DOI: 10.5553/PROCES/016500762023102002002

PROCESAccess_open

Peer reviewed

De relatie tussen criminaliteit in de familie en criminaliteit van Nederlandse jongeren

Een toepassing van nieuwe netwerkdata van het CBS

Trefwoorden criminaliteit, familie, netwerk, jongeren
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Anke Joustra, Zoë Driessen en Paul Nieuwbeerta, 'De relatie tussen criminaliteit in de familie en criminaliteit van Nederlandse jongeren', PROCES 2023, p. 84-98

    This study tests whether adolescents who come in contact with criminality in their family, have a greater chance of committing crimes themselves. To do so, it uses new CBS-data that makes it possible to analyze the criminality of all adolescents that live in the four biggest cities in the Netherlands in 2018, and their broad network of family members – parents, siblings, grandparents, uncles, aunts and cousins. The results confirms prior research and show that the chance of a police registration for adolescents is greater if their family members also have a police registration.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1. Inleiding

      Criminaliteit is sterk geconcentreerd in families. Diverse Nederlandse onderzoeken hebben de afgelopen decennia laten zien dat als familieleden van jongeren criminaliteit plegen, de kans groter is dat die jongeren zelf crimineel gedrag vertonen. Deze studies zijn met name gericht op de samenhang tussen criminaliteit van ouders en die van de kinderen.1x K.S. Nijhof e.a., ‘Crimineel gedrag van ouders en kinderen’, Pedagogiek 2007, 27, p. 29-44; F. Besjes & R. van Gaalen, ‘Jong geleerd, fout gedaan’, Bevolkingstrends 2331; R. van Gaalen & G. Bestjes, ‘Studying the intergenerational transmission of crime with population data: The System of Social statistics Datasets (SSD) of Statistics Netherlands’, in: Intergenerational Continuity of Criminal and Antisocial Behavior, Londen: Roudledge 2018, p. 44-57; S. van de Weijer, ‘Intergenerational continuity of crime: A comparison between children of discordant siblings’, Criminal Behaviour and Mental Health, 5, p. 308-319. De tot dusver verrichte studies naar de samenhang tussen criminaliteit van andere typen familieleden van Nederlandse jongeren – zoals broers en zussen, neven en nichten en ooms en tantes – kennen echter steevast beperkingen. Allereerst omvatten de gegevens van dergelijke studies meestal de criminaliteit en familie van een (vaak relatief kleine) steekproef van jongeren en niet van gehele populaties. Ten tweede bevatten de data veelal slechts informatie over een beperkt aantal familierelaties van dezelfde soort. Ten derde hebben studies vaak slechts informatie over bepaalde familieleden, meestal alleen ouders of broers en zussen. Zeker ooms en tantes en neven en nichten worden meestal buiten beschouwing gelaten.
      Dit artikel beoogt een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar de samenhang tussen criminaliteit van Nederlandse jongeren en criminaliteit van hun familieleden, door gegevens te analyseren die de hiervoor genoemde beperkingen niet kennen. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een nieuwe dataset van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).2x N.B. Het CBS neemt een groot aantal maatregelen om de dataprivacy te garanderen, te beginnen met de pseudonimisering (in de data is geen informatie aanwezig waaraan je personen direct kunt herkennen). In de analyses is uitsluitend onderzoek gedaan naar groepen en nooit naar individuele personen. Het CBS heeft recent een methode ontwikkeld om op basis van overheidsregistraties familienetwerken te construeren voor de gehele bevolking van Nederland op 1 januari 2018.3x J. van der Laan e.a., ‘A Whole Population Network and Its Application for the Social Sciences’, European Sociological Review 2022, doi.org/10.1093/esr/jcac026. Aan deze data kan weer demografische en sociaaleconomische informatie gekoppeld worden, alsmede informatie uit politieregisters over verdachten van criminaliteit.4x Zie voor een studie waarin deze data ook worden geanalyseerd, maar waarin geen onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende typen familieleden: B. Bos e.a., ‘Persoonsnetwerken en criminaliteit van Nederlandse jongeren. Een toepassing van nieuwe netwerkdata van het CBS’, Tijdschrift voor Criminologie 2022, 2, p. 170-195. In dit artikel analyseren we deze registratiegegevens van alle jongeren tussen 12 en 27 jaar die in 2018 woonachtig waren in de vier grote steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht, en van alle leden van hun gehele familie (ouders, grootouders, broers en zussen, ooms en tantes, en neven en nichten). We onderzoeken in hoeverre er een samenhang is tussen het hebben van familieleden die bij de politie als verdachte van vermogens- en geweldscriminaliteit geregistreerd staan, en de kans dat jongeren zelf als verdachte daarvan geregistreerd staan. Daarbij onderzoeken we ook in hoeverre de samenhang in criminaliteit verschilt tussen diverse typen familieleden, dat wil zeggen ouders, grootouders, broers en zussen, ooms en tantes, en neven en nichten.5x De samenhang in criminaliteit met partners en schoonfamilies wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. We maken daarbij steeds onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke jongeren.

