DOI: 10.5553/PROCES/016500762018097004002

PROCESAccess_open

Peer reviewed

‘Als je echt verkracht bent, doe je morgen aangifte’

Reacties op een non-stereotypische #MeToo–casus

Trefwoorden #MeToo, sexual violence, observer reactions, victim stereotypes
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Drs. Eva Mulder en Mr. drs. Alice Bosma, '‘Als je echt verkracht bent, doe je morgen aangifte’', PROCES 2018, p. 237-251

    #MeToo has played a significant role in the struggle to confront taboos around sexual violence, including the acknowledgment of male rape victims. In this article, the authors have examined reactions at three different moments in time (T1, T2, T3) to Dutch journalist Jelle Brandt Corstius, who shared his #MeToo experience via Twitter. The article shows that the Belief in a Just World, victim stereotypes and rape myths seem particularly useful concepts to examine different positive (supporting, compensating) and negative (blaming, distancing) observer reactions. Reactions are most negative at T2, when JBC’s case least adheres to stereotypes and rape scripts.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1 Inleiding

      Veel slachtoffers spreken zich niet uit over ervaringen van seksueel geweld, mede vanwege de verwachte reacties van ongeloof van anderen.1x M.R. Sable e.a., ‘Barriers to reporting sexual assault for women and men: Perspectives of college students’, Journal of American College Health 2006, 3, p. 157-162. Deze reacties kunnen minstens even schadelijk zijn als de ervaring van het primaire slachtofferschap zelf.2x R. Campbell, ‘The psychological impact of rape victims’ experiences with the legal, medical, and mental health systems’, American Psychologist 2008, 8, p. 702-717. Niet alleen om de omvang van het probleem van seksueel geweld tegen vrouwen te laten zien, maar ook om slachtoffers een hart onder de riem te steken, blies de Amerikaanse actrice Alyssa Milano via een bericht op Twitter op 15 oktober 2017 ‘#MeToo’, tien jaar eerder oorspronkelijk geformuleerd door Tarana Burke, nieuw leven in. Massaal begonnen vrouwen en een aantal mannen hun ervaringen te delen onder vermelding van deze hashtag.
      In dit artikel staat een bekende #MeToo-casus in Nederland centraal, namelijk die van Jelle Brandt Corstius. We analyseren positieve en negatieve reacties op zijn Twitterberichten en leggen deze naast de literatuur over mechanismen die ten grondslag liggen aan secundaire victimisatie. Op basis van de literatuur verwachten we dat reacties binnen één casus negatiever zullen zijn op momenten dat meer slachtofferstereotypen worden geschonden. Om tot de resultaten te komen hebben we reacties geanalyseerd op drie tijdsmomenten. Uit onze data blijkt inderdaad dat twitteraars meer negatieve reacties en minder positieve reacties schrijven op het moment dat Jelle Brandt Corstius het minst aan het stereotypische slachtofferbeeld voldoet. We laten hiermee zien dat stereotypen nog steeds een prominente rol spelen in de reacties op slachtofferverhalen.

    • 2 Reacties op slachtoffers van seksueel geweld

      De belevingswereld van een toehoorder beïnvloedt of een slachtoffer positief of negatief bejegend wordt: of het slachtoffer wordt geloofd en steun krijgt of dat het slachtoffer wordt geconfronteerd met bijvoorbeeld victim blaming.3x Zie uitgebreider A.K. Bosma, E. Mulder & A. Pemberton, ‘The ideal victim through other(s’) eyes’, in: M. Duggan (red.), Revisiting the ‘Ideal Victim’ Concept, Bristol: Policy Press, te verschijnen in 2018. We bespreken in deze paragraaf de ‘Belief in a Just World’-theorie, slachtofferstereotypen en verkrachtingsmythes als elementen die sturen hoe de toehoorder op het slachtoffer reageert.
      Uit onderzoek naar ‘Belief in a Just World’4x M.J. Lerner, The belief in a just world: a fundamental delusion, New York: Plenum Press 1980. Zie ook C.L. Hafer & L. Bègue, ‘Experimental research on just world theory: problems, developments, and future challenges’, Psychological Bulletin 2005, 1, p. 128-167. (hierna BJW) blijkt dat toehoorders een gevoel van dreiging kunnen ervaren wanneer zij worden geconfronteerd met verhalen van extreme onrechtvaardigheid.5x J.H. Ellard, A.J. Harvey & M.J. Callan, ‘The justice motive: History, theory and research’, in: C. Sabbagh & M. Schmitt (red.), Handbook of social justice theory and research, New York: Springer 2016, p. 127-143; M.J. Lerner, ‘The justice motive: where social psychologists found it, how they lost it, and why they may not find it again’, Personality and Social Psychology Review 2003, 4, p. 388-399. Verhalen van slachtofferschap leveren bewijs tegen het geloof dat de wereld globaal gezien rechtvaardig is; dat goed toekomt aan wie goed is en kwaad aan wie slecht is. Deze theorie voorspelt dat mensen onbewust trachten hun geloof in een rechtvaardige wereld te behouden of te herstellen. De toehoorder kan zich daarbij richten op de dader, bijvoorbeeld door middel van bestraffing, maar ook op het slachtoffer. Als men zich richt op het slachtoffer, kan de reactie als gevolg van BJW positief zijn, bijvoorbeeld door het slachtoffer te steunen of te compenseren. Anderzijds kan men de leefregel van de rechtvaardige wereld omdraaien: het slachtoffer heeft tegenspoed ervaren en zal dat ‘dus ook wel verdiend hebben’. Hieruit kunnen negatieve reacties ontstaan, zoals victim blaming of het negatief evalueren van het slachtoffer. Men kan tevens proberen afstand te nemen van het ‘tegenbewijs’ van de rechtvaardige wereld. Ook dit kan een negatieve reactie aan het adres van het slachtoffer tot gevolg hebben, bijvoorbeeld wanneer de schade van het slachtoffer niet (volledig) wordt erkend of het slachtoffer niet (volledig) wordt geloofd. Deze verschillende reacties zullen de basis vormen van onze analyse en worden verwerkt in het codeerschema.
      Sommige verhalen van slachtofferschap blijken makkelijker als waarheid te accepteren dan andere. In het geval van seksueel geweld beïnvloedt een aantal specifieke kenmerken van slachtofferschap de erkenning dat het draait om een ‘echte’ verkrachting (real rape script).6x K.M. Ryan, ‘The relationship between rape myths and sexual scripts: The social construction of rape’, Sex Roles 2011, 11/12, p. 774-782. De erkenning van ‘echte’ verkrachtingen kan ook berusten op kleinere onderdelen van de real rape script; we spreken dan over verkrachtingsmythes, bijvoorbeeld: er is altijd fysiek geweld in het spel. Kenmerken van het echte verkrachtingsscript zijn onder andere dat de dader een onbekende van het slachtoffer is, dat de verkrachting buitenshuis plaatsvindt en dat er aantoonbaar bewijs is van fysiek geweld en verzet. Hoewel onderzoek heeft aangetoond dat verkrachtingen die niet aan deze kenmerken voldoen – non-stereotypische verkrachtingen –, zoals verkrachting door een bekende dader (acquaintance rapes), de grote meerderheid vormen, worden deze verkrachtingen minder vaak gemeld en blijven ze lastiger vervolgbaar.7x J. Temkin & B. Krahé, Sexual assault and the justice gap: A question of attitude, Oxford: Hart 2008. Belangrijk voor de huidige studie is dat genderstereotypen en verkrachtingsmythes een grote rol spelen in de (informele) veroordeling van een non-stereotypische verkrachting en dat slachtoffers mede ten gevolge daarvan vaker te maken krijgen met negatieve reacties van hun sociale omgeving.
      Genderstereotypen en verkrachtingsmythes komen geregeld samen in de negatieve beoordeling van slachtoffers van seksueel geweld.8x J.A. Howard, ‘The “normal” victim: The effects of gender stereotypes on reactions to victims’, Social Psychology Quarterly 1984, 3, p. 270-281. Met betrekking tot verkrachting van mannen hebben sommige toehoorders de overtuiging dat mannen niet kunnen worden verkracht, bijvoorbeeld omdat zij altijd tot seks bereid zouden zijn of niet kunnen worden overmeesterd, althans dat ‘échte’ mannen niet kunnen worden verkracht. Deze mythe uit zich in de redenering dat mannelijke slachtoffers van seksueel geweld homoseksueel zijn en dit proberen te verdoezelen door een seksuele ervaring met een man als gedwongen te beschrijven.9x J.A. Turchik & K.M. Edwards, ‘Myths about male rape: A literature review’, Psychology of Men & Masculinity 2012, 2, p. 211-226. Klaarblijkelijk is het stereotypische beeld van een slachtoffer in strijd met het stereotype van mannelijkheid en levert dit vooral in casussen van seksueel geweld een gevoel van dreiging of ongemak op bij mensen.10x K. Doherty & I. Anderson, ‘Making sense of male rape: Constructions of gender, sexuality and the experience of rape victims’, Journal of Community and Applied Social Psychology 2004, 2, p. 86-103.
      Ook na het slachtofferschap moet een slachtoffer voldoen aan specifieke verwachtingen omtrent zijn of haar gedrag om op volledige erkenning en sympathie te kunnen rekenen. Een slachtoffer dient bijvoorbeeld zo snel mogelijk aangifte te doen en zich coöperatief op te stellen tegenover de politie.11x B. Masser, K. Lee & B.M. McKimmie, ‘Bad woman, bad victim? Disentangling the effects of victim stereotypicality, gender stereotypicality and benevolent sexism on acquaintance rape victim blame’, Sex Roles 2010, 7/8, p. 494-504. Verder verwacht men een houding conform aan het ideaalbeeld van een slachtoffer. Volgens het standaardwerk van Christie over het ideale slachtoffer omvat dit vaak ongenuanceerde ideeën van onschuld, kwetsbaarheid en passiviteit.12x N. Christie, ‘The ideal victim’, in: E.A. Fattah (red.), From Crime Policy to Victim Policy, Basingstoke: Macmillan 1986, p. 17-30. Wanneer een slachtoffer niet aan dit ideaalbeeld voldoet, beoordelen mensen hem of haar over het algemeen als minder geloofwaardig. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat een boos of assertief slachtoffer meer negatieve reacties opwekt dan een verdrietig of passief slachtoffer.13x J.J.M. van Dijk, ‘Free the victim: A critique of the western conception of victimhood’, International Review of Victimology 2009, 1, p. 1-33; A.K. Bosma e.a., ‘Observer Reactions to Emotional Victims of Serious Crimes: Stereotypes and Expectancy Violations’, Psychology, Crime and Law 2018, doi: 10.1080/1068316X.2018.1467910.

