DOI: 10.5553/JV/016758502021047004002

Justitiële verkenningenAccess_open

Artikel

Liquidaties en de verbreding van excessief geweld

Trefwoorden violence, organized crime, murder, contract killings, shootings
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze Citaties (1)
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Barbra van Gestel, 'Liquidaties en de verbreding van excessief geweld', JV 2021-4, p. 9-22

    This article describes the recent developments in the nature of the phenomenon of contract killings by organized crime groups in the Netherlands. The crude and sloppy methods by hitmen of today can be explained in part by the inexperience of hitmen combined with the wide availability of heavy automatic firearms. However, the witnessed coarser methods of hitmen can also be attributed to the methods of the principals. Interviews and case reports illustrate a crude, intimidating approach by the principal and a sliding scale in the extension of deadly violence to a broader target group. The shift in deadly violence to wider circles outside the criminal underworld is a new development in the Netherlands. Contract killings of persons who are not involved in organized crime place a great amount of pressure on criminal trials. Attempts are made to influence participants in legal proceedings right up to the court hearings, both through the actual murder of actors and through threats and instilling fear within magistrates, lawyers, the media, and law enforcement.

Dit artikel wordt geciteerd in

      Uit een verkennende studie uit 2017 kwam naar voren dat de werkwijze bij liquidaties aan verandering onderhevig is (Van Gestel & Verhoeven 2017a, 2017b). De studie, die betrekking had op de periode tot 2016, wees erop dat de beschikbaarheid van nieuwe groepen schutters en nieuwe middelen had geleid tot een aantal stijlaanpassingen aan de modi operandi die bij liquidaties worden toegepast. Enerzijds werd een proces van professionalisering gesignaleerd bij de voorbereiding van liquidaties, waarbij gebruik werd gemaakt van nieuwe technologische middelen. Anderzijds werd een ruwere werkwijze gesignaleerd bij de uitvoering van liquidaties, die werd toegeschreven aan zowel een ruime beschikbaarheid van zware vuurwapens in Nederland als nieuwe, onervaren home-grown schutters (Van Gestel & Verhoeven 2017a, p. 32). Geconstateerd werd dat liquidaties dikwijls klungelig worden uitgevoerd, waardoor ook per vergissing mensen worden gedood en omstanders risico lopen om dodelijk getroffen te worden. Deze collateral damage werd vooral toegeschreven aan gebreken in de uitvoering van een liquidatie en aan de overkill aan geweld bij de nieuwe groep schutters.
      Op basis van een tweede verkennende studie, die we vijf jaar na dato hebben verricht, kunnen we dit beeld nuanceren en aanvullen (zie Van Gestel & Kouwenberg 2021). Dat kan doordat zich nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan, maar ook doordat er voor de opsporing veel meer informatie beschikbaar is dan vijf jaar geleden, door de ontsleutelde berichten uit PGP-telefoons.1xPretty Good Privacy (PGP) verwijst naar een (software)methode om digitale berichten te versleutelen. Door inzage in die PGP-berichten is er meer zicht op de communicatie van opdrachtgevers en daardoor ook op de context waarbinnen moordopdrachten worden gegeven, op de werkwijze en de achtergrond. Die PGP-berichten gaan terug tot het jaar 2014. Uit deze tweede verkennende studie komt onder meer naar voren dat de grofheid bij de uitvoering van liquidaties evenzeer kan worden toegeschreven aan de werkwijze van de opdrachtgever. Het gaat dan om een grove intimiderende opstelling die zich uit in verbreding van de doelgroep waartegen excessief geweld is gericht. Daarnaast blijken de gehanteerde taakverdeling en inzet van digitale middelen te leiden tot fouten bij de uitvoering van liquidaties. Deze bevindingen worden in dit artikel nader uitgewerkt.
      Voor de tweede verkennende studie zijn in principe dezelfde bronnen en methoden gebruikt die voor de eerste verkennende studie zijn gebruikt, namelijk interviews met sleutelinformanten uit het opsporingsveld, aangevuld met beschikbare interne politiedocumenten en open bronnen. Er zijn open interviews gehouden met 21 sleutelinformanten; het betreft politie- en justitiefunctionarissen die door de aard van hun werkzaamheden kennis hebben over uitgevoerde liquidaties. De meeste gesprekken vonden plaats in de periode september 2020-maart 2021. Daarnaast zijn interne politiedocumenten geraadpleegd alsook OM-toelichtingen bij rechtszittingen, onderzoeksjournalistieke bronnen en mediaberichtgeving. Voor een uitgebreide beschrijving van de werkwijze wordt verwezen naar het rapport (Van Gestel & Kouwenberg 2021).
      Let wel, de analyse in dit artikel is gericht op gesignaleerde nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de aard van het fenomeen liquidaties.2xMet nieuw wordt hier gedoeld op ontwikkelingen vanaf 2014, globaal aangeduid met ‘het afgelopen decennium’. Dit artikel heeft dus niet de pretentie een representatief beeld te geven van alle gepleegde liquidaties in Nederland in de afgelopen jaren, maar is gefocust op veranderingen en gesignaleerde ontwikkelingen.
      In de slotparagraaf van deze bijdrage komt de vraag aan de orde of deze ontwikkelingen reden zijn om de noodklok te luiden over de ernst van het geweld vanuit de georganiseerde misdaad. Ik ga daarbij in op de vraag in hoeverre de ontwikkelingen impact hebben op onze rechtsstaat. Deze vraag is ook gerelateerd aan de recente sterke daling van het aantal liquidaties in Nederland. Lange tijd schommelde het gemiddelde aantal liquidaties tussen de twintig en dertig per jaar, met in het afgelopen decennium pieken in 2014 en 2017 en dalen in 2015 en 2018, maar in 2020 is het aantal liquidaties gedaald naar tien. Dat is een absoluut laagterecord. Hoe verhoudt dat relatief lage aantal liquidaties zich tot de in dit artikel geconstateerde verbreding van excessief geweld? Kan ondanks een recente daling in aantal toch sprake zijn van een verontrustende verandering in de aard van het fenomeen? In de slotbeschouwing zullen deze vragen aan de orde komen. Eerst ga ik in op de bevindingen.