    • 2. Samenhang van delinquent gedrag in families

      2.1 Theorieën

      Op basis van verschillende criminologische theorieën zijn er meerdere verschillende – maar elkaar niet uitsluitende – mechanismen te onderscheiden waarom verwacht kan worden dat de kans op criminaliteit groter is als familieleden criminaliteit plegen. Zo verklaren biologische en psychologische theorieën een samenhang in crimineel gedrag tussen familieleden door een overdracht van biologische oorzaken voor een neiging tot criminaliteit van ouders op kinderen. Die biologische oorzaken worden verondersteld te variëren van een hoge mate van testosteron en een lage mate van zelfcontrole tot sterke impulsiviteit en directe genetische oorzaken.6x L. Ellis, ‘A theory explaining biological correlates of criminality’, European Journal of Criminology 2005, 3, p. 287-315. K. Bresin, ‘Impulsivity and aggression: A meta-analysis using the UPPS model of impulsivity’, Aggression and violent behavior 2019, 48, p. 124-140. A. Gibbons, ‘Tracking the evolutionary history of a “warrior” gene’, Science 2004, 5672, p. 818. Hierbij moet worden opgemerkt dat een lage mate van zelfcontrole – en daarbij een hoge mate van impulsiviteit – niet direct genetisch overdraagbaar is van ouders op kinderen, maar een lage zelfcontrole wordt in de vroege kindertijd ‘aangeleerd’. Wanneer ouders bijvoorbeeld zelf een hoge mate van impulsiviteit hebben, kan dit leiden tot strenge straffen, verwaarlozing en slechte verzorging van hun kinderen, wat vervolgens bij de kinderen kan leiden tot lage zelfcontrole en impulsief en delinquent gedrag.7x Z. Torry & S. Billick, ‘Implications of antisocial parents’, Psychiatric Quarterly 2011, 4, p. 275-285. Daarnaast stellen sociaalpsychologische criminologische theorieën dat het crimineel gedrag van personen, en vooral jongeren, ook tot stand komt door socialisatie vanuit hun sociale omgeving. Dit wordt wel ‘sociaal leren’ genoemd. Sociaal leren kan direct verlopen, namelijk door leren door observatie en het imiteren van anderen.8x A. Bandura, Social learning theory, Englewood Cliffs: Prentice Hall 1977. Criminaliteit wordt dan verondersteld te worden aangeleerd door middel van het voorbeeldgedrag van anderen. Hoe belangrijker de ander is, des te sterker zal diens invloed zijn. Zulke rolmodellen zijn in eerste instantie gezinsleden, zoals ouders en broers en zussen, maar kunnen ook andere familieleden zijn, zoals ooms en tantes en neven en nichten.
      Daarnaast wordt in sociaalpsychologische theorieën verondersteld dat het sociale leren indirecter kan verlopen. Een voorbeeld hiervan is de theorie van de differentiële associatie die in 1937 door de Amerikaanse criminoloog Edwin Sutherland9x E.H. Sutherland, The professional thief: By a professional thief, Chicago: University of Chicago Press 1937. werd opgesteld en later door Akers10x R.L. Akers, Deviant behavior: A social learning approach, Belmont: Wadsworth 1977. is uitgewerkt als social learning theory met behulp van leertheoretische begrippen. Deze theorie gaat ervan uit dat niet zozeer het criminele gedrag zelf, maar veel meer de houdingen, normen en waarden ten aanzien van antisociaal gedrag worden aangeleerd in contacten met anderen.11x R. Burgess & R. Akers. ‘A Differential Association-Reinforcement Theory of Criminal Behavior’, Social Problems 1966, 14, p. 128-147. Omdat verschillende mensen met verschillende (typen) anderen omgaan, worden zij aan verschillende normatieve patronen en gedragspatronen blootgesteld. Een persoon zal in meer of mindere mate crimineel gedrag ontwikkelen, afhankelijk van de frequentie, de duur, het belang en de intensiteit van de contacten met personen van een bepaalde criminele groep. Dit leerproces verloopt – behalve door middel van observeren en imiteren – ook door het internaliseren, het zich ‘eigen maken’, van de attitudes en waarden die bij crimineel gedrag horen, alsmede de rationalisaties waarmee het gedrag kan worden goedgepraat.
      Verder kan worden verondersteld dat een overeenkomst in crimineel gedrag tussen jongeren en hun familieleden ook kan worden veroorzaakt doordat de jongeren en hun familieleden overeenkomen in sociaaleconomische kenmerken die van belang zijn voor de kans om criminaliteit te plegen. Van diverse kenmerken – bijvoorbeeld de sociale status van personen en hun woonbuurten, huishoudsituatie, onderwijssituatie en -niveau, arbeidssituatie en inkomen – is bekend dat ze samenhangen met criminaliteit.12x J. Kullberg, R. Mouktadjbillah & J. Vries, Opgroeien in een kwetsbare wijk, Sociaal en Cultureel Planbureau 2021. A. van der Laan, M. Beerthuizen & N. Boot, Monitor jeugdcriminaliteit, WODC 2020. K. Bird, ‘The intergenerational transmission of poverty: an overview’, Chronic poverty 2013, p. 60-84. En gezins- en familieleden delen door gedeelde opvoeding, omstandigheden en aanleg vanzelfsprekend veel van deze kenmerken. Zo wonen gezins- en familieleden van personen met een lage sociaaleconomische achtergrond relatief ook vaker in armere buurten en hebben zij vaker geen banen of banen met een relatief lage sociale status en een laag inkomen. Een clustering van dergelijke factoren kan leiden tot een clustering in delinquentie, omdat de leefomstandigheden ook de kans op criminaliteit beïnvloeden.

