Zelfbeschikkingsrecht van voetballers: voetbalagenten buitenspel gezet?
-
1. Inleiding
Met het EK-voetbal achter de rug draaide de transfermarkt de afgelopen zomer op volle toeren. Clubs en voetbalagenten maakten overuren. De KNVB heeft zelfs een record aan transfers geregistreerd.1x KNVB maakte dat op 3 september 2024 via de eigen website kenbaar (www.knvb.nl/nieuws/betaald-voetbal/competitiezaken/69551/statistieken-transferwindow-zomer-2024). Voor de meeste voetbalagenten vormt de transferperiode de belangrijkste inkomstenbron vanwege de vergoedingen die zij uit transfers ontvangen.2x Uit een door KNVB gepubliceerd overzicht volgt dat in het seizoen 2022/23 een bedrag van EUR 40.716.346 door clubs is betaald aan voetbalagenten (www.knvb.nl/downloads/bestand/28508/2022-23overzichtbetalingenverrichtaanintermediairsseizoen202223). In die zin is het voor voetbalagenten dus van belang de relatie met de voetbalspelers die zij vertegenwoordigen goed te houden.3x Waar in dit artikel (voetbal)agenten en (voetbal)spelers wordt geschreven (inclusief verwijzingen), bedoelen wij iedere persoon die deze rol vervult, ongeacht diens gender.
Toch kan de samenwerking spaak lopen of gewoonweg niet naar wens gaan. De praktijk leert dat de belangen dan kunnen gaan wringen. Een voetbalagent zal er immers veel aan gelegen zijn de voetbalspeler aan zijn vertegenwoordiging te houden. Wat is hierin het speelveld? In dit artikel staan we stil bij de juridische (on)mogelijkheden van de voetbalspeler om het heft in eigen hand te nemen. -
2. Spelersmakelaar, intermediair of toch voetbalagent?
FIFA worstelt al jarenlang met de rol van voetbalagenten en de regulering daaromtrent. Vóór 1 april 2015 kende FIFA een zogenoemd licentiesysteem op basis van de Players Agent Regulations (‘PAR’). Dit systeem verplichtte ‘spelersmakelaars’ om een examen af te leggen voordat zij in de praktijk als spelersmakelaar mochten optreden.4x Art. 4, 5 en 6 PAR (vervallen). Dit systeem is per 1 april 2015 komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Regulations on Working with Intermediaries (‘RWWI’). Spelersmakelaars werden ‘intermediairs’ en er kwam slechts een registratieverplichting bij de nationale bonden.5x Art. 3 lid 1 RWWI (vervallen). Verdere regulering werd overgelaten aan de nationale bonden. KNVB deed dit met het ‘Reglement Intermediairs’. Vanaf dat moment kon eenieder zich in Nederland al als intermediair registreren als er jaarlijks een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overgelegd kon worden, jaarlijks inschrijfgeld werd voldaan en diegene zich akkoord verklaarde met de toepasselijke regelgeving.6x Art. 2 Reglement Intermediairs (vervallen).
Dit systeem bleek niet de oplossing. Volgens critici werkte dit systeem een wildgroei aan gelukzoekers in de hand en ging dit ten koste van de kwaliteit van de dienstverlening.7x Zie bijvoorbeeld het rapport: R. Parrish e.a., Promoting and Supporting Good Governance in the European Football Agents Industry, rapport Edgehill University 2019. FIFA besloot daarop het systeem in 2023 opnieuw op de schop te gooien met de introductie van de FIFA Football Agent Regulations (‘FFAR’). Intermediairs werden ‘voetbalagenten’ en de FFAR keerde terug naar een licentiesysteem met een voorafgaande examenverplichting.8x Op 31 maart 2023 heeft het Landgericht Mainz (Duitsland) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de rechtsgeldigheid van onderdelen van de FFAR, met name op het gebied van (maximering van) commissie en dubbele dienstverlening (zowel speler als club). Deze prejudiciële vragen zijn hier te vinden: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX%3A62023CN0209. Op 30 december 2023 heeft FIFA besloten om de werking van de FFAR op deze onderdelen tijdelijk op te schorten hangende de uitkomst van het HvJ EU. De bepalingen in de FFAR die in dit artikel aan bod komen vallen niet onder de genoemde tijdelijk opschorting en zijn onverkort van kracht.
Met de invoering van de FFAR heeft FIFA onder meer beoogd de onderhandelingspositie van spelers te verbeteren. Onder de voorgaande regelingen zouden voetbalagenten te veel ruimte hebben om buitensporig hoge commissies te vragen in transacties.9x Parrish e.a. 2019, p. 75 en EU Sectoral Social Dialogue Committee for Professional Football, Resolution on intermediaries/agents, 17 november 2017. Daarmee lag het gevaar op de loer dat voetbalagenten niet altijd de belangen van spelers voorop zouden zetten, maar hun eigen gewin.