    • Achtergrond

      Conflicten die spelen binnen de georganiseerde drugshandel vormen in algemene zin nog steeds de achtergrond van liquidaties. Wel kan dit beeld nader worden ingevuld en bijgesteld, onder andere op basis van nieuwe inzichten uit gekraakte PGP-berichten. Geïnterviewde sleutelinformanten wijzen in gesprekken nu nadrukkelijker op het element van wraak en intimidatie als primaire grond voor de liquidaties. De veronderstelling dat een liquidatie een ‘uiterste’ middel is om conflicten tussen personen of criminele groepen te beslechten en dat de criminele organisatie eerst probeert minder zware middelen in te zetten (zoals bedreiging, mishandeling en ontvoering), gaat niet langer op als gekeken wordt naar een deel van de liquidaties die in het afgelopen decennium zijn uitgevoerd. Deze ontwikkeling speelt zich af tegen de achtergrond van ontwikkelingen op de drugsmarkt, waarbij de groei van de internationale cocaïnehandel en de vestiging van nieuwe groepen drugshandelaren in Nederland zich in de afgelopen jaren hebben doorgezet. Geïnterviewden wijzen op de exorbitant grote geldbedragen die nu door cocaïnehandelaren worden verdiend. De nieuwe ontwikkelingen die ten aanzien van het fenomeen liquidaties worden gesignaleerd en in dit artikel centraal staan, zijn in hoofdzaak gerelateerd aan nieuwe groepen cocaïnehandelaren.

    • Verbreding van doelwit

      Een onderwerp dat door geïnterviewde sleutelinformanten vaak aan de orde wordt gesteld, is de ‘harde mentaliteit’ van opdrachtgevers van liquidaties, die is waar te nemen in ontsleutelde PGP-berichten. Zij merken een grote onverschilligheid op ten aanzien van een mensenleven en wijzen op de haast, het ongeduld en het ogenschijnlijke gemak waarmee opdrachten tot moord soms worden gegeven. We weten echter niet (in gelijke mate) hoe voorheen door criminele kopstukken werd gesproken over liquidaties, omdat die communicatie toen in veel mindere mate beschikbaar was voor de opsporing. Het is goed mogelijk dat de gesignaleerde onverschillige houding niet zozeer nieuw is, maar vooral beter zichtbaar door inzage in chatberichtgeving. Wel is het zo dat die houding niet alleen naar voren komt in onderschepte berichten, maar ook in de uitbreiding van moordaanslagen naar een bredere doelgroep. Uit interviews en verzamelde casuïstiek kan een glijdende schaal in die bredere geweldstoepassing worden afgeleid en kan onderscheid worden gemaakt in grofweg drie categorieën waarin die verbreding zich manifesteert. Deze worden hieronder uitgewerkt.

