-
1. Inleiding
De bom sloeg in bij een groot aantal advocaten en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) toen de Raad voor de rechtspraak in een nieuwsbericht van 18 december 2020 aankondigde dat per 1 april 2021 een limiet zou komen aan de lengte van processtukken in hoger beroep. De toelichting was als volgt:1x Het bericht over het maximumaantal pagina’s voor een processtuk in hoger beroep is op www.rechtspraak.nl aangekondigd op 18 december 2020, zie www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Per-1-april-limiet-aan-lengte-processtukken-bij-de-civiele-afdelingen-gerechtshoven.aspx.
‘De limieten worden ingevoerd om de omvang van procesdossiers beheersbaar te houden. Door steeds grotere processtukken neemt de behandeltijd per zaak toe, wat leidt tot druk op doorlooptijden. Verder hebben te lange processtukken ongewenste gevolgen voor partijen, raadsheer én advocaat. De raadsheer en advocaat van de wederpartij zijn te veel tijd kwijt met het lezen en doorgronden van een te lang processtuk. Het risico bestaat dat het gerechtshof belangrijke details over het hoofd ziet of de stukken anders uitlegt dan partijen. Het beginsel van hoor en wederhoor komt onder druk als de wederpartij het zich financieel niet kan veroorloven om haar advocaat extra tijd te laten besteden aan de reactie op een te lang processtuk. Kernachtige processtukken zijn daarom in het belang van een tijdige, zorgvuldige rechtspraak en van allen die daarbij betrokken zijn. Limieten zijn in het buitenland niet onbekend. Zo hanteert het Hof van Justitie van de Europese Unie al jaren beperkingen in de omvang van de processtukken.’
De aangekondigde limiet is in Nederland inmiddels per 1 april 2021 via het Landelijk procesreglement ingevoerd, en is onderwerp geweest van aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen, zie het arrest van 3 juni 2022.2x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, RvdW 2022/559; AB 2022/239, m.nt. R. Stijnen.
In dit artikel wordt kort aangegeven wat de invoering van de limiet inhoudt. De zin en onzin van de limitering wordt vervolgens besproken. Vervolgens wordt ingegaan op juridische punten die in de bij de Hoge Raad gevoerde procedure aan de orde zijn geweest. In dit artikel worden de formele bevoegdheid tot limitering, de sanctionering (weigering van processtukken resp. niet-ontvankelijkheid) en eventuele schending van het beginsel van hoor en wederhoor en het recht op toegang tot de rechter besproken.
Aan de hand van die bespreking wordt nagegaan of het Caribische procesrecht aanpassing behoeft. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Hof) kent een Procesreglement 2018 voor civiele zaken in eerste aanleg en in hoger beroep.3x http://gemhofvanjustitie.org/uploads/files/Procesreglement%202018(6).pdf. In het procesreglement van het Hof wordt (nog) geen maximum gesteld aan het aantal pagina’s van een processtuk in hoger beroep. Staan in het arrest van de Hoge Raad en de conclusie van advocaat-generaal (A-G) De Bock overwegingen die relevant kunnen zijn voor het procesrecht in de Caribische landen?
-
2. Landelijk procesreglement civiele dagvaardingszaken en verzoekschriftprocedures hoger beroep
De in Nederland ingevoerde aanpassingen van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (hierna: procesreglement) houden kort gezegd het volgende in.4x www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/landelijk-procesreglement-voor-civiele-dagvaardingszaken-bij-de-gerechtshoven-012022.pdf. De memorie van grieven en de memorie van antwoord beslaat niet meer dan 25 bladzijden. Bij incidenteel hoger beroep beslaan de memorie van grieven en de memorie van antwoord ieder niet meer dan 15 bladzijden.5x In par. 1.1.1.5 en bijlage V van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven is een soortgelijke regeling opgenomen voor het beroepschrift en het verweerschrift, zie www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/procesreglement-verzoekschriftprocedures-handels-en-insolventiezaken-gerechtshoven-012022.pdf. Andere memories, bijvoorbeeld na getuigenverhoor of deskundigenbericht, beslaan niet meer dan 15 bladzijden. Verder wordt een aantal concrete regels (lettergrootte, paginanummering, etc.) gegeven.
Een partij kan middels gemotiveerde verzoeken (via een ‘H16-formulier’) een memorie van een grotere omvang indienen vanwege bijvoorbeeld de juridische of feitelijke complexiteit van de zaak. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij zaken met een internationaal karakter (bevoegdheid Nederlandse rechter, toepasselijkheid en/of inhoud van buitenlands recht, kwesties van IPR), of wanneer zich na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg nieuwe relevante feiten of omstandigheden hebben voorgedaan. Verder is van belang of een partij een groot financieel belang heeft bij de zaak, en of er veel geschilpunten moeten worden besproken.
Als de memorie het maximumaantal bladzijden overschrijdt zonder dat daarvoor toestemming is gegeven, wordt deze geweigerd en kan de partij uiterlijk binnen twee weken een memorie indienen van toegestane omvang.
