Recht doen aan het verleden: de erfenis van ‘slavennamen’ rechtzetten
-
1. Inleiding
De regering van Nederland heeft in 2022 – simultaan in alle gebiedsdelen van het Koninkrijk – excuses gemaakt voor het Nederlands slavernijverleden.1x Het staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden heeft in 2023 excuses gemaakt voor de slavernij: ‘Vandaag sta ik hier voor u. Als uw Koning en als deel van de regering maak ik vandaag deze excuses zelf. Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd.’ Zie voor de hele toespraak: https://www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2023/07/01/toespraak-van-koning-willem-alexander-tijdens-de-nationale-herdenking-slavernijverleden-2023 (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Minister-president Rutte gaf in zijn toelichting bij die excuses aan: ‘We delen niet alleen het verleden, maar ook de toekomst. Dus zetten we vandaag een komma, geen punt.’2x Toespraak van minister-president Mark Rutte over het slavernijverleden van 19 december 2022, zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2022/12/19/toespraak-minister-president-rutte-over-het-slavernijverleden (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Vanuit die belofte zijn er verschillende initiatieven ontstaan. Een van deze initiatieven en de eerste concrete uitvoering hiervan betreft het opnemen van een nieuwe grondslag in het Besluit geslachtsnaamswijziging (Bgn) van Europees Nederland, waardoor wijziging van geslachtsnamen die verband houden met het slavernijverleden per 1 juli 2024 mogelijk is geworden. Tegelijkertijd met de invoering van de wijziging is men ook voornemens deze regeling voor de BES-eilanden in vergelijkbare zin aan te passen, een invoeringsdatum is echter nog niet bepaald: ‘Inwerkingtreding van de regeling wordt voor de BES niet eerder mogelijk geacht dan op 1 januari 2025.’3x Stb. 2024, 128, p. 14 (NvT). In een soortgelijke regeling voor het naamrecht van onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten is op dit moment niet voorzien. Een dergelijke regeling is ook voor deze gebiedsdelen van belang, omdat het daar thans niet mogelijk is op grond van de bestaande voorwaarden voor geslachtsnaamswijziging een slavennaam te veranderen.
Op zichzelf is de ontwikkeling tot het makkelijker maken van een wijziging van een slavennaam een goede zaak. Over de manier waarop men deze wijzigingsmogelijkheid nu wil formaliseren zijn wij minder te spreken. Ook bij de Alleingang van Nederland binnen het Koninkrijk en invloed van het concordantiebeginsel zijn vraagtekens te plaatsen. In deze bijdrage zullen we deze problematiek bespreken en daarbij de relevante en verschillende historische, maatschappelijke en juridische aspecten binnen het Koninkrijk belichten.
Na een korte schets van het historisch kader van de Nederlandse slavenhandel, volgt een korte beschrijving van de verkrijging van de geslachtsnaam door tot slaaf gemaakten in paragraaf 2. Aangezien de vier landen van het Koninkrijk ieder hun eigen regeling kennen voor geslachtsnaamswijziging zal in paragraaf 3 een korte uitleg worden gegeven over de verschillende regelingen en de gronden voor geslachtsnaamswijziging die gelden binnen elk van deze landen voor zover relevant voor het onderwerp van dit artikel. Daarbij zal expliciet aandacht worden besteed aan het onlangs in Nederland (en waarschijnlijk vanaf 1 januari 2025 tevens voor de BES) gewijzigde Besluit geslachtsnaamswijziging 19974x Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging, Stb. 1997, 463, i.w.tr. 1 januari 1998, Stb. 1997, 463; laatst gewijzigd Stb. 2024, 128, i.w.tr. 1 juli 2024, Stb. 2024, 128. door de toevoeging van een nieuwe rechtsgrond tot wijziging van de geslachtsnaam voor nazaten van tot slaaf gemaakten. In paragraaf 4 volgt een kritische bespreking van de juridische en maatschappelijke aspecten van deze nieuwe regeling, mede in het licht van het concordantiebeginsel uit artikel 39 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, waarbij wij ons vooral concentreren op de vraag of deze regeling in het licht van gelijkheid voor het hele Koninkrijk zou moeten gelden, nu historisch gezien de landen van het Koninkrijk met betrekking tot het slavernijverleden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Deze bijdrage zal in paragraaf 5 worden afgesloten met een conclusie. -
2. De geslachtsnaam van tot slaaf gemaakten
2.1 Historisch kader van de Nederlandse slavenhandel
De slavenhandel kent een aantal verschillende aspecten die een rol kunnen spelen bij de wijze waarop nazaten van tot slaaf gemaakten hun koloniale verleden ervaren en/of verwerkt hebben. De slaveneigenaren waren voornamelijk afkomstig uit Europa en voor wat betreft de Nederlandse koloniën waren dat dan ook in hoofdzaak de Nederlanders. Suriname, Nederlands-Indië en de Caribische eilanden Aruba, Curaçao, Bonaire (de Benedenwindse Eilanden) en Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius (de Bovenwindse Eilanden) behoorden tot koloniën van Nederland. De wijze waarop de slavenhandel functioneerde binnen de koloniën verschilde aanzienlijk. Suriname en Nederlands-Indië waren vruchtbare koloniën, plantagecultuur maakte een wezenlijk onderdeel uit van de economische activiteiten. Hier waren dan ook de meeste plantages te vinden waar de tot slaaf gemaakten te werk werden gesteld.
De Beneden- en de Bovenwindse eilanden – ook wel aangeduid als de Nederlandse Antillen – werden aanvankelijk gezien als van weinig nut. Anders dan vrijwel alle andere Caribische eilanden waren de Nederlandse Antillen niet geschikt voor plantagelandbouw. De Benedenwindse Eilanden waren te droog, de Bovenwindse Eilanden te klein en bergachtig. Er groeide in het hardvochtige klimaat nauwelijks iets. Het vestigen van plantages lag dus niet erg voor de hand. Toch vormden Curaçao en Sint Eustatius een sleutelpositie binnen het Caribische slavernijverleden. Hier kwamen de tot slaaf gemaakten aan wal en werden ze op de slavenmarkt verkocht naar de omringende eilanden en naar de Nieuwe Wereld. Curaçao en Aruba kenden wel enkele plantages waar tot slaaf gemaakten werden ingezet. Op Bonaire speelden tot slaaf gemaakten een cruciale rol in de zoutwinning. Deze natuurlijke condities zorgden voor een afwijkende bevolkingssamenstelling ten opzichte van de nabijgelegen landen en eilanden.5x Zie verder: G.J. Oostindie, ‘“We zijn al te zeer mishandelt”. Wat er speciaal was aan de slavernij op de Nederlandse Antillen’, Geschiedenis Magazine 2021, afl. 1, p. 50-54.2.2 Verkrijging geslachtsnaam van tot slaaf gemaakten
Dat de werking van de slavernij per gebied verschilde is ook terug te zien in het einde van de slavernij, de afschaffing verliep complex en in fases. Na het verbieden van de slavenhandel in 1814 duurde het tot 1 juli 1863 voordat Nederland de slavernij in de West-Indische koloniën afschafte, dit omdat de Nederlandse gezagdragers het niet eens konden worden over de voorwaarden van de beëindiging van de slavernij.6x Brondocument uit het Nationaal Archief: ‘Einde van een treurige geschiedenis van slavernij (1863). Op 1 juli 1863 schaft Nederland de slavernij af in de koloniën’, te raadplegen via https://www.nationaalarchief.nl/beleven/onderwijs/bronnenbox/einde-aan-een-treurige-geschiedenis-van-slavernij-1863#collapse-4656 (geraadpleegd op 8 juli 2024).