      Opoffering van de ‘eigen’ mensen

      In de eerste plaats lijken mensen uit het eigen criminele netwerk sneller slachtoffer te worden van een liquidatie als zij een fout hebben gemaakt of in de ogen van leidinggevenden een mogelijk risico kunnen gaan vormen. Dat is althans de indruk van geïnterviewden. Zo zegt één van hen:

      ‘Wat ik wel kenmerkend vind en het verschil tussen [oude netwerken] en [nieuwe netwerken] is het gemak waarmee moorden worden gepleegd. (…) Dus waar je voorheen nog zag: voordat iemand wordt vermoord, worden eerst boetes opgelegd aan eigen mensen en wordt hen de gelegenheid gegeven om nog iets goeds te doen voor de organisatie, dus er is veel meer aan vooraf gegaan voordat iemand uiteindelijk wordt vermoord. Als iemand een levensgrote bedreiging is voor de organisatie of voor een persoon, dan wordt iemand pas vermoord, terwijl ik zie binnen de huidige [criminele netwerken] dat een hele kleine aanleiding al een reden kan zijn om iemand te laten vermoorden.’

      Verschillende geïnterviewden wijzen erop dat de ‘eigen’ mensen voor relatief kleine misstappen worden gedood om te laten zien dat leidinggevenden binnen een criminele organisatie ‘niet met zich laten sollen’ en om een signaal af te geven, mensen te intimideren en de eigen macht te tonen.3xDat laat overigens onverlet dat het merendeel van de conflicten binnen de georganiseerde drugshandel mogelijk wel op min of meer vreedzame wijze wordt opgelost. In deze analyse gaan we uit van de zaken waarbij sprake is van een liquidatie en de aanloop laat zien dat er geen tussenstappen zijn gezet. Geïnterviewden spreken in deze context over een ‘afrekencultuur’ binnen de eigen criminele organisatie, waarbij wraak, intimidatie en machtsvertoon de centrale drijfveren vormen. Dit sluit aan bij wat Van de Port in zijn studie naar liquidaties aanduidde als het vestigen van een gewelddadige reputatie van de leiding binnen de eigen organisatie, waarbij zakelijke en emotionele motieven sterk zijn verweven (Van de Port 2001, p. 99). Het principe van vertrouwen, dat bij georganiseerde criminaliteit doorgaans een cruciaal element is voor succesvolle criminele samenwerking, lijkt hier plaats te maken voor onderling wantrouwen, angst en de aanwezigheid van (de dreiging met) doelgericht dodelijk geweld.4xZie over vertrouwen o.a. Van de Port 2001; Van de Bunt & Kleemans 2007. Loyaliteit naar mensen binnen de eigen criminele organisatie blijkt in deze situaties in elk geval niet (langer) het uitgangspunt.
      Een niet-loyale houding vanuit de leiding naar mensen uit de eigen groep uit zich ook in moordopdrachten die snel dienen te worden uitgevoerd en waarbij schutters lijken te worden opgeofferd. Verschillende geïnterviewden wijzen op het feit dat de haastige en snelle uitvoering van liquidaties, met minimale afscherming, ertoe leidt dat schutters geregeld door de politie worden opgepakt. In deze context spreekt een justitiefunctionaris over ‘een ingecalculeerd risico aan de top’, daarmee doelend op het feit dat de opdrachtgever rekening houdt met de arrestatie en langdurige detentie van schutters. Dat risico wordt op de koop toe genomen, zolang de opdrachtgever zelf maar uit het zicht blijft van de opsporing.
      Een opsporingsfunctionaris uit het zuiden van Nederland stelt dat die afrekencultuur niet op die manier voorkomt in de zuidelijke regio’s, maar dat het vooral iets is wat zich in de Randstad afspeelt. ‘Mensen zorgen hier toch beter voor elkaar’, zo oppert zij over de criminele groepen die in de zuidelijke provincies van Nederland hun basis hebben. Dit past bij de constatering die hiervoor al werd gedaan, namelijk dat de gesignaleerde ontwikkelingen vooral betrekking hebben op nieuwe groepen die actief zijn op de cocaïnemarkt. Deze groepen opereren in Nederland in hoofdzaak in en rondom de grote steden van de Randstad.5xMoors en Spapens beschrijven in hun studie naar criminele misdaadfamilies in Noord-Brabant dat randstedelingen en in het bijzonder leden van de mocromaffia consequent ‘sprinkhanen’ worden genoemd door sommige Brabantse misdaadondernemers (Moors & Spapens 2017, p. 128).