-
3. Zin en onzin van een limitering
3.1 Is er echt een probleem?
De inzet van de door een zeventigtal advocaten ingezette procedure bij de Hoge Raad is – kort gezegd – om de limitering van de omvang van processtukken ongedaan te krijgen. De vraag is in hoeverre in de praktijk sprake is van (te) omvangrijke processtukken. Is er een probleem, en hoe groot is het probleem?6x Zie over de problematiek eerder F.J. de Vries, ‘Verkorting van processtukken’, NTBR 2019/29, afl. 9/10, p. 189-191, verwijzend naar M. Feteris, ‘De taal van procederende advocaten’, NJB 2016/2290, en J. Vranken, ‘De omvang van cassatiestukken in civiele zaken’, NJB 2018/997.
De voorzitter van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven (LOVCH) heeft, op vragen van de A-G, laten weten dat het aantal van 25 pagina’s voldoende is en dat er na de invoering van de regeling niet vaak een verzoek wordt ingediend om het maximumaantal pagina’s te overschrijden. In een periode van zeven maanden, de periode van 1 april 2021 tot 1 november 2021, is maar een beperkt aantal verzoeken (nog geen 100) gedaan.7x Zie conclusie A-G R.H. de Bock 24 december 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1228, nr. 3.2-3.5 (hierna verkort: conclusie A-G R.H. de Bock).
Ondanks het betoog van ongeveer zeventig advocaten, daarin gesteund door de NOvA,8x Namens de NOvA zijn, na daartoe desgevraagd in de gelegenheid te zijn gesteld, op de voet van art. 393 lid 2 Rv schriftelijke opmerkingen ingediend. dat het maximumaantal pagina’s van een processtuk in hoger beroep onredelijk zou zijn, blijkt in de praktijk dat advocaten meestal volstaan met een processtuk van maximaal 25 respectievelijk 15 pagina’s in hoger beroep. Het is mij dan niet duidelijk waarom deze advocaten het niet eens waren met het maximumaantal pagina’s voor een processtuk in hoger beroep als het na 1 april 2021, na de invoering van de limitering, kennelijk nauwelijks voorkomt dat het maximum wordt overschreden.
De A-G stelt in haar conclusie dat er geen harde cijfers zijn die aantonen dat de omvang van processtukken in hoger beroep in de loop der tijd zijn toegenomen. Dat is volgens haar jammer, omdat daardoor enigszins in de lucht blijft hangen of, en in welke mate, het fenomeen van ‘steeds langere processtukken in hoger beroep’ zich precies voordoet, of dat er verschillen zijn tussen gerechten (tussen de hoven onderling en/of tussen rechtbanken, hoven en Hoge Raad), of tussen soorten van zaken. Ook weten we volgens de A-G niet of nog steeds sprake is van een stijgende lijn.9x Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.5, en zie ook over mogelijke oorzaken nr. 4.9-4.11. Zie ook de opmerkingen van de A-G over het procesdossier, zie 4.7-4.8. Hieruit volgt mijns inziens dat het niet duidelijk is waarom in het procesreglement een maximum moest worden gesteld aan het aantal pagina’s van een processtuk in hoger beroep als deze nauwelijks wordt overschreden.10x Zie ook F. Hammerstein, ‘Het nieuwe procesrechtelijke monster: limitering van processtukken’, vscc.nl, 8 juni 2022, www.vscc.nl/het-nieuwe-procesrechtelijke-monster-limitering-van-processtukken. De genomen maatregel is op initiatief van de gerechtshoven tot stand gekomen; ik zou zelf benieuwd zijn naar het antwoord op de vraag in hoeverre het stellen van een maximum aan de omvang van een processtuk de druk van de hogerberoepsrechters met betrekking tot doorlooptijden van zaken inmiddels heeft verlaagd en dit ten goede is gekomen aan partijen.
Volgens Van Schaick is de oorzaak van omvangrijke processtukken het gevolg van gebrek aan kwaliteit op het vlak van het schrijven van een juridisch betoog, mede als gevolg van gebrek aan aandacht daarvoor in de beroepsopleiding voor advocaten, procestactiek en de wens om veel te kunnen factureren.11x A.C. van Schaick, ‘De omvang van een memorie’, AA 2021, afl. 9, p. 804-807. Dat laatste heb ik als voormalig advocaat zeker ervaren. Met een processtuk van enkele pagina’s kun je nauwelijks declarabele uren schrijven, daardoor nauwelijks kosten declareren aan een cliënt en is het lastig om de door de werkgever verwachte omzet te behalen.12x Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.20. Terwijl ik als voormalig jurist bij een rechtsbijstandsverzekeraar, waar niet wordt gefactureerd aan de cliënt en de cliënt een vaste verzekeringspremie betaalt, meestal kon volstaan met een processtuk van enkele pagina’s. Deze rechtsbijstandsverzekeraar is ter ziele gegaan, omdat de kosten niet in verhouding stond met de vaste premies die de cliënten betaalden.
