DOI: 10.5553/VSZ/277267382024004001001

Voetbal- & Sportjuridische ZakenAccess_open

Artikel

Rechtsbescherming in het sporttuchtrecht

Worden de belangen van alle betrokkenen voldoende gewogen?

Trefwoorden verschoningsrecht, nemo tenetur-beginsel, Instituut Sportrechtspraak, verenigingsnormen, procesbescherming
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Remco Wortel, Stef van der Veldt en Martin Bax, 'Rechtsbescherming in het sporttuchtrecht', Voetbal- & Sportjuridische Zaken 2024-1, p. 1-10

    Het artikel bespreekt een aantal kwesties over de tuchtrechtspraak neergelegd bij het Instituut Sportrechtspraak door de reikwijdte van en de procesbescherming binnen het sporttuchtrecht te bestuderen. Aan bod komen de positie van niet-leden, anonieme meldingen, het nemo tenetur-beginsel en verschoningsrecht, waarbij de vergelijking wordt gemaakt met het beroepstuchtrecht en het sporttuchtrecht in de VS. De auteurs constateren dat het sporttuchtrecht een brede reikwijdte heeft, dat de invloed van verenigingsnormen afneemt en de procesbescherming voor beklaagden onvoldoende is. Zij leveren daarvoor te bediscussiëren oplossingen aan.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1. Inleiding

      De afgelopen jaren staat het sporttuchtrecht volop in de schijnwerpers. Meerdere integriteitsschendingen bij sportclubs en bonden hebben geleid tot de nodige uitspraken van het Instituut Sportrechtspraak (ISR), het onafhankelijke tuchtrechtelijke orgaan van de meeste Nederlandse sportbonden. Zo heeft recentelijk de Tuchtcommissie van het ISR de voormalig technisch directeur van Ajax, Marc Overmars, voor twee jaar geschorst (waarvan één jaar voorwaardelijk) voor het versturen van seksueel getinte berichten aan een vrouwelijke collega.1x ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08 (Overmars). Ajax had een anonieme melding daarover ontvangen van een medewerkster binnen haar kantoororganisatie. Ondanks dat de medewerkster zelf niet verder wilde met de melding nadat Overmars was opgestapt, heeft Ajax de melding aan de aanklager van het ISR voorgelegd overeenkomstig de op haar rustende meldplicht, waarna er een onderzoek heeft plaatsgevonden en de tuchtcommissie uiteindelijk een sanctie heeft opgelegd.2x ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08, par. 7.3-7.4 (Overmars). Het is echter zeer waarschijnlijk dat de meldster zelf geen lid was van de KNVB en daarmee formeel niet viel onder de reikwijdte van het tuchtrecht. Het betrof immers een medewerkster binnen de kantoororganisatie van Ajax. Men kan zich daarmee afvragen of deze kwestie überhaupt binnen de primaire doelstelling van het sporttuchtrecht valt.
      Los van bovenstaande casus lopen wij in onze praktijk ook vaak tegen kwesties aan die zijn aangekaart bij zowel het ISR als het Openbaar Ministerie en waarbij door beide onderzoek wordt gedaan. Echter gelden hierbij voor de onderzochte persoon in de hoedanigheid van lid andere regels en procedurele waarborgen dan in de hoedanigheid van verdachte. Medewerking aan het onderzoek van het ISR door het lid kan van negatieve invloed zijn op de positie en rechten van dit lid als verdachte in de parallelle strafrechtelijke procedure.
      Recente ontwikkelingen binnen de tuchtrechtspraak van het ISR roepen de vraag op wie er allemaal onder de reikwijdte van het sporttuchtrecht vallen, in welke hoedanigheid en hoe ver het tuchtrecht überhaupt reikt. Ook rijst hiermee de vraag in welke mate het tuchtrecht de betrokken partijen procesbescherming biedt, zoals de toepassing van enkele strafrechtelijke beginselen zoals onder meer het ne bis in idem- en het nemo tenetur-beginsel. Ten slotte beschouwen wij binnen dit speelveld de rol en doelmatigheid van het ISR.

      In deze bijdrage wordt ingegaan op deze recente ontwikkelingen en wordt een kritische noot geplaatst bij de huidige organisatie van het sporttuchtrecht. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan bod:

      • het fundamentele karakter van het tuchtrecht (par. 2);

      • de reikwijdte van de tuchtrechtspraak van het ISR (par. 3);

      • bescherming binnen de sportrechtspraak (par. 4);

      • conclusies en aanbevelingen (par. 5).