      Opzettelijk voor de ogen van

      In de tweede plaats worden liquidaties soms opzettelijk uitgevoerd op plekken waar familieleden van het doelwit ook aanwezig zijn. Dat is althans wat geïnterviewde sleutelinformanten opmaken uit onderschepte communicatie omtrent moorden die in het bijzijn van familie en kinderen worden gepleegd. De risico’s voor omstanders blijken dan niet zozeer te wijten te zijn aan klunzigheid van schutters, maar veeleer aan het moedwillig opzoeken van situaties die ook voor de niet-criminele familieleden een gevaar vormen. De opdrachtgever stuurt aan op een moord in de directe omgeving van de woning of in de auto met medepassagiers. Het idee daarachter is dat van de moordaanslag een extra dreiging uitgaat als deze plaatsvindt ‘in de ogen van’. Een voorbeeld is de moord op een man die zijn 7-jarige dochtertje op vaste tijdstippen met de auto naar de moskeeschool brengt. De schutters hebben de opdracht gekregen om juist op dat moment in die auto de moord te plegen en de man daarbij ook een ‘headshot’ te geven, in het bijzijn van het meisje. De schutters schieten op de man, maar niet door zijn hoofd, want ze proberen het dochtertje, die op de bijrijdersstoel naast de man zit, te ontwijken. Achteraf blijkt de opdrachtgever van de liquidatie furieus te hebben gereageerd over het feit dat er geen headshot is gegeven, zo vertelt een opsporingsfunctionaris op basis van onderschepte PGP-berichten die vlak na de moord zijn geschreven. Zo zijn er andere voorbeelden van personen die opzettelijk voor de ogen van echtgenotes, ouders of kinderen zijn gedood.

      Kring buiten het criminele netwerk

      In de derde plaats zijn personen die geen onderdeel uitmaken van criminele organisaties in het afgelopen decennium concreet doelwit geworden van moordaanslagen. Dat begon in 2014 met de vriendin van een kopstuk uit een crimineel netwerk. Het kopstuk werd door een concurrerende criminele groep gezocht en hoewel de vriendin volgens de politie geen onderdeel uitmaakte van de criminele organisatie van haar vriend, werd zij vermoedelijk vermoord om haar vriend te lokken. De vrouw werd bij thuiskomst neergeschoten terwijl ze uit haar auto stapte, in het bijzijn van de kinderen en haar moeder. ‘Om de vrouw van een crimineel om het leven te brengen om een crimineel te zoeken, dat vonden wij wel weer een stap verder in de geweldsspiraal’, aldus een opsporingsfunctionaris.
      De moord op een spyshophouder in 2015 en de moord op Martin Kok in 2016, die als onlinejournalist in detail schreef over het criminele milieu, kunnen ook worden gezien als voorbeeld van doelwitten buiten het criminele milieu.6xSpyshops zijn legale winkels die technische middelen, software en diensten leveren voor spionage en contrastrategieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het tegengaan van afluisteren door de politie. Ze maakten volgens geïnterviewde sleutelinformanten geen onderdeel uit van de huidige criminele netwerken, maar werden gedood omdat ze in de beleving van opdrachtgevers negatief hadden gepraat (tegen de politie)7xDe spyshophouder had volgens geïnterviewden niet met de politie gepraat, maar een factuur van zijn bedrijf zat in een strafdossier (26Koper), omdat er bakens door een criminele groepering in zijn winkel waren gekocht. Dat deed een gelieerde groep vermoeden dat de spyshophouder had gepraat met de politie, waarop besloten werd dat het signaal moest worden afgegeven dat verraders worden afgestraft. Volgens het OM stond de spyshophouder buiten de criminele organisatie. of geschreven (in de pers). De aanslagen op De Telegraaf en de Panorama in 2018 passen volgens sleutelinformanten bij deze ontwikkeling en kunnen ook worden beschouwd als intimidatie richting journalistiek. In 2018 werd de broer van een kroongetuige geliquideerd, een jaar later ook diens advocaat Derk Wiersum. Beide personen kunnen worden gerelateerd aan de kroongetuige, maar waren outsiders ten opzichte van criminele organisaties. Datzelfde geldt voor de in 2021 geliquideerde journalist Peter R. de Vries, die naast journalist ook vertrouwenspersoon was van de kroongetuige. De moord op De Vries werd gepleegd kort voor de start van de rechtszaak tegen de verdachten van de moord op Wiersum.
      De verschuiving van dodelijk geweld naar een bredere kring buiten het criminele milieu is volgens geïnterviewde sleutelinformanten een nieuwe ontwikkeling, die men bij oudere criminele netwerken niet op deze wijze heeft gezien. Weliswaar werden vroeger ook personen geliquideerd van wie werd vermoed dat zij zouden gaan getuigen bij de politie. Die bestraffing van verraad beperkte zich echter tot mensen die onderdeel uitmaakten van het criminele netwerk en vanuit die hoedanigheid spraken met de politie, het dodelijke geweld breidde zich niet uit tot de kring van niet-criminele verwanten daaromheen. ‘De vrienden en vriendinnen en de advocaten, daar bleef je vroeger vanaf, dat deed je niet’, aldus een justitiefunctionaris. De verschuiving wordt gezien als wraak tegen personen en instellingen die – in de gedachtewereld van opdrachtgevers – praten met de politie, in de weg zitten, met als doel het aanjagen van angst en het uitoefenen van druk op anderen om niet mee te werken aan het rechtsproces, zo is de indruk van geïnterviewden. In algemene zin wordt door verschillende sleutelinformanten opgemerkt dat met deze liquidaties sterke druk wordt uitgeoefend op de rechtsgang. Tot aan inhoudelijke zittingen op de rechtbank wordt getracht invloed uit te oefenen op procesdeelnemers, zowel door de feitelijke moord op betrokken actoren als door bedreigingen en het aanjagen van angst bij kernactoren uit de strafrechtspleging.