    • 3 Casus: de #MeToo van Jelle Brandt Corstius

      In dit artikel onderzoeken we in hoeverre (non-)conformiteit aan het beeld van het ideale slachtoffer en verkrachtingsmythes leidt tot meer negatieve of minder positieve reacties van toehoorders. Het #MeToo-verhaal van Jelle Brandt Corstius (hierna: JBC) dat eind oktober 2017 in Nederland voor opschudding zorgde, staat centraal als casus. Drie berichten van JBC op Twitter op verschillende tijdsmomenten markeren verschillende verhoudingen ten opzichte van het ideale slachtoffer.

      Tijdsmoment 1 (T1): JBC vertelt: ‘#MeToo’

      De hashtag #MeToo heeft reeds vele verhalen losgemaakt. Op 23 oktober 2017 doet journalist JBC zijn verhaal in Trouw.14x J. Brandt Corstius, ‘Ik ook. Maar ik kan het niet vertellen’, Trouw 23 oktober 2017, p. 1. Een integrale versie is ook beschikbaar via het blog van JBC: www.jellebc.nl/ik-ook-maar-ik-kan-het-niet-vertellen/ (laatst geraadpleegd op 15 december 2017). Na eerst het volledige verhaal te hebben geschreven, besluit de krant na overleg met JBC een gecensureerde versie te plaatsen. Reden daarvoor is het gebrek aan bewijs en het willen voorkomen van een beschuldiging van smaad. Op Twitter deelt JBC de link naar het krantenartikel:

      ‘Ik ook. Maar ik kan het niet vertellen.’

      In Trouw maakt JBC de identiteit van de dader niet bekend. Ook de verkrachting zelf beschrijft hij niet in detail. Het blijft bij de mededeling dat JBC aan het begin van zijn televisiecarrière tijdens zijn werk is ‘gedrogeerd, en gedwongen tot orale seks’.15x Brandt Corstius 2017. Vanaf het begin voldoet JBC niet aan het beeld van een stereotypisch slachtoffer van seksueel geweld, namelijk door zijn geslacht en zijn status als bekende Nederlander. Wel bevat het verhaal twee belangrijke kenmerken die het consistent maken met het stereotypische verkrachtingsscript, namelijk de mededeling gedrogeerd te zijn en de (impliciete) verwijzing naar een hiërarchisch verschil in machtsposities. Verder is het verhaal op dit moment open genoeg voor de toehoorder om kenmerken die volgens de eigen belevingswereld passend zijn, in te lezen in het verhaal.

      Tijdsmoment 2 (T2): JBC reageert op aankondiging uitzending Pauw

      Hoewel Trouw het verhaal van JBC uiteindelijk zonder namen heeft gepubliceerd, is de eerste ongecensureerde versie van de tekst beland bij (de advocaat van) de daarin aangewezen dader: Nederlands televisiemaker Gijs van Dam (hierna: GvD). GvD neemt met zijn advocaat (Peter Plasman) plaats in het televisieprogramma Pauw. JBC reageert de middag vóór de uitzending van het programma op Twitter op deze aankondiging met de woorden:

      ‘Ik begrijp dat ik nu iets hoor te zeggen. Maar ik zou niet weten wat.’

