DOI: 10.5553/PROCES/016500762024102002002

PROCESAccess_open

Peer reviewed

Dubbel slachtoffer?

Een multidisciplinaire discussie over het voorkomen van ­paradoxale situaties voor slachtoffers van partnergeweld

Trefwoorden partnergeweld, herhaald slachtofferschap, secundaire victimisatie, multidisciplinariteit
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Arne Mellaard, Pauline Aarten, Janne van Doorn e.a. , 'Dubbel slachtoffer?', PROCES 2024, p. 78-91

    Organisations and professionals address intimate partner violence in a complex system. This article explores how paradoxical situations in dealing with intimate partner violence in the system arise and how they can be prevented, using the Action Scales Model by Nobles and colleagues. During the Victimology Summer School in September 2022, solutions to prevent these paradoxical situations were discussed with multidisciplinary teams of professionals. Three solutions were proposed: (1) Putting the victim central, (2) Appointing a victim representative, and (3) Putting the term self-reliance up for discussion. The results can lead to important steps in preventing paradoxical situations, where victims receive appropriate help and are not at risk of secondary and repeat victimization.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Je moet als slachtoffer door alle hoepels van de instanties heen springen (…). Waarom word je door een slachtofferadvocaat begeleid in het juridische, maar niet daarvoor?’ (quote van deelnemer aan de workshop)

    • 1. Inleiding

      Ondanks de goedbedoelde inspanningen van beleidsmakers en professionals ervaren niet alle slachtoffers van intiem partnergeweld1x Met intiem partnergeweld bedoelen wij alle vormen van geweld tussen partners of ex-partners: fysiek, emotioneel of psychisch, seksueel, financieel, online en stalking. Hoewel we de term ‘slachtoffer’ in dit artikel centraal zetten, zijn we ons bewust dat diverse organisaties in de aanpak van huiselijk geweld eerder de term ‘betrokkene’ gebruiken vanwege de potentiële slachtoffer-daderoverlap (i.e. een zwart-wit onderscheid in ‘slachtoffer’ versus ‘dader’ kan niet altijd gemaakt worden). dat zij adequaat geholpen worden bij het stoppen van geweld en het stabiliseren van hun leven. In het multidisciplinaire landschap van de aanpak van huiselijk geweld in het algemeen, en specifiek van intiem partnergeweld, is voor iedere vorm van hulp of ondersteuning een andere organisatie betrokken.2x Onderdeel van de formele infrastructuur zijn bijv. de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, specifieke voorzieningen zoals opvanghuizen en Veilig Thuis, maar ook aanwijzingen voor een strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld door het Openbaar Ministerie en de politie. Veilig Thuis is de publieksnaam voor 25 regionale organisaties waar huiselijk geweld gemeld kan worden of advies gevraagd kan worden door particulieren en professionals als zij met huiselijk geweld worden geconfronteerd. Afhankelijk van de melding doet Veilig Thuis ook onderzoek naar het vermeende geweld in een relatie of gezin. Deze aanpak leidt echter tot veel frustraties en onbegrip, zowel bij slachtoffers als bij professionals. Signalen uit de praktijk van Slachtofferhulp Nederland wijzen erop dat door deze praktijken (emotionele) ondersteuning van slachtoffers soms te lang op zich laat wachten, waardoor bijvoorbeeld stressklachten langer aanhouden. Ook professionals ervaren veel frustraties in de samenwerking met organisaties om tot een goede aanpak te komen. Om deze reden hebben het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Movisie en het Nederlands Jeugdinstituut een frustratiewijzer ontwikkeld waarin de belangrijkste frustraties en knelpunten die professionals ervaren om tot een goede samenwerking te komen, worden gedeeld, evenals oplossingen om de samenwerking te verbeteren.3x Zie www.huiselijkgeweld.nl/publicaties/publicaties/2023/03/31/frustratiewijzer.
      Een dergelijk complex landschap leidt niet enkel tot frustraties, maar levert zelfs situaties op die paradoxaal kunnen worden genoemd: de aanpak om slachtoffers te beschermen tegen hun (ex-)partner leidt niet of onvoldoende tot veiligheid van het slachtoffer of heeft zelfs toegenomen onveiligheid als tegengesteld effect. Daarnaast bevinden hulpverleners en slachtoffers zich in een constante state of review.4x A.C. Mellaard, Reassembling violence against women in intimate relationships in the Netherlands: An ethnographic analysis of domestic violence policy assemblages in practice (diss. Radboud Universiteit Nijmegen), 2022. Zo wordt het slachtoffer voortdurend onderworpen aan vormen van onderzoek en verantwoording om te kunnen bepalen of de persoon (nog) recht heeft op bescherming, hulp of ondersteuning. Hulpverleners dienen vervolgens deze bescherming of ondersteuning te verantwoorden naar bijvoorbeeld subsidiegevers of inspectieautoriteiten. Een dergelijke state of review is in eerder onderzoek gemarkeerd als symptoom van een zogenoemd ‘complex systeem’:5x Mellaard 2022, J.D. Nobles e.a., ‘The Action Scales Model: A Conceptual Tool to Identify Key Points for Action within Complex Adaptive Systems’, Perspectives in Public Health 2021, p. 328-337. de verschillende mensen, organisaties en sectoren betrokken bij de aanpak van intiem partnergeweld hebben vaak andere belangen, waarden en overtuigingen. Dit maakt samenwerken complex en werkt paradoxale situaties in de hand. Het is van belang om het systeem onder de loep te nemen, om een begin te kunnen maken met duurzame veranderingen in de aanpak en effectiviteit van intiem partnergeweld en het voorkomen van paradoxale situaties voor slachtoffers. Het onderhavige artikel zet een eerste stap daartoe.
      Geïnspireerd door Rabinows6x P. Rabinow, The Accompaniment: Assembling The Contemporary, Chicago: The University of Chicago Press 2011. ideeën over samenwerking en casework is tijdens de Victimology Summer School 20227x De Victimology Summer School is een initiatief van Slachtoffer Hulp Nederland en werd in 2022 in samenwerking met het kennisnetwerk Victimologie in Nederland (ViNe) georganiseerd. Zie www.slachtofferhulp.nl/nieuws/2022/vierde-editie-victimology-summerschool-groot-succes/. in drie werksessies met professionals uit de praktijk een antwoord gezocht op de vraag hoe paradoxale situaties in het systeem voorkomen kunnen worden. De theorie van Nobles en collega’s over complexe systemen (hun Action Scales Model) zal in dit artikel als leidraad fungeren. Deze theorie zegt namelijk niet alleen iets over hoe een systeem kan aanzetten tot ongewenste situaties, maar geeft ook handvatten hoe een systeem veranderd kan worden aan de hand van vier niveaus. Deze zullen hierna toegelicht worden.