      Averechtse werking

      Of deze werkwijze vanuit zakelijk oogpunt voor de internationale drugshandel verstandig is, wordt tegelijkertijd sterk betwijfeld. Door de aanslagen krijgen criminele drugsorganisaties waar de moord mee wordt geassocieerd, immers meer aandacht van de opsporing. Dat kan uiteindelijk leiden tot verzwakking van de positie van personen en van de drugsorganisaties als geheel. Verschillende sleutelinformanten wijzen ook op dat averechte effect op lange termijn als het gaat om de criminele winsten voor drugshandelaren. ‘Het ontsporen in het excessieve geweld is ook niet goed voor de zaak’, zegt een geïnterviewde. ‘Degenen die zich te buiten gaan aan grof geweld worden wel gevreesd, maar worden ook als dom gekwalificeerd, het is gewoon niet handig’, zegt iemand anders. Enkele geïnterviewden wijzen erop dat binnen het criminele drugsmilieu ook kritisch wordt gekeken naar het gebruik van dit excessieve geweld, omdat het de handel en de verdiensten geen goed zou doen en dit uiteindelijk schadelijk is voor het verdienmodel van de Nederlandse cocaïnemarkt als geheel.

    • Taakverdeling en de inzet van digitale middelen

      De verbreding van excessief geweld naar een groep buiten het criminele circuit manifesteert zich tot slot in de slachtoffers die ‘per ongeluk’ worden getroffen door kogels, terwijl zij het doelwit niet zijn. Dit is niet alleen te wijten aan onervarenheid van schutters, maar ook aan de gehanteerde taakverdeling door de opdrachtgever. Een verschil met liquidaties van een tijd geleden, bijvoorbeeld met die van traditionele Hollandse netwerken in de jaren nul van deze eeuw, is dat er nu een veel sterkere taakverdeling is bij de voorbereiding en uitvoering van liquidaties. Die taakdifferentiatie kenmerkt de liquidaties die door nieuwe cocaïnegroepen worden uitgevoerd. Een opsporingsfunctionaris spreekt in dit verband over ‘een cellenstructuur, waarbij A niet weet wat E doet’, en een andere functionaris denkt dat ‘de gelaagdheid van organisaties inzichtelijker is geworden, maar vroeger ook kleiner was, en dat er [vroeger] minder mensen betrokken waren bij de uitvoering van een moord’. Die taakverdeling lijkt efficiënt en professioneel, maar kan tegelijkertijd leiden tot risico’s en fouten bij de feitelijke uitvoering van de moord. Voorheen werden observaties van de routes en gewoontes van het doelwit en van diens omgeving veelal door schutters zelf gedaan. Daardoor hadden de schutters het beoogde slachtoffer en de omgeving zelf goed in beeld. Ook als schutters voorheen werden ‘ingevlogen’ vanuit het buitenland, bijvoorbeeld vanuit Joegoslavië, namen zij de tijd om de omgeving en het beoogde slachtoffer te verkennen (Van Gestel & Verhoeven 2017a, p. 25). Nu schutters de voorobservaties dikwijls niet meer zelf doen, is er kans op verkeerde informatieoverdracht, zo vertellen verschillende opsporingsfunctionarissen. Zo zegt één van hen:

      ‘Ik denk dat die vergismoorden nu meer voorkomen, denk dat men toen meer tijd stak in het in het vizier krijgen van het juiste slachtoffer. Door de schutter zelf ook. Er was in die tijd ook nog niet zo’n werkverdeling tussen spotters en schutters, het was meer in één hand, waardoor er minder risico was op verkeerde overdracht van informatie.’