Ter volledigheid: in 1860 kwam er een einde aan de slavernij in Nederlands-Indië. Naar schatting 45.000 tot slaaf gemaakten, waarvan zo’n 34.000 mensen in Suriname, werden op die dag een vrij man of vrouw.7x Oorspronkelijk zou alleen Sint Maarten uitgezonderd worden: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.02.04/invnr/1383B/file/NL-HaNA_2.02.04_1383B_0002 (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Dit hangt samen met het feit dat krachtens proclamatie uit 1848 slaven op Sint Maarten voortaan als vrije personen zouden worden behandeld en met hen loonovereenkomsten werden afgesloten, zie: J. Hartog, De bovenwindse eilanden, Aruba: De Wit 1964, p. 297. Althans, er werd een belangrijk onderscheid aangebracht tussen afschaffing van de slavernij op Suriname en op die van de Caribische eilanden. De voormalige tot slaaf gemaakten in Suriname werden namelijk voor een periode van tien jaar onder staatstoezicht geplaatst.8x Voor Suriname gold art. 3 Richtlijnen voor Emancipatie: ‘De krachtens art 1 vrijgemaakten staan van den 1e July 1863 onder een bijzonder toezigt van den staat voor den tijd van [hoogstens] tien jaren.’ In deze periode werden vrijgelatenen tussen de 15 en 60 jaar verplicht een arbeidsovereenkomst af te sluiten. Deze maatregel was vooral bedoeld om te voorkomen dat de voormalige tot slaaf gemaakten en masse de plantages verlieten, waardoor de plantage-economie zou instorten. Zij verkregen echter wel het volledig burgerrecht.9x Art. 17 (voorheen art. 20) Richtlijnen voor Emancipatie zegt: ‘Het gewoon burgerlijk recht en strafrecht is van toepassing op de vrijgemaakten.’
Bij de invoering van de burgerlijke stand omstreeks 1811 kregen vrijwel alle Nederlanders – voor zover zij die niet reeds hadden – een geslachtsnaam. Gedurende de periode van slavernij hadden tot slaaf gemaakten, ook na 1811, enkel een voornaam en geen geslachtsnaam. Ze werden gezien als bezit. Zolang de tot slaaf gemaakten eigendom waren van een slaveneigenaar (shon) hadden zij enkel een voornaam. Pas bij hun vrijlating of vrijkoping kregen tot slaaf gemaakten een geslachtsnaam. Het vrijlaten (vrijkopen) van tot slaaf gemaakten voorafgaand aan de afschaffing van de slavernij in 1863 werd manumissie genoemd. De registratie van deze vrijgelaten of vrijgekochte slaven vond plaats in het manumissieregister. De richtlijnen voor manumissie in het algemeen, en voor geslachtsnaamswijziging in het bijzonder, zijn terug te vinden in het ‘Reglement op de Manumissie van Slaven’ van 23 maart 1833.10x https://archive.org/details/BNA-DIG-PB-1816-1851/page/540/mode/2up?q=manumissie (geraadpleegd op 8 juli 2024). In de artikelen 21 en 22 lezen we:‘Art. 21. In deze brieven zullen nauwkeurig moeten vermeld worden de voornaam of voornamen, alsmede de familienaam, welke de gemanumitteerde voortaan zal dragen.
Art. 22. De keuze van deze namen wordt aan de bij art. 1 voor elke kolonie aangeduide Collegien opgedragen, welke daarbij zullen hebben in acht te nemen, dat aan de gemanumitteerde geenen anderen voornaam of voornamen gegeven worden, als die men gewoon is in Nederland te dragen, en dat, zoo veel mogelijk, aan denzelven geen familienaam van eenig in de respectieve kolonien woonachtig geslacht of individu, ook niet de familienaam van den vorigen meester worde gegeven.’11x Art. 1 van het Reglement op de Manumissie van slaven 1833 luidt: ‘De manumissie der slaven, zoowel dergene, die aan het Gouvernement, als die aan bijzondere personen behooren, kan in de Nederlandsche West-Indische Bezittingen niet anders plaats hebben, dan door eene daad van het Hoog Gezag; - zijnde alzoo het Hooge Collegie, in de onderscheidenen Nederlandsche West-Indische Bezittingen, met uitsluiting van alle andere autoriteiten, alleen bevoegd om de hierna vermelde brieven van manumissie waarbij personen uit den stand van slavernij tot dien van vrijheid worden verheven, te verleenen.’ bron: Nationaal Archief.
(NB: de hier gebruikte terminologie betreft een historisch citaat.)De richtlijnen voor geslachtsnaamswijziging na de afschaffing van de slavernij in 1863 (ook wel ‘emancipatie’ genoemd) vinden we terug in art. 16 van de Richtlijnen voor Emancipatie.12x https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.02.04/invnr/1383B/file/NL-HaNA_2.02.04_1383B_0006 (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
De keuze van de geslachtsnaam stond niet ter vrije keuze van de vrijgemaakten, maar werd toegekend door hun meester.13x Zie art. 4 e.v. Richtlijnen voor Emancipatie 1863.,14x Op het moment van de Emancipatie in 1863 bevonden zich in Aruba 480 tot slaaf gemaakten, Curaçao telde 6.751 en Bonaire 752 tot slaaf gemaakten. Sint Eustatius telde 1.120, Saba 704 en Sint Maarten 1.890 tot slaaf gemaakten. Ter vergelijking: in Suriname kregen op dat moment ruim 32.000 tot slaaf gemaakten de ‘vrijheid’. Zie: L. Alofs, Slaven zonder plantage: (kinder)slavernij en emancipatie op Aruba, Aruba: Charuba 2013, p. 120, bijlage 4 (hierna: Alofs 2013). Deze toekenning gebeurde in de context van koloniale machtsongelijkheid. Afstammelingen van deze vrijgemaakten dragen deze naam in de regel nog altijd, en deze vormt daarmee een blijvende herinnering aan het koloniale slavernijverleden en een verwijzing naar de mensen die hun voorouders onderdrukten en tot slaaf maakten.
Bij het toekennen van een nieuwe geslachtsnaam gold als hoofdregel dat het geen bestaande geslachtsnaam mocht zijn. Met name voor de grote plantage-eigenaren was het een hele uitdaging om tientallen, soms zelfs meer dan honderd, namen te verzinnen. De toegekende namen hielden meestal verband met, of waren een verbastering van de naam van de shon of de naam van de plantage, zoals bijvoorbeeld de namen ‘L’Esperance’ (plantage L’Esperence in Suriname), ‘Leo’ of ‘Leone’ (eigenaar Leon), ‘van der Biezen’ (eigenaar Van der Biest) of ‘Solane’ (eigenaar Solagnier).15x Zie voor een overzicht van Arubaanse slavennamen die na de Emancipatie werden toebedeeld: Alofs 2013, p. 119, bijlage 3. Maar ook bizarre fantasienamen en namen die het veronderstelde karakter van de tot slaaf gemaakte moesten weerspiegelen, vormden een inspiratiebron. Namen als ‘Lomp’,16x Ferdinand Lomp was timmerman op de plantage Mon Plaisir in Aruba. Bron: Nationaal Archief Aruba. ‘Braaf’, ‘Krospaal’,17x De slaaf Thomas (1821, geboren in Aruba) had regelmatig een conflict met zijn meester Jan Pieter Croes over de manier waarop hij werd behandeld en de grootte van zijn rantsoen (zes blikken maïs per week). Thomas vond dat hij slecht behandeld werd. Bij de Emancipatie in 1863 kreeg hij de geslachtsnaam ‘Krospaal’. Bron: Nationaal Archief Aruba en https://coleccion.aw/database/nl/?q=Jan+Pieter+Croes&sort=leeftijd (geraadpleegd op 23 oktober 2024). ‘Bruiniger’, ‘Chocolade’ en ‘Slet’18x Magdalena Ignacia Slet, geboren op Aruba, werd rond haar 17de jaar verkocht aan een shon op Curaçao. Tussen haar 17de en 25ste levensjaar werd zij zes keer doorverkocht om uiteindelijk op 1 juli 1863 op Curaçao vrij te komen met als achternaam ‘Slet’. Bron: Nationaal Archief Aruba. fungeren hierdoor als een blijvende herinnering aan een onrechtvaardig en gewelddadig slavenverleden. Er werd bij de toekenning niet de logica van verwantschap gevolgd en in het algemeen hadden de familienamen weinig van doen met de leefwereld noch met de afkomst van de naamdragers.