    • 2. Action Scales Model: de vier niveaus van een complex systeem

      Nobles en collega’s hebben in hun Action Scales Model over complexe systemen vier niveaus geïdentificeerd, te weten: overtuigingen, ambities, infrastructuur en gebeurtenissen.8x J.D. Nobles e.a. 2021. Wij illustreren onze bespreking van de vier niveaus aan de hand van de casus van Joanne (zie kader), een slachtoffer van intiem partnergeweld, om meer concreet inzicht te krijgen in het complexe systeem en diens ‘symptomen’ bij de aanpak van intiem partnergeweld.

      2.1 Casus Joanne9x De casus van Joanne is ontleend aan het proefschrift van de eerste auteur (Mellaard 2022). De gebruikte naam is een pseudoniem.

      Joanne is een vrouw die slachtoffer is van interpersoonlijk geweld door haar partner. Na een periode van fysiek, seksueel en psychologisch geweld besluit ze dat het genoeg is en zoekt ze bescherming en hulp. In de regio waar het onderzoek plaatsvindt, beoordeelt Veilig Thuis aan de hand van een risicoscreeninginstrument of iemand toelaatbaar is tot de eerste noodopvang.10x Hier werd het instrument risicoscreening in de vrouwenopvang gebruikt. Normaal gesproken wordt dit instrument gebruikt om de veiligheidssituatie bij binnenkomst in een opvangvoorziening te beoordelen en niet, zoals in de casus beschreven, om een inschatting te maken of iemand recht heeft op een plaats in de opvang. Ze krijgt een plek in de noodopvang van een vrouwenopvangvoorziening. Dit is nodig, omdat landelijk en in de regio een beperkt aantal opvangplaatsen beschikbaar is. In de opvang vindt opnieuw een screening plaats, waaruit blijkt dat er contra-indicaties op psychisch vlak zijn voor Joanne. Zij is psychisch belast, maar had ten tijde van de screening geen last van acute symptomen. Desondanks wordt Joanne als onvoldoende zelfredzaam gezien, waardoor ze niet in de opvang mag blijven. Veilig Thuis is verzocht onmiddellijk een andere opvang voor Joanne te zoeken. De medewerkers van Veilig Thuis vinden een plek in een beschermde woonvorm, maar deze is niet direct beschikbaar. Wel mag alvast een intake worden gestart. In de tussentijd wordt Joanne een plek in de nachtopvang van het Leger des Heils aangeboden. Hierop ‘besluit’ Joanne weer naar haar eigen woning terug te keren, wat door hulpverleners wordt geïnterpreteerd als een ‘eigen keuze’. Niet lang daarna wordt zij opnieuw slachtoffer van het geweld van haar partner. Joanne besluit om opnieuw te vluchten. Na de screening van Veilig Thuis komt Joanne opnieuw in een opvangvoorziening voor vrouwen bij dezelfde organisatie waar ze in eerste instantie een crisisplek had, maar op een andere locatie. Bij deze locatie vinden ze de psychische belasting van Joanne minder problematisch en mag ze blijven.

      2.2 Overtuigingen

      Wanneer we het hebben over overtuigingen in een systeem, dan doelen we op de ideeën, normen en waarden van degenen die invloed hebben op de werking van het systeem. Een voorbeeld van een overtuiging zien we in de casus van Joanne terug in het belang dat gehecht wordt aan het idee van zelfredzaamheid bij slachtoffers. Om een indicatie van de benodigde zorg te krijgen wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van cliënten. Zelfredzaamheid kan omschreven worden als het met zo weinig mogelijk overheidssteun een zelfstandig leven leiden.11x N. de Boer & J. van der Lans, Burgerkracht: de toekomst van sociaal werk in Nederland, Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2011. Wij zijn ons bewust van de discussie over de terminologie zelfredzaamheid. In de context van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt ook gesproken over redzaamheid, waarmee uitdrukking gegeven wordt aan het feit dat mensen met weinig zelfredzaamheid door de ondersteuning van hun sociale omgeving (samenredzaamheid) alsnog redzaam zijn. In de context van intiem partnergeweld kiezen wij voor de term zelfredzaamheid omdat in sommige gevallen juist de sociale omgeving medeverantwoordelijk is voor het geweld en de zelfredzaamheid dus sterk onder druk staat. Zie ook J. Janssen, ‘Grenzen aan zelfredzaamheid bij geweld in afhankelijkheidsrelaties’, Vakblad Sociaal Werk 2018, 2, p. 23-25.

      2.3 Ambities

      Deze overtuigingen werken ook door op de andere niveaus van het systeem, zoals het niveau van ambities. Daarmee wordt gedoeld op de doelen die men wil bereiken in het systeem. Op het niveau van ambities vertaalt zelfredzaamheid zich bijvoorbeeld in specifiek kwaliteitsbeleid voor opvanghuizen. Zo moeten organisaties aantonen hoe zij werken aan de ‘eigen kracht’, ‘zelfredzaamheid’ en ‘eigen regie’ van hun cliënten.12x RegioAanpak Veilig Thuis, Handreiking voor gemeenten: Basiskwaliteitseisen hulp en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld, Den Haag 2016. Om dit te kunnen doen worden zulke concepten meetbaar gemaakt, getuige het gebruik van de zogeheten zelfredzaamheidmatrix.13x Zie voor meer informatie de website zelfredzaamheidmatrix.nl. Deze metingen worden vervolgens als een prestatiemaat of kwaliteitsindicator gebruikt voor de organisaties om te bepalen in hoeverre zij hun doelen omtrent zelfredzaamheid halen.