3.2 Stelplicht
De advocaten die kritiek hadden op de omvang van de processtukken in hoger beroep stelden zich op het standpunt dat zij niet kunnen voldoen aan de stelplicht en de rechter de zaak vervolgens afdoet op het niet voldoen aan de stelplicht. De stelplicht is geregeld in artikel 149 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Nederland (Rv) respectievelijk artikel 128 Burgerlijke Rechtsvordering/Rv Caribische landen, waarin is bepaald dat, tenzij uit de wet anders voortvloeit, de rechter die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag moet leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan. Mijn ervaring is dat het aantal pagina’s van een processtuk niets zegt over het wel of niet slagen van een (hoger)beroepsprocedure, want ook met een processtuk van enkele pagina’s kun je voldoen aan de stelplicht en kan een (hoger)beroepsprocedure kansrijk zijn. Ook de A-G is van mening dat een advocaat niet kan stellen dat hij veel tekst moet aanleveren, omdat hij anders wordt geconfronteerd met de valkuil dat onvoldoende is gesteld. Zoals de A-G treffend vermeldt: ‘Er is dus een breed scala aan situaties dat wordt gedekt door de overweging dat “onvoldoende is gesteld”. In maar weinig gevallen bedoelt de rechter daarmee dat meer pagina’s tekst hadden moeten worden aangeleverd.’13x Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.35. Zie over de stelplicht nr. 4.25-4.35. De Hoge Raad gaat niet expliciet in op de kwestie van de stelplicht.
In hoger beroep geldt de zogenoemde tweeconclusieregel. Deze regel houdt in dat grieven, een eisverandering of -vermeerdering, nieuwe verweren en nieuwe feiten en stellingen uiterlijk in de memorie van grieven of in de memorie van antwoord naar voren moeten worden gebracht. Ook het standpunt van de advocaten dat de tweeconclusieregel van de Hoge Raad, die aan kritiek onderhevig is,14x Zie conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.43. een beperking van de omvang van de processtukken in de weg staat, gaat volgens de A-G niet op. Immers, in het procesreglement is ook bepaald dat een partij kan verzoeken ‘na indiening van de memorie een aanvullende akte te mogen nemen ter nadere toelichting van een specifiek in die memorie reeds opgenomen grief, eiswijziging of verweer’. De Hoge Raad merkt hierover slechts op dat de mogelijkheid van een aanvullende akte als bedoeld in de bijlagen onder 3 niet strijdig is met de tweeconclusieregel, omdat de aanvullende akte slechts mag strekken tot nadere uitwerking van eerder naar voren gebrachte grieven, verweren, feiten en stellingen, daarmee aan de kern van het naar voren gebrachte bezwaar voorbijgaand.15x Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.6. Zie verder conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.40-4.44.
-
4. Bevoegdheid tot limitering
4.1 Wie is bevoegd tot het vaststellen van een procesreglement?
De Hoge Raad zag aanleiding om in het arrest van 3 juni 202216x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824. eerst in te gaan op de vaststelling van procesreglementen en in het bijzonder op de vraag welk orgaan bevoegd is procesreglementen vast te stellen.
De Hoge Raad constateert dat de wet niet uitdrukkelijk voorziet in de vaststelling van procesreglementen en wijst dan ook geen instantie aan die bevoegd is procesreglementen vast te stellen. Omdat een procesreglement een vorm van zelfbinding door rechters is, zijn de gerechtsvergaderingen als bedoeld in artikel 22 Wet op de rechterlijke organisatie (RO) bevoegd procesreglementen vast te stellen, ook al noemt artikel 28 RO deze bevoegdheid niet. De landelijke gelding van een procesreglement kan worden bereikt door vaststelling van dezelfde tekst door alle gerechtsvergaderingen van de rechtbanken dan wel de gerechtshoven. De achterliggende gedachte is dat procesreglementen beogen om als recht in de zin van artikel 79 RO de rechter op grond van algemene beginselen van behoorlijke rechtspleging te binden binnen de ruimte die procesrechtelijke normen en regels aan de rechter laten. Procesreglementen kunnen daarom niet worden vastgesteld door een instantie die niet de bevoegdheid heeft rechters in die zin te binden. De wet, in het bijzonder artikel 23 RO, biedt geen grondslag voor het vaststellen van procesreglementen door het gerechtsbestuur.17x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3.
