Dit artikel betreft een onderzoek naar de wijze waarop de civiele rechter tot nu toe heeft geoordeeld of sprake is van dwaling of schending van de zorgplicht door banken in rentederivatenjurisprudentie. Uit het onderzoek blijkt dat niet eenduidig wordt geoordeeld en dat een richtinggevende uitspraak door de Hoge Raad gewenst is. |
Maandblad voor Ondernemingsrecht
Meer op het gebied van Ondernemingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Dwaling en schending van de zorgplicht in het kader van rentederivatenjurisprudentie |
Trefwoorden | rentederivaten, renteswap, prejudiciële vragen, jurisprudentieonderzoek |
Auteurs | Mr. M.P.R. Sardjoe |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De aansprakelijkheid van de indirecte bestuurder voor ongeoorloofde uitkeringen (art. 2:216 BW)Een beschouwing over de toepasselijkheid van artikel 2:11 BW in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:216 BW |
Trefwoorden | artikel 2:11 BW, artikel 2:216 BW, bestuurdersaansprakelijkheid, dividenduitkering, bestuurder |
Auteurs | Mr. dr. C.E.J.M. Hanegraaf |
SamenvattingAuteursinformatie |
De aansprakelijkheid voor ongeoorloofde uitkeringen kan ook rusten op indirecte bestuurders (art. 2:216 en 2:11 BW). Volgens de auteur dient men ten aanzien van elke indirecte bestuurder aan te tonen dat hij ten tijde van een uitkering wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat die uitkering nadelige financiële gevolgen heeft voor de vennootschap. |
Artikel |
Voorstel voor een EU-richtlijn met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht |
Trefwoorden | digitalisering, bijkantoren, openbaarmakingsverplichtingen, oprichting BV’s, gediskwalificeerde bestuurders |
Auteurs | Prof. mr. dr. M.A. Verbrugh |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 25 april 2018 heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht, inclusief een regeling voor gediskwalificeerde bestuurders, openbaar gemaakt. In deze bijdrage wordt het voorstel onderzocht, met bijzondere aandacht voor de rol van de notaris. |
Artikel |
De algemene vergadering van aandeelhouders: van een niet-representatieve formaliteit naar een modern beslissingsplatform |
Trefwoorden | corporate governance, aandeelhouders, AVA, besluitvorming, beursvennootschappen |
Auteurs | Mr. A.J.F. Lafarre en Mr. C.F. van der Elst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Er bestaat een duidelijke kloof tussen de ondernemingsrechtelijke theorie en de praktijk als het gaat om de AVA van beursvennootschappen. De auteurs gaan in op deze bestaande problematiek, stellen een grondige modernisering van de AVA voor met moderne technologie en werpen een korte nieuwe blik op het Nederlandse corporate governance-bestel. |
Artikel |
Toegang tot enquête voor kapitaalverschaffers – de evaluatie geëvalueerd |
Trefwoorden | ontvankelijkheid, enquêterecht, aandeelhouder, ondernemingsrecht, beursvennootschap |
Auteurs | Mr. drs. Q.L.C.M. Bongaerts |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bekritiseerde in 2016 de koppeling van geplaatst kapitaal en (beurs)waarde (art. 2:346 lid 1 aanhef en sub c BW). Deze bijdrage bevat enkele ontwikkelingen die aanpassing van de wettekst rechtvaardigen. De auteur behandelt het effectenonderzoek van Tilburg University, de literatuur en de discussie tijdens een expertbijeenkomst op het ministerie van Justitie en Veiligheid. |
Artikel |
De (on)mogelijkheid van het beperken van de enquêtebevoegdheid in de tijd |
Trefwoorden | enquêterecht, dwingend recht, verjaring, verval, rechtsverwerking |
Auteurs | Mr. A.H.B. Bouman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt ingegaan op de (on)mogelijkheid om een enquêtebevoegdheid in de tijd en qua reikwijdte in de tijd te kunnen beperken. Onderzoek wijst uit dat verjaring niet, maar verval van enquêtebevoegdheid mogelijk moet worden geacht. De conclusie is dat slechts een toegekende enquêtebevoegdheid aan beperkingen in de tijd kan worden onderworpen. |