Arbac_cover
Rss

ARBAC


Meer in rechtsgebied Arbeidsrecht, Open Access

Over dit tijdschrift  
Gevonden artikelen Alle samenvattingen uitklappen

    In het afgelopen decennium is in de (lagere) jurisprudentie op uiteenlopende wijze geoordeeld over de omvang van de 403-aansprakelijkheid van de moedermaatschappij voor uit arbeids- en andere duurovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen van haar vrijgestelde groepsmaatschappij (hierna dochtermaatschappij). De centrale vraag daarbij was telkens of deze aansprakelijkheid alleen geldt voor verplichtingen voortvloeiend uit tijdens de aansprakelijkstellingstelling aangegane arbeidsovereenkomsten of tevens voor verplichtingen voortvloeiend uit voor de aansprakelijkstelling aangegane arbeidsovereenkomsten en, indien dat laatste het geval was, of de aansprakelijkheid dan alleen voor gedurende de aansprakelijkstelling uit arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen geldt of ook voor daarvoor reeds uit arbeidsovereenkomsten ontstane verplichtingen.


J.P.H. Zwemmer
Mr. J.P.H. Zwemmer is advocaat te Amsterdam en promovendus bij het Hugo Sinzheimer Instituut van de Universiteit van Amsterdam.

    Het aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegekende instrument van algemeenverbindendverklaring is sinds 1937 opgenomen in de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (verder: Wet Avv). Het doel van deze wet is ondergraving van een cao door concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan. Algemeenverbindendverklaring ordent hierbij op twee wijzen: zij ordent de concurrentie op de afzetmarkt en zij brengt ordening op de arbeidsmarkt teweeg. Het effect van algemeenverbindendverklaring is dat alle werkgevers binnen de betreffende bedrijfstak en alle bij hen in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de cao wier bepalingen algemeen verbindend worden verklaard, aan hetzelfde rechtsregime onderworpen zijn. Afwijkende afspraken zijn nietig ingevolge het bepaalde in art. 3 Wavv.


R.M. Beltzer
Article

Access_open 'Dispensatie onder de loep'

Auteurs Dr. M.F.P. Rojer en mr. C.M.T. van der Veldt
SamenvattingAuteursinformatie

    Sinds januari 2007 past de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gewijzigd dispensatiebeleid toe. Aanleiding daarvoor was de constatering dat in de voorafgaande jaren in een aantal gevallen op oneigenlijke wijze gebruik was gemaakt van de mogelijkheid tot dispensatie van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen. Tegenwoordig zijn aan het verkrijgen van dispensatie verschillende condities verbonden. Behalve het hebben van een rechtsgeldige cao, dienen betrokken partijen onafhankelijk van elkaar te zijn én de dispensatieverzoekende partijen dienen met hun eigen cao zwaarwegende argumenten te hebben waarom het besluit tot algemeenverbindendverklaring op hen niet van toepassing zou moeten zijn. Vooral met de voorwaarde van een beargumenteerde motivatie van het dispensatieverzoek is een draai gemaakt in het dispensatiebeleid van 180 graden: van welhaast automatische dispensatie naar dispensatie onder strikte voorwaarden.


Dr. M.F.P. Rojer
dr. M.F.P. Rojer is werkzaam bij Werkgeversvereniging AWVN en participeert daar in het Expertisecentrum cao en AVV.

mr. C.M.T. van der Veldt
mr. C.M.T. van der Veldt is promovenda aan de Universiteit van Tilburg, Vakgroep Sociaal Recht en Sociale Politiek.