De FFAR verplichtte nationale bonden om eveneens nieuwe regelgeving vast te stellen in lijn met de minimumvereisten van de FFAR.10x Art. 3 FFAR. KNVB heeft de FFAR geïmplementeerd met de vaststelling van het Reglement Voetbalagenten.11x Zie voor een nadere duiding: D. Smit, De nieuwe FIFA Football Agent Regulations: nu wel een voltreffer of weer een gemiste kans? VSZ 2023/afl. 2, p. 41 e.v. -
3. De vertegenwoordigingsovereenkomst tussen speler en agent
De FFAR en het Reglement Voetbalagenten schrijven allebei voor dat de rechtsverhouding tussen een voetbalspeler en voetbalagent moet worden vastgelegd in een schriftelijke vertegenwoordigingsovereenkomst.12x Art. 12 lid 1 FFAR resp. art. 3 lid 2 Reglement Voetbalagenten. Deze vertegenwoordigingsovereenkomst mag steeds voor maximaal twee jaar worden aangegaan.13x Art. 12 lid 3 FFAR resp. art. 3 lid 3 Reglement Voetbalagenten.
In de vertegenwoordigingsovereenkomst maken partijen afspraken over hun samenwerking, onder meer over de duur, de hoogte van een eventuele vergoeding en de werkzaamheden. Het bondsbestuur van KNVB heeft in het Reglement Voetbalagenten een ‘standaard vertegenwoordigingsovereenkomst’ voorgeschreven.14x Art. 3 lid 2 Reglement Voetbalagenten. De ‘standaard vertegenwoordigingsovereenkomst’ tussen een speler en voetbalagent is te vinden onder: www.knvb.nl/downloads/bestand/28296/vertegenwoordigingsovereenkomstspelerdef-231220. De inhoud daarvan dient in elke vertegenwoordigingsovereenkomst te worden opgenomen. Partijen zijn in principe vrij om aanvullende afspraken te maken, mits uiteraard niet strijdig met de bepalingen in de standaard vertegenwoordigingsovereenkomst of toepasselijke reglementen.
De vraag is echter in hoeverre een vertegenwoordigingsovereenkomst partijen tegelijkertijd beperkt in hun bewegingsruimte. Betekent het bestaan van een vertegenwoordigingsovereenkomst bijvoorbeeld dat een speler is gebonden aan zijn voetbalagent, of staat het een speler vrij om te allen tijde zijn eigen koers te bepalen? -
4. Juridisch kader zelfbeschikkingsrecht
In de FFAR is het zogenoemde zelfbeschikkingsrecht voor spelers gecodificeerd. Dit zelfbeschikkingsrecht houdt in dat het een speler altijd is toegestaan om zelf, en dus zonder tussenkomst van een voetbalagent, met clubs te onderhandelen en te contracteren.15x Art. 12 lid 12 FFAR. Dit zelfbeschikkingsrecht geldt óók onverkort als de speler een vertegenwoordigingsovereenkomst heeft met een voetbalagent. Dit recht kan niet contractueel worden uitgesloten en is in die zin een absoluut recht. De FFAR bepaalt dat ieder beding in een vertegenwoordigingsovereenkomst dat (i) een speler beperkt om zelfstandig te onderhandelen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten en/of (ii) daar een sanctie voor de speler aan verbindt, nietig is.16x Art. 12 lid 13 FFAR. Met dat laatste gaat de FFAR verder dan eerdere rechtspraak van het CAS. Hoewel het zelfbeschikkingsrecht als zodanig al jarenlang door het CAS werd erkend, stond het CAS het partijen wel toe om een sanctie te verbinden aan de uitoefening van dit zelfbeschikkingsrecht.17x Zo achtte het CAS op 10 april 2018 in 2017/A/5372 een beding waarbij een speler bij de uitoefening van zijn zelfbeschikkingsrecht een boete van 15% verschuldigd was over de totale contractwaarde van de door hem gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig. Dat is door FFAR aan banden gelegd.
Voor spelers die een internationale overstap maken of waarbij sprake is van een internationale dimensie18x Wanneer sprake is van een internationale dimensie, wordt geregeld in art. 2 lid 2 FFAR. in de vertegenwoordigingsovereenkomst, is (onverkorte uitoefening van) het zelfbeschikkingsrecht dus verzekerd gelet op de toepasselijkheid van de FFAR.19x Art. 2 lid 1 FFAR.