Met het arrest is duidelijker geworden waar binnen de rechterlijke macht de bevoegdheden liggen. Dat een procesreglement recht is in de zin van artikel 79 RO is onder andere bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015, waarin gesproken wordt over ‘een procesreglement dat door een daartoe bevoegd rechterlijk orgaan is vastgesteld’.18x HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, r.o. 3.6.2. Zie ook HR 28 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2117, NJ 1997/495; HR 4 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7220, NJ 1998/220 en HR 23 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2327, NJ 2004/350. Wie onder ‘een daartoe bevoegd rechterlijk orgaan’ valt, is niet nader aangeduid door de wetgever. De Hoge Raad heeft in de loop der jaren geoordeeld dat de LOVC-hoven, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Raad voor de rechtspraak geen rechterlijke organen zijn die een procesreglement of rechtersregelingen kunnen vaststellen.19x HR 22 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:854, NJ 2021/249; HR 11 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1542, r.o. 4.2, NJ 2018/416, m.nt. W.H. Vellinga; HR 3 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2621, NJ 1998/571. Zie bijv. ook P.P.T. Bovend’Eert, ‘Het rechtskarakter van procesreglementen en andere rechtersregelingen’, NJB 2016/257, par. 4 en P.P.T. Bovend’Eert, ‘De rechter als wetgever: uniforme rechtstoepassing in rechtersregelingen vanuit staatrechtelijk perspectief’, RegelMaat 2010, afl. 1, p. 23 en 27. Het gaat om bevoegdheden die binnen de rechtbank zelf liggen.20x Het gaat om per rechtbank vast te stellen regels, zie in dit verband het Rolrichtlijnen-arrest, over ‘de in mei 1987 door de Rechtbank te ’s-Gravenhage vastgestelde rolrichtlijnen (…) [hebben] het karakter (…) van door die Rechtbank vastgestelde regels omtrent de uitoefening van haar rolbeleid’, HR 28 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2117, NJ 1997/495, m.nt. HJS (De Nieuwe Woning/Staat); bevestigd in HR 4 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7220, NJ 1998/220, m.nt. HJS (Van Schaik/Verboom). Uit het recente arrest van de Hoge Raad blijkt dat het gerechtsbestuur niet bevoegd is om een voor rechters bindende regeling vast te stellen.21x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3. De Hoge Raad bevestigt in het arrest dat de gerechtsvergaderingen als bedoeld in artikel 22 RO bevoegd zijn procesreglementen vast te stellen aangezien het procesreglement een vorm van zelfbinding is door rechters,22x Net als bij beleid kan een rechter in een individuele zaak wegens bijzondere omstandigheden afwijken van het procesreglement. ook al noemt artikel 28 RO deze bevoegdheid niet expliciet.23x Zie de dissertatie van Teuben: sectorvergaderingen of gerechtsvergaderingen zijn binnen een rechtbank bevoegd om rechterlijk beleid, zoals procesreglementen, vast te stellen, zie K. Teuben, Rechtersregelingen in het burgerlijk (proces)recht (diss. Leiden) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. II), Deventer: Kluwer 2005, p. 141 en 149-153. De landelijke gelding van een procesreglement moet dus worden bereikt door vaststelling van dezelfde tekst door alle gerechtsvergaderingen van de rechtbanken dan wel de gerechtshoven.24x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3.
4.2 De Caribische landen
De organisatie van de gerechten in de Caribische landen is apart geregeld, in de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie.25x Rijkswet van 7 juli 2010, houdende regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, Stb. 2010, 335. Voor het beroep in cassatie gelden de bepalingen van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Vergelijkbare artikelen zoals artikel 22 en 28 RO kennen de Caribische landen niet, maar gelet op voornoemde uitspraken van de Hoge Raad zou de Hofvergadering bevoegd zijn om rechterlijk beleid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zoals procesreglementen, vast te stellen. In het Procesreglement voor civiele zaken in eerste aanleg en in hoger beroep valt te lezen dat het reglement krachtens mandaat van de Hofvergadering d.d. 24 september 2004 is vastgesteld op 1 februari 2005.26x www.gemhofvanjustitie.org/uploads/files/Procesreglement%202018(6).pdf. Wat met ‘krachtens mandaat’ wordt bedoeld is niet duidelijk aangezien hiervoor is te lezen dat gerechtsvergaderingen bevoegd zijn procesreglementen vast te stellen. Verder valt in dit procesreglement te lezen dat het aangepaste en laatst geldende procesreglement (2018) voor civiele zaken in eerste aanleg en in hoger beroep door het bestuur van het Hof is vastgesteld op 21 juni 2018 en in werking is getreden met ingang van 1 augustus 2018. In dit laatste geval wordt niet meer gesproken over de Hofvergadering, maar over het bestuur van het Hof. Gelet op het voorgaande kan worden betwijfeld in hoeverre het procesreglement 2018 voor civiele zaken in eerste aanleg en in hoger beroep bevoegd is vastgesteld.
4.3 Is maximeren van de omvang van processtukken geoorloofd?
Na de bespreking van de bevoegdheidskwestie gaat de Hoge Raad over tot de beantwoording van de prejudiciële vragen, waarbij in de herformulering door de Hoge Raad aan de orde komt of de rechter bevoegd is om beperkingen te stellen aan de omvang van processtukken in hoger beroep, en of zo’n beperking in een procesreglement mag worden gesteld.27x Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.2.
De Hoge Raad vindt de grondslag van de bevoegdheid tot maximering van de omvang van processtukken in artikel 19 lid 2 Rv: ‘De rechter neemt ambtshalve of op verlangen van een van de partijen alle beslissingen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure.’28x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.1. Anders: conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 5.67-5.75, en zie ook nr. 5.78. De rechter kan (in iedere individuele zaak), door toepassing van de eisen van een goede procesorde, door het nemen van alle beslissingen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure (art. 19 lid 2 Rv) en uit hoofde van zijn taak te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure (art. 20 lid 1 Rv; zie ook art. 18b lid 1 Rv Caribische landen29x De Landsverordeningen houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn identiek. Vandaar dat hier wordt gesproken over Rv Caribische landen. en art. 18b lid 1 Rv BES), beperkingen stellen aan de omvang van processtukken. Een procesreglement strekt ertoe om, bij wijze van zelfregulering, de toepassing door de rechter van procesrechtelijke normen en regels te harmoniseren en te uniformeren, ter bevordering van een behoorlijke rechtspleging. Ook de bevoegdheid van de rechter om grenzen te stellen aan de omvang van processtukken kan daarom worden gereguleerd door middel van een procesreglement.