      Op dit moment vervalt voor de toehoorder de mogelijkheid het verhaal van JBC in te vullen met stereotypische kenmerken op een aantal punten. Vanwege zijn leeftijd, zijn bekendheid als producent van populaire televisieprogramma’s en zijn relatie tot JBC kan de dader niet langer worden afgeschilderd als een stereotypische (kwaadaardige) dader die het tegenbeeld vormt van een schuldloos slachtoffer.16x Volgens de theorie van moral typecasting (K. Gray & D.M. Wegner, ‘Moral typecasting: Divergent perceptions of moral agents and moral patients’, Journal of Personality and Social Psychology 2009, 3, p. 505-520) delen mensen de partijen bij morele transgressies in in twee groepen: het slachtoffer en de dader. Zie Bosma, Mulder & Pemberton (te verschijnen in 2018). Door het wegvallen van het daderstereotype vervalt ook het slachtofferstereotype en het real rape script.

      Tijdsmoment 3 (T3): JBC geeft verklaring

      Op 31 oktober, de nacht na de uitzending van Pauw, plaatst JBC de tekst ‘Verklaring.’ op Twitter, begeleid door een afbeelding waarin de volgende verklaring wordt gegeven:

      ‘De uitzending van Pauw van gisteren maakte mij kwaad, en verdrietig. Kwaad, om de voor de hand liggende reden dat Gijs van Dam ontkent dat hij mij verkracht heeft. Het was onwerkelijk om een van de meest traumatische gebeurtenissen gereduceerd te zien tot een potje gezelligheid.

      Maar vooral verdrietig. De reden waarom ik dit verhaal vertelde, was om ook andere slachtoffers aan te sporen om eindelijk hun verhaal te vertellen, en hopelijk ook aangifte te doen. Om ze te steunen. De uitzending van gisteren was echter allesbehalve steunend. Niet voor mij, en niet voor al die andere slachtoffers.

      Sinds vorige week is een aangifte in de maak. Daar laat ik het voorlopig bij’.

      Op dit moment reageert JBC zoals een stereotypisch slachtoffer ‘behoort’ te reageren. De actie die hij onderneemt (aangifte doen) en de reactieve emoties (boosheid tot op zekere hoogte, maar een nadruk op verdriet) passen in het ideaalbeeld van het slachtoffer van verkrachting.

      Hypothese

      Afgaande op de voorgaande tweets kunnen we stellen dat JBC tijdens T1, ondanks het feit dat hij een man is, in grote mate voldoet aan een stereotypisch slachtoffer in vergelijking met T2 en T3. Op dit moment kennen we alleen de versie van het verhaal van JBC, waarbij wordt gesproken van drogeren en een machtspositie van de dader. Op T2 voldoet JBC het minst aan het stereotype wanneer hij uitdrukkelijk wordt tegengesproken door de vermeende dader, waarbij de dader een aantal stereotypen onderuithaalt, zodat het script niet meer klopt. Wanneer JBC tijdens T3 meldt dat hij aangifte zal doen, lijkt hij wederom meer op wat we van een stereotypisch slachtoffer verwachten. Wij verwachten daarom dat toehoorders aanzienlijk negatiever reageren en meer gebruikmaken van verkrachtingsmythes en stereotypen op het moment dat JBC het minst aan het ideaalbeeld van een slachtoffer voldoet, namelijk op T2.

    • 4 Methoden

      Voor de kwalitatieve analyse van de reacties op JBC hebben we berichten geselecteerd die zijn gestuurd als directe reactie17x Ten eerste vallen hier alle reacties buiten die wel gepubliceerd zijn op Twitter, maar niet gelinkt zijn aan de originele tweet en via @jellebc, zodat we alleen kijken naar reacties aan JBC. Ten tweede hebben we niet gekeken naar reacties op reacties om te voorkomen dat de resultaten worden vertroebeld door een grote hoeveelheid bijdragen van enkele individuen binnen een discussie. op de originele berichten van JBC op T1, T2 en T3.18x De originele twitterberichten van JBC en alle directe reacties daarop hebben we op 2 november 2017 opgeslagen. Het volledige bestand, inclusief codering, is op te vragen via het correspondentieadres van de auteurs. Per reactie hebben we beoordeeld of deze positief of negatief was tegenover JBC (dan wel neutraal of niet van toepassing). Tabel 1 geeft een volledig overzicht van het codeerschema. Hieruit blijkt welk soort reacties we hebben gecodeerd als steun, geloofwaardigheid, compensatie enzovoort. In de tabel zijn de belangrijkste positieve en negatieve reacties uit het BJW-kader, verkrachtingsmythes en stereotypen, alsmede enkele andere meer algemene onderwerpen (bijvoorbeeld taboe doorbreken of het melden van eigen slachtofferschap) opgenomen. De eerste tien reacties per tijdsmoment hebben we gezamenlijk gecodeerd, om vervolgens het codeerschema waar nodig aan te passen. Daarna hebben we onafhankelijk van elkaar de resterende reacties gecodeerd. Er was daarbij sprake van een hoge inter rater reliability, Cohen’s κ = 0,96. In het schema hebben we ter verduidelijking voorbeelden toegevoegd van gecodeerde segmenten, waarop we in de analyse uitgebreid terugkomen.