    • 2. Het tuchtrecht

      Het tuchtrecht is een eeuwenoude manier van zelfregulering binnen een afgebakende groep van personen.3x J. Soeharno, Een nieuw panopticon. Over het doel van het tuchtrecht, ­AA 2016, afl. 7/8, p. 494-498. Reeds in het Romeinse rijk werden beroepsbeoefenaren tuchtrechtelijk gesanctioneerd als ze zich niet hielden aan de normen van de beroepsgroep. Het tuchtrecht is niet zonder meer van toepassing op iedereen, maar een persoon dient eerst toe te treden tot een groep die valt onder de reikwijdte van het tuchtrecht. Door middel van het tuchtrecht kan men dus disciplinaire maatregelen opleggen aan leden die zich niet houden aan de door de groep vastgestelde normen en regels. Tuchtrecht is daarmee in essentie normerend van aard. Zo ook sporttuchtrecht, dat in Nederland vooral ziet op regels binnen sportverenigingen.
      De binnen een vereniging geldende regels worden in beginsel vastgesteld door de leden zelf, hetzelfde geldt voor de binnen de vereniging uitgedragen normen en waarden. De leden kunnen daarmee, via de algemene ledenvergadering, invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het interne recht waar de leden door worden gebonden.
      Het tuchtrecht ziet men vooral terug bij verenigingen (zoals sportbonden), maar ook beroepsgroepen zoals advocaten, notarissen, artsen, enzovoort, zijn onderworpen aan professionele tuchtrechtspraak. Binnen deze groepen gelden gedragscodes, reglementen en normen die tot doel hebben dat de leden zich aan bepaalde regels houden. Het tuchtrecht dient daarbij ter hand­having van deze regels. Indien leden (veelal gedelegeerd aan het bestuur van de vereniging/beroepsgroep of een tuchtrechtelijk aanklager) van mening zijn dat een lid zich niet heeft gehouden aan de geldende regels, kan het daartoe aangewezen tuchtorgaan worden verzocht een passende sanctie op te leggen. Het tuchtrecht is daarmee een vorm van interne rechtspleging ter handhaving van de door de leden vastgestelde regels en normen.
      In het Burgerlijk Wetboek kan men weinig terugvinden over het tuchtrecht, de wetgever heeft daarmee beoogd het tuchtrecht over te laten aan de leden zelf. In de praktijk wordt aangenomen dat het verenigingstuchtrecht statutair verankerd moet zijn. Daar de verenigingsstatuten van toepassing zijn op alle leden, is iedereen die toetreedt tot een vereniging automatisch onderworpen aan het tuchtrecht. Nadere regels omtrent de tuchtrechtspraak, zoals procedures, strafbepalingen en bevoegdheden van tuchtcommissies worden voorts vastgesteld in een tuchtreglement. Indien een lid handelt in strijd met het interne recht van de vereniging kan een statutair ingesteld tuchtorgaan sancties opleggen, zoals een berisping, geldboete, schorsing of als ultimum remedium een lid royeren. Gelet op het voorgaande en eerdere publicaties omtrent het sporttuchtrecht in ogenschouw nemende, kan men de volgende primaire doelstelling van het sporttuchtrecht destilleren: het via sanctionering handhaven van de zelf vastgestelde normen en regels binnen het verenigingsverband met als doel de bescherming van de integriteit van de sport en de leden.4x R. Tamminga, Doen van het sporttuchtrecht: terug naar de oorsprong, VSZ 2023/afl. 2, p. 51.