-
5. Sanctionering: weigering van processtukken respectievelijk niet-ontvankelijkheid
In het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2022 komt de sanctionering door weigering van processtukken ook aan de orde. Uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een procesreglement niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid kan stellen als daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat.30x HR 14 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5752, r.o. 3.4. Zie ook HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224, r.o. 3.4.2. Desondanks is de Hoge Raad – anders dan de A-G – in onderhavige kwestie van oordeel dat het uitblijven van een processtuk dat aan de limiet voldoet, kan leiden tot niet-ontvankelijkheid op grond van artikel 133 lid 4 Rv.31x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9. Volgens de Hoge Raad is in het procesreglement niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid opgenomen.32x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9. Want als het processtuk de maximumomvang overschrijdt zonder dat er toestemming voor is gevraagd, dan wordt het processtuk op grond van het procesreglement geweigerd en krijgt de partij de gelegenheid om alsnog een processtuk in te dienen dat voldoet aan de maximumomvang.
Aan de hand van het arrest van de Hoge Raad maak ik op dat de weigering van een te omvangrijk processtuk en het niet voldoen aan een verzoek van het gerechtshof om een processtuk van maximale omvang in te dienen, aangemerkt wordt als het ‘niet verrichten van een proceshandeling binnen de gestelde termijn’ in de zin van artikel 133 lid 4 Rv en dat leidt tot verval van het recht om de proceshandeling te verrichten respectievelijk niet-ontvankelijkheid.33x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9. Ik betwijfel of dat juist is, omdat er wel een proceshandeling is verricht maar die voldoet niet aan het omvangvereiste. Bovendien biedt artikel 133 lid 4 Rv – net zomin als artikel 34 lid 1 Rv34x HR 14 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5752, r.o. 3.4. Zie ook HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224, r.o. 3.4.2. – een wettelijke grondslag om in zo’n situatie tot niet-ontvankelijkheid te oordelen. Ik kan mij dan ook verenigen met het standpunt van de A-G.35x Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 5.84. Al begrijp ik het oordeel van de Hoge Raad om zo’n regel in het procesreglement te kunnen handhaven en te voorkomen dat het een loze regel wordt.
-
6. Beginsel van hoor en wederhoor en recht op toegang tot de rechter
Het weigeren van een te omvangrijk processtuk met als mogelijk gevolg niet-ontvankelijkheid wordt overigens begrensd door het beginsel van hoor en wederhoor en het recht op toegang tot de rechter.
6.1 Artikel 6 EVRM
Zowel het beginsel van hoor en wederhoor als het recht op toegang tot de rechter is onderdeel van het recht op een eerlijk proces, zoals is bepaald in artikel 6 lid 1 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het recht op hoor en wederhoor is gecodificeerd in artikel 19 lid 1 Rv Nederland. In artikel 119 lid 1 Rv Caribische landen en artikel 119 lid 1 Rv BES is in kortere zin bepaald dat de rechter de partijen over en weer hoort wanneer beide partijen zijn verschenen.
Daarbij worden drie aspecten van het recht op hoor en wederhoor onderscheiden:
recht op rechterlijk gehoor – dit recht houdt in dat partijen in voldoende mate en op gepaste wijze in de gelegenheid worden gesteld om zich over de zaak uit te laten;
recht op tegenspraak – het recht van partijen om zich uit te laten over de standpunten en alle in het geding gebrachte stukken van de wederpartij;
beginsel van gelijkheid der wapenen – dit houdt in dat geen van partijen benadeeld mag worden ten opzichte van de andere partij; een partij heeft het recht om in gelijke mate gehoord te worden als de wederpartij.
Naast de drie aspecten van het recht op hoor en wederhoor zijn drie voorwaarden, waarbij het recht op toegang tot de rechter mag worden beperkt volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), hier van belang:36x Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 7.8.
De beperking mag niet de kern van het recht op toegang tot de rechter aantasten.
De beperking moet een legitiem doel dienen.
Er moet sprake zijn van proportionaliteit tussen het doel – dat met de beperking wordt beoogd – en de ingestelde beperking.
De Hoge Raad gaat met name in een aantal overwegingen in op deze aspecten.
6.2 Hoge Raad
De Hoge Raad merkt op dat het recht op hoor en wederhoor onder meer kan worden beperkt doordat het recht om een proceshandeling te verrichten vervalt als die proceshandeling niet binnen de daarvoor gestelde termijn is verricht (art. 133 lid 4 Rv) en doordat de rechter stukken kan weigeren die te laat worden overgelegd.37x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.3. Voorschriften die de toegang tot de rechter regelen, mogen deze toegang echter niet zodanig beperken, dat de essentie van het recht op toegang tot de rechter wordt aangetast. Bovendien moeten de voorschriften een legitiem doel dienen en in het licht van dat doel proportioneel zijn. De Hoge Raad verwijst hierbij naar jurisprudentie van het EHRM.38x Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, voetnoot 7, verwijzend naar o.m. EHRM 28 mei 1985, ECLI:CE:ECHR:1985:0528JUD000921480, par. 57; EHRM 17 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD003676006, par. 230; EHRM 29 november 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1129JUD007694311, par. 89; EHRM 5 april 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:0405JUD004016012, par. 78.
De Hoge Raad acht bij de beoordeling of de gestelde beperkingen de essentie van het recht op toegang tot de rechter aantasten, van belang dat partijen in de gelegenheid moeten zijn hun standpunten voldoende toe te lichten en op standpunten van de wederpartij voldoende te reageren.39x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.4.