      2.2 Eerder empirisch onderzoek

      Voornoemde criminologische theorieën veronderstellen dus dat de kans op het plegen van criminaliteit door jongeren groter is als hun familieleden criminaliteit plegen. Deze verwachting wordt bevestigd in vrijwel al het eerdere onderzoek onder Nederlandse jongeren.
      Meerdere studies lieten bijvoorbeeld zien dat het criminele gedrag van jongeren in Nederland samenhangt met dat van de ouders (intergenerationele overdacht): bij kinderen wier ouders in aanraking zijn geweest met de politie is de kans veel groter dat zij (later) ook delinquent gedrag vertonen dan bij kinderen van ouders die niet in aanraking zijn geweest met de politie.13x J. Beijers e.a., ‘All in the family? The relationship between sibling offending and offending risk’, Journal of Developmental and Life-Course Criminology 2017, 3, p. 1-14. C.C. Bijleveld & M. Wijkman, ‘Intergenerational continuity in convictions: A five-generation study’, Criminal behaviour and mental health 2009, 2, p. 142-155. M. van de Rakt, P. Nieuwbeerta & N.D. de Graaf, ‘Zo vader, zo zoon? De intergenerationele overdracht van crimineel gedrag’, Tijdschrift voor Criminologie 2006, 48, p. 345-360. M. Junger e.a., ‘Parental Criminality, Family Violence and Intergenerational Transmission of Crime Within a Birth Cohort’, European Journal on Criminal Policy and Research 2013, 19, p. 117-133. Nederlandse kinderen van wie beide ouders crimineel gedrag vertonen, plegen zelf vaker misdaden dan kinderen van wie één ouder crimineel gedrag vertoont.14x Nijhof e.a.2007, p. 27, 29-44. Van Gaalen & Besjes 2018, p. 44-57.
      Ook lieten eerdere studies in Nederland zien dat kleinkinderen een relatief grotere kans hebben om misdaden te plegen als hun grootouders een strafblad hebben.15x Junger e.a 2013, p. 117-133. De overdracht lijkt sekse-specifiek te zijn. Uit onderzoek van zowel Beijers e.a. (2017) als Bijleveld en Wijkman (2009) bleek bijvoorbeeld dat dit vooral geldt voor grootvaders.16x Beijers e.a.2017, p. 1-14. Bijleveld & Wijkman 2009, p. 142-155. Uit een onderzoek van Van de Weijer, Bijleveld en Blokland (2014) bleek echter dat er geen overdracht van gewelddadige criminaliteit was van grootvaders op kleinzonen.17x S. van de Weijer, C.C. Bijleveld & A.A.J. Blokland, ‘The intergenerational transmission of violent offending’, Journal of family violence 2014, 2, p. 109-118.
      Verder blijkt er een sterke positieve relatie te zijn tussen het hebben van criminele broers of zussen en het plegen van misdaden. Resultaten van meerdere onderzoeken in Nederland laten zien dat jongeren met een broer of zus met een strafblad een grotere kans hebben om ook misdaden te gaan plegen dan jongeren met een broer of zus zonder strafblad.18x Beijers e.a.2017, p. 1-14. M. van de Rakt, P. Nieuwbeerta & R, Apel, ‘Association of criminal convictions between family members: effects of siblings, fathers and mothers’, Criminal Behaviour and Mental Health 2009, 2, p. 94-108.
      Ook in het buitenland zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd naar de samenhang tussen criminaliteit van jongeren en dat van hun familieleden. Uit onderzoek in de Verenigde Staten,19x D. Farrington e.a., ‘The concentration of offenders in families, and family criminality in the prediction of boys’ delinquency’, Journal of Adolescence 2001, 5, p. 579-596. K. Beaver, ‘The familial concentration and transmission of crime’, Criminal Justice and Behavior 2013, 2, p. 139-155. E. Connoly e.a., ‘How far does the apple fall from the tree? Maternal delinquency and sex-specific patterns of offspring delinquent behavior’, Journal of criminal justice 2018, 54, p. 50-61. Engeland20x C. Smith & D. Farrington, ‘Continuities in antisocial behavior and parenting across three generations’, Journal of Child Psychology and Psychiatry 2004, 2, p. 230-247. S. Jaffee e.a., ‘Life with (or without) father: The benefits of living with two biological parents depend on the father’s antisocial behavior’, Child Development 2003, 1, p. 109-126. en Zweden21x T. Frisell, P. Lichtenstein & N. Långström, ‘Violent crime runs in families: a total population study of 12.5 million individuals’, Psychological Medicine 2011, 1, p. 97-105. blijkt dat het hebben van criminele ouders, broers en zussen, grootvaders en ooms en tantes de kans op delinquent gedrag van het kind vergroot.
      Maar over de samenhang tussen criminaliteit van jongeren en dat van hun ooms, tantes, neven en nichten in Nederland en het buitenland is bijvoorbeeld nog weinig bekend. Verder is ook weinig bekend over bij welk type familieleden de samenhang tussen hun criminaliteit en dat van jongeren sterker is, en ook niet of die samenhangen verschillen tussen jongens en meisjes. Het doel van dit artikel is daar meer inzicht in te geven.

    • 3. Data en methoden

      3.1 Data en operationalisering

      Voor dit artikel zijn als eerste stap door het CBS vanuit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) van het CBS22x B.F.M. Bakker, J. van Rooijen & L. van Toor, ‘The system of social statistical datasets of Statistics Netherlands: An integral approach to the production of register-based social statistics’, Statistical Journal of the IAOS 2014, 30, p. 411-424. alle jongeren van 12 tot en met 27 jaar geselecteerd die op 1 oktober 2018 waren ingeschreven in de Basisregistratie Personen als ingezetene van de vier grootste gemeenten in Nederland Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht (N = 469.991).23x De gehele groep bestaat uit 525.171 jongeren, maar jongeren van wie de in tabel 1 weergegeven achtergrondinformatie niet bekend was, zijn niet meegenomen in de uiteindelijke onderzoeksgroep. Het opleidingsniveau was voor 35.480 jongeren niet bekend en het huishoudinkomen was voor 37.385 jongeren niet bekend. Geslacht en migratieachtergrond was voor alle jongeren bekend. Vanwege het grote aantal familierelaties en de beperkte beschikbaarheid van middelen met de benodigde rekencapaciteit is gekozen om alleen naar jongeren in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht te kijken. Zij vormen de onderzoekspopulatie in de analyses. Het SSB bevat vrijwel alle administratieve overheidsregisters over personen waar het CBS toegang toe heeft vanwege zijn wettelijke taak.24x Het CBS neemt een groot aantal maatregelen om de dataprivacy te garanderen, te beginnen met de pseudonimisering (in de data is geen informatie aanwezig waaraan je personen direct kunt herkennen). In de analyses is uitsluitend onderzoek gedaan naar groepen en nooit naar individuele personen.
      Als tweede stap zijn vanuit het SSB van deze jongeren demografische en sociaaleconomische kenmerken gekoppeld waarvan – zowel theoretisch als op basis van eerder empirisch onderzoek – verwacht kan worden dat ze samenhangen met de kans om bij de politie als verdachte van een vermogens- of geweldsdelict geregistreerd te zijn. Deze kenmerken zijn: geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, hoogst gevolgde opleiding (voor de indeling in laag, middelbaar en hoog is gebruikgemaakt van de Standaard Onderwijsindeling van 202125x Centraal Bureau voor de Statistiek, Standaard Onderwijsindeling 2021, 2021, www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/classificaties/onderwijs-en-beroepen/standaard-onderwijsindeling--soi--/standaard-onderwijsindeling-2021.) en het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden (gecorrigeerd voor de omvang en de samenstelling van het huishouden). In tabel 1 is te zien dat iets minder dan de helft van de jongeren (49%) in de onderzochte populatie een man is, en 51% een eerste- of tweedegeneratie-migratieachtergrond heeft. De jongeren verschillen in hoogte van opleiding. De verdeling van de demografische kenmerken van de mannelijke en vrouwelijke jongeren is vrijwel gelijk, hoewel de vrouwelijke jongeren relatief hoger opgeleid zijn.