Voor nationale aangelegenheden of ingeval van het ontbreken van een internationale dimensie, is het reglement van de betreffende nationale voetbalbond van toepassing.20x Art. 2 lid 3 FFAR. In Nederland is dat, zoals hiervoor aangegeven, het Reglement Voetbalagenten. Ook dit reglement voorziet in een zelfbeschikkingsrecht voor voetballers en kent een met de FFAR vergelijkbare bepaling. Zo bepaalt het Reglement Voetbalagenten eveneens dat het niet is toegestaan om af te spreken dat een speler zichzelf, zonder voetbalagent, niet mag vertegenwoordigen bij de onderhandelingen van een arbeids- of spelerscontract.21x Art. 3 lid 4 Reglement Voetbalagenten. Voetbalagenten dienen dit ook nog expliciet te verklaren in de verplicht gestelde Voetbalagentenverklaring, als bedoeld in art. 2 lid 3 van het Reglement Voetbalagenten. Daarnaast bepaalt het reglement dat het niet is toegestaan overeen te komen dat een speler een boete, schadevergoeding en/of anderszins is verschuldigd indien hij zichzelf heeft vertegenwoordigd, tenzij bijzondere omstandigheden een schadevergoeding rechtvaardigen.22x Art. 3 lid 5 Reglement Voetbalagenten.
Opvallend is dat het Reglement Voetbalagenten, anders dan de FFAR, niet met zoveel woorden voorschrijft dat het uitsluiten van het zelfbeschikkingsrecht in de vertegenwoordigingsovereenkomst tot nietigheid leidt. Dit is opmerkelijk omdat dit rechtsgevolg elders wel in het Reglement Voetbalagenten terugkomt. Zo bepaalt artikel 3 lid 3 bijvoorbeeld dat ieder beding op grond waarvan een langere periode dan de maximumduur van twee jaar voor vertegenwoordigingsovereenkomsten is overeengekomen, nietig is. Daarmee lijkt KNVB op het eerste gezicht niet eenzelfde conclusie te willen verbinden aan een contractuele uitsluiting van het zelfbeschikkingsrecht. De vraag is dan ook welke conclusie KNVB daaraan wél wil verbinden. Uit de jurisprudentie van de KNVB Arbitragecommissie23x Opmerking verdient dat deze jurisprudentie dateert van voor de inwerkingtreding van de FFAR. volgt slechts dat zij de uitsluiting van het zelfbeschikkingsrecht in een vertegenwoordigingsovereenkomst ‘in strijd met de regelgeving van KNVB en FIFA’ acht.24x Zie bijvoorbeeld College van Arbiters KNVB 21 november 2013, nr. 1366, r.o. 15; College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455, r.o. 57; College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491.
Bovendien lijkt het Reglement Voetbalagenten een nuance te kennen ten opzichte van de FFAR met betrekking tot het verbod tot het sanctioneren van spelers als zij gebruik maken van hun zelfbeschikkingsrecht. Zo bepaalt het Reglement Voetbalagenten dat ‘bijzondere omstandigheden een schadevergoeding rechtvaardigen’ als een speler zichzelf heeft vertegenwoordigd.25x Art. 3 lid 5 Reglement Voetbalagenten. Wat KNVB verstaat onder ‘bijzondere omstandigheden’ volgt daar niet uit. Mogelijk heeft KNVB hiermee een opening willen geven voor het toekennen van een schadevergoeding indien het inroepen van het zelfbeschikkingsrecht strijdig is met de redelijkheid en billijkheid. Hierover later meer.
Enkele verschillen daargelaten, geven de FFAR en het Reglement Voetbalagenten dus weinig ruimte voor discussie: iedere speler heeft te allen tijde het recht om zichzelf te vertegenwoordigen. De enkele omstandigheid dat een speler zijn onderhandelingsrechten (mede of exclusief) aan een voetbalagent heeft toebedeeld, maakt dit niet anders. Dit betreft ook vaste rechtspraak van zowel het CAS als van de KNVB Arbitragecommissie.26x Zie onder andere CAS 5 december 2006, 2006/A/1019, en op nationaal niveau College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455 r.o. 57; College van Arbiters KNVB 13 september 2022, nr. 1553; College van Arbiters KNVB 27 februari 2023, nr. 1561, r.o. 21. -
5. Het zelfbeschikkingsrecht met of zonder vertegenwoordigingsovereenkomst?
Aangezien het bestaan van een vertegenwoordigingsovereenkomst een beroep op het zelfbeschikkingsrecht onverlet laat, kunnen het zelfbeschikkingsrecht en de vertegenwoordigingsovereenkomst naast elkaar bestaan. Toch ziet men in de praktijk vaak dat een beroep op het zelfbeschikkingsrecht voortvloeit uit de wens van de speler om geen gebruik meer te maken van de agent. Sterker, hoewel dit niet nodig is, zien we dat een beroep op het zelfbeschikkingsrecht vaak hand in hand gaat met een voorafgaande opzegging van de vertegenwoordigingsovereenkomst. Dit betreft echter twee separate (rechts)handelingen. Waar het zelfbeschikkingsrecht altijd kan worden ingeroepen, is dat anders bij de (tussentijdse) opzegging van een vertegenwoordigingsovereenkomst. Ingeval van dat laatste verschilt de FFAR van het Reglement Voetbalagenten.