      Tabel 1 Codeerschema met voorbeelden
      Onderwerp reactieBeschrijving reactie, operationalisatieVoorbeeld positief t.o.v. JBCVoorbeeld negatief t.o.v. JBC
      Steun formeel Steunbetuiging met formeel/afstandelijk karakter Sterkte, hou je taai, respect. N.v.t.
      Steun informeel Steunbetuiging met ‘intiem’ karakter <3, hug, liefde, xxx. N.v.t.
      Bedanken Dankwoord aan JBC voor zijn #MeToo-verhaal Bedankt. N.v.t.
      Geloofwaardigheid Mate waarin het verhaal van JBC en/of JBC zelf geloofwaardig wordt geacht, dat men (niet) gelooft dat voorval gebeurd is Ik geloof je, #ikgeloofjelle. Wat een vreemde verklaring, Je zou kunnen zeggen dat het een lulverhaal is.
      Ernst/schok Mate waarin ernst van slachtofferschap of schade als hoog/laag gezien wordt Afschuwelijk, ellende, wat een nare toestand. Vermakelijk is het wel, gewoon ff slikken en weer doorgaan.
      Karakter JBC Beschrijving karakter van JBC Held, moedig, dapper. Zeikwijf, loser.
      Reactie JBC Beoordeling van de manier waarop JBC heeft gehandeld (i.e. door zijn verhaal te delen via #MeToo) Bewonderenswaardig dat je hiermee naar voren komt. Ben best beetje wel teleurgesteld dat je niet kan vertellen over wie.
      Afstand/nabijheid (fysiek) Reacties die afstand nemen van het voorval of van JBC of blijk geven fysiek toenadering te zoeken tot JBC Ik stuur je een mail. Blijf uit de media weg. Zoek een rustig plekje. Houd dan je bek. Je had dit verhaal ook beter achterwege kunnen laten.
      Afstand/nabijheid (psychologisch) Gelijkenis tussen JBC en zelf benadrukken, op andere wijze een band met JBC creëren Ik sta vierkant achter je, ik voel met je mee, ik denk aan jou. N.v.t.
      Compensatie Hopen dat er uiteindelijk iets goeds ontstaat uit de situatie voor JBC Hopelijk heb je er wat aan al is het alleen maar opluchting. Ik hoop dat je uit deze ellende toch iets positiefs haalt. Ik hoop dat het recht toch zal zegevieren. N.v.t.
      Wens bestraffing dader Uiting van de wens dat dader een negatieve uitkomst overhoudt Ergens hoop ik dat karma hem alsnog te pakken krijgt, hij valt in z’n eigen zwaard N.v.t.
      Mythe/stereotype Gebruik of bewustzijn van verkrachtingsmythe of stereotype Machtsmisbruik gebeurt overal en bij man en vrouw. Het had iedereen kunnen overkomen. Ja, het overkomt ook mannen. Je had gewoon spijt na een avond te veel drinken – is wel even anders he? Als je verkracht bent ga je naar de politie. Gay wereld.
      Taboe doorbreken Verwijzingen naar het belang of de (on)mogelijkheid om de taboe van seksueel geweld te doorbreken, inclusief de rol van JBC daarin Dit moet veranderen. We verdienen beter. Zet door voor jezelf voor anderen. En daarom is #metoo zo nodig. De idee van #metoo is nu juist om het wél te vertellen. No matter what.
      Eigen slachtofferschap Benoeming van eigen slachtofferschap Mij overkwam ’t ook. Ook mijn dader kwam ermee weg.
      Vervolging/strafrechtelijke inzet Verwijzingen naar (interactie met) het rechtssysteem Doe aangifte. Laat de rechter maar uitmaken wie er gelijk heeft en niet de media. Dit is iets voor een (besloten) rechtbank.
      Kritiek media en anderen Uiting van kritiek op de media of op hoe anderen reageren op JBC Juist dit illustreert waarom zoveel meldingen niet gedaan worden.

    • 5 Resultaten en discussie

      We onderzoeken of het patroon van positieve en negatieve reacties op het #MeToo-verhaal van JBC in verhouding staat tot de (non-)conformiteit aan slachtofferstereotypen en verkrachtingsmythes. Over het algemeen valt op dat veruit de meeste reacties een positieve toon hebben, maar dat op T2 significant meer negatieve reacties geuit worden dan op T1 (zie tabel 2). Ook valt op dat T2 het ‘dieptepunt’ lijkt met minder positieve reacties dan in T1, terwijl T3 ondanks een toegenomen aantal negatieve reacties ten opzichte van T1 wel meer positieve reacties kent dan T2. Dit is in lijn met onze hypothese dat toehoorders aanzienlijk negatiever reageren en meer gebruikmaken van verkrachtingsmythes en stereotypen op het moment dat JBC het minst aan het ideaalbeeld van een slachtoffer voldoet, namelijk op T2.

      Tabel 2 Reactie t.o.v. JBC
      T1T2T3
      Neutraal t.o.v. JBC 4 14 5
      Positief t.o.v. JBC 161* 145^ 161*^
      Negatief t.o.v. JBC 14* 33^ 31*^
      Geen relatie tot JBC 8 7 6
      Totaal reacties 187 199 203

      ^ / * , ^ en * verschillen statistisch gezien significant van elkaar volgens de chi square-test: X²(2) = 8,325, p = 0,016. Op T1 zijn er dus significant meer positieve reacties t.o.v. JBC en significant minder negatieve reacties t.o.v. JBC dan op T2. T3 verschilt niet significant van ofwel T1, ofwel T2, wat erop duidt dat T3 ergens in het midden ligt.