      Tabel 1 Kenmerken van de jongeren in 2018 woonachtig in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht
      Alle jongeren
      (N = 469.991)
      Mannen
      (N = 227.889)
      Vrouwen
      (N = 242.102)
      Verdachte jongeren(N = 7.313)
      %%%%
      Geslacht
      • Man

      49 79
      • Vrouw

      51 21
      Herkomst
      • Nederland

      49 48 50 23
      • Marokko

      10 11 10 25
      • Turkije

      8 8 7 8
      • Suriname

      8 8 7 14
      • Ned. Ant. & Aruba

      3 3 3 7
      • Overige niet-westers

      12 12 11 16
      • Overige westers

      11 10 11 7
      Opleiding
      • Laag

      23 25 20 37
      • Middelbaar

      32 34 30 53
      • Hoog

      46 41 50 10

      Als derde stap is door het CBS van de onderzoekspopulatie vastgesteld wie hun familieleden waren. Hiervoor heeft het CBS recent een methode ontwikkeld om op basis van overheidsregistraties familienetwerken te construeren voor de gehele bevolking van Nederland op 1 januari 2018.26x Van der Laan e.a.2022. Deze familieleden kunnen in geheel Nederland woonachtig zijn. Met behulp van die methode kunnen op basis van ouder-kindkoppelingen27x Voor getrouwde en samenwonende partners kunnen via het SSB ook de schoonfamilies in kaart worden gebracht, maar in dit artikel focussen we ons op de ‘eigen’ familierelaties. de volgende ‘eigen’ familierelaties afgeleid worden: ouders, kinderen, broers, zussen, ooms, tantes, neven, nichten, grootouders, kleinkinderen en co-ouders (personen die een gezamenlijk kind hebben, ongeacht of zij wel of niet samenwonen of gehuwd zijn).28x De familieleden zijn uiteraard niet allemaal unieke personen. Broers en zussen hebben bijvoorbeeld vaak dezelfde ouders, ooms en tantes. De persoonsnetwerken worden uitsluitend gebruikt voor onderzoek naar groepen personen. De resultaten zijn dan ook nooit te herleiden naar individuen en kunnen nooit voor opsporingsdoeleinden gebruikt worden. Voor meer gedetailleerde informatie over de persoonsnetwerken en de vijf verschillende netwerken zie Van der Laan e.a. 2022 en H. Posthumus e.a., Criminaliteit in netwerken van jongeren uit Den Haag Zuidwest, 2020, www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/29/criminaliteit-in-netwerken-van-jongeren-uit-den-haag-zuidwest. Ten tijde van de analyses was dit familienetwerkenbestand alleen beschikbaar voor de situatie op 1 oktober 2018.
      Tabel 2 laat zien dat op het meetmoment van 1 januari 2018 voor respectievelijk 81,2% en 91,8% van de jongeren een vader of moeder bekend is in de bestanden van het SSB. Voor sommige jongeren zijn zelfs twee vaders of moeders gevonden omdat naast biologische ouders ook ‘juridische’, dat wil zeggen pleeg- en/of adoptieouders als ouders worden meegerekend. 59,5% van de jongeren heeft een broer en 57,9% een zus. Maximaal 11 broers en zussen zijn vastgesteld. Bij iets meer dan twee derde van de jongeren is een oom of tante in de Nederlandse populatie vastgesteld. Het hoogste aantal ooms was 46 en het hoogste aantal tantes 26. Ruim 70% van de jongeren had één of meer neven of nichten. Gemiddeld waren dat er zo’n 5, maar sommige jongeren hadden er meer dan 100.
      Van alle 469.991 jongeren in de onderzoeksgroep kon voor 22.517 jongeren (4,8%) geen enkel familielid gevonden worden, en dus voor 447.474 jongeren minimaal één familielid. De voornaamste reden dat er geen familieleden gevonden kunnen worden is dat deze familie in het buitenland woont en dus niet voorkomt in de registraties van het CBS.

      Tabel 2 Informatie over hoeveel van de 469.991 jongeren hoeveel (verdachte) familieleden hebben
      Informatie over alle familieledenInformatie over verdachte familieleden
      Deel van jongeren met zo’n familielid Deel van jongeren met zo’n familie­lid dat verdacht is
      Aantal familieleden Aantal verdachte familieleden
      Familielid%Gem.Min.Max.N%Gem.Min.Max.N
      Vader 81,2 1,000 0 2 381.670 4,1 0,041 0 1 15.586
      Moeder 91,8 1,001 0 2 432.204 1,9 0,020 0 1 8.405
      Broer 59,5 1,496 0 11 418.462 12,4 0,146 0 6 40.951
      Zus 57,9 1,507 0 11 410.260 4,2 0,045 0 5 12.208
      Grootvader 40,3 1,220 0 3 230.784 1,5 0,015 0 2 2.764
      Groot­moeder 58,5 1,336 0 3 367.458 0,9 0,009 0 2 2.363
      Oom 68,1 2,550 0 46 816.583 12,3 0,155 0 9 49.486
      Tante 66,9 2,483 0 26 781.277 4,1 0,046 0 5 14.332
      Neef 71,2 4,944 0 110 1.653.886 21 0,359 0 23 119.994
      Nicht 70,7 4,794 0 99 1.592.960 8,1 0,100 0 8 33.255

      Opgemerkt moet worden dat de geconstrueerde familienetwerken uiteraard niet een-op-een te vergelijken zijn met de ‘echte’ sociale familienetwerken van de jongeren. Zo is het onbekend of en hoe intensief de familieleden daadwerkelijk contact met elkaar hebben. Zeker met neven en nichten is het uiteraard de vraag hoe vaak iemand die ziet. Verder is onbekend of mensen familieleden hebben die buiten Nederland wonen. Ook zijn familieleden die in hetzelfde huishouden als de jongeren wonen – bijvoorbeeld partners en kinderen – en leden van de schoonfamilies niet meegenomen in het familienetwerk. Daarentegen is het grote voordeel van de geconstrueerde familienetwerken de enorme reikwijdte ervan: alle potentiële familienetwerkrelaties worden integraal in beeld gebracht.
      Als vierde stap is voor de jongeren via het SSB bepaald of ze in 2018 als verdachte van een vermogens-29x Onder vermogensdelicten vallen diefstal, bedrog, valsheidsmisdrijven, heling en afpersing. en/of geweldsdelict30x Onder geweldsdelicten vallen mishandeling, bedreiging en stalking, seksuele misdrijven, levensmisdrijven en vrijheidsbeneming/gijzeling. geregistreerd31x Geregistreerde verdachten zijn personen die door de politie worden geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Niet alle verdachten zullen daadwerkelijk schuldig bevonden worden aan een misdrijf. waren in de registratiebestanden van de Nationale Politie, de tien regionale eenheden en de Landelijke Politie Eenheid. Voor de familieleden is gekeken of ze in de jaren 2014-2018 verdacht waren van een vermogens- en/of geweldsdelict. Er is gekozen te focussen op registraties van vermogens- of geweldsdelicten omdat met name deze vormen van criminaliteit een grote impact hebben op een slachtoffer, zijn of haar omgeving en de samenleving.32x 47 Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, High Impact Crimes, geraadpleegd van Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid, ccv.nl/onderwerpen/high-impact-crimes/. In tabel 1 is de verdeling weergegeven van de kenmerken van jongeren die in 2018 als verdachte van een vermogens- of geweldsdelict bij de politie geregistreerd zijn (N = 7.313). Deze verdeling verschilt substantieel van de gehele populatie: verdachten zijn duidelijk vaker man, lager opgeleid en hebben vaker een migratieachtergrond.
      In tabel 2 is te zien dat slechts een beperkt aantal jongeren een verdacht familielid heeft. Zo heeft van de jongeren met een bij het SSB bekende vader 4,1% een vader die bij de politie geregistreerd staat als verdachte van een vermogens- of geweldsmisdrijf; in totaal gaat het om 15.586 verdachte vaders. Van de jongeren met een bij het SSB bekende moeder heeft 1,9% een moeder die verdachte is; dit zijn in totaal 8.405 verdachte moeders. Daarentegen heeft 21% van de jongeren met een bij het SSB bekende neef één of meerdere neven die verdacht zijn van een vermogens- of geweldsmisdrijf; in totaal zijn dit 119.994 verdachte neven.