5.1 Tussentijdse beëindiging vertegenwoordigingsovereenkomst onder de FFAR
De FFAR schrijft voor dat een vertegenwoordigingsovereenkomst te allen tijde kan worden beëindigd ingeval van just cause (‘gewichtige redenen’).27x Art. 12 lid 14 FFAR. Hiervan is volgens de FFAR sprake indien van een partij in redelijkheid niet langer gevergd kan worden om de overeenkomst voort te laten duren. De FFAR geeft een aantal – voor de hand liggende – voorbeelden van een just cause. Eén daarvan betreft de intrekking of opschorting van de licentie van de voetbalagent.
Indien een partij een vertegenwoordigingsovereenkomst opzegt zonder just cause, dan is die partij aansprakelijk voor de door de andere partij geleden schade, aldus de FFAR. De FFAR maakt hierbij geen onderscheid in de hoedanigheid van partijen. Dit geldt zowel bij een opzegging van een speler als bij een opzegging van een voetbalagent.5.2 Tussentijdse beëindiging vertegenwoordigingsovereenkomst onder het Reglement Voetbalagenten
Opvallend is dat het Reglement Voetbalagenten, anders dan de FFAR, geen melding maakt van een tussentijdse beëindigingsmogelijkheid van de vertegenwoordigingsovereenkomst. Ditzelfde geldt voor de standaard vertegenwoordigingsovereenkomst die door het bondsbestuur is vastgesteld. Ten aanzien van de duur en de beëindiging beperkt de standaard vertegenwoordigingsovereenkomst zich enkel tot de vermelding dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een bepaalde duur (maximaal twee jaar). Over een tussentijdse opzegging wordt geen enkele opmerking gemaakt.
Het lijkt erop dat het bondsbestuur zijn vingers niet aan deze discussie heeft willen branden, aangezien de FFAR op dit punt botst met het Nederlands recht. Naar Nederlands recht wordt de vertegenwoordigingsovereenkomst gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW. De rechtsverhouding tussen de voetbalspeler (opdrachtgever) en voetbalagent (opdrachtnemer) wordt daarmee beheerst door genoemde wetsbepalingen.
Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW kan de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Daarmee verschilt de rechtspositie van de opdrachtgever (de voetbalspeler) aanzienlijk van die van de opdrachtnemer (de voetbalagent). Conform artikel 7:408 lid 2 BW is het een opdrachtnemer namelijk alleen toegestaan een overeenkomst voor bepaalde tijd op te zeggen ingeval van ‘gewichtige redenen’ (vergelijkbaar met just cause).28x Voorwaarde hierbij is wel dat de opdrachtnemer bij het aangaan van de overeenkomst handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Aangenomen wordt overigens dat een voetbalspeler bij het sluiten van een vertegenwoordigingsovereenkomst handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1770, r.o. 4.9. Daarmee wijkt het Nederlandse recht af van de bepalingen van de FFAR over de opzegging. Conform de FFAR geldt genoemde opzegging vanwege ‘gewichtige redenen’ (just cause) immers voor zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer.
Hoewel Nederlands recht voorschrijft dat de opdrachtgever te allen tijde kan opzeggen, staat het partijen wél vrij om andersluidende afspraken te maken. Zo kunnen partijen deze opzeggingsmogelijkheden van de opdrachtgever beperken of zelfs uitsluiten door af te spreken dat een overeenkomst van opdracht niet tussentijds opzegbaar is. Dit laatste dient dan wel expliciet te worden opgenomen in de overeenkomst.
Opvallend is dat het bondsbestuur deze afwijkingsmogelijkheid niet heeft genoemd in de standaard vertegenwoordigingsovereenkomst, al dan niet als optioneel. Daarmee lijkt het bondsbestuur te hebben gekozen voor een meer spelersvriendelijke standaard. Dit klemt te meer nu de KNVB Arbitragecommissie op dit punt een strikte benadering hanteert: is het recht van tussentijdse beëindiging niet contractueel uitgesloten, dan is het de speler op grond van artikel 7:408 lid 1 BW toegestaan de vertegenwoordigingsovereenkomst met de agent te allen tijde tussentijds op te zeggen.29x Zie bijvoorbeeld College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455; College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491 en College van Arbiters KNVB 12 juli 2019, nr. 1500. Kortom, op dit onderdeel is dus oplettendheid vereist bij het aangaan van een vertegenwoordigingsovereenkomst, met name bij de voetbalagent.