Naar het oordeel van de Hoge Raad dient de mogelijkheid van het beperken van de omvang van processtukken in hoger beroep een legitiem doel.40x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.5, verwijzend naar r.o. 3.3.2. De Hoge Raad verwijst, in voetnoot 8, verder naar EHRM 19 december 1997, ECLI:CE:ECHR:1997:1219JUD002673795, par. 36 en EHRM 17 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD003676006, par. 242. Kort gezegd:
De rechterlijke capaciteit is beperkt, en voorkomen moet worden dat sommige partijen door hun wijze van procederen een zodanig beslag leggen op de rechterlijke capaciteit dat dit ten koste gaat van een effectieve toegang tot de rechter voor anderen.
Regels voor de omvang van processtukken draagt bij aan een optimale aanwending van de beperkte rechterlijke capaciteit.
Onnodig lange processtukken zijn belastend voor de wederpartij en regulering van de omvang kan bijdragen aan een gelijke mate van toegang tot de rechter van de partijen in een geschil.
De gestelde regels zijn ook niet disproportioneel, omdat te verwachten valt dat in de overgrote meerderheid van de zaken het recht op toegang tot de rechter en op hoor en wederhoor niet in het gedrang komt door de in de reglementen gestelde beperkingen, mede in aanmerking genomen dat in hoger beroep kan worden voortgebouwd op het debat in eerste aanleg en steeds gelegenheid bestaat om de zaak mondeling toe te lichten (art. 87 lid 8 Rv in verbinding met art. 353 lid 1 Rv; art. 279 Rv in verbinding met art. 362 Rv).
Bovendien voorzien de procesreglementen in de mogelijkheid om, op grond van de kenmerken van de concrete zaak, toestemming te verkrijgen voor de indiening van een omvangrijker processtuk. Die aanwijzingen zijn gegeven om het recht op toegang tot de rechter en het recht op hoor en wederhoor te waarborgen. De lijst van gronden voor toewijzing van een verzoek tot indiening van een processtuk van grotere omvang of een aanvullende akte is niet limitatief.
Of het recht op hoor en wederhoor en het recht op toegang tot de rechter wordt aangetast moet uiteindelijk per individuele zaak worden beoordeeld.41x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.4-3.3.6. Van een beslissing op een verzoek tot het mogen indienen van een omvangrijker processtuk of van een aanvullende akte, dan wel een weigering van een processtuk kan met inachtneming van artikel 401a lid 2 Rv cassatieberoep worden ingesteld, ook in zaken waarin de wet een hogere voorziening uitsluit.42x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.13. Mijns inziens zou dit oordeel dan eerst afgewacht moeten worden, voordat er een eindoordeel volgt in de hogerberoepsprocedure waarin het processtuk is geweigerd.
-
7. Procesreglement Gemeenschappelijk Hof en verdere maximering
Zoals aan het begin van dit artikel al werd opgemerkt, is in het procesreglement van het Gemeenschappelijk Hof geen maximumaantal pagina’s opgenomen voor een processtuk in hoger beroep. Ik vermoed dat in het Caribisch gebied geen omvangrijke processtukken worden ingediend en voor zover er omvangrijke processtukken in hoger beroep bij het Hof worden ingediend, dit kennelijk niet leidt tot onaanvaardbare druk bij de rechters en/of vertraging van de procesgang. Gelet op het grote verloop van rechters in het Caribisch gebied zou dit mogelijk kunnen wijzigen. Het is afwachten of het Gemeenschappelijk Hof het procesreglement gaat wijzigen in civiele hogerberoepszaken overeenkomstig het procesreglement in Nederland of dat de hoogste bestuursrechters in Nederland en/of de Caribische landen een maximumomvang voor processtukken gaan opnemen in hun procesreglement. Voor zover er sprake zou zijn van te omvangrijke processtukken in het Caribisch gebied, is het wenselijk om voor zowel civiele, bestuursrechtelijke als strafrechtelijke zaken in eerste aanleg en in hoger beroep een maximumomvang voor processtukken op te nemen in het procesreglement van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie om nagenoeg dezelfde redenen als de Hoge Raad heeft genoemd:
De rechterlijke capaciteit is beperkt, en voorkomen moet worden dat sommige partijen door hun wijze van procederen een zodanig beslag leggen op de rechterlijke capaciteit dat dit ten koste gaat van een effectieve toegang tot de rechter voor anderen.
Onnodig lange processtukken zijn belastend voor de wederpartij en regulering van de omvang kan bijdragen aan een gelijke mate van toegang tot de rechter van de partijen in een geschil.