    • 3. Reikwijdte van het sporttuchtrecht

      Het verenigingstuchtrecht, waar ook het sporttuchtrecht onder valt, is dus verankerd in de statuten en nader uitgewerkt in de tuchtreglementen van de vereniging. In de hiernavolgende paragraaf lichten we toe dat de tuchtrechtspraak door vele sportbonden is ‘uitbesteed’ aan het ISR. In beginsel zijn het alleen de leden van de vereniging die aan het verenigingstuchtrecht gebonden zijn en voor overtredingen daarvan gestraft kunnen worden. De leden hebben (indirect) ook inspraak in de normen die door dit verenigingsrechtelijke tuchtrecht worden opgelegd. Zo wordt van binnenuit de normering geregeld en zo kan iedere vereniging haar eigen normatieve kader scheppen en handhaven via het verenigingstuchtrecht. Andersom geredeneerd kan de vereniging buiten het eigen verenigingsverband haar eigen normen niet zonder meer handhaven c.q. opleggen. Daarbuiten gelden namelijk ook weer afwijkende normatieve kaders. Dit betekent dan ook dat personen die geen lidmaatschapsverhouding hebben met de vereniging niet gebonden zijn aan het interne tuchtrecht. De vrijwillige onderwerping daargelaten. Hoewel sportbonden binnen het verenigingsrecht dus een aanzienlijke mate van beleidsvrijheid hebben om eigen regels vast te stellen en hun leden daaraan te onderwerpen, blijven sportbonden daarbij wel gebonden aan de grenzen van de Nederlandse wet- en regelgeving alsmede de dwingend opgelegde regelgeving van (inter)nationale sportbonden waaraan de betreffende bond onderworpen is.5x Ibid., p. 47.
      De verschillende tuchtreglementen van het ISR richten zich dan ook voornamelijk, maar niet alleen, op de leden. Ook ‘aangeslotenen’ kunnen beklaagde zijn in een tuchtprocedure bij het ISR.6x Aangeslotenen zijn niet-leden of leden zonder stemrecht die krachtens statuten of reglementen van de sportbonden zijn onderworpen aan de sporttuchtrechtspraak (zie bijvoorbeeld art. 2 lid 2 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie). Tot zover geen probleem, nu zij zich vrijwillig, bijvoorbeeld bij overeenkomst, bij de sportbond aansluiten en aan het sporttuchtrecht onderwerpen. Daarmee wordt de fundamentele reikwijdte van het tuchtrecht door het ISR uitgebreid, doch ligt hier een acceptatie door de aangeslotene aan ten grondslag.

      3.1 Verhouding vereniging, sportbond en ISR

      Het ISR is in 2003 opgericht als een overkoepelend tuchtrechtelijk orgaan voor meerdere sportbonden, met als doel om op een onafhankelijke wijze bij te dragen aan een veilig en eerlijk sportklimaat.7x www.isr.nl/over-isr. Met name de kleinere sportbonden misten de vereiste kennis en capaciteit om een goed functionerend stelsel van tuchtrechtspraak te organiseren. Om deze last weg te halen bij de bonden en het niveau van de sportrechtspraak te verhogen en te harmoniseren, is het ISR opgericht als onafhankelijk sporttuchtrechtorgaan. Inmiddels hebben tachtig sportbonden, zowel groot als klein, zich aangesloten voor verschillende vormen van tuchtrechtspraak. Een bond kan ervoor kiezen om slechts een deel van de tuchtrechtspraak, zoals seksuele intimidatie en/of doping, uit te besteden aan het ISR, maar kan ook de gehele tuchtrechtspraak, waaronder het algemeen tuchtrecht, onderbrengen bij het ISR.
      Omdat het verenigingstuchtrecht, in beginsel, alleen van toepassing is op leden, moet het ISR toetreden tot de rechtsorde van de aangesloten sportbonden. Dit wordt bewerkstelligd door in de statuten van een aan te sluiten bond het ISR als een verenigingsrechtelijk (tuchtrecht)orgaan te benoemen,8x Zie bijvoorbeeld art. 4 lid 1 onder d KNGU Statuten. waardoor de positie van het ISR, alsmede de toepasselijkheid van zijn tuchtreglementen, statutair is verankerd. Als gevolg van de gelaagde verenigingsstructuur die wij in Nederland kennen, worden individuele leden daardoor onderworpen aan de tuchtrechtspraak van het ISR.9x Tamminga 2023, p. 48.
      De tuchtrechtspraak van het ISR ligt daarmee wat verder verwijderd van de individuele leden, nu deze niet meer wordt uitgeoefend door de vereniging waar men zelf lid van is, maar wordt uitbesteed aan een externe organisatie. Individuele leden kunnen daarmee weinig tot geen invloed meer uitoefenen op de inhoud van de tucht­reglementen, noch ruchtbaarheid geven aan de binnen de vereniging geldende normatieve omgangsvormen. Hoewel het mogelijk is om de specifieke normen en waarden van een bepaalde sportbond via het ISR in stand te houden, artikel 3 lid 1 sub a van het Algemeen Tuchtreglement bepaalt immers dat iedere overtreding van een bepaling in de statuten en reglementen van de sportbond een overtreding van het Algemeen Tuchtreglement oplevert, is het de vraag hoe vaak dit gebeurt en hoe deze specifieke normen worden beoordeeld door het ISR. Een vastomlijnd beoordelingskader hiervoor bestaat namelijk niet. Immers, de algemene regels die in de ISR-reglementen staan, zijn wel voor de gehele sport gelijk en ook de invulling van de open normen uit sport-specifieke regelingen gebeurt bij het ISR. Men kan dus de vraag stellen in hoeverre het uitbesteden van het verenigingstuchtrecht aan een overkoepelend extern orgaan past binnen het fundamentele karakter van de tuchtrechtspraak binnen verenigingen, nu deze, zoals gezegd, juist vaak specifieke normen en gebruiken die voortvloeien uit het doel van de vereniging en beïnvloed worden door de tijd en/of traditie. In zijn algemeenheid menen wij dat het ISR een positieve bijdrage heeft op het tuchtrechtelijke kader en het niveau van de tuchtrechtspraak in Nederland, maar dat er aandacht zou kunnen zijn voor ruimte en/of invloed van de individuele leden op de specifieke normering van ieders vereniging, binnen de kaders waarbinnen de tuchtcommissies oordelen. Dat geldt in mindere mate voor de onderdelen doping en matchfixing en in grotere mate voor de onderdelen seksuele intimidatie en, als het gaat om ongewenst gedrag, algemeen tuchtrecht.

