-
58 De meeste risicotaxatie-instrumenten kennen terecht een hogere risicoscore toe in ongeveer 70% van de gevallen; dit gaat vooral om recidive. M.G.T. Ogonah e.a., ‘Violence risk assessment instruments in forensic psychiatric populations: A systematic review and meta-analysis’, The Lancet Psychiatry 2023. p. 780-789; S. Fazel e.a., ‘Use of risk assessment instruments to predict violence and antisocial behaviour in 73 samples involving 24827 people: Systematic review and meta-analysis’, BMJ 2012, 345, e4692.
-
59 A.J. Drury & M. DeLisi, ‘The past is prologue: Prior adjustment to prison and institutional misconduct’, The Prison Journal 2010. p. 331-352; M.D. Cunningham & J.R. Sorensen, ‘Predictive factors for violent misconduct in close custody’, The Prison Journal 2007. p. 241-253.
-
60 M.M. Schrauwen & T. Molleman, ‘Penitentiair personeel anno nu: Sleutelen, begeleiden, observeren en beoordelen, kan dat allemaal tegelijk?’ Sancties 2023, 63. p. 246-258.
-
61 G.M. Sykes & S.L. Messinger, ‘The inmate social system’, in: R.A. Cloward e.a. (red.), Theoretical studies in social organization of the prison, New York: Social Science Research Council 1960. p. 5-19.