Er zijn verschillende uitspraken gepubliceerd waarin doorwerking van aandeelhoudersovereenkomsten is aangenomen onder de specifieke omstandigheden van het geval. In dit artikel wordt door prof. mr. W.J. Oostwouder en mr. M. Wessel bezien in hoeverre aandeelhoudersovereenkomsten vennootschapsrechtelijke werking hebben. De auteurs zullen zich tevens richten op de principiële vraag in hoeverre de doorwerkingsjurisprudentie leidt tot de conclusie dat de aandeelhoudersovereenkomst bij besluitvorming van een vennootschapsorgaan prevaleert boven het bepaalde in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de statuten. De auteurs signaleren verschillende aandachtspunten bij de beantwoording van deze vraag en dat er wel degelijk een goedaardige, maar niet-onbelangrijke ‘duivel’ om de hoek komt kijken, die dikwijls over het hoofd wordt gezien. |
Onderneming en Financiering
Meer op het gebied van Ondernemingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Voorwoord |
Casus |
Vennootschapsrechtelijke werking van aandeelhoudersovereenkomsten: führt jeder Konsequenz zum Teufel? |
Trefwoorden | doorwerking van aandeelhoudersovereenkomsten, art. 2:8 lid 2 BW |
Auteurs | W.J. Oostwouder en M. Wessel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Casus |
De Hoge Raad en externe bestuurdersaansprakelijkheid: duidelijkheid over Villa Mundo?Over HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628, JOR 2014/296 (Hezemans Air Inc. /J.J. van der Meer) en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627, JOR 2014/325 (RCI Financial Services BV/J.E. Kastrop) |
Trefwoorden | aansprakelijkheidsrecht, bestuurder, bestuurdersaansprakelijkheid |
Auteurs | C. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de Villa Mundo-uitspraak van 23 november 2012 besliste de Hoge Raad dat iemand die bestuurder is van een rechtspersoon op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk kan zijn tegenover een buitenstaander wanneer geen sprake is van een ernstig verwijt. Deze uitspraak leek in contrast te staan met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, dat bestuurdersaansprakelijkheid pas intreedt als sprake is van een ernstig verwijt. De Villa Mundo-uitspraak is (dan ook) kritisch ontvangen. De Hoge Raad is in twee uitspraken van 5 september 2014, Tulip Air en Van Rossem Groep en MCD Groep, nogmaals op deze kwestie ingegaan. Uit deze uitspraken blijkt dat de Hoge Raad de weg van een al te gemakkelijk beroep op de Villa Mundo-norm heeft afgesloten. Maar ook na deze uitspraken is nog niet volledig duidelijk wanneer een bestuurder van een rechtspersoon wordt beschermd door de rechtsregel dat hij pas aansprakelijk is als hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt, en wanneer iemand die – bijvoorbeeld als bestuurder – is betrokken bij een rechtspersoon tegenover een buitenstaander aansprakelijk kan zijn, ook zonder dat hem een ernstig verwijt treft. |
Casus |
Continuïteit van ondernemingen en pre-pack – hoe een idee een Europese richtlijn mist |
Trefwoorden | faillissement, doorstart, pre-pack, overgang van onderneming |
Auteurs | R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Zoals bij elk nieuw fenomeen geldt ook voor de pre-pack dat juridische onduidelijkheden bestaan. Een voor de praktijk belangrijke vraag is of er redenen zijn aan te nemen dat een voortzetting van de onderneming door middel van een zogenoemde pre-pack een overgang van onderneming zou kunnen impliceren. De auteur stelt dat, ondanks de bewoordingen van art. 7:666 BW, een categorische uitsluiting van de regels met betrekking tot overgang van onderneming in faillissement wellicht in strijd is met Europese regels. |
Praktijk |
Private enforcement van het mededingingsrecht: de toekomst van schadevergoedingsprocedures voor kartelschade in Nederland |
Trefwoorden | private enforcement, private handhaving van het mededingingsrecht, civiele schadevergoedingsacties wegens kartelschade |
Auteurs | J. Houdijk en T. Schäfers |
SamenvattingAuteursinformatie |
De handhaving c.q. afdwinging van (de normen van) het mededingingsrecht kent een duale uitwerking. Deze kenmerkt zich namelijk door een publiekrechtelijke en een privaatrechtelijke dimensie. De publiekrechtelijke handhaving is in handen van de nationale mededingingsautoriteiten, zoals de Autoriteit Consument & Markt in Nederland, en van de Europese Commissie binnen de Europese Unie. Publiekrechtelijke interventie heeft tot dusver steeds voorop gelopen binnen de Europese Unie en binnen de EU-lidstaten. Privaatrechtelijke handhaving, dan wel private enforcement, is echter aan een opkomst bezig: het betreft hier de toepassing van mededingingsrechtelijke normen in geschillen tussen private partijen, in het bijzonder in procedures die draaien om schadeverhaal ten aanzien van schade die een onderneming heeft geleden door de kartelgedragingen van andere marktpartijen. De opkomst van het fenomeen van private enforcement van het mededingingsrecht is recent kracht bij gezet door nieuwe regelgevingsinitiatieven van de Europese Commissie. In de Nederlandse rechtspraak zijn inmiddels de eerste schadevergoedingszaken vanwege (gestelde) kartelschade aanhangig. Ondanks deze initiatieven staat private enforcement van het mededingingsrecht in Nederland nog in de kinderschoenen: er zijn nog veel onduidelijkheden en nog vele stappen te zetten alvorens het is uitgegroeid tot een volwassen rechtsgebied. Denk hierbij aan de vaststelling c.q. berekening van geleden schade. Ook op het vlak van de organisatie en financiering van claim(procedure)s zijn interessante ontwikkelingen gaande in de vorm van voorstellen tot nieuwe Nederlandse wetgeving op het gebied van de ‘class action’. |