-
8. Slot
In het Nederlandse procesreglement wordt slechts gefocust op de inhoud van een processtuk in hoger beroep. De discussie kan breder worden getrokken. Kan, door concrete maatregelen te nemen, de ‘papierberg’ worden gereduceerd en inzichtelijk worden gehouden?43x Bij digitalisering in de toekomst moet voor papierberg uiteraard een andere term worden gehanteerd. Zo wordt in de conclusie van de A-G vermeld dat het regelmatig voorkomt dat producties door beide partijen dubbel worden ingediend of dat ook stukken in eerste aanleg worden overgelegd. In het arrest van 3 juni 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat met de getroffen maatregelen een legitiem doel, met name het treffen van maatregelen in verband met de beperkte rechterlijke capaciteit, wordt gediend.44x HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.2. Op deze basis zou er mogelijk in de toekomst een maximum gesteld kunnen worden aan de omvang van andere stukken: producties, pleitnota’s,45x Kennelijk is er tot nu toe geen maximum voor het aantal pagina’s van een pleitnota. Zie HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904, r.o. 3.4.1, NJ 2013/240 (X/Maatschappij van Welstand). Maar een rechter in Nederland heeft zich wel uitgelaten over de hoeveelheid aan producties: Rb. Noord-Holland 22 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5579 en ‘Zes kilo processtukken: gemachtigde moet zaak “helder en beknopt” inkorten’, mr-online.nl, 27 juli 2022, www.mr-online.nl/zes-kilo-processtukken-gemachtigde-moet-zaak-helder-en-beknopt-inkorten. et cetera. Waar ligt de grens?
Verder kan nog worden opgemerkt dat het hier om civiele zaken ging. Is het probleem daar het grootst? Of zou men – gelet op het specifieke karakter van die procedures – aarzelen dergelijke maatregelen voor te stellen voor het bestuursrecht of het strafrecht?46x De hoogste bestuursrechters in andere Europese landen (zoals Griekenland, Spanje, Italië en Ierland) kennen namelijk een maximumomvang voor processtukken in hoger beroep en/of cassatie. Zie conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 9.20-9.25.
De discussie in Nederland geeft stof tot nadenken, in die zin dat in commentaren ook de aandacht wordt gevestigd op de kwaliteit van het procederen. Een verplichte beroepsopleiding in het Caribisch gebied tegen redelijke kosten waarbij aandacht wordt besteed aan het schrijven van processtukken zou in dat kader wenselijk zijn.
-
1 Het bericht over het maximumaantal pagina’s voor een processtuk in hoger beroep is op www.rechtspraak.nl aangekondigd op 18 december 2020, zie www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Per-1-april-limiet-aan-lengte-processtukken-bij-de-civiele-afdelingen-gerechtshoven.aspx.
-
2 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, RvdW 2022/559; AB 2022/239, m.nt. R. Stijnen.
-
3 http://gemhofvanjustitie.org/uploads/files/Procesreglement%202018(6).pdf.
-
5 In par. 1.1.1.5 en bijlage V van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven is een soortgelijke regeling opgenomen voor het beroepschrift en het verweerschrift, zie www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/procesreglement-verzoekschriftprocedures-handels-en-insolventiezaken-gerechtshoven-012022.pdf.
-
6 Zie over de problematiek eerder F.J. de Vries, ‘Verkorting van processtukken’, NTBR 2019/29, afl. 9/10, p. 189-191, verwijzend naar M. Feteris, ‘De taal van procederende advocaten’, NJB 2016/2290, en J. Vranken, ‘De omvang van cassatiestukken in civiele zaken’, NJB 2018/997.
-
7 Zie conclusie A-G R.H. de Bock 24 december 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1228, nr. 3.2-3.5 (hierna verkort: conclusie A-G R.H. de Bock).
-
8 Namens de NOvA zijn, na daartoe desgevraagd in de gelegenheid te zijn gesteld, op de voet van art. 393 lid 2 Rv schriftelijke opmerkingen ingediend.
-
9 Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.5, en zie ook over mogelijke oorzaken nr. 4.9-4.11. Zie ook de opmerkingen van de A-G over het procesdossier, zie 4.7-4.8.
-
10 Zie ook F. Hammerstein, ‘Het nieuwe procesrechtelijke monster: limitering van processtukken’, vscc.nl, 8 juni 2022, www.vscc.nl/het-nieuwe-procesrechtelijke-monster-limitering-van-processtukken.
-
11 A.C. van Schaick, ‘De omvang van een memorie’, AA 2021, afl. 9, p. 804-807.
-
12 Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.20.
-
13 Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.35. Zie over de stelplicht nr. 4.25-4.35.
-
14 Zie conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.43.
-
15 Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.6. Zie verder conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 4.40-4.44.
-
16 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824.
-
17 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3.
-
18 HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, r.o. 3.6.2. Zie ook HR 28 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2117, NJ 1997/495; HR 4 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7220, NJ 1998/220 en HR 23 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2327, NJ 2004/350.
-
19 HR 22 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:854, NJ 2021/249; HR 11 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1542, r.o. 4.2, NJ 2018/416, m.nt. W.H. Vellinga; HR 3 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2621, NJ 1998/571. Zie bijv. ook P.P.T. Bovend’Eert, ‘Het rechtskarakter van procesreglementen en andere rechtersregelingen’, NJB 2016/257, par. 4 en P.P.T. Bovend’Eert, ‘De rechter als wetgever: uniforme rechtstoepassing in rechtersregelingen vanuit staatrechtelijk perspectief’, RegelMaat 2010, afl. 1, p. 23 en 27.
-
20 Het gaat om per rechtbank vast te stellen regels, zie in dit verband het Rolrichtlijnen-arrest, over ‘de in mei 1987 door de Rechtbank te ’s-Gravenhage vastgestelde rolrichtlijnen (…) [hebben] het karakter (…) van door die Rechtbank vastgestelde regels omtrent de uitoefening van haar rolbeleid’, HR 28 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2117, NJ 1997/495, m.nt. HJS (De Nieuwe Woning/Staat); bevestigd in HR 4 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7220, NJ 1998/220, m.nt. HJS (Van Schaik/Verboom).