Een rapport van het Verwey-Jonker Instituut concludeert hierover dat de nieuwe geslachtsnaam in alle gevallen het onderscheid tussen voorheen tot slaaf gemaakten en andere burgers binnen het Koninkrijk in stand hield. Voor alle betrokkenen was dit destijds zichtbaar en herkenbaar.19x Naar aanleiding van het Nederlands voornemen om verandering van slavennamen mogelijk te maken deed het Verwey-Jonker Instituut onderzoek, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC), naar de bruikbaarheid van koloniale registers bij verzoeken tot geslachtsnaamswijziging. Zie: M. van der Klein, R. Meijers & O. de Zwart, Verkenning basis voor naamswijziging in verband met het Nederlandse slavernijverleden (in opdracht van het WODC), Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2022, p. 4. Het rapport is online raadpleegbaar: https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2022/12/naamswijziging-slavernijverleden-322220.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Wie afstamt van een tot slaaf gemaakte, heeft dus middels zijn of haar geslachtsnaam verwantschap met het slavernijverleden. -
3. Naamrecht en geslachtsnaamswijziging in het Koninkrijk
3.1 Naamrecht
De naamgeving is bij wet geregeld. Zowel naar Caribisch recht als naar Nederlands recht bestaat de naam van een persoon uit een voornaam en een geslachtsnaam en maakt de naam onderdeel uit van diens identiteit. In tegenstelling tot de voornaam wordt de geslachtsnaam niet vrij gekozen, maar verkrijgt men deze enkel op de door de wet voorziene wijze. In het naamrecht weerspiegelt de familienaam het bestaan van juridische familiebanden. Het naamrecht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek en aanverwante regelingen. Er bestaat geen uniform naamrecht voor het gehele Koninkrijk. Het naamrecht behoort tot de autonome aangelegenheid van elk der landen afzonderlijk. Alle vier de landen binnen het Koninkrijk kennen hierdoor hun eigen naamrecht, voortkomend uit de historie en vaak gestoeld op de lokale maatschappelijke gebruiken.
In artikel 7 van de afzonderlijke vijf Burgerlijk Wetboeken binnen het Koninkrijk is de regeling aangaande het wijzigen van de geslachtsnaam opgenomen. De wijziging van de geslachtsnaam wordt in Aruba, Curaçao en Sint Maarten geregeld middels landsbesluit.20x Art. 1:7 lid 1 BWA, BWC en BWSM. In Nederland en op de BES-eilanden gebeurt dit bij koninklijk besluit.21x Art. 1:7 lid 1 BWNed en BWBES. In Curaçao en Sint Maarten is daarom een vijfde lid aan artikel 7 toegevoegd dat voorschrijft dat nadere regelgeving rond de geslachtsnaamswijziging bij landsbesluit houdende algemene maatregel (lbham) dient te worden geregeld. In het Arubaanse BW ontbreekt deze verwijzing. In Nederland en voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) dient de nadere regeling voor geslachtsnaamswijziging via een algemene maatregel van bestuur (amvb) plaats te vinden.22x Art. 1:7 lid 5 BWNed en BWBES. Het onderhavige voorstel tot wijziging van de geslachtsnaam voor nazaten van tot slaaf gemaakten betreft daarom ook een amvb.
Betreffende het naamrecht van Bonaire, Sint Eustatius en Saba moet het volgende nog kort worden opgemerkt. Deze Caribische eilanden maken sinds 10 oktober 2010 als openbare lichamen deel uit van het land Nederland. Tot die datum vielen de eilanden onder het land ‘de Nederlandse Antillen’ en gold voor hen het Nederlands Antilliaans Burgerlijk Wetboek. Na de staatkundige wijziging van de Antillen op 10 oktober 2010 bleef het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen – ondanks dus dat de BES-eilanden deelgemeenten werden van Nederland – van kracht en werd vanaf die datum aangeduid als het Burgerlijk Wetboek BES (verder: BWBES). Het ligt in de bedoeling om het BWBES geleidelijk aan te passen aan en in lijn te brengen met het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (verder: BWNed). Dit zien we dan ook terug in de introductie van de gecombineerde geslachtsnaam voor het BWBES op 1 januari 202423x Wet van 24 maart 2023 tot wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam), Stb. 2023, 116, i.w.tr. 1 januari 2024, Stb. 2023, 316. en in de beoogde aanpassing van het Besluit geslachtsnaamswijziging zodat er ook in een geslachtsnaamswijzigingregeling voor de BES-eilanden wordt voorzien.3.2 Geslachtsnaamswijziging
3.2.1 Nadere regelgeving geslachtsnaamswijziging
In Curaçao en Sint Maarten is de nadere regelgeving neergelegd in de Richtlijnen voor Geslachtsnaamswijziging. Aruba kent – ondanks het ontbreken van een basis in artikel 1:7 BWA – een vergelijkbare regeling getiteld: Richtlijnen Geslachtsnaamwijziging.24x Aruba: Richtlijnen Geslachtsnaamswijziging van 15 augustus 2023, Landscourant 2023, nr. 016 van 28 juli 2023, p. 15. De regeling voor Nederland is terug te vinden in het Besluit geslachtsnaamswijziging (Bgn). Zoals eerder aangegeven hebben de BES-eilanden tot op heden geen nadere regeling uitgewerkt.
Op grond van het onderhavige Besluit van 3 mei 2024 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging worden de procedure en leges voor naamswijziging die gelden voor Europees Nederland eveneens van toepassing voor de BES-eilanden.25x Art. 6a van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging. Daarbij is bepaald dat de artikelen in verschillende fases in werking kunnen treden, omdat de uitvoering voor Caribisch Nederland op enkele onderdelen nog niet gereed is. Totdat hierin is voorzien, worden de gronden voor geslachtsnaamswijziging in Caribisch Nederland neergelegd in tijdelijke beleidsregels.26x Stb. 2024, 128, p. 10, par. 1b ‘Regeling Caribisch Nederland’ (NvT). Deze beleidsregels zullen worden ingetrokken zodra de procedure en regeling voor geslachtsnaamswijziging gelijk is getrokken met de procedure en regeling zoals die bestaat binnen Europees Nederland.27x Ibid.
Hoewel de structuur en opbouw van de regelgevingen van de verschillende gebiedsdelen niet helemaal overeenkomen, zijn ze materieel bijna gelijkluidend. De gronden voor geslachtsnaamswijziging zijn daarom voor alle gebiedsdelen vrijwel identiek. Daarbij volgen de Caribische regelingen de Nederlandse regeling. Als algemeen uitgangspunt geldt het beleid om geslachtsnaamswijziging zo veel mogelijk te voorkomen en dat een verzoek tot geslachtsnaamswijziging alleen bij uitzondering kan worden ingewilligd, zelfs als de verzoeker gegronde redenen zou hebben voor een geslachtsnaamswijziging.28x ABRvS 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1569.3.2.2 Gronden voor geslachtsnaamswijziging
De gronden voor geslachtsnaamswijziging zijn limitatief opgesomd in het Nederlandse Besluit geslachtsnaamswijziging, respectievelijk de Caribische beleidsregelingen c.q. richtlijnen (par. 3.2.1). Van de vier algemene doch limitatief opgesomde gronden – in Nederland zes29x De Nederlandse regeling kent, in tegenstelling tot de Caribische regelingen, in artikel 1 twee extra gronden voor geslachtsnaamswijziging die beide verband houden met de spelling van Friese geslachtsnamen. Het Fries is de tweede officiële taal in de provincie Friesland. Op grond van het bepaalde onder deel III van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden zijn deze twee bepalingen opgenomen. – voor geslachtsnaamswijziging lijkt alleen de eerste rechtsgrond een opening te bieden voor nazaten van tot slaaf gemaakten om hun geslachtsnaam te wijzigen.30x Zie uitgebreid: R.P.J. Ritsema, ‘Black names matter? Geslachtsnaamswijziging en “slavennamen”’, NJB 2021, afl. 2, p. 108-111, JCDI:ADS250730:1 en R.P.J. Ritsema, ‘Black names matter II. Eén stap vooruit om twee stappen terug te zetten?’, NJB 2023, afl. 35, p. 3070-3072, JCDI:ADS856467:1. Deze eerste wijzigingsgrond behandelt de situatie waarbij de geslachtsnaam als onfatsoenlijk of bespottelijk wordt ervaren.31x In Aruba: art. 3 lid 1 sub a; in Nederland, Curaçao en Sint Maarten art. 1 lid 1 sub a van de afzonderlijke regelingen tot wijziging van geslachtsnaam (zie par. 3.2.1). Uit de nota van toelichting bij het Nederlandse besluit en de hierop gebaseerde nota van toelichting bij de Arubaanse regeling blijkt dat deze wijzigingsgrond objectief dient te worden beoordeeld, dat wil zeggen dat deze naam over het algemeen als onfatsoenlijk of bespottelijk dient te worden ervaren.32x MvT bij de Regeling geslachtsnaamwijziging Aruba, p. 4. Zie ook ABRvS 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1569. Bij slavennamen kan deze grond slechts in uitzonderlijke gevallen worden aangenomen, zoals bijvoorbeeld bij de eerdergenoemde namen als ‘Slet’, ‘Bruiniger’, ‘Lomp’ of ‘Chocolade’. Maar voor verreweg de meeste namen zal deze wijzigingsgrond weinig soelaas bieden. Wijziging op deze grond is niet vrijgesteld van leges. Dit zal ook niet anders worden na de invoering van het onderhavige Besluit van 3 mei 2024.