      2.4 Infrastructuur

      De overtuigingen en ambities hebben, op hun beurt, invloed op de infrastructuur van het systeem. Met infrastructuur wordt bedoeld de patronen, relaties, informatiestromen en fysieke structuren die vormgeven aan de praktijk, en voeding kunnen geven aan het ontstaan van paradoxale situaties. De structuur rond het opvangen van een slachtoffer van intiem geweld bestaat uit crisisopvangplekken, vervolgopvang en ambulante hulpverlening, waarbij steeds opnieuw wordt beoordeeld of iemand recht heeft op de opvang. Opvangplekken zijn immers schaars. De kenmerken en risicofactoren van Joanne worden op basis van screeningsinstrumenten gewogen en vertaald naar een oordeel of zij ‘recht’ heeft op een crisisopvangplek. In eerste instantie staat Joanne’s categorisering als psychiatrische patiënt een toelating in de weg, ook al is haar ziekte onder controle én kan zij zelfstandig functioneren in de opvang. Dit wordt echter niet betrokken in de afweging; haar indicatie om toegelaten te worden tot de voorziening wordt gerepresenteerd als een optelsom van ‘aangevinkte’ hokjes, waarbij Joanne’s opvattingen (haar eigen stem) over haar zelfredzaamheid niet serieus worden genomen. Later lijkt Joanne wel serieus te worden genomen en wordt haar alsnog toegang verleend tot de opvang. Ook na de opvang bestaat de infrastructuur rond hulpverlening en voorzieningen (zoals bijvoorbeeld voor het krijgen van prioriteit bij de verdeling van sociale huurwoningen) voor slachtoffers uit een aaneenschakeling van verschillende organisaties die elk eigen intakeprocedures volgen en werkprocessen hebben om te bepalen of iemand recht heeft op de ondersteuning of voorziening. Steeds opnieuw moet Joanne aan hulpverleners of indicatiestellers die verder een marginale rol spelen in haar beschermings- en hersteltraject vertellen wat haar is overkomen en hoe ze haar toekomst voor zich ziet.

      2.5 Gebeurtenissen

      Uit de casus Joanne wordt duidelijk dat ondanks dat overtuigingen en ambities gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid van Joanne, de vertaling ervan in indicatie- en intakeprocedures juist averechts kan uitpakken. Paradoxaal genoeg lijkt daarmee slachtofferschap in plaats van zelfredzaamheid benadrukt te worden. Het waarneembare effect hiervan – waarvoor in het systeemdenken de term gebeurtenis wordt gebruikt – kan herhaald slachtofferschap zijn. In de casus wordt duidelijk dat Joanne besluit terug te keren naar haar eigen woning en haar gewelddadige partner. Maar ook de beoordelingen van organisaties over Joanne’s welzijn en haar situatie, waarin Joanne’s eigen visie niet meegenomen wordt, zijn getuige van het risico op secundaire victimisatie.
      Uit vorenstaande reflectie op de casus van Joanne hebben we een aantal ‘symptomen’ in het systeem herleid die leiden tot ‘paradoxale situaties’ zoals secundaire victimisatie en herhaald slachtofferschap. Deze symptomen betroffen een focus op zelfredzaamheid, het voortdurend onderworpen worden aan onderzoek (state of review) en het verdwijnen van de stem van het slachtoffer. Deze bevindingen vormden het startpunt voor de gesprekken in de werksessies.

    • 3. Methode

      3.1 Deelnemers

      Aan de Victimology Summer School namen 58 mensen deel die werkzaam zijn als beleidsmedewerker, wetenschapper of professional in de praktijk. Op 1 september vonden drie werksessies plaats, onder leiding van de eerste auteur van dit artikel. In totaal hebben 15 mensen aan de eerste sessie, 11 mensen aan de tweede sessie en 15 mensen aan de derde sessie deelgenomen.14x De overige 17 deelnemers van de Victimology Summer School namen niet deel aan deze sessies. In elke sessie werd een balans van mensen uit beleid, wetenschap en praktijk nagestreefd. Met uitzondering van een paar studenten waren deelnemers van de werksessies werkzaam op het gebied van hulp aan of ondersteuning van slachtoffers (van geweld in afhankelijkheidsrelaties) en waren zij om deze reden betrokken bij de werksessies. Deze deelnemers vormden de participanten van dit onderzoek.
      De deelnemers werden op de hoogte gebracht van het doel van de werksessies, namelijk om aan de hand van hun input een artikel te schrijven. Zij hebben allen toestemming gegeven dat hun antwoorden mee zouden worden genomen in de analyses. Zij kregen ook de mogelijkheid aangeboden om mee te schrijven aan het artikel om de inzichten en adviezen die daaruit voortvloeien kracht bij te zetten. Van alle deelnemers hebben vier deelnemers toegezegd en meegeschreven aan het onderhavige artikel.

      3.2 Procedure werksessies

      De werksessies kenden eenzelfde structuur die gebruikelijk is in onderzoek met focusgroepen:15x R.A. Krueger & M.A. Casey, Focus groups. A practical guide for applied research, Los Angeles: Sage Publishing 2015. eerst werd het onderwerp ingeleid met de casus van Joanne en werd achtergrondinformatie gegeven over de paradoxale situaties waar slachtoffers van intiem partnergeweld in terecht kunnen komen. Hierna werd uitleg gegeven over de verschillende niveaus van complexe systemen: (1) overtuigingen,
      (2) ambities en (3) infrastructuren. Het vierde niveau ‘gebeurtenissen’ is niet besproken in de werksessies, omdat hiermee de paradoxale situatie van secundair en herhaald slachtofferschap als een dagelijks observeerbaar effect van het systeem wordt aangeduid. De observeerbare ‘gebeurtenis’ van secundair en herhaald slachtofferschap vormde het vertrekpunt van de sessies. Deze effecten zijn in verschillende onderzoeken al aangetoond en daarom minder interessant om te bespreken in de werksessies. Hierdoor konden we ons richten op de nog onbeantwoorde vraag over het ontstaan van paradoxale situaties en de voorkoming daarvan. Om deze reden hebben we maar drie niveaus van het systeem expliciet behandeld. Aan de hand van deze presentatie werd in elke sessie een verschillend niveau uitgelegd, gekoppeld aan een aantal vragen waarmee de deelnemers aan de slag gingen.
      Sessie overtuigingen binnen het systeem. De deelnemers kregen de volgende uitleg mee: Een belangrijke overtuiging lijkt te zijn dat zelfredzaamheid en meedoen aan de samenleving een verantwoordelijkheid is van het individu. Waar nodig moet dit ondersteund worden door gemeenten.16x Zie bijv. Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 1. In de context van partnergeweld kan het idee van zelfredzaamheid zo dominant worden dat dit uiteindelijk tot paradoxale situaties leidt. De gestelde vragen betroffen: Moet er iets veranderen aan het idee van zelfredzaamheid als waarde in beleid en praktijk? Zo ja, hoe ziet dat eruit?
      Sessie ambities van het systeem. Het centraal stellen van de belangen van slachtoffers is een belangrijk doel binnen de gehele aanpak van huiselijk geweld. In de (beleids)praktijk blijkt dit vaak niet zo uit te pakken. De gestelde vragen betroffen: Moet er iets veranderen in de manier waarop in beleid en in de praktijk geluisterd wordt naar de stem van slachtoffers? Zo ja, hoe zou dit eruit moeten zien?
      Sessie infrastructuren van het systeem. De deelnemers kregen de volgende uitleg mee: Als er hulp en bescherming nodig is, dan moeten slachtoffers door een veelvoud aan intake- en beoordelingsprocedures heen. Dit hangt samen met zowel professionele behoeften (inzicht krijgen in wat nodig is) als met verantwoordingsbehoeften (verantwoorden van schaarse middelen). De gestelde vragen betroffen: Moet er iets veranderen aan de intake-/beoordelingsprocedures van slachtoffers van huiselijk geweld? Zo ja, hoe zou dit eruit moeten zien?
      Per sessie gingen de deelnemers eerst in groepjes van drie tot vier aan de slag. Middels post-its deelden ze hun ervaringen met elkaar in het groepje. Hierna was er ruimte voor een plenaire discussie waarbij de ideeën samen werden gebracht en verder uitgewerkt. De post-its werden bewaard en van de plenaire discussie hebben de tweede en derde auteur notities gemaakt.