-
21 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3.
-
22 Net als bij beleid kan een rechter in een individuele zaak wegens bijzondere omstandigheden afwijken van het procesreglement.
-
23 Zie de dissertatie van Teuben: sectorvergaderingen of gerechtsvergaderingen zijn binnen een rechtbank bevoegd om rechterlijk beleid, zoals procesreglementen, vast te stellen, zie K. Teuben, Rechtersregelingen in het burgerlijk (proces)recht (diss. Leiden) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. II), Deventer: Kluwer 2005, p. 141 en 149-153.
-
24 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.1.3.
-
25 Rijkswet van 7 juli 2010, houdende regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, Stb. 2010, 335.
-
26 www.gemhofvanjustitie.org/uploads/files/Procesreglement%202018(6).pdf.
-
27 Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.2.
-
28 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.1. Anders: conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 5.67-5.75, en zie ook nr. 5.78.
-
29 De Landsverordeningen houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn identiek. Vandaar dat hier wordt gesproken over Rv Caribische landen.
-
30 HR 14 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5752, r.o. 3.4. Zie ook HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224, r.o. 3.4.2.
-
31 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9.
-
32 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9.
-
33 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.9.
-
34 HR 14 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5752, r.o. 3.4. Zie ook HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224, r.o. 3.4.2.
-
35 Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 5.84.
-
36 Conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 7.8.
-
37 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.3.
-
38 Zie HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, voetnoot 7, verwijzend naar o.m. EHRM 28 mei 1985, ECLI:CE:ECHR:1985:0528JUD000921480, par. 57; EHRM 17 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD003676006, par. 230; EHRM 29 november 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1129JUD007694311, par. 89; EHRM 5 april 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:0405JUD004016012, par. 78.
-
39 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.4.
-
40 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.5, verwijzend naar r.o. 3.3.2. De Hoge Raad verwijst, in voetnoot 8, verder naar EHRM 19 december 1997, ECLI:CE:ECHR:1997:1219JUD002673795, par. 36 en EHRM 17 januari 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD003676006, par. 242.
-
41 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.4-3.3.6.
-
42 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.13.
-
43 Bij digitalisering in de toekomst moet voor papierberg uiteraard een andere term worden gehanteerd.
-
44 HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.2.
-
45 Kennelijk is er tot nu toe geen maximum voor het aantal pagina’s van een pleitnota. Zie HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2904, r.o. 3.4.1, NJ 2013/240 (X/Maatschappij van Welstand). Maar een rechter in Nederland heeft zich wel uitgelaten over de hoeveelheid aan producties: Rb. Noord-Holland 22 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5579 en ‘Zes kilo processtukken: gemachtigde moet zaak “helder en beknopt” inkorten’, mr-online.nl, 27 juli 2022, www.mr-online.nl/zes-kilo-processtukken-gemachtigde-moet-zaak-helder-en-beknopt-inkorten.
-
46 De hoogste bestuursrechters in andere Europese landen (zoals Griekenland, Spanje, Italië en Ierland) kennen namelijk een maximumomvang voor processtukken in hoger beroep en/of cassatie. Zie conclusie A-G R.H. de Bock, nr. 9.20-9.25.
DOI: 10.5553/CJB/221132662023012002001
Caribisch Juristenblad |
|
Artikel | Maximale omvang van processtukken in hoger beroepKanttekeningen bij het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2022 en het belang van het arrest voor de Caribische rechtspraak |
Trefwoorden | landelijk procesreglement, hoger beroep, weigering processtukken wegens omvang, strijd met beginselen hoor en wederhoor, toegang tot de rechter |
Auteurs | Mr. R. Ismail |
DOI | 10.5553/CJB/221132662023012002001 |
Toon PDF Toon volledige grootte Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze |
Dit artikel is keer geraadpleegd. |
Dit artikel is 0 keer gedownload. |
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Mr. R. Ismail, 'Maximale omvang van processtukken in hoger beroep', CJB 2023, p. 63-74
Mr. R. Ismail, 'Maximale omvang van processtukken in hoger beroep', CJB 2023, p. 63-74
Op 3 juni 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in civiele procedures in hoger beroep een maximumaantal pagina’s geldt op grond van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven. In dit artikel wordt gekeken wie er bevoegd is om het procesreglement vast te stellen, welke regels van toepassing zijn in Nederland en in het Caribisch gebied en in hoeverre het arrest van de Hoge Raad van toepassing is of zou moeten zijn in de Caribische landen. |
Dit artikel wordt geciteerd in
Inhoud
- 1. Inleiding
- 2. Landelijk procesreglement civiele dagvaardingszaken en verzoekschriftprocedures hoger beroep
- 3. Zin en onzin van een limitering
- 4. Bevoegdheid tot limitering
- 5. Sanctionering: weigering van processtukken respectievelijk niet-ontvankelijkheid
- 6. Beginsel van hoor en wederhoor en recht op toegang tot de rechter
- 7. Procesreglement Gemeenschappelijk Hof en verdere maximering
- 8. Slot
- ↑ Naar boven