      Negatieve versus positieve reacties

      In lijn met onze hypothese waren er meer positieve reacties op T1 dan T2. Dit komt op verschillende manieren terug in de geanalyseerde Twitterberichten.
      Een aantal categorieën van positieve reacties is meer aanwezig op T1 dan op T2 en T3. Het gaat om het positief beschrijven van JBC, het erkennen van (de omvang van de schade van) het slachtofferschap en het op een ‘intieme’ manier steunen van JBC. Daarnaast ontbreekt een belangrijke categorie van negatieve reacties op T1 ten opzichte van de latere momenten, namelijk de beschuldiging van het kiezen van het verkeerde toneel: de media versus de strafrechtelijke weg.
      In bijna een kwart van de reacties (n = 45) op T1 wordt JBC positief beschreven: ‘Dapper, heel dapper…’, ‘Wat een bijzonder, inspirerend en prachtig mens ben je’, ‘Moedige man!’, ‘HELD!!!!!!!!’. Op T2 (n = 21) daalt dat aantal aanzienlijk. Op T3 (n = 32) trekt het aantal weer wat bij. Opvallend is dat het aantal negatieve beschrijvingen van het karakter, zoals ‘Loser’ (T1, T2), ‘Walgelijk figuur’ (T1), ‘Smeerlap’ (T2) en ‘Vuile huichelaar’ (T3) op geen van de tijdstippen boven n = 3 uitkomt.
      Het slachtofferschap lijkt op T1 als erger te worden gezien dan op latere tijdsmomenten. Voor een deel valt dat te verklaren door het feit dat de eerste kennisname van het verhaal de grootste schok oplevert. Mensen reageren op T1 vaak geschokt met woorden als ‘afschuwelijk’, ‘verschrikkelijk’, ‘heftig’ en ‘wat kl*te’ of ‘grutjes’ (n = 80). Op T2 (n = 12) en T3 (n = 21) worden deze termen aanzienlijk minder gebruikt. Ook verschuift de aandacht van de afschuwelijkheid van het slachtofferschap naar de huidige situatie: ‘Afschuwelijk, zoveel mannen reageren gemeen en beschuldigend’ (T2), ‘Sterkte in deze nare strijd’ (T3) en ‘Mijn afgrijzen groeit met de dag’ (T3). Op T2 worden de minste opmerkingen gemaakt over de ernst van het slachtofferschap, de schade of de situatie. In lijn met de ingeschatte ernst van het slachtofferschap wordt de wens tot bestraffing van de dader aanzienlijk vaker uitgesproken op T1 (n = 9), wanneer de dader nog geen naam heeft gekregen, dan tijdens T2 of T3 (samen n = 1).
      Op alle drie de tijdsmomenten bestaat het merendeel van de positieve reacties uit steunbetuigingen. Wel is een verandering waar te nemen tussen T1 en T2/T3 in het soort steunbetuigingen. Op T1 hebben bijna de helft van de steunende berichten een ‘intiem’ karakter: een hart-emoticon of de tekstuele versie daarvan ‘<3’, een ‘dikke hug’ of een ‘#knuffel’, ‘liefde’. Deze reacties lijken meer (fysieke) toenadering uit te drukken dan de meer ‘formele’ of afstandelijke steunbetuigingen zoals ‘sterkte’, ‘hou je taai’, ‘respect’ of ‘zet ’m op’. Omdat aan seksueel geweld en homoseksualiteit een stigma kleeft dat gepaard kan gaan met walging,19x Over verkrachting en walging: R. Giner-Sorolla & P.S. Russell, ‘Anger, disgust and sexual crimes’, in: M. Horvath & J. Brown, Rape: Challenging Contemporary Thinking, Oxford: Willan 2009, p. 46-73. Over homoseksualiteit en walging: Y. Inbar e.a., ‘Disgust sensitivity predicts intuitive disapproval of gays’, Emotion 2009, 3, p. 435-439. is het notabel dat zo veel mensen informeel reageren. De (figuurlijke) handreikingen naar JBC worden een stuk minder frequent op T2 en T3. Op T3 maken deze formele steunbetuigingen zelfs ruim 80% uit van alle berichten die zijn gecodeerd als ‘steun’ op T3. In die zin lijkt de toon van de steunbetuigingen het positiefst op T1.
      In relatie tot informele steunbetuigingen aan JBC is ook van belang te kijken naar de mate waarin mensen psychisch toenadering zoeken of gelijkenissen benadrukken. In tegenstelling tot het vorenstaande blijken uitingen van persoonlijke betrokkenheid het vaakst voor te komen op T3: ‘Ik leef met je mee’, ‘Ik voel met je mee’, ‘Denk aan jou’, ‘Ook hier woede en verdriet’. Toch moet zowel de betrokkenheid via steunbetuigingen als deze vorm van het zoeken van nabijheid gerelativeerd worden. Het gaat om korte digitale berichten zonder daarbij een tegenreactie te verwachten. Het blijft onduidelijk of mensen die reageren daadwerkelijk nabijheid wensen of in gedachten actief bezig blijven met het verhaal van JBC. Bij pogingen om toenadering te zoeken die meer fysiek van aard zijn, zoals ‘ik ga je een mail sturen’ (T3), bestaat over die intentie wellicht meer zekerheid.
      Wanneer JBC zijn verhaal voor het eerst in abstracte termen naar buiten brengt, is er over het algemeen weinig kritiek op het feit dat hij dit in de media doet en dat er (nog) geen aangifte ligt. Wanneer bekend wordt wie JBC in zijn verhaal heeft bedoeld (T2), verschijnen reacties zoals: ‘Als je echt verkracht bent, doe je morgen aangifte’ en ‘Mensen, je kunt niet random in de media gaan roepen dat iemand dit gedaan heeft, en geen bewijs hebben! Kom op nou! Dit is gewoon idioot!’. Ook wanneer JBC verklaart dat een aangifte zal worden opgesteld (T3), blijft er kritiek op de tijd tussen de gebeurtenis en de aangifte: ‘Eerst iemands reputatie kapot en achteraf pas aangifte doen. Beetje laat allemaal, 15 jaar te laat.’ Toch lijken mensen tevreden dat de aangifte uiteindelijk wel wordt gedaan. Dat blijkt uit reacties zoals: ‘Eindelijk aangifte’, ‘Heel goed dat je aangifte doet nu’ en ‘Altijd aangifte doen, ook al kan het vervolg niet zijn wat je evt verwacht’. De aangifte kan er voor de toehoorder op duiden dat het verhaal tot een einde gebracht wordt, waardoor de onrust met betrekking tot de geschonden rechtvaardige wereld opgeheven kan worden.

      Negatief/positief: ambiguïteit

      Hoewel veel van de reacties duidelijk een positieve of negatieve lading hebben, valt een drietal soorten reacties op door hun ambiguïteit omdat ze niet zonder kanttekeningen onder positieve reacties gevoegd kunnen worden. In de eerste categorie vallen zes reacties waarbij naast een positieve reactie ook een opmerking wordt geplaatst die als negatief kan worden geïnterpreteerd. Terwijl veel mensen zich wellicht zonder twijfel onder kamp JBC of kamp GvD scharen, blijkt uit deze reacties dat losstaande handelingen van JBC ook worden beoordeeld. Zo kunnen twitteraars over het algemeen sympathie voelen voor JBC en tegelijkertijd duidelijk maken dat zij het oneens zijn met zijn aanpak. Deze samenhang komt het duidelijkst naar voren in twee reacties: ‘Jelle, ik heb je werk en docu’s altijd bewonderd. Alleen je kwam dus zelf met je #Metoo statement. Ik snap dat dingen gevoelig liggen’ (T2) en ‘Ok sterkte, toch was eerst aangifte doen beter geweest’ (T3).
      De tweede soort reacties bevat een uitgesproken wens dat JBC op een of andere manier in brede zin zal worden gecompenseerd voor wat hem is overkomen. De wens tot compensatie van JBC komt aanzienlijk vaker voor op T1 (n = 12) en T3 (n = 8) dan op T2 (n = 2). Reacties lopen uiteen van een uitgesproken wens dat de dader zal worden bestraft of dat het recht zal zegevieren tot meer abstracte uitingen dat JBC ‘rust’ (T1) of ‘opluchting’ (T1) zal ervaren na zijn ervaring te hebben gedeeld. Deze reacties zijn gecodeerd als positief, maar vereisen een kritische blik met het oog op de intentie van de toehoorder en de uitwerking op het slachtoffer.
      Vanuit het perspectief van de BJW zou een toehoorder kunnen wensen op een goede afloop van een verhaal, zodat hij zelf met een gerust hart het verhaal als afgesloten kan beschouwen en zich niet langer hoeft te bekommeren om de onrechtvaardigheid van de situatie. Een wens dat JBC gecompenseerd wordt of ‘rust’ vindt, kan dus tegelijkertijd worden beschouwd als een wens om zelf rust te vinden in de wetenschap dat de balans is hersteld. Hoewel dit niet noodzakelijk is, kunnen deze goedbedoelde uitspraken een bepaalde druk op het slachtoffer leggen, namelijk om zo snel mogelijk te herstellen en als overwinnaar het verhaal af te sluiten.20x C. Hafer & L. Gosse, ‘Redicting alternative strategies for preserving a belief in a just world: The case of repressive coping style’, European Journal of Social Psychology 2011, 6, p. 730-739. Als het slachtoffer zelf (nog) geen baat of goede afloop voorziet van zijn eigen slachtofferschap, kunnen deze uitspraken des te pijnlijker zijn.
      Gerelateerd aan het voorgaande bestaat de derde categorie uit reacties waarin een positief geluid de boventoon voert, maar waar tegelijkertijd een ondertoon kan worden bespeurd die een negatieve uitwerking op het slachtoffer kan hebben. In dit geval bestaat de negatieve ondertoon uit advies of een uitgesproken hoop van de twitteraar waaruit blijkt dat hij of zij liever zo snel mogelijk afstand zou scheppen tussen de huidige werkelijkheid en dat wat is voorgevallen.21x Onder deze categorie valt weliswaar ook een aantal ondubbelzinnig negatieve reacties die JBC vertellen dat hij zijn mond had moeten houden. Voorbeelden zijn: ‘Punt gemaakt. Klaar toch! Nooit een “wordt vervolgd” doen’ (T2), ‘Zo veel mogelijk zwijgen hoor, alles lokt slecht gedrag uit’ (T3) en ‘Je had dit verhaal ook beter achterwege kunnen laten. Het lost niets op wordt alleen maar erger voor je’ (T1). Het eerste voorbeeld lijkt te duiden op een behoefte van de toehoorder om het verhaal afgesloten te hebben, terwijl het tweede en derde voorbeeld erkennen dat er (nog) geen sprake is van een ‘oplossing’, maar dat de confrontatie aangaan geen goed idee is. Hoewel deze uitspraken slechts een aantal keer voorkomen, zijn ze twee keer zo vaak te vinden op T2 (n = 6) dan op T1 of T3 (allebei n = 3). Tijdens T2 is het dan ook het meest duidelijk dat het een complexe zaak betreft, waar geen snelle oplossing voorhanden is.
      Vanaf T2 wordt tevens vaker aangeraden om de zaak buiten de media af te handelen. Tijdens T3 stelt een twitteraar bijvoorbeeld: ‘Dit verhaal had je binnenskamers op moeten lossen en niet aan de tafel bij DWDD. Dient geen enkel nut. En dat na 15 jaar’ (T3). Andere uitspraken die het voorval in het verleden trachten te plaatsen, zoals ‘This too shall pass’ (T2) of ‘Gewoon ff slikken en weer doorgaan’ (T3), zijn ogenschijnlijk een vorm van steun, maar kunnen als (onbedoelde) bijwerking hebben dat zij de ernst van de situatie bagatelliseren.