    • 4. Samenhang criminaliteit familieleden en criminaliteit jongeren

      4.1 Bi-variate analyses

      Om de samenhang tussen de criminaliteit van de verschillende typen familieleden en de kans dat de jongere zelf als verdachte geregistreerd is verder te onderzoeken, bekijken we het percentage van de jongeren met en zonder verdacht familielid – en doen dit ook apart voor mannelijke en vrouwelijke jongeren (zie tabel 3). Duidelijk is dat proportioneel meer jongeren met verdachte familieleden zelf ook verdacht zijn. Zo is 4,3% van de jongeren met een verdachte vader zelf verdacht, terwijl 1,2% van de jongeren zonder verdachte vader zelf verdacht is. Opvallende verschillen tussen verdachte en niet-verdachte familieleden zijn gevonden bij moeders (7,0% van de jongeren met een verdachte moeder is zelf verdacht, ten opzichte van 1,4% van de jongeren met een niet-verdachte moeder), broers (5,9% van de jongeren met een verdachte broer is zelf verdacht, ten opzichte van 1,7% van de jongeren met een niet-verdachte broer) en zussen (6,7% van de jongeren met een verdachte zus is zelf verdacht, ten opzichte van 1,9% van de jongeren met een niet-verdachte zus).
      Als maat voor de samenhang tussen het wel of niet als verdachte geregistreerd staan van jongeren en het wel of niet als verdachte geregistreerd staan van hun familieleden kan de odds-ratio gebruikt worden. Dit is de kansverhouding om een politieregistratie te hebben voor jongeren met een crimineel familielid gedeeld door de kansverhouding voor jongeren zonder als verdachte geregistreerd familielid. Als voorbeeld: de odds-ratio voor de samenhang in criminaliteit van jongeren en hun vaders is: (4,3/(100 - 4,3)) / (1,2/(100 - 1,2)) = 3,78.33x N.B. De kansen (4,3% en 1,2%) zijn afgerond op één decimaal, maar bij het berekenen van de odds-ratio in tabel 3 zijn de niet-afgeronde kansen gebruikt. Ruwweg betekent dit dat de kans voor jongeren met een verdachte vader om zelf verdachte van criminaliteit te zijn bijna vier keer zo hoog is als voor jongeren met een niet-verdachte vader. Als een odds-ratio de waarde 1 heeft, betekent dit dat er geen samenhang is tussen criminaliteit van familieleden en criminaliteit van de jongeren. Hoe hoger de odds-ratio, hoe sterker de samenhang. De in tabel 3 weergegeven odds-ratio’s laten zien dat de samenhang tussen criminaliteit van de jongeren en die van de ouders het sterkste is, gevolgd door respectievelijk broers en zussen, grootouders, ooms en tantes en ten slotte neven en nichten. Al deze verbanden zijn statistisch significant (p-waarde < 0,001).

      Tabel 3 Percentage jongeren met familieleden (N = 447.474) dat verdachte is van criminaliteit – naar wel/geen verdacht familielid
      Alle jongerenMannenVrouwen
      Jongeren met verdacht familielidJongeren zonder verdacht familielid Jongeren met verdacht familielidJongeren zonder verdacht familielid Jongeren met verdacht familielidJongeren zonder verdacht familielid
      % jongeren verdacht% jongeren verdachtORN% jongeren verdacht% jongeren verdachtORN% jongeren verdacht% jongeren verdachtORN
      Vader 4,3 1,2 3,78 381.670 6,5 2,0 3,51 185.690 2,0 0,4 4,71 195.980
      Moeder 7,0 1,4 5,14 432.204 10,0 2,4 4,60 210.278 4,0 0,6 7,39 221.926
      Broer 5,9 1,7 3,57 418.462 9,8 2,8 3,76 204.521 2,0 0,7 3,00 213.941
      Zus 6,7 1,9 3,63 410.260 10,0 3,3 3,22 198.414 3,4 0,6 5,44 211.846
      Grootvader 3,3 1,2 2,81 230.784 4,4 1,9 2,37 112.459 2,2 0,5 4,50 118.325
      Grootmoeder 3,6 1,2 3,00 367.458 5,4 2,0 2,85 177.358 1,7 0,5 3,25 190.100
      Oom 3,5 1,4 2,57 816.583 5,7 2,4 2,52 392.869 1,3 0,5 2,47 423.714
      Tante 3,8 1,4 2,77 781.277 6,0 2,3 2,71 375.350 1,5 0,5 2,78 405.927
      Neef 3,3 1,5 2,27 1.653.886 5,5 2,5 2,26 797.997 1,1 0,5 2,07 855.889
      Nicht 3,3 1,6 2,14 1.592.960 5,4 2,7 2,08 767.583 1,3 0,6 2,29 825.377

      In tabel 3 en in figuur 1 (met de ingekleurde markers) worden de betreffende bi-­variate odds-ratio’s ook voor mannen en vrouwen apart weergegeven (allemaal significant met een p-waarde < 0,001). Allereerst is duidelijk dat ook voor mannen en vrouwen apart alle odds-ratio’s een waarde groter dan 1 hebben. Dit betekent dat voor alle familieleden geldt dat als zij verdacht zijn door de politie, zij de kans vergroten dat de mannelijke en vrouwelijke jongeren zelf ook door de politie als verdachte geregistreerd worden. Duidelijk is ook dat, zowel bij mannelijke als bij vrouwelijke jongeren, bij de ouders de sterkste samenhang te zien is, gevolgd door respectievelijk broers en zussen, grootouders, ooms en tantes en ten slotte neven en nichten. Dit patroon verschilt nauwelijks voor mannelijke en vrouwelijke jongeren. Wel blijkt de samenhang bij vrouwelijke jongeren iets sterker dan bij mannelijke jongeren.
      De resultaten laten geen patroon zien van sekse-specifieke samenhangen: dan zou consequent voor mannelijke jongeren de criminaliteit van de mannelijke ‘versie’ van de familierelatie sterker moeten samenhangen (bijvoorbeeld bij vaders sterker dan bij moeders, en bij ooms sterker dan bij tantes), en zou dit bij vrouwelijke jongeren andersom moeten zijn. Een dergelijk consequent sekse-specifiek patroon zien we niet in tabel 3 (en ook de resultaten van aanvullende aparte logistische regressieanalyses waarbij wordt gecorrigeerd voor één of meer achtergrondkenmerken van de jongeren (leeftijd, migratieachtergrond, huishoudinkomen en opleidingsniveau) – die hier niet worden weergegeven – wijzen daar niet op).