De vraag is echter of de discussie over een – al dan niet regelmatige – tussentijdse opzegging van de vertegenwoordigingsovereenkomst relevant is ingeval van een beroep op het zelfbeschikkingsrecht. Het uitgangspunt is immers dat een speler dit recht te allen tijde kan uitoefenen, óók indien het recht van tussentijdse beëindiging contractueel is uitgesloten en de vertegenwoordigingsovereenkomst aldus in stand blijft. Is er dan wel sprake van schade aan de zijde van de voetbalagent bij een beroep op het zelfbeschikkingsrecht door de speler? Een sprekend voorbeeld betreft een recente uitspraak uit 2023 van de KNVB Arbitragecommissie waarin in dat kader werd overwogen:‘Het is om die reden dat het ervoor moet worden gehouden dat [speler] zelf de (beperkte) onderhandelingen met [club] heeft gevoerd over zijn arbeidsovereenkomst. Dit valt binnen het zelfbeschikkingsrecht van [speler], zoals neergelegd in artikel 1 lid 4 van het Reglement Intermediairs [thans artikel 3 lid 4 Reglement Voetbalagenten, red. auteurs]. Deze bevoegdheid zou [speler] ook hebben gehad indien de Overeenkomst niet onregelmatig zou zijn opgezegd. De Arbitragecommissie is van oordeel dat [zaakwaarnemer] dan ook geen schade heeft geleden doordat [speler], hoewel hij de Overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd, gebruik heeft gemaakt van zijn zelfbeschikkingsrecht [cursivering, red. auteurs].’30x College van Arbiters KNVB 27 februari 2023, nr. 1561.
In bovenstaande zaak had de speler de vertegenwoordigingsovereenkomst opgezegd, terwijl het recht op tussentijdse beëindiging was uitgesloten. De tussentijdse opzegging vormde daarmee als zodanig een tekortkoming, zo oordeelde de Arbitragecommissie van KNVB. Daarmee was de speler aansprakelijk voor de schade die de voetbalagent had geleden. Het ontbrak de voetbalagent echter aan geleden schade omdat de voetbalspeler zijn zelfbeschikkingsrecht had uitgeoefend, een recht dat hij ook zou hebben gehad bij het voortbestaan van de vertegenwoordigingsovereenkomst. Daarmee viste de voetbalagent dus alsnog achter het net.
-
6. Zelfbeschikkingsrecht voetbalspeler onbegrensd?
Door gebruik te maken van het zelfbeschikkingsrecht kan een speler zijn voetbalagent passeren. Voor de voetbalagent betekent dit veelal geen vergoeding. In dat geval is het immers niet de voetbalagent die de transfer tot stand heeft gebracht, maar de speler zelf. Mede gelet op de hierboven aangehaalde zaak uit 2023 rijst tegelijkertijd wel de vraag of een voetbalspeler zich onder alle omstandigheden onbegrensd op het zelfbeschikkingsrecht kan beroepen.
Allereerst verdient opmerking dat het zelfbeschikkingsrecht enkel ziet op het recht van een speler om zichzelf te vertegenwoordigen. Dit betekent dat het een speler niet zomaar is toegestaan om een andere voetbalagent in te schakelen.31x Tot dit oordeel kwam ook het CAS in CAS 5 december 2006, 2006/A/1019. Dat valt buiten het zelfbeschikkingsrecht. In de praktijk zien we geregeld dat op dit punt bij voetbalagenten veelal een vermoeden bestaat dat de speler zich door een andere voetbalagent heeft laten bijstaan en, anders dan de speler beweert, niet daadwerkelijk gebruik is gemaakt van het zelfbeschikkingsrecht.32x Zie bijvoorbeeld College van Arbiters 27 februari 2023, nr. 1561 en in civiele zaken Hof Arnhem-Leeuwarden 17 augustus 2021, nr. 200.225.580 en Rb. Amsterdam 6 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8271, r.o. 4.6-4.9. In dat laatste geval kan er wel degelijk sprake zijn van schade aan de zijde van de voetbalagent. Daarvoor zal echter wel vast moeten komen te staan dat een speler daadwerkelijk een andere voetbalagent heeft ingeschakeld. Die bewijslast ligt primair bij de voetbalagent.
Daarnaast wordt de verhouding tussen de voetbalspeler en voetbalagent nog altijd beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Wij hebben de indruk dat KNVB dit tracht te ondervangen met de zinssnede ‘tenzij bijzondere omstandigheden een schadevergoeding rechtvaardigen’, zoals genoemd in artikel 3 lid 5 van het Reglement Voetbalagenten.