      Verkrachtingsmythes en stereotypen

      Onze hypothese was dat er meer gebruik zou worden gemaakt van verkrachtingsmythes en stereotypen op T2. Ook verwachtten we dat er op het moment dat JBC het minst aan het beeld van een ideaal slachtoffer voldoet, er meer ongeloof zou worden geuit. Op alle tijdsmomenten bevestigt een redelijk aantal van de twitteraars dat zij het verhaal van JBC geloven (T1: n = 12; T2: n = 11; T3: n = 18). Op T1 verwoordt nog bijna geen enkele twitteraar zijn of haar ongeloof (n = 2), maar vanaf T2 (n = 32 in T2 en T3 samen) plaatsen meer mensen vraagtekens bij het verhaal van JBC, zoals ‘Verder vraag ik me af hoe je gedwongen bent tot orale seks’ (T3), of articuleren zij de mogelijkheid dat beide partijen hun eigen waarheid kunnen hebben: ‘2 volwassen mannen dezelfde leeftijd, beiden geen krachtpatsers, beiden dronken… beiden hebben recht op hun eigen waarheid!’ (T3).
      Zoals blijkt uit het vorenstaande voorbeeld is het aannemelijk dat de geloofwaardigheid van JBC vanaf T2 vaker wordt bevraagd, omdat dit het moment is waarop GvD bekend wordt als de man over wie JBC schreef. Hiervoor was zijn identiteit onbekend en dus konden twitteraars daar zelf een invulling aan geven, conform hun eigen verwachtingen en motivaties, bijvoorbeeld: ‘Gaat (nu) niet om wie het deed, maar om dát het gebeurd is. Opdat de slachtoffers van nu wél de moed hebben om daders aan te klagen’ (T1). Tegelijkertijd met de bekendmaking van de identiteit van GvD wordt een aantal assumpties tegengesproken. Naar aanleiding van het artikel van JBC geloofden de meeste mensen tijdens T1 dat de dader in een machtspositie verkeerde ten opzichte van JBC en dat JBC gedrogeerd werd voorafgaand aan het voorval. Hoewel man-manverkrachting ver verwijderd is van het stereotypische verkrachtingsscenario, rijmen deze twee assumpties wel degelijk met een scenario dat voor omstanders met enig gemak te (h)erkennen is als verkrachting. Kort na de tweet van T2 spreekt GvD deze stereotypische assumpties tegen en de gevolgen zijn merkbaar in de reacties die daarop volgen. Doordat herkenbare eigenschappen van de stereotypische verkrachting wegvallen, vallen twitteraars vaker dan tijdens T1 (n = 1) terug op verkrachtingsmythes tijdens T2 (n = 12) en T3 (n = 8), bijvoorbeeld met betrekking tot alcoholconsumptie: ‘Je had gewoon spijt na een avond te veel drinken – is wel even anders he?’ (T2) en de ‘kwaadaardigheid’ van de dader: ‘Als hij echt berucht is, zal er toch wel steunbewijs volgen?’ (T2). Tot slot valt een aantal twitteraars terug op de mythe dat een mannelijk slachtoffer van verkrachting (in het geheim) homoseksueel is. Voorbeelden hiervan zijn ‘Denk dat Jelle niet over machtsmisbruik moet praten maar beter uit de kast kan komen’ (T2), ‘2 volwassen mannen hebben dronken seks. De 1 homo de ander stiekem bi. Nu spijt en zo je spijt willen omdraaien en de ander kapot gemaakt’ (T2), en ‘Gay wereld’ (T2). In deze reacties zien we extreme vormen van victim blaming terug.
      Het is belangrijk om daarbij op te merken dat twitteraars vooral op T3 (n = 11) ook regelmatig verkrachtingsmythes bij de naam noemen en expliciet afwijzen. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Daders denken vaak dat een slachtoffer -nee- zei, maar -ja- bedoelde…’ (T3), ‘We schamen ons terwijl we slachtoffer zijn … pfff uitdagen, flirten, drank etc wil nooit zeggen “zit aan mij”’ (T3) en ‘victim blaming’ (T3).
      Een laatste set stereotypen heeft betrekking op het gedrag dat een slachtoffer zou moeten vertonen in navolging van de verkrachting. In de reacties van twitteraars komt dit regelmatig terug als een stellig geloof dat een slachtoffer (per direct) naar de politie dient te stappen: ‘Als je echt bent verkracht, doe je morgen aangifte’ (T2). De keuze van JBC om in de media naar voren te treden wordt soms geïnterpreteerd als het tenietdoen van zijn geloofwaardigheid: ‘Misschien even je ego dempen en excuus aanbieden. Als je verkracht bent ga je naar de politie. Niet naar #DWDD en ZEKER niet zonder bewijs… egotripper!’ (T2) en ‘Waarom nu? ipv # me too waarom doe je niet gewoon aangifte? jullie waren allebei dronken – aandacht trekkerij’ (T2). We zien hier een interessante contradictie terugkomen: enerzijds moet een geloofwaardig slachtoffer assertiviteit tonen door zo snel mogelijk aangifte te doen, hoewel uit onderzoek is gebleken dat juist de angst om niet geloofd te worden hierbij een grote hindernis kan opwerpen.22x Sable e.a. 2006. Anderzijds wordt ‘te veel’ assertiviteit, bijvoorbeeld in de vorm van boosheid of strijdlust en vooral in de publieke ruimte, slecht ontvangen door de toehoorder. Een illustratief advies van een twitteraar: ‘Het blijft daarmee [met een rechtszaak] vertrouwelijk/privé en vrijwel kosteloos. Je moet wel over de drempel stappen en de vechtmodus een tandje lager doen’ (T3).