      3.3 Analyse

      De gegevens uit de werksessies zijn geordend in typen van oplossingen die naar voren kwamen in het antwoord op de vragen die in elke werksessie zijn gegeven. Omdat er tussen de sessies overlap bleek in antwoorden en dus ook de gedestilleerde oplossingen, zijn de resultaten aan de hand van oplossingen gestructureerd en niet aan de hand van de drie niveaus. De relatie tussen oplossingen en niveaus van het Action Scales Model zal in de discussie worden besproken.
      Allereerst werden de post-its van de deelnemers tijdens elke sessie gebundeld, gecodeerd en samengevoegd. De teksten op de post-its en de notities zijn door de eerste drie auteurs geanalyseerd middels een contentanalyse, waarbij op een systematische manier de ideeën zijn gecodeerd en vertaald naar oplossingen. We hebben drie oplossingen geïdentificeerd die in alle werksessies aan bod zijn gekomen (ongeacht de specifieke vraag behorende bij de werksessie): (1) het slachtoffer centraal stellen, (2) het aanstellen van een slachtoffervertegenwoordiger, en (3) zelfredzaamheid ter discussie stellen. Zij zullen hierna in meer detail besproken worden.
      Een eerste analyse is opgeschreven en voorgelegd aan de andere coauteurs, die tevens deelnemer waren aan de werksessies. Zij hebben de hoofdconclusies gecontroleerd en suggesties toegevoegd aan de geschreven tekst middels opmerkingen in de kantlijn. De eerste drie auteurs zijn door alle opmerkingen gegaan en hebben waar dat relevant was de suggesties overgenomen. De suggesties betroffen enkel een verduidelijking van de resultaten.

    • 4. Resultaten

      4.1 Het slachtoffer centraal stellen

      De stem van het slachtoffer staat nog te weinig centraal in de discussie en oplossing van huiselijk geweld. De focus ligt nog te veel op het systeem en de beschikbare financiële middelen. Het slachtoffer moet gezien worden als gelijkwaardige partij in het proces in plaats van als ‘zielig vogeltje te behandelen’. Het is belangrijk dat het slachtoffer een onderdeel vormt van de oplossing. In dit kader wordt de suggestie gedaan om ervaringsdeskundigen in contact te laten treden met slachtoffers: ‘Zij luisteren op een andere manier naar slachtoffers’ en ‘praten ook in beleidsvorming mee’. Door alle deelnemers wordt onderschreven dat het van belang is om de vraag van slachtoffers serieus te nemen door hieraan voldoende aandacht en tijd te geven.
      Deelnemers geven aan dat er behoefte is aan een multidisciplinair panel voor alle zaken, zoals de MDA++-aanpak17x De afkorting MDA++ staat voor Multi Disciplinaire Aanpak en is een methodiek om met verschillende samenwerkende instanties structurele onveiligheid in gezinnen om te buigen naar een veilige situatie. dat doet voor complexe zaken, en waarin niet iedereen zijn eigen dossier optekent, maar waar er een gezamenlijk basisdossier is. Op die manier kan er ook beter geluisterd worden naar het slachtoffer. Ook wordt de actieve rol van het slachtoffer bij de MDA++-aanpak benoemd. Oftewel, het belang van het samenbrengen van slachtoffers en organisaties, zodat ze veel directer gehoord en gezien worden. Dit zou altijd het uitgangspunt moeten zijn, zoals bij de MDA++, maar wordt nog niet consequent in de breedte van de aanpak van huiselijk geweld gedaan. Zoals een deelnemer verwoordde: ‘Niet enkel over slachtoffers praten, maar met slachtoffers praten.’
      Hieraan gekoppeld is de conclusie dat de toegankelijkheid van zorg laagdrempeliger moet. Het is van belang dat er gelijk doorgepakt wordt in een onveilige situatie. Zo was de algemene conclusie van de deelnemers over de huidige aanpak: ‘We acteren pas als het eigenlijk al geëscaleerd is.’ Dit zou kunnen worden gerealiseerd door veiligheidsmaatregelen los te koppelen van stringente bewijsregels (zoals de bewijsminimumregels in het Wetboek van Strafvordering), hetgeen bij het (bestuursrechtelijke) tijdelijk huisverbod al het geval is. Bij een huisverbod kan er bij onmiddellijk dreigend gevaar binnen een gezin zonder dat er al strafbare feiten zijn gepleegd, preventief worden ingegrepen door de burgemeester/de politie.
      Naast vorenstaande oplossing wordt er ook ‘out of the box’ gedacht. Zo is een genoemde suggestie om zogeheten ‘daderopvanglocaties’ in het leven te roepen, in plaats van slachtofferopvanglocaties. Oftewel: ‘in plaats van het slachtoffer te verhuizen van het probleem, het probleem laten verhuizen’. Dan hoeft het slachtoffer niet overal verantwoording af te leggen en vindt er wellicht ook minder victim blaming en secundaire victimisatie plaats.