Een recent voorbeeld van de rol van de redelijkheid en billijkheid bij een beroep op het zelfbeschikkingsrecht betreft een zaak waarin een speler tussentijds en onregelmatig zijn vertegenwoordigingsovereenkomst met zijn agent beëindigde en een aantal weken later zelf een contract sloot met een club waarmee de agent eerder voor hem had onderhandeld.33x Rb. Amsterdam 6 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8271. De auteurs van dit artikel stonden in deze zaak de speler bij.
De voetbalagent meende dat de speler zich had laten bijstaan door een andere agent en vorderde als gevolg daarvan een schadevergoeding ter hoogte van de (misgelopen) commissie ad EUR 430.000 vanwege de onregelmatige opzegging, hetgeen als tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kwalificeerde. De speler beriep zich echter op het zelfbeschikkingsrecht en meende dat de voetbalagent geen schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat uit de overlegde officiële documentatie volgde dat er inderdaad geen voetbalagent was betrokken bij de transfer. Vast stond daarmee dat de speler gebruik had gemaakt van zijn zelfbeschikkingsrecht. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg stond dat de speler zich volledig op zijn zelfbeschikkingsrecht kon beroepen. Volgens de rechtbank stond vast dat de voetbalagent onderhandelingen had verricht met de betreffende club voor een transfer. Volgens de speler hadden de inspanningen niet bijgedragen aan de transfer. Zo week de uiteindelijk door de speler getekende arbeidsovereenkomst erg af van de voorstellen die door de voetbalagent aan de club waren gedaan. Hoewel de rechtbank dit relevant achtte, oordeelde zij niettemin dat dit in deze situatie niet het voornaamste punt was. De rechtbank achtte van belang dat de agent de speler had geïntroduceerd bij de club, voor hem onderhandelingen had gevoerd en inspanningen had verricht die mede ertoe hadden geleid dat de speler een transfervrije overstap kon maken. Dat het uiteindelijke contract anders was, veranderde volgens de rechtbank niets aan de door de agent verrichte inspanningen. Reden waarom de rechtbank het redelijk en billijk achtte dat de speler de voetbalagent een (schade)vergoeding betaalde van EUR 15.000, welk bedrag uiteindelijk slechts een fractie vormt van het door de voetbalagent gevorderde bedrag.
Interessant is dat de rechtbank hierbij nog overwoog dat het genoemde bedrag in lijn is met wat in vergelijkbare zaken door de Arbitragecommissie is opgelegd. Hoewel rechters in civiele procedures niet gebonden zijn aan uitspraken van de Arbitragecommissie, is dit in onze optiek een juiste toepassing, mede in het licht van rechtszekerheid.
Een ander voorbeeld waarbij de redelijkheid en billijkheid een beslissende rol speelde is een zaak waarbij een (Nederlandse) speler bij zijn buitenlandse club wilde vertrekken.34x College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491. De voetbalagent slaagde er namens de speler in om zijn arbeidsovereenkomst met de betreffende club in mei 2018 te laten ontbinden. Hierdoor was de speler transfervrij. Vervolgens onderhandelde de voetbalagent met verschillende clubs en werd er door één van die clubs op 14 juni 2018 een concreet voorstel gedaan om een arbeidsovereenkomst te sluiten. De agent zou op basis van dit voorstel van de club gedurende de looptijd van dit contract een commissie ontvangen van 5% van het jaarsalaris van de speler. Na ontvangst van dit voorstel zegde de speler de vertegenwoordigingsovereenkomst op 4 juli 2018 (drie weken later) per direct op. Na deze opzegging sloot de speler eigenhandig alsnog een contract met de club waarmee de agent had onderhandeld en waaruit genoemd concreet voorstel volgde. De voetbalagent stapte naar de Arbitragecommissie van KNVB en vorderde een schadevergoeding. Volgens de voetbalagent had de speler in strijd gehandeld met de vertegenwoordigingsovereenkomst. Daar ging de Arbitragecommissie van KNVB niet in mee. Daarbij was relevant dat partijen het recht van tussentijdse opzegging niet hadden uitgesloten. Hierdoor stond het de voetbalspeler vrij om de vertegenwoordigingsovereenkomst op te zeggen. Toch meende de Arbitragecommissie van KNVB dat in dit specifieke geval de redelijkheid en billijkheid met zich bracht dat aan de voetbalagent een schadevergoeding toekwam. Daarbij werd in aanmerking genomen (i) de lange duur van de samenwerking (twaalf jaar), (ii) welke samenwerking zonder enige redelijke opzegtermijn abrupt was geëindigd, (iii) dat de voetbalspeler korte tijd na deze beëindiging alsnog een contract met de club getekend had waarvan (iv) de voorwaarden niet wezenlijk afweken van het voorstel dat eerder via de voetbalagent aan de speler was gedaan en (v) bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst tussen de speler en de club mede een rol had gespeeld dat de speler transfervrij was, in welke status de voetbalagent een belangrijke rol had gespeeld. Volgens de Arbitragecommissie van KNVB moest het er daarom voor worden gehouden dat de voetbalagent het nodige voorwerk had verricht in de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst en door de abrupte beëindiging van de vertegenwoordigingsovereenkomst de voetbalagent geen vergoeding van de club heeft kunnen bedingen. Uiteindelijk werd een schadevergoeding toegekend van EUR 10.000.