      Samenhang tussen criminaliteit van jongeren en criminaliteit van hun familieleden (in odds-ratio’s)
      /xml/public/xml/alfresco/Periodieken/PROCES/PROCES_2023_2* Ingekleurde markers: odds-ratio’s - Bi-variate (zie tabel 3);
      * Niet-ingekleurde markers: odds-ratio’s o.b.v. logistische regressie analyses, waarbij gecontroleerd wordt voor (a) leeftijd, migratieachtergrond, huishoudinkomen en opleidingsniveau van de jongeren, en (b) wel/niet verdacht zijn van alle andere familieleden; N = 7.085.544.

      4.2 Regressieanalyses

      Tot slot onderzoeken we in hoeverre de hiervoor gevonden samenhangen tussen criminaliteit van jongeren en hun familieleden mogelijk worden veroorzaakt door twee mechanismen. Allereerst kan verwacht worden dat de sociaaleconomische kenmerken van jongeren overeenkomen met die van hun familieleden, waardoor ook samenhangen met de kans om criminaliteit te plegen ontstaan. Daarnaast kan verwacht worden dat de familieleden van de jongeren onderling ook samenhang vertonen in hun criminaliteit. Als bijvoorbeeld de vader van een mannelijke jongere crimineel gedrag pleegt, kan verwacht worden dat niet alleen de kans op criminaliteit van de jongere zelf groter is (ten opzichte van een jongere van wie de vader geen criminaliteit pleegt), maar ook dat de kans op criminaliteit van zijn eventuele broers en zussen groter is. Ook dit mechanisme zou ertoe kunnen leiden dat er een samenhang is tussen de criminaliteit van deze jongere en zijn broers of zussen.
      Om een indruk te krijgen in hoeverre deze mechanismen relevant zijn, hebben we een analyse gedaan waarbij we rekening houden met deze beide mechanismen.34x In deze logistische regressieanalyses zijn alle familierelaties (N = 7.085.544) van alle jongeren in de onderzoeksgroep de eenheden. De afhankelijke variabele is of een jongere wel of niet geregistreerd staat als verdachte. De onafhankelijke variabelen zijn (a) de leeftijd, het huishoudinkomen, de migratieachtergrond en het opleidingsniveau van de jongere, en (b) tien dummy-variabelen die aangeven als een type familielid wel/niet als verdachte geregistreerd stond (die de waarde 1 krijgt als de relatie het betreffende type familielid betreft EN dat familielid als verdachte geregistreerd staat; in alle andere gevallen krijgt deze dummy-variabele de waarde 0). De resultaten van deze analyses geven de odds-ratio’s als maat voor de samenhang tussen criminaliteit van de jongeren en hun familieleden, maar nu gecorrigeerd voor de effecten van (a) leeftijd, huishoudinkomen, migratieachtergrond en opleidingsniveau van de jongeren, en (b) de criminaliteit van andere typen familieleden. Deze samenhangen zijn allemaal statistisch significant (p-waarde < 0,001). Deze gecorrigeerde odds-ratio’s zijn in figuur 1 weergegeven als de niet-ingekleurde markers.
      Duidelijk is dat het hebben van criminele familieleden de kans op criminaliteit van jongeren vergroot, ook als gecontroleerd wordt voor persoonskenmerken en de criminaliteit van familieleden onderling. Ook de rangorde van de samenhangen blijft dezelfde na controleren: de sterkste samenhang is met de ouders, gevolgd door respectievelijk broers en zussen, grootouders, ooms en tantes en ten slotte neven en nichten. Wel worden na controleren – zowel bij de jongens als bij de meisjes – alle samenhangen (in odds-ratio’s gemeten) tussen het hebben van een verdacht familielid en zelf verdacht zijn veel minder sterk.35x Het controleren voor leeftijd, huishoudinkomen, migratieachtergrond en opleidingsniveau leidde tot de grootste veranderingen. Het controleren voor het wel/niet verdacht zijn van andere familieleden heeft een veel minder effect. In toekomstig onderzoek moet dit verder worden onderzocht. Ook deze resultaten laten geen patroon van sekse-specifieke samenhangen zien.