      Taboe doorbreken: nut en noodzaak van #MeToo

      Een laatste thema dat naar voren komt in de reacties op JBC is het belang van het doorbreken van een taboe. JBC wordt vaak als voorbeeld of als ‘held’ bestempeld wegens het benoemen van seksueel geweld in het algemeen en voor mannen in het bijzonder. Enerzijds wordt JBC gezien als iemand die andere slachtoffers kan aansporen hun verhaal ook te doen: ‘Opdat de slachtoffers van nu wél de moed hebben om daders aan te klagen’ (T1). Anderzijds wordt gezegd dat het verhaal van JBC zelf als stem dient voor andere slachtoffers die hun verhaal niet naar buiten brengen: ‘Je geeft hiermee een stem aan velen die niet kunnen vertellen, compleet machteloos en vaak verlamd door schaamte’ (T1).
      Op T2, wanneer JBC het minst voldoet aan het slachtofferstereotype, wordt eraan gerefereerd dat juist atypische voorbeelden bepalend zijn voor het succes van #MeToo. ‘Afschuwelijk voor je. Maar als “BN-er” én als man naar voren komen helpt veel slachtoffers. Eindeloos respect’ (T2). Toch is het aantal reacties richting JBC die zijn rol bij het doorbreken van taboes als positief beschrijven het laagst op T2 (T1: n = 20; T2: n = 11; T3: n = 25). Waar JBC in T1 vaak bedankt wordt voor het delen van zijn verhaal (n = 11), verdwijnt dat volledig op T2. Eenzelfde patroon met een ‘dip’ op T2 is te zien in de reacties waarin eigen slachtofferschap onthuld wordt. Het lijkt er daarmee op dat mensen minder vertrouwen hebben in het nut van #MeToo en de mogelijkheden het taboe te doorbreken.
      Tot slot overlapt de manier waarop over taboe doorbreken gesproken wordt in de reacties op JBC met de manier waarop JBC’s eigen reactie op het slachtofferschap wordt beoordeeld. In beide codes zit een patroon waarin media en rechtsstaat tegenover elkaar komen te staan. Op T1 zijn mensen vooral geschokt door het verhaal en bewonderen zij dat JBC dit naar buiten brengt, terwijl mensen op T2 reageren op de plaats waar het verhaal zich ontvouwt: in de media in plaats van in een (besloten) rechtsgang. Wanneer JBC in zijn verklaring stelt toch aangifte te gaan doen, worden de reacties weer positiever. Het lijkt erop dat het doorbreken van het taboe toegejuicht wordt, maar niet in elke setting.

      Beperkingen

      In de huidige studie hebben we slechts één casus bestudeerd. Hoewel we daardoor een zeer gedetailleerde analyse hebben kunnen uitvoeren, betekent dit tevens dat we geen vergelijking kunnen maken met andere casussen, zoals meer stereotypische verkrachtingsverhalen. Verder hebben we ons beperkt tot het analyseren van de directe reacties op de tweets van JBC en niet op de reacties op die reacties, of op reacties op de zaak op andere platforms. Enerzijds levert dit wellicht een vertekend beeld op van de reacties, bijvoorbeeld in het geval dat juist de negatieve reacties voornamelijk worden gegeven door mensen die op andere twitteraars reageren. Anderzijds is deze aanpak de meest conservatieve manier om aan te tonen dat stereotypen en mythes een rol spelen in de (informele) veroordeling van een non-stereotypische verkrachting. De typische ‘reaguurder’ kiest wellicht voor een ander forum dan een direct bericht aan het adres van JBC. Dat JBC, ondanks de vele steunbetuigingen, toch nog een heel aantal direct negatieve reacties ontvangt, is opvallend.

    • 6 Conclusie

      Hoewel reacties overwegend positief zijn, lijkt zich toch een duidelijk patroon aan meer negatieve reacties te ontvouwen over de drie tijdsmomenten. JBC is om te beginnen nooit een ideaal slachtoffer geweest, maar zijn verhaal voldoet op T1 nog wel aan een aantal stereotypische kenmerken die het herkennen van een slachtofferverhaal faciliteren. Op T1 wordt JBC grotendeels toegejuicht om zijn moed en zijn rol in het doorbreken van een belangrijk taboe, namelijk dat van (mannelijke) verkrachting. Omdat mensen geen idee hebben wie de dader is en welke rol hij speelt in onze samenleving, blijft het makkelijk om de onbekende dader in het meest negatieve daglicht te plaatsen en te veroordelen en tegelijkertijd JBC te steunen. Op dit moment is het dus makkelijker te accepteren dat een aantal van de door Christie geformuleerde criteria van het ideale slachtoffer aanwezig is: er werd een beeld van ‘grote en slechte’ dader opgeroepen en van een slachtoffer dat zich, voordat hij gedrogeerd werd, met onschuldige activiteiten bezighield.23x Christie 1986. De informatie die op T2 vrijkomt, spreekt bepaalde stereotypische assumpties echter rechtstreeks tegen en er wordt door toehoorders nu vaker teruggevallen op verkrachtingsmythes om structuur in een complex verhaal aan te brengen. Op het moment dat de lijn tussen verkrachting en seks dunner wordt, vervaagt ook de lijn tussen ideale dader en ideaal slachtoffer. In lijn met de literatuur en onze verwachtingen reageren mensen op dit tijdsmoment over het algemeen met meer negatieve en minder positieve berichten op JBC. Vaker ook wordt er geroepen om een afsluiting van het verhaal, veelal via de oproep om aangifte te doen en het spel verder uit te spelen via het strafrecht of juist binnenskamers, dus niet via de media. Het rapporteren van het misdrijf is dan ook een van de voornaamste handelingen die iemand tot ‘legitiem’ slachtoffer maken.24x Masser, Lee & McKimmie 2010. Wanneer JBC hieraan tegemoetkomt (T3) en meldt dat een aangifte in de maak is, lijkt dit een positieve impact te hebben op de reacties van twitteraars. Voor hen is dit verhaal, in ieder geval voorlopig, afgesloten.
      In tegenstelling tot onze aanbeveling zou men uit onze resultaten kunnen afleiden dat een slachtoffer er goed aan zou doen zich zo veel mogelijk te conformeren aan de rol van het ideale slachtoffer. Dat wil zeggen: zich uiten als de zwakkere partij, zich op de achtergrond houden en handelen naar de normen van de samenleving, bijvoorbeeld door het doen van aangifte. Naar onze mening is die oplossing echter wenselijk noch houdbaar.25x Zie uitgebreider ook Bosma e.a. 2018. Hoewel we slechts één casus hebben besproken en we daarom moeten oppassen onze bevindingen te extrapoleren, menen wij te hebben aangetoond dat stereotypen en verkrachtingsmythes nog steeds een grote rol spelen in de (informele) veroordeling van een non-stereotypische verkrachting, en dat slachtoffers mede ten gevolge daarvan vaker te maken krijgen met negatieve reacties van hun sociale omgeving. Wij denken dat samenleving en wetenschap er goed aan doen zich verder te buigen over de rol die stereotypen kunnen spelen op het gebied van slachtofferbejegening.

