Nederland stond lang bekend als het kartelparadijs van Europa. Die situatie is wezenlijk veranderd, mede door de introductie van de Mededingingswet en de oprichting van de NMa in 1998. Tot eind van de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg de kartellist nog goedkeuring van de minister voor Economische zaken voor kartelovereenkomsten. Nu wil diezelfde minister dezelfde kartellist achter de tralies zetten. Het kan in de politiek, zoals bekend, snel gaan. Het is echter de vraag of burgers en ondernemingen zich met hetzelfde tempo kunnen aanpassen aan een zo radicale wijziging van een norm. |
Markt & Mededinging
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Boeteberichten |
Auteurs | Prof. mr. A.T. Ottow |
Auteursinformatie |
Artikel |
De kartelhel |
Trefwoorden | kartel, criminalisering van kartelovertredingen, eerste- en tweedegraads kartelovertredingen, antikartelcultuur |
Auteurs | Mr. R. Wesseling |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Markt en Overheid: oplossing zoekt probleem |
Trefwoorden | wetsvoorstel Markt en Overheid, Effect toetreding op innovatie en marktstructuur, Effect toetreding op prijs |
Auteurs | Prof. dr. B.E. Baarsma en Dr. L.A.W. Tieben |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsvoorstel Markt en Overheid is een ‘drama in veel bedrijven’, waarin de wereld op een klassieke manier op zijn kop is gezet. Jarenlang hebben de regels centraal gestaan, maar is men vergeten waarvoor de regels een oplossing moeten bieden. Dit artikel betoogt dat het wetsvoorstel is geëvolueerd van een wetsvoorstel gericht op de bescherming van concurrenten naar een wetsvoorstel dat eigenlijk niks meer beschermt. En dat terwijl er wel degelijk een economische ratio achter de wetgeving voor Markt en Overheid steekt. De conclusie is dat het huidige wetsvoorstel hier door de wispelturigheid van de politiek uiteindelijk geen adequate oplossing voor biedt. |
Artikel |
Een nieuwe mededingingsbevoegdheid voor de NZa?Artikel 45 Wmg over ingrijpen in de voorwaarden en de wijze van tot stand komen van overeenkomsten met betrekking tot zorg of tarieven |
Trefwoorden | Wet marktordening gezondheidszorg, AMM-instrument, Contractuele voorwaarden, Europeesrechtelijke dimensie |
Auteurs | Mr. drs. J. Bijkerk en Prof. mr. W. Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel signaleren en bespreken wij een nieuwe ontwikkeling in het sectorspecifieke mededingingstoezicht op de zorg. Artikel 45 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) geeft de in 2006 opgerichte Zorgautoriteit (NZa) de bevoegdheid tot ingrijpen in de wijze van tot stand komen van overeenkomsten met betrekking tot zorg of tarieven en in de voorwaarden in die overeenkomsten met het oog op de inzichtelijkheid van zorgmarkten en/of de bevordering van de concurrentie. Tot voor kort heeft de NZa spaarzaam gebruikgemaakt van deze bevoegdheid. Onlangs heeft zij echter naast een uitgebreide toelichting op de mogelijkheden die dit instrument haar biedt een eveneens uitgebreid gemotiveerde nadere regel aangenomen die de toegang bevordert tot overeenkomsten betreffende elektronische netwerken met betrekking tot zorg. Dit is de aanleiding voor de huidige bespreking waarin naast de reikwijdte van artikel 45 Wmg ook de samenloop met de bevoegdheden van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Europeesrechtelijke dimensie aan de orde zullen komen. |
Jurisprudentie |
Arrest Gerecht ’s-Gravenhage: het Havenbedrijf/de oliesector |
Trefwoorden | excessieve tarieven, civiele handhaving, bewijslast, informatievergaring, excessieve prijzen |
Auteurs | Dr. mr. M.M. Slotboom en Mr. drs. B.J.J. Haan |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage ‘het Havenbedrijf/de oliesector’ illustreert de ingewikkelde economische beoordeling van het mededingingsrecht in civiele zaken en met name in geval van vermeende excessieve prijzen. Het Hof bevestigt dat de bewijslast ook in civiele zaken betreffende misbruik van machtspositie wegens excessieve prijsvoering op de eiser rust. Om aan die bewijslast te kunnen beantwoorden zal de eiser informatie nodig hebben van de vermeende inbreukmaker op artikel 102 VWEU en/of 24 Mw. De mogelijkheid voor een eiser in een civiele procedure om met name informatie te verkrijgen over de relatie tussen prijzen en kosten van de gedaagde zijn evenwel zeer beperkt. Uit onderhavig arrest volgt in ieder geval dat een deskundigenonderzoek naar de kosten van de vermeende inbreukmaker pas kans van slagen heeft op het moment dat de eiser aannemelijk kan maken dat er daadwerkelijk sprake is van excessieve prijzen. De eisende partij in civiele zaken zal daardoor in een vicieuze cirkel terecht komen, waardoor civiele procedures inzake excessieve prijzen veelal zullen stranden. |