    • 5. Conclusies en discussie

      In dit artikel is gekeken naar de samenhang tussen het hebben van verschillende verdachte familieleden en de kans om zelf verdacht te zijn van een vermogens- of geweldsdelict bij jongeren in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Hierbij is onderzocht of er een samenhang is tussen het hebben van verschillende soorten verdachte familieleden en zelf verdacht zijn. Verder is gekeken naar de relatieve invloed van de verdachte familieleden, en of er een verschil is tussen jongens en meisjes in de samenhang tussen het hebben van verdachte familieleden en zelf verdacht zijn. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van unieke en rijke gegevens uit het Sociaal-Statistisch Bestand van het CBS. Op basis van de differentiële associatietheorie van Sutherland en de social learning theory van Akers en eerder onderzoek was de verwachting dat jongeren met één of meer verdachte familieleden zelf vaker verdacht zijn van een vermogens- of geweldsmisdrijf dan jongeren met niet-verdachte familieleden. Daarnaast was de verwachting dat de invloed van het hebben van verdachte ouders, broers en zussen het sterkst is.
      De resultaten bevestigen de verwachtingen. Het hebben van een verdachte vader, moeder, broer, zus, grootvader, grootmoeder, oom, tante, neef of nicht vergroot significant de kans om zelf verdacht te zijn van een vermogens- of geweldsdelict. De samenhang tussen het hebben van een verdachte moeder en zelf verdacht zijn, tussen het hebben van een verdachte zus en zelf verdacht zijn, tussen het hebben van een verdachte broer en zelf verdacht zijn en tussen het hebben van een verdachte vader en zelf verdacht zijn, is het sterkst. De samenhang tussen het hebben van verdachte familieleden en zelf verdacht zijn blijkt niet sekse-specifiek te zijn. De samenhang tussen het hebben van verdachte vrouwelijke familieleden en zelf verdacht zijn, is bij meisjes niet consistent sterker dan de samenhang met verdachte mannelijke familieleden.
      De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij de besproken theorieën. De differentiële associatietheorie van Sutherland (1947) stelt dat crimineel gedrag aangeleerd wordt door middel van interactie met mensen die dit gedrag vertonen. Hoe langer, frequenter en intensiever het contact, hoe sneller het gedrag wordt aangeleerd. Ook de sociale leertheorie van Akers (1977) stelt dat crimineel gedrag aangeleerd wordt. Hierbij spelen rolmodellen een grote rol. Naaste familieleden zoals ouders en broers en zussen zijn belangrijke rolmodellen voor jongeren. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er een samenhang is tussen crimineel gedrag van jongeren en het hebben van criminele ouders, broers en zussen. Uit het huidige onderzoek blijkt daarnaast dat er ook een samenhang is tussen crimineel gedrag van jongeren en criminaliteit van andere familieleden, zoals ooms, tantes, neven en nichten. Voor de preventie van crimineel gedrag van jongeren is het daarom van belang om rekening te houden met de invloed die criminele familieleden kunnen hebben op jongeren.
      Nog niet eerder was in Nederland onderzoek gedaan naar de invloed van zoveel verschillende familierelaties op crimineel gedrag van jongeren. Ook is dit soort onderzoek nooit gedaan bij zo’n grote onderzoeksgroep: alle jongeren in de vier grote steden. Toch is er in toekomstig onderzoek nog meer vooruitgang te boeken. Allereerst is het van belang te kijken naar jongeren in minder stedelijke gebieden. Daarnaast is het aan te raden om in toekomstig onderzoek onderscheid te maken tussen meerdere soorten delicten waar de jongeren en hun familieleden van verdacht of voor veroordeeld zijn. Verder zou in toekomstig onderzoek ook naar de duur, frequentie en intensiteit van het contact tussen de jongeren en hun familieleden moeten worden gekeken. In het huidige onderzoek is daarnaast gekeken naar politieregistraties van verdachten. Een limitatie van het kijken naar politieregistraties is dat niet alle criminaliteit geregistreerd wordt. Personen die vermogens- of geweldsdelicten hebben gepleegd en nooit verdacht zijn geweest door de politie, worden nu niet als verdachten meegenomen in de analyses. In toekomstig onderzoek zou gekeken kunnen worden naar zelfgerapporteerde criminaliteit.
      Kortom: er is zeker nog veel vervolgonderzoek nodig en mogelijk naar de relatie tussen criminaliteit van jongeren en dat van hun netwerkleden. Desalniettemin laat dit artikel de potentie van de CBS-registratiegegevens over familierelaties en criminaliteit voor criminologisch onderzoek zien.

    Noten

    • * De auteurs danken Brenda Bos van het CBS voor het maken van het familieledenbestand.
    • 1 K.S. Nijhof e.a., ‘Crimineel gedrag van ouders en kinderen’, Pedagogiek 2007, 27, p. 29-44; F. Besjes & R. van Gaalen, ‘Jong geleerd, fout gedaan’, Bevolkingstrends 2331; R. van Gaalen & G. Bestjes, ‘Studying the intergenerational transmission of crime with population data: The System of Social statistics Datasets (SSD) of Statistics Netherlands’, in: Intergenerational Continuity of Criminal and Antisocial Behavior, Londen: Roudledge 2018, p. 44-57; S. van de Weijer, ‘Intergenerational continuity of crime: A comparison between children of discordant siblings’, Criminal Behaviour and Mental Health, 5, p. 308-319.

    • 2 N.B. Het CBS neemt een groot aantal maatregelen om de dataprivacy te garanderen, te beginnen met de pseudonimisering (in de data is geen informatie aanwezig waaraan je personen direct kunt herkennen). In de analyses is uitsluitend onderzoek gedaan naar groepen en nooit naar individuele personen.

    • 3 J. van der Laan e.a., ‘A Whole Population Network and Its Application for the Social Sciences’, European Sociological Review 2022, doi.org/10.1093/esr/jcac026.

    • 4 Zie voor een studie waarin deze data ook worden geanalyseerd, maar waarin geen onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende typen familieleden: B. Bos e.a., ‘Persoonsnetwerken en criminaliteit van Nederlandse jongeren. Een toepassing van nieuwe netwerkdata van het CBS’, Tijdschrift voor Criminologie 2022, 2, p. 170-195.

    • 5 De samenhang in criminaliteit met partners en schoonfamilies wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

    • 6 L. Ellis, ‘A theory explaining biological correlates of criminality’, European Journal of Criminology 2005, 3, p. 287-315. K. Bresin, ‘Impulsivity and aggression: A meta-analysis using the UPPS model of impulsivity’, Aggression and violent behavior 2019, 48, p. 124-140. A. Gibbons, ‘Tracking the evolutionary history of a “warrior” gene’, Science 2004, 5672, p. 818.

    • 7 Z. Torry & S. Billick, ‘Implications of antisocial parents’, Psychiatric Quarterly 2011, 4, p. 275-285.

    • 8 A. Bandura, Social learning theory, Englewood Cliffs: Prentice Hall 1977.

    • 9 E.H. Sutherland, The professional thief: By a professional thief, Chicago: University of Chicago Press 1937.

    • 10 R.L. Akers, Deviant behavior: A social learning approach, Belmont: Wadsworth 1977.

    • 11 R. Burgess & R. Akers. ‘A Differential Association-Reinforcement Theory of Criminal Behavior’, Social Problems 1966, 14, p. 128-147.

    • 12 J. Kullberg, R. Mouktadjbillah & J. Vries, Opgroeien in een kwetsbare wijk, Sociaal en Cultureel Planbureau 2021. A. van der Laan, M. Beerthuizen & N. Boot, Monitor jeugdcriminaliteit, WODC 2020. K. Bird, ‘The intergenerational transmission of poverty: an overview’, Chronic poverty 2013, p. 60-84.

    • 13 J. Beijers e.a., ‘All in the family? The relationship between sibling offending and offending risk’, Journal of Developmental and Life-Course Criminology 2017, 3, p. 1-14. C.C. Bijleveld & M. Wijkman, ‘Intergenerational continuity in convictions: A five-generation study’, Criminal behaviour and mental health 2009, 2, p. 142-155. M. van de Rakt, P. Nieuwbeerta & N.D. de Graaf, ‘Zo vader, zo zoon? De intergenerationele overdracht van crimineel gedrag’, Tijdschrift voor Criminologie 2006, 48, p. 345-360. M. Junger e.a., ‘Parental Criminality, Family Violence and Intergenerational Transmission of Crime Within a Birth Cohort’, European Journal on Criminal Policy and Research 2013, 19, p. 117-133.