Indien de algemene gronden tot geslachtsnaamswijziging niet van toepassing zijn, kan nog worden teruggevallen op de hardheidsclausule.33x In Aruba: art. 9 Richtlijnen Geslachtsnaamwijziging; in Nederland, Curaçao en Sint Maarten art. 7 van de afzonderlijke regelingen tot wijziging van geslachtsnaam (zie par. 3.2.1). Hiervoor is vereist dat de verzoeker, middels een schriftelijke verklaring van een onafhankelijke – in de regel psychiatrische – deskundige, aantoont dat bij het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van hem in ernstige mate zou worden geschaad.34x G.R. de Groot, Groene Serie Personen- en familierecht, art. 1:7 BW, aant. 3.4 (Algemeen), Deventer: Kluwer (online/losbladig (stand 2021)). De verzoeker moet dus aantoonbaar lijden onder het dragen van zijn naam.35x Zie voor een voorbeeld van dit strikte beleid de uitspraak van de ABRvS inzake een afgedwongen geslachtsnaam van een Iraanse vluchtelinge en de weigering van de minister om verandering toe te staan: ABRvS 23 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM8857 (X/Minister van Justitie). Anders dan de algemene gronden voor een verzoek tot geslachtsnaamswijziging ligt de wijzigingsgrond hier dus in de negatieve beleving van de naam, ook als objectief gezien de naam zelf geen negatieve connotatie draagt. Een aanvraag op basis van de hardheidsclausule zal voor de bulk van de ‘slavennamen’-gevallen derhalve geen reële mogelijkheid zijn. Hinder en ongemak zijn voorstelbaar, maar het psychisch niet normaal kunnen functioneren door het dragen van een ‘slavennaam’ zal een uitzondering zijn.36x Deze inschatting is in ieder geval terug te zien in een zeldzaam vrijwillig geopenbaarde casus van een meneer met een ‘slavennaam’ die een succesvol beroep op de hardheidsclausule kon doen door simulatie van psychische klachten. Deze man is GGD-arts en wist zodoende hoe psychische klachten moesten worden voorgewend om toch een succesvol beroep op de hardheidsclausule te kunnen doen. Zie: E. Stoker, ‘“Ik moest psychologische klachten verzinnen om kans te maken op een naamswijziging”’, de Volkskrant 19 september 2022.3.3 Geslachtsnaamswijziging ‘slavennamen’
Omdat de bestaande gronden noch de hardheidsclausule soelaas bieden bij het wijzigen van een ‘slavennaam’ was de toevoeging van een nieuwe grondslag aan het Bgn noodzakelijk. Dit heeft geresulteerd in het Besluit van 3 mei 2024 tot geslachtsnaamswijziging nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging.
Dit besluit houdt direct verband met de excuses voor het slavernijverleden en ziet derhalve alleen op afstammelingen van tot slaaf gemaakten.37x Deze uitzondering geldt (voorlopig) enkel ten aanzien van personen die afstammen van nazaten van tot slaaf gemaakten. Andere bevolkingsgroepen die eveneens te maken hebben gehad met een opgelegde naam kunnen hier vooralsnog geen gebruik van maken. Bij de voorgenomen doorlichting van het Bgn in 2024 zal worden bezien welke andere bevolkingsgroepen die onrecht hebben ervaren bij de toedeling van hun geslachtsnaam (kosteloos) in aanmerking kunnen komen voor geslachtsnaamwijziging, Stb. 2024, 128, p. 7 (NvT). Naar aanleiding van het eerder besproken onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut heeft de Nederlandse regering besloten om de bestaande regeling in het Bgn uit te breiden met een nieuwe grondslag waarbij voor deze nieuwe grondslag, anders dan bij de hardheidsclausule, geen verdere voorwaarden zullen gelden.38x Stb. 2024, 128, p. 9 (NvT). Door de invoering van een nieuwe wijzigingsgrond wordt het voor de verzoeker mogelijk de geslachtsnaam te wijzigen door enkel het afleggen van een verklaring dat verzoeker rechtstreeks afstamt van een nazaat van een tot slaaf gemaakte aan wie hij of zij de geslachtsnaam ontleent.39x Besluit van 3 mei 2024 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling in verband met de tijdelijk kosteloze wijziging van geslachtsnamen van nazaten van tot slaaf gemaakten (Besluit geslachtsnaamswijziging nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging), Stb. 2024, 128. Om de toegankelijkheid van de regeling te vergroten, geldt er geen verdere bewijslast voor de verzoeker. De verklaring hoeft dus niet langer door een deskundige schriftelijk te worden ondersteund en de wijziging zal (tijdelijk) kosteloos worden uitgevoerd.40x Zie art. 4 Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling.
Lid 1 van het nieuw in te voegen artikel 1a in het Besluit geslachtsnaamswijziging komt dan ook als volgt te luiden:‘De geslachtsnaam van een persoon wordt op zijn verzoek gewijzigd, indien hij verklaart een nazaat te zijn van een tot slaaf gemaakte aan wie de geslachtsnaam wordt ontleend.’41x Stb. 2024, 128, p. 1.
Door deze duidelijke en absolute formulering staat buiten kijf dat enkel een eigen verklaring genoeg is. Dit is terug te zien in de definitieve formulering:
‘Ik verklaar dat ik een nazaat ben van een tot slaafgemaakte en wil om die reden mijn achternaam wijzigen.’42x ‘Aanvraagformulier. Naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten’, zie: https://www.justis.nl/sites/default/files/2024-06/Aanvraagformulier%20naamswijziging%20voor%20nazaten%20van%20tot%20slaafgemaakten.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
De aanvrager krijgt ook veel vrijheid in de vormgeving van de gewenste verandering. Zo kan de huidige geslachtsnaam licht worden aangepast door de omzetting van enkele letters of door toevoeging of verwijdering van een voor- of achtervoegsel. Daarnaast is het mogelijk een andere geslachtsnaam aan te nemen. De andere geslachtsnaam is die van een voorouder (bloedverwant in de opgaande lijn) of een geslachtsnaam die nog niet in Nederland voorkomt.43x Welk Nederland de minister hier bedoelt blijkt niet uit het besluit noch uit de nota van toelichting. Gezien de reikwijdte van het besluit kan hier niet anders worden bedoeld dan Europees Nederland en de BES-eilanden. Ook moet worden opgemerkt dat er geen sluitend overzicht is van alle geslachtsnamen die voorkomen in Nederland, laat staan van alle mensen met de Nederlandse nationaliteit, het moet daarbij natuurlijk wel gaan om Nederlanders en mensen op wie het Nederlands naamrecht van toepassing is.
Wijziging kan voorts geschieden door toevoeging van de geslachtsnaam van een voorouder, niet zijnde de geslachtsnaam van een ouder van verzoeker, van een echtgenoot dan wel geregistreerd partner van de verzoeker of van de andere ouder van een kind van verzoeker. Wanneer men ervoor kiest om de geslachtsnaam van een voorouder toe te voegen moet men dit wel aantonen middels een summier onderbouwde stamboom.44x Stb. 2024, 128, p. 9 (NvT) en de uitwerking van deze eis in de vorm van het ‘Formulier Stamboomoverzicht’, zie: https://www.justis.nl/sites/default/files/2024-06/78680_JUS_formulier%20Stamboomoverzicht_TG.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
Betreffende de nieuwe naam hoeft het in tegenstelling tot het tot nog toe bestaande beleid niet te gaan om een nieuwe naam die Nederlands moet klinken, gelet op de achtergrond van deze wijzigingsgrond valt dan bijvoorbeeld te denken aan een naam die van oorsprong uit een regio in Afrika afkomstig is.45x Stb. 2024, 128, p. 10 (NvT).