      3.2 Niet-leden

      Hoewel de tuchtrechtspraak van het ISR dus vooral van toepassing is op leden, kunnen er door de huidige uitbreiding van de reikwijdte situaties ontstaan waarbij een slachtoffer geen lid is van een bij het ISR aangesloten sportbond, maar toch betrokken wordt in een tuchtrechtelijke procedure, omdat de dader wel lid is van de sportbond. Ook bepaalde niet-leden van een sportbond kunnen namelijk onder de bescherming van het tuchtrecht vallen. Voor toepassing van het Reglement Seksuele Intimidatie is voldoende dat de seksuele intimidatie enig verband houdt met de sport of dat er een risico bestaat voor de orde en/of veiligheid van één of meer leden van de sportbond.10x Zie art. 5 lid 4 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.
      De vraag is of dat wenselijk is. Een slachtoffer dat lid is van een bij het ISR aangesloten bond, kan tot medewerking in een tuchtprocedure worden gedwongen.11x Zie bijvoorbeeld art. 22 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Bij een niet-lid is dat niet mogelijk, want hij of zij valt niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht en kan derhalve niet worden gedwongen tot medewerking aan de tuchtrechtelijke procedure. Het tuchtrecht kent daarnaast geen reflexwerking om ook niet-leden c.q. aangeslotenen te sanctioneren onder het tuchtrecht, hetgeen kan meespelen in de beoordeling van een valse tuchtrechtelijke melding. Hierdoor kan het onderzoek van de aanklager aanzienlijk worden bemoeilijkt. Dat leidt tot onbevredigende resultaten van tuchtprocedures, waarin beklaagden beschadigd worden door grove beschuldigingen, maar vervolgens wel (gedeeltelijk) worden vrijgesproken omdat de slachtoffers en getuigen niets met de zaak willen doen of beklaagden worden gesanctioneerd zonder dat hieraan een grondig onderzoek ten grondslag heeft gelegen omdat de vermeende slachtoffers weigeren medewerking te verlenen.
      Een ander probleem dat kan ontstaan, is dat een buitenstaander een valse aangifte doet,12x Zie bijvoorbeeld art. 14 lid 14 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie; art. 12 lid 1 ISR Tuchtreglement Algemeen Tuchtrecht; art. 15 lid 3 ISR Tuchtreglement Matchfixing. waarvoor hij of zij vervolgens niet tuchtrechtelijk gestraft kan worden, omdat alleen leden en aangeslotenen gestraft kunnen worden.13x Zie bijvoorbeeld art. 1 lid 5 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Doordat niet-leden niet tuchtrechtelijk gestraft kunnen worden voor het doen van een valse aangifte, gaat er bovendien geen preventieve werking uit van dit verbod ten aanzien van niet-leden. Het doen van een valse aangifte als niet-lid is namelijk geen strafrechtelijk delict zoals bedoeld in artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht. Niet-leden zullen dus minder drempels zien om een valse melding te maken. Dit terwijl in de uitspraak in de zaak-Overmars niet-leden wel een bepaalde mate van bescherming onder het tuchtrecht lijkt te worden toegedicht doordat Overmars tuchtrechtelijk wordt gesanctioneerd voor gedragingen jegens personen die formeel buiten de reikwijdte van het tuchtrecht vallen. De reikwijdte van het huidige sporttuchtrecht lijkt hiermee een hiaat te bevatten waardoor de rechtsbescherming van beschuldigden in het gedrang komt.