Bovenstaande uitspraak is gegeven de specifieke omstandigheden te billijken. Wij achten hierbij met name relevant dat de arbeidsovereenkomst die uiteindelijk is gesloten niet wezenlijk afweek van het voorstel dat de club al aan de agent had gedaan. Daarmee lag er immers feitelijk een nagenoeg panklaar door de agent uitonderhandeld voorstel dat alleen nog getekend hoefde te worden. De rol van de voetbalagent in de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst was daarom evident. Dit kan naar ons oordeel echter wel anders zijn indien de onderhandelingen nog niet in een vergevorderd stadium waren en/of de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst nog onzeker was. Sterker, de hoogte van de door de voetbalagent verlangde vergoeding zou zelfs aan een uiteindelijke totstandkoming van de arbeidsovereenkomst in de weg kunnen liggen.35x De FFAR heeft beperkingen gesteld aan de maximale vergoedingen voor voetbalagenten. Deze beperkingen zijn thans opgeschort. Verwezen wordt naar voetnoot 8. De vraag is of een beroep op het zelfbeschikkingsrecht van de voetbalspeler in dat geval nog steeds in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Hoewel wij dit wagen te betwijfelen, is daarop geen eenduidig antwoord mogelijk nu dit afhankelijk zal zijn van de specifieke feiten en omstandigheden. Denk hierbij aan de rol van de voetbalagent in het verkrijgen van een transfervrije status van de speler waarop in bovenstaande aangehaalde rechtspraak mede acht werd geslagen. -
7. Afsluiting
Het zelfbeschikkingsrecht vormt een absoluut recht van de voetbalspeler. Dit recht kan niet contractueel uitgesloten worden. Met dit zelfbeschikkingsrecht behoudt de speler te allen tijde het recht om het heft in eigen hand te nemen, ongeacht het bestaan van een vertegenwoordigingsovereenkomst.
Toch verdient dit enige nuance. Ten eerste is belangrijk dat een beroep op het zelfbeschikkingsrecht enkel aan de speler toekomt. Het zelfbeschikkingsrecht maakt niet dat het een speler zomaar vrijstaat een andere voetbalagent in te schakelen. Ten tweede wordt de verhouding tussen de voetbalspeler en de voetbalagent onder alle omstandigheden beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Dit maakt dat een voetbalagent onder bijzondere omstandigheden alsnog een vergoeding kan toekomen, met dien verstande dat uit de jurisprudentie volgt dat die vergoedingen aanzienlijk lager zijn dan de vergoedingen die voortvloeien uit een door de voetbalagent tot stand gebrachte transfer.
Kortom, hoewel een voetbalagent door een voetbalspeler gepasseerd kan worden met een beroep op het zelfbeschikkingsrecht, staat de voetbalagent niet altijd (volledig) buitenspel. In welke gevallen daarvan wel of geen sprake is, is net als in het voetbal uiteindelijk aan het oordeel van de arbitrage(commissie).
Noten
-
1 KNVB maakte dat op 3 september 2024 via de eigen website kenbaar (www.knvb.nl/nieuws/betaald-voetbal/competitiezaken/69551/statistieken-transferwindow-zomer-2024).
-
2 Uit een door KNVB gepubliceerd overzicht volgt dat in het seizoen 2022/23 een bedrag van EUR 40.716.346 door clubs is betaald aan voetbalagenten (www.knvb.nl/downloads/bestand/28508/2022-23overzichtbetalingenverrichtaanintermediairsseizoen202223).
-
3 Waar in dit artikel (voetbal)agenten en (voetbal)spelers wordt geschreven (inclusief verwijzingen), bedoelen wij iedere persoon die deze rol vervult, ongeacht diens gender.
-
4 Art. 4, 5 en 6 PAR (vervallen).
-
5 Art. 3 lid 1 RWWI (vervallen).
-
6 Art. 2 Reglement Intermediairs (vervallen).
-
7 Zie bijvoorbeeld het rapport: R. Parrish e.a., Promoting and Supporting Good Governance in the European Football Agents Industry, rapport Edgehill University 2019.