Om de toegankelijkheid van de regeling te vergroten is de regeling – vooralsnog voor een periode van vijf jaar – kosteloos. Vanuit het ‘slavernijverledenfonds’ is maar liefst een bedrag van € 14,9 miljoen beschikbaar gesteld voor deze regeling.46x Stb. 2024, 128, p. 11 (NvT). Of en hoe de kwijtschelding van de leges na afloop van die periode van vijf jaar vorm dient te krijgen zal later bepaald worden.47x Stb. 2024, 128, p. 16 (NvT). -
4. Beoordeling van de regeling
4.1 Concordantiebeginsel
In artikel 39 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden (verder: het Statuut) is het zogenoemde concordantiebeginsel neergelegd. Het Statuut wordt gezien als de grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden en staat derhalve qua rangorde boven de nationale grondwetten48x In Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt de grondwet Staatsregeling genoemd. van de afzonderlijke landen. Het concordantiebeginsel heeft tot doel de rechtseenheid tussen de verschillende delen van het Koninkrijk op het gebied van het burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht en strafvordering, het auteursrecht en industriële eigendom, het notarisambt alsmede bepalingen met betrekking tot maten en gewichten, te bevorderen.49x Art. 39 lid 1 Statuut. Op basis van dit beginsel worden de landen geïnstrueerd hun wet- en regelgeving op de in het eerste lid genoemde rechtsgebieden ‘zoveel mogelijk’ op elkaar af te stemmen. De wetgeving hoeft, getuige de woorden ‘zoveel mogelijk’, dus niet volledig overeen te komen. Dat zou ook niet kloppen met de autonomie van de afzonderlijke landen ten aanzien van de hier bedoelde rechtsgebieden. Het is om deze reden dat ook wel wordt gesproken van een gematigd concordantiebeginsel.50x W.H. van Helsdingen, Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden: wordingsgeschiedenis, commentaar en praktijk, ’s Gravenhage: Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf 1957, p. 471, Toelichting op de Interimregeling (1948) (hierna: Van Helsdingen 1957). Zie voor meer informatie over de werking van het concordantiebeginsel binnen de landen van het Koninkrijk op het gebied van het personen- en familierecht: M. Gielen, ‘Het personen- en familierecht in de Cariben vanuit rechtsvergelijkend perspectief’, FJR 2022, 69 (themanummer IPR en Internationaal Familierecht), p. 378-386, JCDI:ADS677553:1 en M. Gielen, ‘De rol van het concordantiebeginsel in het Caribisch familierecht, een kritische beschouwing met enkele aanbevelingen’, FJR 2023, 49 (Koninkrijkspecial), p. 255-262, JCDI:ADS713305:1.
Tijdens de onderhandelingen over de totstandkoming van het Statuut in 1948, werd, ter ondersteuning van het concordantiebeginsel, een tweede lid aan artikel 39 Statuut toegevoegd waarin een consultatieplicht werd opgenomen.51x In de circulaire van de Minister van Overzeese Rijksdelen van 14 september 1955 staat hierover: ‘Het is daarom nodig de toezending tijdig te doen geschieden’ [vetgedrukt conform de tekst van de circulaire], Van Helsdingen 1957, p. 473. Deze consultatieplicht houdt in dat de landen van het Koninkrijk verplicht zijn om elkaar vooraf op de hoogte te brengen van ingrijpende wetswijzigingen. Met de invoering van deze plicht wilden de opstellers bereiken dat het Koninkrijk als één rechtsgebied wordt gezien en dat het rechtsverkeer binnen het Koninkrijk langs dezelfde lijn loopt.52x Van Helsdingen 1957, p. 471. Hoewel de landen niet verplicht zijn om elkaars wetgeving over te nemen – het betreft tenslotte autonome rechtsgebieden – wordt met deze voorafgaande consultatieplicht beoogd dat de landen tijdig in de gelegenheid worden gesteld zich te beraden of ze de reeds concordant zijnde wetgeving eveneens willen wijzigen of de nieuw voorgestelde wijzigingen willen overnemen.53x Van Helsdingen 1957, p. 474.
Feitelijk ziet de consultatieplicht op formele wetgeving (wetten en landsverordeningen) ten aanzien van de in het eerste lid genoemde rechtsgebieden. De in het eerste lid genoemde rechtsgebieden zijn echter niet alleen terug te vinden in wetten in formele zin, maar ook in wetten in materiële zin en regelingen die een nadere invulling geven aan die wetten.
Het naamrecht, waaronder de wijziging van de geslachtsnaam, behoort dus tot de autonome aangelegenheden van de afzonderlijke landen, maar het valt – als onderdeel van het burgerlijk recht – wel onder het toepassingsbereik van het concordantiebeginsel en moet derhalve zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd.
Het onderhavige Besluit van 3 mei 2024 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging door toevoeging van een extra wijzigingsgrond betreft echter een amvb. Er zou dus beargumenteerd kunnen worden dat de consultatieplicht zich niet uitstrekt over deze amvb. Wij zijn echter van mening dat het onderwerp van deze wijziging (historisch gezien) dermate gevoelig is voor de landen van het Koninkrijk in het algemeen en de Caribische gebiedsdelen als ‘plaats delict’ in het bijzonder, dat consultatie hier niet alleen voor de hand ligt, maar zelfs dringend gewenst is gezien het gezamenlijk verleden.
Uit de nota van toelichting bij het Besluit van 3 mei 2024 tot wijziging van het Bgn blijkt dat de Bestuurscolleges van de BES zijn geïnformeerd over de regeling en eveneens in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren. Alleen het Bestuurscollege van Bonaire is hier inhoudelijk op ingegaan.54x Stb. 2024, 128, p. 14 (NvT). Eveneens kan uit de nota van toelichting worden opgemaakt dat ook de gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn geïnformeerd over het besluit en in de gelegenheid zijn gesteld om daarop te reageren. Hiervan hebben zij geen gebruik gemaakt.55x Ibid. De reden waarom de gevolmachtigde ministers hiervan geen gebruik hebben gemaakt, is niet bekend.56x Wij hebben het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba gevraagd een toelichting te geven op deze verwijzing in de nota van toelichting. Bij het afronden van deze publicatie hadden wij nog geen antwoord ontvangen.
Gezien het uitblijven van een vergelijkbare regeling voor de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, voorzien wij dat in de toekomst toch enigszins vreemde verhoudingen ontstaan op het gebied van namenrecht voor leden van families die woonachtig zijn in verschillende landen binnen het Koninkrijk. Veel families van tot slaaf gemaakten leven, als direct gevolg van de slavenhandel dan wel door groeiende mobiliteit in de moderne wereld, verspreid in verschillende landen binnen het Koninkrijk en binnen het Caribisch gebied. Door enkel in Nederland en op de BES-eilanden een nieuwe wijzigingsgrond voor het wijzigen van de geslachtsnaam voor nazaten in te voeren, ontstaat de situatie dat leden van dezelfde familie(tak) die woonachtig zijn binnen Nederland of Caribisch Nederland hun geslachtsnaam wel op eenvoudige wijze en zelfs kosteloos kunnen wijzigen, terwijl andere familieleden die woonachtig zijn in Aruba, Curaçao of Sint Maarten hun slavennaam niet of nauwelijks kunnen wijzigen, omdat de regelingen tot geslachtsnaamswijziging van deze landen een wijziging op grond van hun slavenverleden niet toestaan. Dit lijkt ons niet in lijn met de doelstelling van het Statuut van het Koninkrijk (en het hierin neergelegde concordantiebeginsel) dat beoogt het Koninkrijk als één rechtsgebied te zien.