      Dat verlies van informatie geldt nog sterker als de spotters en schutters niet rechtstreeks met elkaar communiceren, elkaar wellicht ook niet kennen, maar berichten ontvangen via een tussenpersoon of via de top van de criminele organisatie. Communicatie over de uitvoering verloopt veelal via korte geschreven tekstberichten en daar schuilen ook risico’s in voor de overdracht van informatie. Het is goed mogelijk dat de kans op verkeerde informatieoverdracht – soms moeten schutters het doen met een foto en kleur van een auto – leidt tot het doden van de verkeerde persoon. Een klungelige uitvoering is dan vooral het gevolg van een strak gehanteerde taakverdeling en cellenstructuur vanuit de top. Met andere woorden: de indruk is dat schutters voorafgaand aan de moordaanslag weinig kennis hebben van het beoogde slachtoffer en diens fysieke omgeving, in elk geval minder dan voorheen, toen schutters doorgaans zelf ter plekke de voorverkenning verrichtten.

    • Slotbeschouwing

      Door toegang tot PGP-berichten is voor de opsporing meer zicht gekomen op de wijze waarop over moordopdrachten wordt gesproken, en hoe door kopstukken van criminele organisaties wordt gehandeld en gestuurd. Daardoor ontstaat een doorwrochter beeld van de wereld achter de liquidaties. Een paradoxale bevinding daarbij is dat er enerzijds grote financiële belangen op het spel staan voor criminele organisaties, gezien de enorme bedragen die worden verdiend met de internationale drugshandel, terwijl anderzijds moordopdrachten sterk lijken te zijn ingegeven door gevoelens van wraak en machtsvertoon. Strikt zakelijke, economische belangen lijken een ondergeschikte rol te spelen bij de opdrachtverlening tot moord, aangezien het excessieve en opzichtige gebruik van geweld juist leidt tot meer aandacht van de opsporing, ook voor de achterliggende drugsorganisaties. Voor kopstukken zal het strategisch niet gunstig zijn om in het vizier te komen van de politie en zal de zeer gewelddadige reputatie vermoedelijk niet bijdragen aan het succes van de drugsonderneming.
      Inmiddels zijn veel aanhoudingen verricht van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij liquidaties. De gearresteerde schutters, moordmakelaars en opdrachtgevers zitten nu in detentie en de recente afname van het aantal liquidaties zou daarmee verband kunnen houden. De afname duidt op minder dodelijke slachtoffers in 2020 en in die zin op een afname van dodelijk geweld vanuit de georganiseerde misdaad. Dat is goed en geruststellend nieuws en in lijn met de dalende moord- en doodslagcijfers in Nederland, die al eerder is ingezet.8xZie Van Gestel en Kouwenberg (2021, hoofdstuk 4) voor een bespreking van mogelijke verklaringen voor de recente afname van liquidaties.
      De afname laat echter onverlet dat een deel van de liquidaties die wel plaatsvinden, extremer is qua geweldstoepassing. Het is te eenvoudig om te stellen dat het geweld vanuit de georganiseerde misdaad geen urgente maatschappelijke kwestie is vanwege die recente daling van dodelijke incidenten. De ene moord is de andere immers niet als het gaat om de intimiderende impact op de samenleving. Moordaanslagen op (publieke) personen die geen deel uitmaken van criminele organisaties, leiden tot maatschappelijke angst en zijn, gezien de bedreigingen die met de aanslagen gepaard gaan, ook gericht op de kernactoren in de rechtspleging: de advocatuur, de magistratuur, de rechtshandhaving en de journalistiek.
      Nu is de bedreiging van deze rechtsstaatgerelateerde beroepsgroepen op zich niet nieuw. Zo werden de televisiepresentatoren Barend en Van Dorp in het jaar 2000 vlak voor een live-uitzending mishandeld en bedreigd door leden van de motorclub Hells Angels. Zij eisten dat de journalisten op televisie excuses zouden maken voor het feit dat zij de motorclub eerder een ‘criminele organisatie’ hadden genoemd. Die excuses kwamen er, diezelfde avond nog. Een ander voorbeeld betreft de ernstige bedreiging in 2010 van een officier van justitie door de Tattookillers, een crimineel netwerk dat verdacht werd van betrokkenheid bij meerdere liquidaties. De officier van justitie kwam als gevolg van die bedreiging in een zwaar beveiligingsregime.
      De bedreiging van magistraten en journalisten vanuit criminele organisaties is dus niet nieuw. Maar nu er feitelijk een moord is gepleegd op een togadrager en een nauw bij het strafproces betrokken vertrouwenspersoon ook is gedood, krijgen dergelijke dreigingen een andere betekenis. De kernspelers van het rechtsproces worden onder zware druk gezet en de verschuiving van excessief geweld naar een bredere groep buiten het criminele circuit heeft ook feitelijke gevolgen. Zo worden de namen van officieren die in rechtszaken optreden sinds de moord op Wiersum niet meer in de pers genoemd. Direct na de moord mocht niet worden gefilmd in de rechtszaal, ook mochten geen geluidsopnamen worden gemaakt. Officieren en rechters worden al lange tijd extra beveiligd en daardoor beknot in hun bewegingsvrijheid. Requisitoiren worden soms niet meer voor de camera uitgesproken.
      Deze maatregelen zijn onwenselijk vanuit het idee van de rechtsstaat, waar togadragers hun werk goed, veilig en in vrijheid horen te kunnen doen en de rechtszitting in principe openbaar is. Het fenomeen liquidaties neigt zo in de richting van terrorisme, als criminele organisaties dodelijk geweld inzetten om bij brede groepen angst aan te jagen en druk uit te oefenen op de staat. Er zijn overigens geen tekenen dat het functioneren van de rechtsstaat ook echt is aangetast, strafprocessen lopen immers door en betrokken beroepsgroepen blijven hun werk doen. Niettemin is het van belang te bezien welke gevolgen deze ontwikkelingen op termijn hebben voor het werk van togadragers, nu zij danig op de proef worden gesteld door de veranderende aard van het fenomeen liquidaties.