    • 14 Nijhof e.a.2007, p. 27, 29-44. Van Gaalen & Besjes 2018, p. 44-57.

    • 15 Junger e.a 2013, p. 117-133.

    • 16 Beijers e.a.2017, p. 1-14. Bijleveld & Wijkman 2009, p. 142-155.

    • 17 S. van de Weijer, C.C. Bijleveld & A.A.J. Blokland, ‘The intergenerational transmission of violent offending’, Journal of family violence 2014, 2, p. 109-118.

    • 18 Beijers e.a.2017, p. 1-14. M. van de Rakt, P. Nieuwbeerta & R, Apel, ‘Association of criminal convictions between family members: effects of siblings, fathers and mothers’, Criminal Behaviour and Mental Health 2009, 2, p. 94-108.

    • 19 D. Farrington e.a., ‘The concentration of offenders in families, and family criminality in the prediction of boys’ delinquency’, Journal of Adolescence 2001, 5, p. 579-596. K. Beaver, ‘The familial concentration and transmission of crime’, Criminal Justice and Behavior 2013, 2, p. 139-155. E. Connoly e.a., ‘How far does the apple fall from the tree? Maternal delinquency and sex-specific patterns of offspring delinquent behavior’, Journal of criminal justice 2018, 54, p. 50-61.

    • 20 C. Smith & D. Farrington, ‘Continuities in antisocial behavior and parenting across three generations’, Journal of Child Psychology and Psychiatry 2004, 2, p. 230-247. S. Jaffee e.a., ‘Life with (or without) father: The benefits of living with two biological parents depend on the father’s antisocial behavior’, Child Development 2003, 1, p. 109-126.

    • 21 T. Frisell, P. Lichtenstein & N. Långström, ‘Violent crime runs in families: a total population study of 12.5 million individuals’, Psychological Medicine 2011, 1, p. 97-105.

    • 22 B.F.M. Bakker, J. van Rooijen & L. van Toor, ‘The system of social statistical datasets of Statistics Netherlands: An integral approach to the production of register-based social statistics’, Statistical Journal of the IAOS 2014, 30, p. 411-424.

    • 23 De gehele groep bestaat uit 525.171 jongeren, maar jongeren van wie de in tabel 1 weergegeven achtergrondinformatie niet bekend was, zijn niet meegenomen in de uiteindelijke onderzoeksgroep. Het opleidingsniveau was voor 35.480 jongeren niet bekend en het huishoudinkomen was voor 37.385 jongeren niet bekend. Geslacht en migratieachtergrond was voor alle jongeren bekend. Vanwege het grote aantal familierelaties en de beperkte beschikbaarheid van middelen met de benodigde rekencapaciteit is gekozen om alleen naar jongeren in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht te kijken.

    • 24 Het CBS neemt een groot aantal maatregelen om de dataprivacy te garanderen, te beginnen met de pseudonimisering (in de data is geen informatie aanwezig waaraan je personen direct kunt herkennen). In de analyses is uitsluitend onderzoek gedaan naar groepen en nooit naar individuele personen.

    • 25 Centraal Bureau voor de Statistiek, Standaard Onderwijsindeling 2021, 2021, www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/classificaties/onderwijs-en-beroepen/standaard-onderwijsindeling--soi--/standaard-onderwijsindeling-2021.

    • 26 Van der Laan e.a.2022.

    • 27 Voor getrouwde en samenwonende partners kunnen via het SSB ook de schoonfamilies in kaart worden gebracht, maar in dit artikel focussen we ons op de ‘eigen’ familierelaties.

    • 28 De familieleden zijn uiteraard niet allemaal unieke personen. Broers en zussen hebben bijvoorbeeld vaak dezelfde ouders, ooms en tantes. De persoonsnetwerken worden uitsluitend gebruikt voor onderzoek naar groepen personen. De resultaten zijn dan ook nooit te herleiden naar individuen en kunnen nooit voor opsporingsdoeleinden gebruikt worden. Voor meer gedetailleerde informatie over de persoonsnetwerken en de vijf verschillende netwerken zie Van der Laan e.a. 2022 en H. Posthumus e.a., Criminaliteit in netwerken van jongeren uit Den Haag Zuidwest, 2020, www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/29/criminaliteit-in-netwerken-van-jongeren-uit-den-haag-zuidwest.

    • 29 Onder vermogensdelicten vallen diefstal, bedrog, valsheidsmisdrijven, heling en afpersing.

    • 30 Onder geweldsdelicten vallen mishandeling, bedreiging en stalking, seksuele misdrijven, levensmisdrijven en vrijheidsbeneming/gijzeling.

    • 31 Geregistreerde verdachten zijn personen die door de politie worden geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Niet alle verdachten zullen daadwerkelijk schuldig bevonden worden aan een misdrijf.

    • 32 47 Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, High Impact Crimes, geraadpleegd van Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid, ccv.nl/onderwerpen/high-impact-crimes/.

    • 33 N.B. De kansen (4,3% en 1,2%) zijn afgerond op één decimaal, maar bij het berekenen van de odds-ratio in tabel 3 zijn de niet-afgeronde kansen gebruikt.

    • 34 In deze logistische regressieanalyses zijn alle familierelaties (N = 7.085.544) van alle jongeren in de onderzoeksgroep de eenheden. De afhankelijke variabele is of een jongere wel of niet geregistreerd staat als verdachte. De onafhankelijke variabelen zijn (a) de leeftijd, het huishoudinkomen, de migratieachtergrond en het opleidingsniveau van de jongere, en (b) tien dummy-variabelen die aangeven als een type familielid wel/niet als verdachte geregistreerd stond (die de waarde 1 krijgt als de relatie het betreffende type familielid betreft EN dat familielid als verdachte geregistreerd staat; in alle andere gevallen krijgt deze dummy-variabele de waarde 0).

    • 35 Het controleren voor leeftijd, huishoudinkomen, migratieachtergrond en opleidingsniveau leidde tot de grootste veranderingen. Het controleren voor het wel/niet verdacht zijn van andere familieleden heeft een veel minder effect. In toekomstig onderzoek moet dit verder worden onderzocht.

De auteurs danken Brenda Bos van het CBS voor het maken van het familieledenbestand.

Print dit artikel