-
8 Op 31 maart 2023 heeft het Landgericht Mainz (Duitsland) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de rechtsgeldigheid van onderdelen van de FFAR, met name op het gebied van (maximering van) commissie en dubbele dienstverlening (zowel speler als club). Deze prejudiciële vragen zijn hier te vinden: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX%3A62023CN0209. Op 30 december 2023 heeft FIFA besloten om de werking van de FFAR op deze onderdelen tijdelijk op te schorten hangende de uitkomst van het HvJ EU. De bepalingen in de FFAR die in dit artikel aan bod komen vallen niet onder de genoemde tijdelijk opschorting en zijn onverkort van kracht.
-
9 Parrish e.a. 2019, p. 75 en EU Sectoral Social Dialogue Committee for Professional Football, Resolution on intermediaries/agents, 17 november 2017.
-
10 Art. 3 FFAR.
-
11 Zie voor een nadere duiding: D. Smit, De nieuwe FIFA Football Agent Regulations: nu wel een voltreffer of weer een gemiste kans? VSZ 2023/afl. 2, p. 41 e.v.
-
12 Art. 12 lid 1 FFAR resp. art. 3 lid 2 Reglement Voetbalagenten.
-
13 Art. 12 lid 3 FFAR resp. art. 3 lid 3 Reglement Voetbalagenten.
-
14 Art. 3 lid 2 Reglement Voetbalagenten. De ‘standaard vertegenwoordigingsovereenkomst’ tussen een speler en voetbalagent is te vinden onder: www.knvb.nl/downloads/bestand/28296/vertegenwoordigingsovereenkomstspelerdef-231220.
-
15 Art. 12 lid 12 FFAR.
-
16 Art. 12 lid 13 FFAR.
-
17 Zo achtte het CAS op 10 april 2018 in 2017/A/5372 een beding waarbij een speler bij de uitoefening van zijn zelfbeschikkingsrecht een boete van 15% verschuldigd was over de totale contractwaarde van de door hem gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig.
-
18 Wanneer sprake is van een internationale dimensie, wordt geregeld in art. 2 lid 2 FFAR.
-
19 Art. 2 lid 1 FFAR.
-
20 Art. 2 lid 3 FFAR.
-
21 Art. 3 lid 4 Reglement Voetbalagenten. Voetbalagenten dienen dit ook nog expliciet te verklaren in de verplicht gestelde Voetbalagentenverklaring, als bedoeld in art. 2 lid 3 van het Reglement Voetbalagenten.
-
22 Art. 3 lid 5 Reglement Voetbalagenten.
-
23 Opmerking verdient dat deze jurisprudentie dateert van voor de inwerkingtreding van de FFAR.
-
24 Zie bijvoorbeeld College van Arbiters KNVB 21 november 2013, nr. 1366, r.o. 15; College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455, r.o. 57; College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491.
-
25 Art. 3 lid 5 Reglement Voetbalagenten.
-
26 Zie onder andere CAS 5 december 2006, 2006/A/1019, en op nationaal niveau College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455 r.o. 57; College van Arbiters KNVB 13 september 2022, nr. 1553; College van Arbiters KNVB 27 februari 2023, nr. 1561, r.o. 21.
-
27 Art. 12 lid 14 FFAR.
-
28 Voorwaarde hierbij is wel dat de opdrachtnemer bij het aangaan van de overeenkomst handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Aangenomen wordt overigens dat een voetbalspeler bij het sluiten van een vertegenwoordigingsovereenkomst handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1770, r.o. 4.9.
-
29 Zie bijvoorbeeld College van Arbiters KNVB 7 maart 2018, nr. 1455; College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491 en College van Arbiters KNVB 12 juli 2019, nr. 1500.
-
30 College van Arbiters KNVB 27 februari 2023, nr. 1561.
-
31 Tot dit oordeel kwam ook het CAS in CAS 5 december 2006, 2006/A/1019.
-
32 Zie bijvoorbeeld College van Arbiters 27 februari 2023, nr. 1561 en in civiele zaken Hof Arnhem-Leeuwarden 17 augustus 2021, nr. 200.225.580 en Rb. Amsterdam 6 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8271, r.o. 4.6-4.9.
-
33 Rb. Amsterdam 6 december 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8271. De auteurs van dit artikel stonden in deze zaak de speler bij.
-
34 College van Arbiters KNVB 28 november 2018, nr. 1491.
-
35 De FFAR heeft beperkingen gesteld aan de maximale vergoedingen voor voetbalagenten. Deze beperkingen zijn thans opgeschort. Verwezen wordt naar voetnoot 8.