      4.2 Het aanstellen van een slachtoffervertegenwoordiger

      Alle deelnemers kwamen tot de conclusie dat er meer procesregie moet zijn. Het zou ‘praktisch, wenselijk en logisch’ zijn als één partij de intake doet en monitort, maar dat is nu niet zo. Op dit moment wordt Veilig Thuis als hét aanspreekpunt beschouwd wanneer er sprake is van huiselijk geweld, maar zij vervullen op dit moment enkel een onderzoekende en doorverwijzende functie. Juist op het gebied van intake en beoordeling is een slachtoffervertegenwoordiger belangrijk. Een dergelijk iemand kan gezien worden als ‘hulpcoördinator’, ‘zaakwaarnemer’ of ‘onafhankelijke mentor’ die het hele proces van een slachtoffer begeleidt en regisseert: ‘Die persoon kent het totaalplaatje. Anders gezegd: ‘een tussenpersoon die tussen slachtoffer en hulpverlening beweegt’ en ‘alles uitzet bij verschillende instanties’.
      Een slachtoffervertegenwoordiger kan op verschillende manieren van toegevoegde waarde zijn. Allereerst kan een slachtoffervertegenwoordiger het slachtoffer ontlasten. Een hulpbehoevend iemand in crisissituatie zou niet zelf alles moeten uitzoeken. Zelfs voor professionals is het lastig om te weten wanneer je bij wie moet zijn in het systeem, laat staan voor slachtoffers zelf. Ten tweede, een slachtoffervertegenwoordiger ‘voorkomt dat iemand 26 keer een intake moet doorlopen’, zoals het verhaal van Joanne pijnlijk duidelijk maakt. Ten derde, een slachtoffervertegenwoordiger kan aan de veiligheid van het slachtoffer bijdragen. Terugkeer naar de gewelddadige situatie kan namelijk gebeuren wanneer er weer een overdracht plaatsvindt naar een andere instantie, zoals de casus van Joanne liet zien. Een slachtoffervertegenwoordiger kan tijdens overdrachten ook op de behoeften van het slachtoffer letten. Ten vierde, een slachtoffervertegenwoordiger kan aan een slachtoffer uitleggen hoe de procedure verloopt, zodat duidelijk wordt voor het slachtoffer wanneer er wat van hem/haar wordt gevraagd. Kortom, deze persoon kan bijdragen aan verwachtingsmanagement bij het slachtoffer. Tot slot, er zijn doorgaans veel partijen betrokken en een slachtoffervertegenwoordiger kan als verbindend persoon verbetering doorvoeren in het delen van informatie en dus ketensamenwerking. Door een wildgroei aan organisaties is het landschap momenteel versnipperd. Bovendien, zoals een deelnemer aangaf: ‘Een zaak wordt vaak doorverwezen wanneer het te complex wordt, waardoor er juist minder gedaan wordt.’ Met de invoering van een slachtoffervertegenwoordiger kan tegelijkertijd ook winst behaald worden door het aantal contacten te verminderen. Een slachtoffervertegenwoordiger heeft beter zicht op de behoeften van iemand, waardoor gerichter kan worden doorverwezen.
      Er wordt meer specifiek gedacht aan een volgend stappenplan:

      • Stap 1: basisinformatie vastleggen die meegaat naar andere instanties. Die informatie volgt het slachtoffer/is eigendom van het slachtoffer en hoeft derhalve niet herhaald te worden. Indien nodig kan deze basisinformatie later aangevuld worden. Maar te allen tijde geldt dat deze informatie met het slachtoffer ‘meereist’ als deze hier toestemming voor geeft.

      • Stap 2: een slachtoffervertegenwoordiger inschakelen. Net als een huisarts, die personen voor de lange termijn volgt, die kan meedenken over wat er nodig is en als belangenbehartiger kan fungeren. Dat is ook beter dan een dossier meegeven. Een belangenbehartiger kan er ook beter voor zorgen dat iemand de juiste hulp krijgt, waar een slachtoffer dat niet altijd zelf kan doen of weet waar hij of zij terechtkan voor hulp en ondersteuning.

      Bij wie moet de taak van slachtoffervertegenwoordiger dan liggen? Daar worden verschillende ideeën en suggesties voor opgeworpen. Een verrassende suggestie die werd gedaan, was om die taak bijvoorbeeld bij de reclassering te beleggen. Ook kan gedacht worden aan een uitbreiding van type zaken binnen MDA++-settings, hetgeen nu alleen in complexe zaken wordt ingezet. Ook wordt gedacht aan de al bestaande medewerkers van Slachtofferhulp Nederland of de slachtoffercoördinatoren van het Openbaar Ministerie.
      Alle deelnemers zijn zich ervan bewust dat het kostenplaatje in dit geval niet mals zal zijn. Tegelijkertijd: op dit moment zorgt de manier van werken voor veel administratie en verantwoording. Als je dat afzet tegen het risico dat er eens wat misgaat, is dát dan nog te verantwoorden? Een mogelijkheid hierin is het opstellen van een kosten-batenanalyse van enerzijds de vele (verplichte) administratie die nu bij verschillende partijen ligt en anderzijds dat aan één partij overlaten. Ook eventuele privacy-rechtelijke belemmeringen die voorkomen uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) dienen in dit verband goed uitgezocht te worden.

      4.3 Zelfredzaamheid ter discussie stellen

      Een ander thema dat in alle werksessies aan bod kwam betrof de efficiëntie in de hulpverlening. Meermalen werd gesteld dat het systeem niet efficiënt werkt. Er is een grote hoeveelheid aan intake- en beoordelingsprocedures, wat minder zou moeten worden. Daarnaast bracht het een discussie over zelfredzaamheid op gang. Het systeem lijkt nu zelfredzaamheid te bevorderen, maar dat is niet op initiatief van het slachtoffer. Een consequentie van het systeem, en de niet-optimale samenwerking daarbinnen, is dat slachtoffers soms aan hun lot worden overgelaten (het bekende ‘van het kastje naar de muur’), wat geïnterpreteerd kan worden als (pseudo)zelfredzaamheid. Hiermee wordt bedoeld dat slachtoffers min of meer geforceerd worden een ‘zelfstandig’ leven te leiden omdat niet voldoende en/of passende hulp geboden wordt. De terugkeer van Joanne naar haar partner nadat zij de vrouwenopvang moest verlaten, is in dit verband een sprekend voorbeeld. Een deelnemer merkt bovendien op: ‘Moeten we zelfredzaamheid überhaupt nastreven?’ Immers, en wat tevens uit de casus van Joanne in de inleiding geldt, zelfredzaamheid en zelf de regie hebben is niet hetzelfde. Zelfredzaamheid richt zich meer op de praktische aspecten van het voor jezelf kunnen zorgen, terwijl zelfregie een breder concept is dat ook de autonomie over je eigen leven omvat. In de praktijk lopen deze concepten vaak door elkaar. Slachtoffers lijken juist behoefte te hebben aan zelfregie en dus autonomie. Het luisteren naar de stem van het slachtoffer en zijn of haar behoeften – onder andere over hun zelfredzaamheid – is dan essentieel. Een betere reflectie op de betekenis en het gebruik van het begrip zelfredzaamheid binnen de verschillende niveaus van het systeem wordt door de deelnemers aan de werksessies als erg belangrijk ervaren.