      Fluïde netwerken

      De vraag die zich vervolgens aandient, is of de gesignaleerde ontwikkelingen een incidenteel karakter hebben vanwege de onlosmakelijke relatie met criminele netwerken die thans in beeld zijn, of dat sprake is van structurele veranderingen en van een nieuwe sociale werkelijkheid. Het geluid dat geregeld te horen is, is dat het excessieve geweld vooral gerelateerd is aan één crimineel netwerk en aan één of enkele kopstukken. Deze gedachte is in die zin geruststellend, dat het excessieve geweld dan iets tijdelijks is, een rimpeling, het wijst niet op structurele veranderingen. Zodra het achterliggende netwerk is uitgeschakeld, zo is de gedachte, zal het extreme geweld ook verdwijnen.
      Hier kan vanuit criminologische theorievorming een aantal kanttekeningen bij worden geplaatst. Want wat wordt dan verstaan onder één netwerk, hoever reikt dat netwerk, welke personen en subgroepen vallen daar nog onder, en wanneer is dan het moment bereikt dat deze zijn uitgeschakeld? Vanaf de jaren negentig van de vorig eeuw wordt vanuit de criminologie het fluïde en dynamische karakter van samenwerkingsverbanden benadrukt. Het beeld van piramidale organisaties met een strenge hiërarchie vanuit de top is vervangen door het beeld van criminele netwerken waarbinnen daders in wisselende verbanden met elkaar samenwerken, netwerken overlappen en voortdurend van gedaante veranderen (Fijnaut e.a. 1996; Kleemans e.a. 2002). Het beweeglijke karakter van samenwerkingsverbanden vormt vanuit deze heersende theorie de basis van groei en ontwikkeling van criminele netwerken. Uitgeschakelde spelers worden op termijn vervangen door anderen, rollen worden overgenomen en er ontstaan nieuwe figuraties en afhankelijkheidsrelaties.
      Hoe verhoudt dit fluïde karakter zich tot het idee dat netwerken zullen ophouden te bestaan als kopstukken eenmaal zijn uitgeschakeld? En welke rol spelen culturele en sociale aspecten en verschuivende normen binnen criminele netwerken, als het gaat om de inzet en betekenis van geweld? Het plegen van moordaanslagen op buitenstaanders kan vanuit dit perspectief immers als voorbeeld dienen en als serieuze handelingsstrategie worden overgenomen door anderen. Of moeten we dit anders zien en sluit de aard van de huidige criminele cocaïnegroepen niet aan bij de heersende theorie over fluïde dynamische netwerken? De tijd zal het leren.

    • Literatuur
    • Van de Bunt & Kleemans 2007
      H. van de Bunt & E.K. Kleemans, m.m.v. C.J. de Poot, R.J. Bokhorst, M. Huikeshoven, R.F. Kouwenberg, M. van Nassou & R. Staring, Georganiseerde criminaliteit in Nederland op basis van de Monitor georganiseerde criminaliteit (O&B 252), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007.

    • Fijnaut e.a. 1996
      C. Fijnaut, F. Bovenkerk, G. Bruinsma & H. van de Bunt, ‘Bijlage VII: Eindrapport Onderzoeksgroep Fijnaut’, in: Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (PEO), inzake opsporing: Enquête opsporingsmethoden, Den Haag: Sdu Uitgevers 1996.