Daarnaast dient bedacht te worden dat het proces van het vinden van de eigen identiteit en het zoeken naar verwerking van het slavernijverleden in Aruba, Curaçao en Sint Maarten niet anders is dan in Nederland of op de zustereilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hoewel het proces van het zoeken naar deze eigen identiteit in de Caribische gebiedsdelen lange tijd ontkend is, krijgt de huidige generatie steeds meer interesse in het zoeken naar hun eigen roots. Het digitaliseren van de registers, zowel van de burgerlijke stand als van de diverse registers uit het slavernijverleden, speelt daar een cruciale rol in. Nu ook in de Caribische Rijksdelen deze ontwikkeling op gang komt, valt het niet uit te leggen dat nazaten in Caribisch Nederland en Nederland wel op eenvoudige en (tijdelijk) kosteloze wijze hun geslachtsnaam kunnen wijzigen, terwijl deze mogelijkheid niet voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten bestaat. Wij roepen de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten dan ook op om dezelfde kosteloze wijzigingsgrond voor nazaten van tot slaaf gemaakten ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten zo snel mogelijk uitvoerbaar te maken.4.2 Andere kritiekpunten
Een enigszins verborgen aankondiging in de nota van toelichting bij de regeling betreft het voornemen om nog dit jaar een doorlichting ter hand te nemen met betrekking tot het Besluit geslachtsnaamswijziging in zijn geheel.57x Stb. 2024, 128, p. 7 (NvT). Heden (23 oktober 2024) is deze ‘doorlichting’ nog niet aangevangen. De Nederlandse minister kan zich daarbij deze grote moeite getroosten, omdat zijn voorganger dit al in 2009 zeer uitgebreid heeft laten doen door een speciaal voor dat doeleinde in het leven geroepen werkgroep. Deze werkgroep kende twee uitgangspunten; ten eerste een betere realisering van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, ten tweede om te bestuderen of de rigide regels over geslachtsnaamswijzigingen en voornaamswijzigingen niet konden worden versoepeld. Het rapport van de werkgroep werd in april 2009 gepubliceerd onder de titel Bouwstenen voor een nieuw naamrecht.58x W. Dronkers e.a., Bouwstenen voor een nieuw naamrecht. Rapport van de Werkgroep liberalisering naamrecht, 2009 (bijlage bij Kamerstukken II 2009/10, 32123 VI, nr. 121, p. 7). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-74735.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Vervolgens trad er een lange stilte in op dit gebied; aangegeven werd dat wijziging van het naamrecht geen prioriteit had.59x Zo zei de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: ‘Ik wil evenwel de aanbevelingen zoals die door de Werkgroep zijn gedaan eerst nader bestuderen en zal uw Kamer te zijner tijd mijn standpunt over de door de werkgroep gedane aanbevelingen berichten.’ Zie: Kamerstukken II 2010/11, 32500 VI, nr. 77. Na een jaar van vlijtige bestudering door de staatssecretaris volgde de uitspraak: ‘(…) niet gebleken van dermate grote en urgente problemen op het gebied van het naamrecht dat wijziging van wet- en regelgeving nu noodzakelijk is.’ Zie: Kamerstukken II 2011/12, 33000 VI, nr. 96. Een jaar later werd deze uitspraak nog eens herhaald: ‘(…) dat mij niet is gebleken dat er momenteel sprake is van zodanige grote en urgente problemen op het gebied van het naamrecht dat thans een wetswijziging noodzakelijk is. Ik geef er de voorkeur aan om, als het gaat om wetsvoorstellen, prioriteit te geven aan andere dossiers.’ Zie: Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, nr. 84. Met de in dit artikel besproken wijziging per 1 juli 2024 alsmede de nieuwe mogelijkheid per 1 januari 2024 om aan kinderen een samengestelde geslachtsnaam te geven zijn er dan toch vijftien jaar na dato twee grote wijzigingen gekomen. Deze veranderingen leggen duidelijk bloot dat het Nederlandse naamrecht steeds meer op een januskop begint te lijken. Enerzijds kan men vrijwel niet zijn geslachtsnaam wijzigen en zijn hier hoge bewijs- en financiële drempels voor opgeworpen, anderzijds creëert men nu een wijze waarop het voor een specifieke doelgroep heel eenvoudig is om een geslachtsnaamverandering te verkrijgen. Het is te hopen dat bij de aangekondigde doorlichting suggesties worden gedaan om deze innerlijke tegenstrijdigheid op te lossen.
Daarbovenop maakt de nieuwe regeling de mogelijkheid tot oneigenlijk gebruik wel erg makkelijk. Wie zijn geslachtsnaam wil wijzigen maar hier niet voor in aanmerking komt op grond van de overige wijzigingsgronden, kan volstaan met de verklaring dat hij afstamt van een tot slaaf gemaakte en op die manier toch zijn geslachtsnaam veranderen en dat ook nog eens kosteloos. Ook voor diegene die wel onder een van de reeds bestaande gronden een succesvolle aanvraag zou kunnen indienen, wordt het wel erg verleidelijk om het via deze nieuwe grondslag te doen, want waarom een zware administratieve procedure doorlopen als het ook kan met een enkele verklaring? Temeer omdat er (vooralsnog) geen leges worden geheven voor deze nieuwe wijzigingsgrond. Ook wanneer de kwijtschelding van leges vervalt blijft het risico op misbruik zeer groot; mensen die per se hun geslachtsnaam willen veranderen zullen dat toch wel proberen en deze optie biedt snel en eenvoudig deze mogelijkheid.
Over die leges gesproken: zoals eerder vermeld is er € 14,9 miljoen exclusief beschikbaar gesteld ten bate van deze regeling. Dat betekent dat er van dat bedrag, gelet op de kostendekkende leges van € 835, in totaal 17.844 verzoeken gratis kunnen worden afgedaan. Over de genoemde periode van vijf jaar zijn dat dan 3.569 verzoeken per jaar. Dit is een dermate hoog aantal verzoeken dat de vraag opkomt of hier wel niet heel ruim is ingeschaald. Zo bedroeg het totaal aantal verzoeken om geslachtsnaamswijziging in respectievelijk 2023 3.591, in 2022 2.116, in 2021 3.485 en in 2020 2.863 verzoeken.60x Zie respectievelijk: https://www.justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2023-naamswijziging, https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2022-naamswijziging, https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2021-naamswijziging en https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2020-naamswijziging (alle geraadpleegd op 23 oktober 2024). Gezien het toch al beschikbare en geoormerkte behoorlijke bedrag ligt het onzes inziens dan meer voor de hand de ‘slavennaam’-regeling voor langere tijd om niet aan te bieden. De minister geeft in de nota van toelichting duidelijk en enigszins voor de hand liggend aan dat grootschalig misbruik van de gratis regeling kan nopen tot het eerder stopzetten van de kwijtschelding van leges.61x Stb. 2024, 128, p. 11 (NvT). Wat er gebeurt in het reële scenario dat er nog een behoorlijk deel van het bedrag van € 14,9 miljoen na het verstrijken van de vijfjaarstermijn openstaat blijkt niet uit de nota van toelichting. Openstelling voor langere termijn ligt onzes inziens dan voor de hand.
Het veranderen van de geslachtsnaam is immers niet alleen een administratieve handeling, maar kan ook sociale en psychologische gevolgen hebben, en kan wat betreft de behandelde problematiek ook bijdragen tot de verwerking van een traumatisch verleden. De begeleiding en voorlichting van burgers in dit proces verdient dan ook de nodige aandacht van de overheid, te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan een informatieplicht van de betrokken overheidsorganen aan de belanghebbenden over de rechtsgevolgen van een geslachtsnaamswijziging. Ook is het van belang dat mensen zich bewust zijn van bijkomende kosten wanneer ze bijvoorbeeld hun naam op een identiteitsbewijs of andere officiële documenten willen laten aanpassen. Deze bijkomende aanzienlijke kosten en lasten komen namelijk wel gewoon voor rekening van verzoekers en worden niet kwijtgescholden. Het is raadzaam dat de Rijksoverheid aan de betrokken organisaties en gemeenten begeleiding en (financiële) ondersteuning biedt.