    • 5. Conclusie en discussie

      In het onderhavige artikel stond de volgende vraag centraal: Hoe kunnen paradoxale situaties in het systeem van intiem partnergeweld voorkomen worden? Aan de hand van de niveaus ‘overtuigingen’, ‘ambities’ en ‘infrastructuren’ van het Action Scales Model van Nobles en collega’s over complexe systemen is hier tijdens de Victimology Summer School 2022 op gereflecteerd. Door deze inzichten te verwerken in een artikel kunnen de informatie en daaruit voortvloeiende adviezen ook weer teruggegeven worden aan professionals die werkzaam zijn in de praktijk en in beleid. Wat opviel is dat de discussie over symptomen van het systeem en diens oplossingen bij verschillende werksessies overeenkwam, ondanks dat de discussie in eerste instantie vanuit een ander niveau van het Action Scales Model was ingestoken. Dit impliceert dat er bepaalde knelpunten zijn die op meerdere niveaus van het systeem kunnen spelen en doorwerken. In de werksessies is hierop gereflecteerd. Vanuit deze reflectie op de symptomen van het systeem werd het mogelijk om een eerste antwoord op de centrale vraag over het voorkomen van paradoxale situaties te vinden.
      Het slachtoffer wordt nog te weinig centraal gesteld en hun stem nog te weinig gehoord, waardoor er niet goed ingespeeld wordt en kan worden op diens behoeften. Er wordt vooral over slachtoffers gepraat, maar niet met slachtoffers. Het risico is dat er te veel op de zelfredzaamheid van het slachtoffer wordt gesteund, terwijl de behoefte vooral is om regie te kunnen houden in hun reis door de keten. Op het niveau van ambities zijn al enkele initiatieven tot samenwerking ontwikkeld om de stem van het slachtoffer centraal te stellen. Een voorbeeld is de MDA++-aanpak, waarin met slachtoffers van intiem geweld integraal wordt gewerkt aan het stoppen van structurele onveiligheid binnen gezinnen en zij ook een stem hebben in de besluiten die worden genomen. Ook buiten dergelijke samenwerkingsprojecten blijft het centraal stellen van de belangen van alle gezinsleden een belangrijk doel binnen de gehele aanpak van huiselijk geweld. In de (beleids)praktijk blijkt dit echter vaak niet zo uit te pakken, waardoor paradoxale situaties ontstaan, zoals secundaire victimisatie en herhaald slachtofferschap. Door de veelvoud aan instanties die betrokken zijn bij de aanpak van intiem partnergeweld is het niet alleen moeilijk om de stem van slachtoffers te blijven horen, maar ontstaan er ook problemen in de infrastructuur op het gebied van samenwerking en regie. Wanneer instanties niet goed op de hoogte zijn van elkaars inspanningen, kan dit ook herhaald slachtofferschap tot gevolg hebben. Doordat er in het hulpverleningslandschap van intiem partnergeweld een veelvoud aan instanties actief is, dreigen slachtoffers overweldigd te raken in een situatie die ze doorgaans toch al moeilijk het hoofd kunnen bieden, getuige ook mediaberichtgevingen als ‘Slachtoffers van huiselijk geweld verstrikt in lappendeken van gemeentelijke hulpverlening’18x www.pointer.kro-ncrv.nl/slachtoffers-van-huiselijk-geweld-gemeentelijke-hulpverlening. of ‘Regie bij aanpak huiselijk geweld ontbreekt’.19x www.nporadio1.nl/nieuws/onderzoek/2308b154-6a5c-4d38-a5c7-4b1a5bffe0bd/regie-bij-aanpak-huiselijk-geweld-ontbreekt.
      Het belang van een slachtoffervertegenwoordiger is in alle sessies sterk naar voren gekomen. Voor slachtoffers kan het behulpzaam zijn als iemand hen door het (onoverzichtelijke) hulpverleningslandschap begeleidt, hun stem kan representeren en eventueel als gemachtigde kan optreden. Deze interventie draagt bij aan het veranderen van de verhoudingen tussen slachtoffers en instanties op zowel het niveau van gebeurtenissen als dat van infrastructuur. Op het eerstgenoemde niveau helpt de slachtoffervertegenwoordiger negatieve effecten van het systeem voor het slachtoffer te verzachten. Dit is uiteraard behulpzaam voor de persoon in kwestie, maar speelt nog weinig in op de symptomen en dus op de werking van het systeem. Een slachtoffervertegenwoordiger kwam ook aan bod in het kader van de infrastructuur van een systeem, wanneer gekeken wordt naar efficiëntie en doorwerking. Een slachtoffervertegenwoordiger kan regie houden op het dossier van het slachtoffer, hetgeen voorkomt dat het slachtoffer zijn of haar verhaal steeds opnieuw moet vertellen. Daarbij moet opgemerkt worden dat een slachtoffervertegenwoordiger niet als doel moet hebben de regie bij het slachtoffer uit handen te nemen. Eerder wordt gedacht aan een persoon die de regie voor het slachtoffer stroomlijnt, waardoor de stem van het slachtoffer bij het slachtoffer blijft. Maar een slachtoffervertegenwoordiger kan ook een weerwoord bieden richting organisaties. Interessant aan deze gedachte is dat de zogenoemde procesregie niet bij een betrokken instantie komt te liggen, maar bij iemand die het slachtoffer representeert. Hiermee kan in potentie door de slachtoffervertegenwoordiger worden ingegrepen op het moment dat iemand continu wordt doorverwezen naar een andere instantie of steeds (opnieuw) wordt besproken in overleggen van samenwerkende instanties zonder dat er een duidelijke oplossing in beeld komt.20x Zie Mellaard 2022 voor een etnografische analyse over hoe huiselijk geweld casuïstiek soms eindeloos lijkt te worden besproken in casusoverleggen van samenwerkende instanties. In de afgelopen jaren zijn er initiatieven genomen om slachtoffers niet steeds opnieuw hun verhaal te laten doen, zoals in de centra seksueel geweld. Daarmee worden (mogelijk) zowel de weerbaarheid en zelfredzaamheid bij het slachtoffer vergroot als de effectiviteit en doorwerking van het systeem.
      Zelfredzaamheid is tevens een terugkerend thema geweest binnen de werksessies. Er lijkt vanuit organisaties veel geleund te worden op het idee dat slachtoffers zelfredzaam dienen te zijn. Maar wanneer is een slachtoffer dat? En hoe dragen organisaties daar op dit moment aan bij? Of wordt er te veel gestuurd op methodisch handelen? Over dat laatste is geen eenduidige conclusie te trekken. Deelnemers toonden ook hun twijfels hierover, omdat slachtoffers soms aan hun lot worden overgelaten, wat mogelijk onterecht geïnterpreteerd wordt als zelfredzaamheid. Zoals in de casus van Joanne ‘dwingt’ het systeem soms afhankelijkheid van hulpverleners en gemeenten, hetgeen juist voorkomt dat ‘eigen kracht’ tot uiting komt en in haar geval zelfs tot herhaald slachtofferschap leidde. In de werksessies werd bijvoorbeeld het doel van ‘zelfredzaamheid’ ter discussie gesteld. Wij vinden deze discussie van grote waarde, omdat hiermee een reflectie op een overtuiging binnen het systeem van de hulp en ondersteuning aan slachtoffers van partnergeweld wordt gestart. Het is van belang dat deze discussie ook gevoerd wordt met beleidsmakers en bestuurders, om een eerste verandering in de werking van het systeem te bewerkstelligen.
      We zien de potentiële waarde van een systeembenadering voor het verbeteren van de aanpak van partnergeweld. Een belangrijk element van systeemtheorie is dat de werking van het systeem niet het gevolg is van één factor, maar van verschillende elkaar beïnvloedende factoren.21x D. Meadows & D. Wright, Thinking in systems: a primer, Londen: Chelsea Green Publishing 2008. Wij pretenderen niet dat we deze complexiteit van de aanpak van partnergeweld in dit artikel geheel in beeld hebben gebracht. Het is slechts een eerste aanzet om het systeem te verkennen en aan de hand van het Action Scales Model22x Nobles e.a. 2021. mogelijke actiepunten ten aanzien van herhaald en secundair slachtofferschap te identificeren en te thematiseren. Hierdoor wordt het mogelijk om concreet te werken aan het bevragen of veranderen van overtuigingen (van bijvoorbeeld beleidsmakers, bestuurders of politiek) die contraproductief zijn. De introductie van slachtoffervertegenwoordigers zoals in dit artikel wordt beargumenteerd, kan doorwerken op alle niveaus van het systeem en daarmee in potentie dus ook op de werking van het systeem.