    • Van Gestel & Kouwenberg 2021
      B. van Gestel & R.F. Kouwenberg, Tweede verkennnende studie Liquidaties, Cahier 2021-27, Den Haag: WODC 2021.

    • Van Gestel & Kouwenberg 2020
      B. van Gestel & R.F. Kouwenberg, Update liquidaties 2020, Factsheet 2020-4, Den Haag: WODC 2020.

    • Van Gestel & Verhoeven 2017a
      B. van Gestel & M.A. Verhoeven, Verkennende voorstudie Liquidaties, Den Haag: WODC 2017.

    • Van Gestel & Verhoeven 2017b
      B. van Gestel & M.A. Verhoeven, ‘Liquidaties nieuwe stijl. Verruwing en professionalisering bij liquidaties in Nederland’, Justitiële verkenningen (43) 2017, afl. 5, p. 9-28.

    • Kleemans e.a. 1998
      E.R. Kleemans, E.A.I.M van den Berg, H.G. van de Bunt, M. Brouwers & R. Kouwenberg, Georganiseerde criminaliteit in Nederland: rapportage op basis van de WODC-monitor, Den Haag: WODC 1998.

    • Kleemans e.a. 2002
      E.R. Kleemans, M.E.I. Brienen & H.G. van de Bunt, Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Tweede rapportage op basis van de WODC-monitor, Den Haag: WODC 2002.

    • Laumans & Schrijver 2015
      W. Laumans & M. Schrijver, Mocro maffia, Amsterdam: Lebowski Publishers 2015.

    • Laumans & Schrijver 2019
      W. Laumans & M. Schrijver, Wraak. Het vervolg op mocro maffia, Amsterdam: Lebowski 2019.

    • Leistra 2020
      G. Leistra, De drugsmaffia dicteert. De moord op Derk Wiersum en de ondermijning van onze rechtsstaat, Amsterdam: De Geus 2020.

    • Meeus 2019
      J. Meeus, De Schiedamse cocaïnemaffia. Een doorgewinterde douanier, doorgewinterde criminelen en duizenden kilo’s coke, Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2019.

    • Moors & Spapens 2017
      H. Moors & T. Spapens, Criminele families in Noord-Brabant. Een verkenning van generatie-effecten in de georganiseerde misdaad, Den Haag/Tilburg: Politie & Wetenschap, EMMA/University Tilburg 2017.

    • Van de Port 2001
      M. van de Port, Geliquideerd: criminele afrekeningen in Nederland, Amsterdam: Meulenhoff 2001.

    • Vugts 2014
      P. Vugts, Doorgeschoten: de nieuwe generatie onstuitbare criminelen, Amsterdam: De Kring 2014.

    • Vugts 2017
      P. Vugts, Afrekeningen: de onderwereldoorlog op straat en in de rechtszaal, Amsterdam: De Kring 2017.

    Noten

    • 1 Pretty Good Privacy (PGP) verwijst naar een (software)methode om digitale berichten te versleutelen.

    • 2 Met nieuw wordt hier gedoeld op ontwikkelingen vanaf 2014, globaal aangeduid met ‘het afgelopen decennium’.

    • 3 Dat laat overigens onverlet dat het merendeel van de conflicten binnen de georganiseerde drugshandel mogelijk wel op min of meer vreedzame wijze wordt opgelost. In deze analyse gaan we uit van de zaken waarbij sprake is van een liquidatie en de aanloop laat zien dat er geen tussenstappen zijn gezet.

    • 4 Zie over vertrouwen o.a. Van de Port 2001; Van de Bunt & Kleemans 2007.

    • 5 Moors en Spapens beschrijven in hun studie naar criminele misdaadfamilies in Noord-Brabant dat randstedelingen en in het bijzonder leden van de mocromaffia consequent ‘sprinkhanen’ worden genoemd door sommige Brabantse misdaadondernemers (Moors & Spapens 2017, p. 128).

    • 6 Spyshops zijn legale winkels die technische middelen, software en diensten leveren voor spionage en contrastrategieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het tegengaan van afluisteren door de politie.

    • 7 De spyshophouder had volgens geïnterviewden niet met de politie gepraat, maar een factuur van zijn bedrijf zat in een strafdossier (26Koper), omdat er bakens door een criminele groepering in zijn winkel waren gekocht. Dat deed een gelieerde groep vermoeden dat de spyshophouder had gepraat met de politie, waarop besloten werd dat het signaal moest worden afgegeven dat verraders worden afgestraft. Volgens het OM stond de spyshophouder buiten de criminele organisatie.

    • 8 Zie Van Gestel en Kouwenberg (2021, hoofdstuk 4) voor een bespreking van mogelijke verklaringen voor de recente afname van liquidaties.


Print dit artikel