Daarbij komt nog dat hoewel ons uitgangspunt is dat ook Aruba, Curaçao en Sint Maarten een nieuwe wijzigingsgrond in hun regeling tot geslachtsnaamswijziging dienen op te nemen die het voor nazaten van tot slaaf gemaakten eveneens mogelijk maakt om hun geslachtsnaam kosteloos te wijzigen, we ons gelijktijdig moeten realiseren dat er tijd nodig zal zijn om de relatie tussen de geslachtsnaam en het slavernijverleden te verwerken en een plaats te geven. Pas na dit verwerkingsproces kan de betrokkene zich de vraag stellen of een geslachtsnaamswijziging in het individuele geval nodig en gewenst is. Een tijdelijke regeling van vijf jaren biedt onzes inziens onvoldoende ruimte voor dit verwerkingsproces. -
5. Conclusie
Gezien het belang van de maatregel voor de doelgroep in zowel het Europese als het Caribische deel van het Koninkrijk Nederland is het onzes inziens van belang om tot een regeling te komen voor het gehele Koninkrijk, dus ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en de praktische en financiële bezwaren weg te nemen. In het belang van gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid binnen het gehele Koninkrijk zou deze regeling dan ook moeten gelden voor alle Koninkrijksburgers.
Noten
- * De auteurs willen graag een woord van dank uitspreken aan de heren Johny van Eerden en Edric Croes van het Archivo Nacional Aruba voor hun waardevolle informatie met betrekking tot de geschiedenis van de slavernij op de Caraïben. Daarnaast willen zij graag em. prof. dr. René de Groot van de Universiteit Maastricht bedanken voor zijn kritisch meelezen.
-
1 Het staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden heeft in 2023 excuses gemaakt voor de slavernij: ‘Vandaag sta ik hier voor u. Als uw Koning en als deel van de regering maak ik vandaag deze excuses zelf. Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd.’ Zie voor de hele toespraak: https://www.koninklijkhuis.nl/documenten/toespraken/2023/07/01/toespraak-van-koning-willem-alexander-tijdens-de-nationale-herdenking-slavernijverleden-2023 (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
2 Toespraak van minister-president Mark Rutte over het slavernijverleden van 19 december 2022, zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2022/12/19/toespraak-minister-president-rutte-over-het-slavernijverleden (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
3 Stb. 2024, 128, p. 14 (NvT).
-
4 Besluit van 6 oktober 1997, houdende regels voor geslachtsnaamswijziging, Stb. 1997, 463, i.w.tr. 1 januari 1998, Stb. 1997, 463; laatst gewijzigd Stb. 2024, 128, i.w.tr. 1 juli 2024, Stb. 2024, 128.
-
5 Zie verder: G.J. Oostindie, ‘“We zijn al te zeer mishandelt”. Wat er speciaal was aan de slavernij op de Nederlandse Antillen’, Geschiedenis Magazine 2021, afl. 1, p. 50-54.
-
6 Brondocument uit het Nationaal Archief: ‘Einde van een treurige geschiedenis van slavernij (1863). Op 1 juli 1863 schaft Nederland de slavernij af in de koloniën’, te raadplegen via https://www.nationaalarchief.nl/beleven/onderwijs/bronnenbox/einde-aan-een-treurige-geschiedenis-van-slavernij-1863#collapse-4656 (geraadpleegd op 8 juli 2024).
Ter volledigheid: in 1860 kwam er een einde aan de slavernij in Nederlands-Indië. -
7 Oorspronkelijk zou alleen Sint Maarten uitgezonderd worden: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.02.04/invnr/1383B/file/NL-HaNA_2.02.04_1383B_0002 (geraadpleegd op 23 oktober 2024). Dit hangt samen met het feit dat krachtens proclamatie uit 1848 slaven op Sint Maarten voortaan als vrije personen zouden worden behandeld en met hen loonovereenkomsten werden afgesloten, zie: J. Hartog, De bovenwindse eilanden, Aruba: De Wit 1964, p. 297.
-
8 Voor Suriname gold art. 3 Richtlijnen voor Emancipatie: ‘De krachtens art 1 vrijgemaakten staan van den 1e July 1863 onder een bijzonder toezigt van den staat voor den tijd van [hoogstens] tien jaren.’
-
9 Art. 17 (voorheen art. 20) Richtlijnen voor Emancipatie zegt: ‘Het gewoon burgerlijk recht en strafrecht is van toepassing op de vrijgemaakten.’
-
10 https://archive.org/details/BNA-DIG-PB-1816-1851/page/540/mode/2up?q=manumissie (geraadpleegd op 8 juli 2024).
-
11 Art. 1 van het Reglement op de Manumissie van slaven 1833 luidt: ‘De manumissie der slaven, zoowel dergene, die aan het Gouvernement, als die aan bijzondere personen behooren, kan in de Nederlandsche West-Indische Bezittingen niet anders plaats hebben, dan door eene daad van het Hoog Gezag; - zijnde alzoo het Hooge Collegie, in de onderscheidenen Nederlandsche West-Indische Bezittingen, met uitsluiting van alle andere autoriteiten, alleen bevoegd om de hierna vermelde brieven van manumissie waarbij personen uit den stand van slavernij tot dien van vrijheid worden verheven, te verleenen.’ bron: Nationaal Archief.
(NB: de hier gebruikte terminologie betreft een historisch citaat.) -
12 https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.02.04/invnr/1383B/file/NL-HaNA_2.02.04_1383B_0006 (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
13 Zie art. 4 e.v. Richtlijnen voor Emancipatie 1863.
-
14 Op het moment van de Emancipatie in 1863 bevonden zich in Aruba 480 tot slaaf gemaakten, Curaçao telde 6.751 en Bonaire 752 tot slaaf gemaakten. Sint Eustatius telde 1.120, Saba 704 en Sint Maarten 1.890 tot slaaf gemaakten. Ter vergelijking: in Suriname kregen op dat moment ruim 32.000 tot slaaf gemaakten de ‘vrijheid’. Zie: L. Alofs, Slaven zonder plantage: (kinder)slavernij en emancipatie op Aruba, Aruba: Charuba 2013, p. 120, bijlage 4 (hierna: Alofs 2013).
-
15 Zie voor een overzicht van Arubaanse slavennamen die na de Emancipatie werden toebedeeld: Alofs 2013, p. 119, bijlage 3.
-
16 Ferdinand Lomp was timmerman op de plantage Mon Plaisir in Aruba. Bron: Nationaal Archief Aruba.
-
17 De slaaf Thomas (1821, geboren in Aruba) had regelmatig een conflict met zijn meester Jan Pieter Croes over de manier waarop hij werd behandeld en de grootte van zijn rantsoen (zes blikken maïs per week). Thomas vond dat hij slecht behandeld werd. Bij de Emancipatie in 1863 kreeg hij de geslachtsnaam ‘Krospaal’. Bron: Nationaal Archief Aruba en https://coleccion.aw/database/nl/?q=Jan+Pieter+Croes&sort=leeftijd (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
18 Magdalena Ignacia Slet, geboren op Aruba, werd rond haar 17de jaar verkocht aan een shon op Curaçao. Tussen haar 17de en 25ste levensjaar werd zij zes keer doorverkocht om uiteindelijk op 1 juli 1863 op Curaçao vrij te komen met als achternaam ‘Slet’. Bron: Nationaal Archief Aruba.
-
19 Naar aanleiding van het Nederlands voornemen om verandering van slavennamen mogelijk te maken deed het Verwey-Jonker Instituut onderzoek, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC), naar de bruikbaarheid van koloniale registers bij verzoeken tot geslachtsnaamswijziging. Zie: M. van der Klein, R. Meijers & O. de Zwart, Verkenning basis voor naamswijziging in verband met het Nederlandse slavernijverleden (in opdracht van het WODC), Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2022, p. 4. Het rapport is online raadpleegbaar: https://www.verwey-jonker.nl/wp-content/uploads/2022/12/naamswijziging-slavernijverleden-322220.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
20 Art. 1:7 lid 1 BWA, BWC en BWSM.
-
21 Art. 1:7 lid 1 BWNed en BWBES.
-
22 Art. 1:7 lid 5 BWNed en BWBES.
-
23 Wet van 24 maart 2023 tot wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam), Stb. 2023, 116, i.w.tr. 1 januari 2024, Stb. 2023, 316.
-
24 Aruba: Richtlijnen Geslachtsnaamswijziging van 15 augustus 2023, Landscourant 2023, nr. 016 van 28 juli 2023, p. 15.
-
25 Art. 6a van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging.
-
26 Stb. 2024, 128, p. 10, par. 1b ‘Regeling Caribisch Nederland’ (NvT).
-
27 Ibid.
-
28 ABRvS 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1569.
-
29 De Nederlandse regeling kent, in tegenstelling tot de Caribische regelingen, in artikel 1 twee extra gronden voor geslachtsnaamswijziging die beide verband houden met de spelling van Friese geslachtsnamen. Het Fries is de tweede officiële taal in de provincie Friesland. Op grond van het bepaalde onder deel III van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden zijn deze twee bepalingen opgenomen.