      5.1 Beperkingen

      Een mogelijke beperking van de exercitie zoals uitgevoerd tijdens de Victimology Summer School is dat sommige deelnemers van de werksessies ook onderdeel hebben uitgemaakt van de output ervan (huidig artikel). Hierin schuilt een risico wat betreft de onafhankelijkheid van de resultaten. Dit hebben we geprobeerd tegen te gaan door een werkverdeling te maken. Zo zijn de eerste drie auteurs van deze publicatie niet betrokken als participant en hebben zij regie over het geschreven artikel. Daarnaast hebben de coauteurs enkel de mogelijkheid gekregen om resultaten te duiden. Op deze manier zijn de kwaliteit en onafhankelijkheid van de analyses gewaarborgd.
      Een tweede beperking is dat we enkel professionals in dit onderzoek hebben gesproken. Het is ook belangrijk om ervaringsdeskundigen mee te nemen wanneer we kijken naar mogelijkheden om paradoxale situaties te voorkomen, omdat zij meestal beter weten wat goed gaat en wat beter kan. Hoewel de stem van het slachtoffer over het juridische en hulpverleningstraject al is meegenomen in een eerder onderzoek naar paradoxale situaties23x Zie Mellaard 2022. – en reden was voor een vervolgonderzoek onder professionals – moeten we hen niet vergeten in het concretiseren van de plannen aangedragen door professionals.
      Een derde beperking is dat de deelnemers aan de focusgroepen ook onderdeel zijn van het huidige systeem. Hierdoor kan het bedenken van andere oplossingen worden bemoeilijkt. Dit is een onvermijdelijk onderdeel van het huidige onderzoek. Door het stellen van vragen in de workshops hebben we getracht deelnemers te laten reflecteren op ongewenste effecten van het systeem en zo met meer afstand naar de praktijk te kijken.

      5.2 Hoe nu verder?

      Hoewel de komst van een slachtoffervertegenwoordiger mogelijkheden biedt om paradoxale situaties te voorkomen, is een dergelijke ontwikkeling niet meteen gerealiseerd. Allereerst rijst de vraag wie de eventuele rol van een slachtoffervertegenwoordiger op zich zou moeten nemen. We zouden kunnen aansluiten bij reeds bestaande structuren, zoals de begeleiding van casemanagers door Slachtofferhulp Nederland of de slachtoffercoördinatoren van het Openbaar Ministerie. Deze optie lijkt minder voor de hand liggend doordat dit een grote verandering in werkwijze vraagt, wat moeilijker te realiseren is in reeds bestaande structuren. Ook kan gedacht worden aan slachtofferadvocaten. Echter, zij komen pas in beeld wanneer er een strafzaak is, wat niet vaak voorkomt in het geval van huiselijk geweld. We pleiten eerder voor een organisatie die niet onder invloed van reeds bestaande werkwijzen handelt. Wij denken hierbij aan professioneel opgeleide ervaringsdeskundigen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid zou een belangrijke rol kunnen spelen in het realiseren van een slachtoffervertegenwoordiger, zowel op financieel als strategisch niveau.
      Belangrijk om te noemen is dat er reeds bestaande initiatieven op het vlak van casusregie en het versterken van de stem van slachtoffers zijn die op het eerste oog aansluiten bij ons idee van een slachtoffervertegenwoordiger. Zo zijn er regisseurs werkzaam in het sociale domein. Zij zijn verantwoordelijk ‘voor het in kaart brengen van de problematiek van het gezin, een integrale probleemanalyse en een integraal plan voor het gezin, voor de uitvoering en de evaluatie van dit plan. Hij doet dit samen met het gezin en andere professionals die bij het gezin zijn betrokken.’24x www.toezichtsociaaldomein.nl/onderzoeken-en-instrumenten/regie-sociaal-domein/regisseur. Het blijft echter onduidelijk waarom deze initiatieven in de praktijk weinig zichtbaar zijn of toegepast lijken te worden.25x Zie bijv. de eerdergenoemde uitzending van pointer over casusregie in huiselijk-geweldsituaties. Onzes inziens is het daarom van belang dat er eerst gedegen evaluatieonderzoek wordt uitgevoerd naar bestaande initiatieven op het gebied van ‘slachtofferregie’, alsook goed onderzoek naar knelpunten zoals de AVG en een uitwerking van een kosten-baten analyse, voordat besloten kan worden wie de taak en in welke hoedanigheid toebedeeld zou moeten krijgen.