    Noten

    • * Drs. Eva Mulder en mr. drs. Alice Bosma zijn promovendi bij het International Victimology Institute Tilburg (INTERVICT), Tilburg University. Dit onderzoek kwam mede tot stand door subsidie van Fonds Slachtofferhulp, nummer 17.01.03.
    • 1 M.R. Sable e.a., ‘Barriers to reporting sexual assault for women and men: Perspectives of college students’, Journal of American College Health 2006, 3, p. 157-162.

    • 2 R. Campbell, ‘The psychological impact of rape victims’ experiences with the legal, medical, and mental health systems’, American Psychologist 2008, 8, p. 702-717.

    • 3 Zie uitgebreider A.K. Bosma, E. Mulder & A. Pemberton, ‘The ideal victim through other(s’) eyes’, in: M. Duggan (red.), Revisiting the ‘Ideal Victim’ Concept, Bristol: Policy Press, te verschijnen in 2018.

    • 4 M.J. Lerner, The belief in a just world: a fundamental delusion, New York: Plenum Press 1980. Zie ook C.L. Hafer & L. Bègue, ‘Experimental research on just world theory: problems, developments, and future challenges’, Psychological Bulletin 2005, 1, p. 128-167.

    • 5 J.H. Ellard, A.J. Harvey & M.J. Callan, ‘The justice motive: History, theory and research’, in: C. Sabbagh & M. Schmitt (red.), Handbook of social justice theory and research, New York: Springer 2016, p. 127-143; M.J. Lerner, ‘The justice motive: where social psychologists found it, how they lost it, and why they may not find it again’, Personality and Social Psychology Review 2003, 4, p. 388-399.

    • 6 K.M. Ryan, ‘The relationship between rape myths and sexual scripts: The social construction of rape’, Sex Roles 2011, 11/12, p. 774-782. De erkenning van ‘echte’ verkrachtingen kan ook berusten op kleinere onderdelen van de real rape script; we spreken dan over verkrachtingsmythes, bijvoorbeeld: er is altijd fysiek geweld in het spel.

    • 7 J. Temkin & B. Krahé, Sexual assault and the justice gap: A question of attitude, Oxford: Hart 2008.

    • 8 J.A. Howard, ‘The “normal” victim: The effects of gender stereotypes on reactions to victims’, Social Psychology Quarterly 1984, 3, p. 270-281.

    • 9 J.A. Turchik & K.M. Edwards, ‘Myths about male rape: A literature review’, Psychology of Men & Masculinity 2012, 2, p. 211-226.

    • 10 K. Doherty & I. Anderson, ‘Making sense of male rape: Constructions of gender, sexuality and the experience of rape victims’, Journal of Community and Applied Social Psychology 2004, 2, p. 86-103.

    • 11 B. Masser, K. Lee & B.M. McKimmie, ‘Bad woman, bad victim? Disentangling the effects of victim stereotypicality, gender stereotypicality and benevolent sexism on acquaintance rape victim blame’, Sex Roles 2010, 7/8, p. 494-504.

    • 12 N. Christie, ‘The ideal victim’, in: E.A. Fattah (red.), From Crime Policy to Victim Policy, Basingstoke: Macmillan 1986, p. 17-30.

    • 13 J.J.M. van Dijk, ‘Free the victim: A critique of the western conception of victimhood’, International Review of Victimology 2009, 1, p. 1-33; A.K. Bosma e.a., ‘Observer Reactions to Emotional Victims of Serious Crimes: Stereotypes and Expectancy Violations’, Psychology, Crime and Law 2018, doi: 10.1080/1068316X.2018.1467910.

    • 14 J. Brandt Corstius, ‘Ik ook. Maar ik kan het niet vertellen’, Trouw 23 oktober 2017, p. 1. Een integrale versie is ook beschikbaar via het blog van JBC: www.jellebc.nl/ik-ook-maar-ik-kan-het-niet-vertellen/ (laatst geraadpleegd op 15 december 2017).

    • 15 Brandt Corstius 2017.

    • 16 Volgens de theorie van moral typecasting (K. Gray & D.M. Wegner, ‘Moral typecasting: Divergent perceptions of moral agents and moral patients’, Journal of Personality and Social Psychology 2009, 3, p. 505-520) delen mensen de partijen bij morele transgressies in in twee groepen: het slachtoffer en de dader. Zie Bosma, Mulder & Pemberton (te verschijnen in 2018).

    • 17 Ten eerste vallen hier alle reacties buiten die wel gepubliceerd zijn op Twitter, maar niet gelinkt zijn aan de originele tweet en via @jellebc, zodat we alleen kijken naar reacties aan JBC. Ten tweede hebben we niet gekeken naar reacties op reacties om te voorkomen dat de resultaten worden vertroebeld door een grote hoeveelheid bijdragen van enkele individuen binnen een discussie.

    • 18 De originele twitterberichten van JBC en alle directe reacties daarop hebben we op 2 november 2017 opgeslagen. Het volledige bestand, inclusief codering, is op te vragen via het correspondentieadres van de auteurs.

    • 19 Over verkrachting en walging: R. Giner-Sorolla & P.S. Russell, ‘Anger, disgust and sexual crimes’, in: M. Horvath & J. Brown, Rape: Challenging Contemporary Thinking, Oxford: Willan 2009, p. 46-73. Over homoseksualiteit en walging: Y. Inbar e.a., ‘Disgust sensitivity predicts intuitive disapproval of gays’, Emotion 2009, 3, p. 435-439.

    • 20 C. Hafer & L. Gosse, ‘Redicting alternative strategies for preserving a belief in a just world: The case of repressive coping style’, European Journal of Social Psychology 2011, 6, p. 730-739.

    • 21 Onder deze categorie valt weliswaar ook een aantal ondubbelzinnig negatieve reacties die JBC vertellen dat hij zijn mond had moeten houden.

    • 22 Sable e.a. 2006.

    • 23 Christie 1986.

    • 24 Masser, Lee & McKimmie 2010.

    • 25 Zie uitgebreider ook Bosma e.a. 2018.

Drs. Eva Mulder en mr. drs. Alice Bosma zijn promovendi bij het International Victimology Institute Tilburg (INTERVICT), Tilburg University. Dit onderzoek kwam mede tot stand door subsidie van Fonds Slachtofferhulp, nummer 17.01.03.

Print dit artikel