-
30 Zie uitgebreid: R.P.J. Ritsema, ‘Black names matter? Geslachtsnaamswijziging en “slavennamen”’, NJB 2021, afl. 2, p. 108-111, JCDI:ADS250730:1 en R.P.J. Ritsema, ‘Black names matter II. Eén stap vooruit om twee stappen terug te zetten?’, NJB 2023, afl. 35, p. 3070-3072, JCDI:ADS856467:1.
-
31 In Aruba: art. 3 lid 1 sub a; in Nederland, Curaçao en Sint Maarten art. 1 lid 1 sub a van de afzonderlijke regelingen tot wijziging van geslachtsnaam (zie par. 3.2.1).
-
32 MvT bij de Regeling geslachtsnaamwijziging Aruba, p. 4. Zie ook ABRvS 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1569.
-
33 In Aruba: art. 9 Richtlijnen Geslachtsnaamwijziging; in Nederland, Curaçao en Sint Maarten art. 7 van de afzonderlijke regelingen tot wijziging van geslachtsnaam (zie par. 3.2.1).
-
34 G.R. de Groot, Groene Serie Personen- en familierecht, art. 1:7 BW, aant. 3.4 (Algemeen), Deventer: Kluwer (online/losbladig (stand 2021)).
-
35 Zie voor een voorbeeld van dit strikte beleid de uitspraak van de ABRvS inzake een afgedwongen geslachtsnaam van een Iraanse vluchtelinge en de weigering van de minister om verandering toe te staan: ABRvS 23 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM8857 (X/Minister van Justitie).
-
36 Deze inschatting is in ieder geval terug te zien in een zeldzaam vrijwillig geopenbaarde casus van een meneer met een ‘slavennaam’ die een succesvol beroep op de hardheidsclausule kon doen door simulatie van psychische klachten. Deze man is GGD-arts en wist zodoende hoe psychische klachten moesten worden voorgewend om toch een succesvol beroep op de hardheidsclausule te kunnen doen. Zie: E. Stoker, ‘“Ik moest psychologische klachten verzinnen om kans te maken op een naamswijziging”’, de Volkskrant 19 september 2022.
-
37 Deze uitzondering geldt (voorlopig) enkel ten aanzien van personen die afstammen van nazaten van tot slaaf gemaakten. Andere bevolkingsgroepen die eveneens te maken hebben gehad met een opgelegde naam kunnen hier vooralsnog geen gebruik van maken. Bij de voorgenomen doorlichting van het Bgn in 2024 zal worden bezien welke andere bevolkingsgroepen die onrecht hebben ervaren bij de toedeling van hun geslachtsnaam (kosteloos) in aanmerking kunnen komen voor geslachtsnaamwijziging, Stb. 2024, 128, p. 7 (NvT).
-
38 Stb. 2024, 128, p. 9 (NvT).
-
39 Besluit van 3 mei 2024 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling in verband met de tijdelijk kosteloze wijziging van geslachtsnamen van nazaten van tot slaaf gemaakten (Besluit geslachtsnaamswijziging nazaten van tot slaaf gemaakten en tijdelijke bekostiging), Stb. 2024, 128.
-
40 Zie art. 4 Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling.
-
41 Stb. 2024, 128, p. 1.
-
42 ‘Aanvraagformulier. Naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten’, zie: https://www.justis.nl/sites/default/files/2024-06/Aanvraagformulier%20naamswijziging%20voor%20nazaten%20van%20tot%20slaafgemaakten.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
43 Welk Nederland de minister hier bedoelt blijkt niet uit het besluit noch uit de nota van toelichting. Gezien de reikwijdte van het besluit kan hier niet anders worden bedoeld dan Europees Nederland en de BES-eilanden. Ook moet worden opgemerkt dat er geen sluitend overzicht is van alle geslachtsnamen die voorkomen in Nederland, laat staan van alle mensen met de Nederlandse nationaliteit, het moet daarbij natuurlijk wel gaan om Nederlanders en mensen op wie het Nederlands naamrecht van toepassing is.
-
44 Stb. 2024, 128, p. 9 (NvT) en de uitwerking van deze eis in de vorm van het ‘Formulier Stamboomoverzicht’, zie: https://www.justis.nl/sites/default/files/2024-06/78680_JUS_formulier%20Stamboomoverzicht_TG.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
45 Stb. 2024, 128, p. 10 (NvT).
-
46 Stb. 2024, 128, p. 11 (NvT).
-
47 Stb. 2024, 128, p. 16 (NvT).
-
48 In Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt de grondwet Staatsregeling genoemd.
-
49 Art. 39 lid 1 Statuut.
-
50 W.H. van Helsdingen, Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden: wordingsgeschiedenis, commentaar en praktijk, ’s Gravenhage: Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf 1957, p. 471, Toelichting op de Interimregeling (1948) (hierna: Van Helsdingen 1957). Zie voor meer informatie over de werking van het concordantiebeginsel binnen de landen van het Koninkrijk op het gebied van het personen- en familierecht: M. Gielen, ‘Het personen- en familierecht in de Cariben vanuit rechtsvergelijkend perspectief’, FJR 2022, 69 (themanummer IPR en Internationaal Familierecht), p. 378-386, JCDI:ADS677553:1 en M. Gielen, ‘De rol van het concordantiebeginsel in het Caribisch familierecht, een kritische beschouwing met enkele aanbevelingen’, FJR 2023, 49 (Koninkrijkspecial), p. 255-262, JCDI:ADS713305:1.
-
51 In de circulaire van de Minister van Overzeese Rijksdelen van 14 september 1955 staat hierover: ‘Het is daarom nodig de toezending tijdig te doen geschieden’ [vetgedrukt conform de tekst van de circulaire], Van Helsdingen 1957, p. 473.
-
52 Van Helsdingen 1957, p. 471.
-
53 Van Helsdingen 1957, p. 474.
-
54 Stb. 2024, 128, p. 14 (NvT).
-
55 Ibid.
-
56 Wij hebben het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba gevraagd een toelichting te geven op deze verwijzing in de nota van toelichting. Bij het afronden van deze publicatie hadden wij nog geen antwoord ontvangen.
-
57 Stb. 2024, 128, p. 7 (NvT). Heden (23 oktober 2024) is deze ‘doorlichting’ nog niet aangevangen.
-
58 W. Dronkers e.a., Bouwstenen voor een nieuw naamrecht. Rapport van de Werkgroep liberalisering naamrecht, 2009 (bijlage bij Kamerstukken II 2009/10, 32123 VI, nr. 121, p. 7). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-74735.pdf (geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
59 Zo zei de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: ‘Ik wil evenwel de aanbevelingen zoals die door de Werkgroep zijn gedaan eerst nader bestuderen en zal uw Kamer te zijner tijd mijn standpunt over de door de werkgroep gedane aanbevelingen berichten.’ Zie: Kamerstukken II 2010/11, 32500 VI, nr. 77. Na een jaar van vlijtige bestudering door de staatssecretaris volgde de uitspraak: ‘(…) niet gebleken van dermate grote en urgente problemen op het gebied van het naamrecht dat wijziging van wet- en regelgeving nu noodzakelijk is.’ Zie: Kamerstukken II 2011/12, 33000 VI, nr. 96. Een jaar later werd deze uitspraak nog eens herhaald: ‘(…) dat mij niet is gebleken dat er momenteel sprake is van zodanige grote en urgente problemen op het gebied van het naamrecht dat thans een wetswijziging noodzakelijk is. Ik geef er de voorkeur aan om, als het gaat om wetsvoorstellen, prioriteit te geven aan andere dossiers.’ Zie: Kamerstukken II 2012/13, 33400 VI, nr. 84.
-
60 Zie respectievelijk: https://www.justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2023-naamswijziging, https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2022-naamswijziging, https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2021-naamswijziging en https://justis.nl/producten/naamswijziging/kwartaalcijfers-2020-naamswijziging (alle geraadpleegd op 23 oktober 2024).
-
61 Stb. 2024, 128, p. 11 (NvT).