    Noten

    • 1 Met intiem partnergeweld bedoelen wij alle vormen van geweld tussen partners of ex-partners: fysiek, emotioneel of psychisch, seksueel, financieel, online en stalking. Hoewel we de term ‘slachtoffer’ in dit artikel centraal zetten, zijn we ons bewust dat diverse organisaties in de aanpak van huiselijk geweld eerder de term ‘betrokkene’ gebruiken vanwege de potentiële slachtoffer-daderoverlap (i.e. een zwart-wit onderscheid in ‘slachtoffer’ versus ‘dader’ kan niet altijd gemaakt worden).

    • 2 Onderdeel van de formele infrastructuur zijn bijv. de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, specifieke voorzieningen zoals opvanghuizen en Veilig Thuis, maar ook aanwijzingen voor een strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld door het Openbaar Ministerie en de politie. Veilig Thuis is de publieksnaam voor 25 regionale organisaties waar huiselijk geweld gemeld kan worden of advies gevraagd kan worden door particulieren en professionals als zij met huiselijk geweld worden geconfronteerd. Afhankelijk van de melding doet Veilig Thuis ook onderzoek naar het vermeende geweld in een relatie of gezin.

    • 3 Zie www.huiselijkgeweld.nl/publicaties/publicaties/2023/03/31/frustratiewijzer.

    • 4 A.C. Mellaard, Reassembling violence against women in intimate relationships in the Netherlands: An ethnographic analysis of domestic violence policy assemblages in practice (diss. Radboud Universiteit Nijmegen), 2022.

    • 5 Mellaard 2022, J.D. Nobles e.a., ‘The Action Scales Model: A Conceptual Tool to Identify Key Points for Action within Complex Adaptive Systems’, Perspectives in Public Health 2021, p. 328-337.

    • 6 P. Rabinow, The Accompaniment: Assembling The Contemporary, Chicago: The University of Chicago Press 2011.

    • 7 De Victimology Summer School is een initiatief van Slachtoffer Hulp Nederland en werd in 2022 in samenwerking met het kennisnetwerk Victimologie in Nederland (ViNe) georganiseerd. Zie www.slachtofferhulp.nl/nieuws/2022/vierde-editie-victimology-summerschool-groot-succes/.

    • 8 J.D. Nobles e.a. 2021.

    • 9 De casus van Joanne is ontleend aan het proefschrift van de eerste auteur (Mellaard 2022). De gebruikte naam is een pseudoniem.

    • 10 Hier werd het instrument risicoscreening in de vrouwenopvang gebruikt. Normaal gesproken wordt dit instrument gebruikt om de veiligheidssituatie bij binnenkomst in een opvangvoorziening te beoordelen en niet, zoals in de casus beschreven, om een inschatting te maken of iemand recht heeft op een plaats in de opvang.

    • 11 N. de Boer & J. van der Lans, Burgerkracht: de toekomst van sociaal werk in Nederland, Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 2011. Wij zijn ons bewust van de discussie over de terminologie zelfredzaamheid. In de context van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt ook gesproken over redzaamheid, waarmee uitdrukking gegeven wordt aan het feit dat mensen met weinig zelfredzaamheid door de ondersteuning van hun sociale omgeving (samenredzaamheid) alsnog redzaam zijn. In de context van intiem partnergeweld kiezen wij voor de term zelfredzaamheid omdat in sommige gevallen juist de sociale omgeving medeverantwoordelijk is voor het geweld en de zelfredzaamheid dus sterk onder druk staat. Zie ook J. Janssen, ‘Grenzen aan zelfredzaamheid bij geweld in afhankelijkheidsrelaties’, Vakblad Sociaal Werk 2018, 2, p. 23-25.

    • 12 RegioAanpak Veilig Thuis, Handreiking voor gemeenten: Basiskwaliteitseisen hulp en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld, Den Haag 2016.

    • 13 Zie voor meer informatie de website zelfredzaamheidmatrix.nl.

    • 14 De overige 17 deelnemers van de Victimology Summer School namen niet deel aan deze sessies.

    • 15 R.A. Krueger & M.A. Casey, Focus groups. A practical guide for applied research, Los Angeles: Sage Publishing 2015.

    • 16 Zie bijv. Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 1.

    • 17 De afkorting MDA++ staat voor Multi Disciplinaire Aanpak en is een methodiek om met verschillende samenwerkende instanties structurele onveiligheid in gezinnen om te buigen naar een veilige situatie.

    • 18 www.pointer.kro-ncrv.nl/slachtoffers-van-huiselijk-geweld-gemeentelijke-hulpverlening.

    • 19 www.nporadio1.nl/nieuws/onderzoek/2308b154-6a5c-4d38-a5c7-4b1a5bffe0bd/regie-bij-aanpak-huiselijk-geweld-ontbreekt.

    • 20 Zie Mellaard 2022 voor een etnografische analyse over hoe huiselijk geweld casuïstiek soms eindeloos lijkt te worden besproken in casusoverleggen van samenwerkende instanties. In de afgelopen jaren zijn er initiatieven genomen om slachtoffers niet steeds opnieuw hun verhaal te laten doen, zoals in de centra seksueel geweld.

    • 21 D. Meadows & D. Wright, Thinking in systems: a primer, Londen: Chelsea Green Publishing 2008.

    • 22 Nobles e.a. 2021.

    • 23 Zie Mellaard 2022.

    • 24 www.toezichtsociaaldomein.nl/onderzoeken-en-instrumenten/regie-sociaal-domein/regisseur.

    • 25 Zie bijv. de eerdergenoemde uitzending van pointer over casusregie in huiselijk-geweldsituaties.


Print dit artikel