      3.3 Anonieme meldingen

      De tuchtreglementen van het ISR staan het doen van anonieme meldingen en het starten van een tuchtprocedure naar aanleiding van anonieme meldingen toe.14x Zie bijvoorbeeld art. 3 lid 6 en 9 lid 2 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Evenals meldingen door niet-leden, leveren anonieme meldingen de nodige problemen op. Naast dat in zo’n geval niet (goed) gecontroleerd kan worden of de melder lid is van de sportbond, bemoeilijkt het de verdediging van de beklaagde aanzienlijk. De Tuchtcommissie van het ISR gaat hier dan ook terecht heel terughoudend mee om. In de zaak-Overmars waren er meerdere vrouwen met wie Overmars seksueel grensoverschrijdend contact zou hebben gehad. De identiteit van deze vrouwen was echter, in tegenstelling tot de eerste meldster, niet bekend bij Overmars. Dit stond een adequate verdediging van Overmars en een goede beoordeling door de Tuchtcommissie in de weg.
      De identiteit van de eerste meldster was bij Overmars wel bekend, maar bij de aanklager en de Tuchtcommissie niet. Dit stond uiteindelijk een veroordeling niet in de weg omdat Overmars de juistheid van de klachten al erkend had in een gesprek met zijn werkgever, maar het bemoeilijkte het onderzoek wel aanzienlijk en staat ook in de weg aan een onafhankelijke beoordeling door de Tuchtcommissie. De aanklager en de Tuchtcommissie kunnen anonieme melders namelijk niet benaderen voor het stellen van nadere vragen. Door met anonieme meldingen te werken, bestaat daarom het gevaar dat de beklaagde een procedure aan zijn broek krijgt met alle mogelijke gevolgen van dien zonder dat de aanklacht uiteindelijk bewezen wordt. Hierbij dient in ogenschouw genomen te worden dat de sportbranche evident meer media-aandacht krijgt dan andere sectoren. Een aanklacht heeft zeer vervelende en serieuze publieke gevolgen voor de beklaagde, zonder dat er enig onderzoek is gedaan of een veroordeling heeft plaatsgevonden. Trial by (social) media is vaak het geval, terwijl sporttuchtrecht nu juist een interne aangelegenheid is van de vereniging en niet van de ‘reguliere maatschappij’.
      Zeker in de context van seksuele intimidatie zijn anonieme meldingen zeer problematisch, nu de bewijslevering vaak voor een groot deel van het slachtoffer afhankelijk is. Vaak zijn er geen andere getuigen en kan alleen het slachtoffer verklaren over hoe hij of zij de gedragingen van de beklaagde ervaren heeft. Zo stelt Overmars dat er bij zijn gedragingen sprake was van wederkerigheid en vrijwilligheid. De aanklager kan dit vervolgens niet verifiëren bij de meldster, omdat haar identiteit niet bekend is bij het ISR. De Tuchtcommissie oordeelt dat uit het feit dat de meldster een melding heeft gedaan bij Ajax, kan worden afgeleid dat er geen sprake is geweest van wederkerigheid.15x ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08 (Overmars). Wij vinden dit nogal een snelle conclusie. Er zijn meer redenen te bedenken waarom iemand op een later moment een melding doet, terwijl de gedraging oorspronkelijk wederkerig was. In het geval van Overmars speelde dit overigens verder geen rol, omdat de vraag of er sprake was van wederkerigheid geen onderdeel was van de beoordeling van de bepaling die hij heeft overtreden.16x Art. 6 lid 10 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie: ‘De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte intimiteiten via welke communicatiemiddelen dan ook.’ In zijn algemeenheid is dit wel problematisch, omdat uit een melding niet afgeleid kan worden of de beklaagde een gedraging ten tijde van die gedraging ook als niet-wederkerig en niet-vrijwillig had moeten beoordelen. Hierin ontbreekt het dus wederom aan een vastomlijnd beoordelingskader hoe men binnen het sporttuchtrecht met soortgelijke delicate kwesties dient om te springen, waarbij de gerechtvaardigde belangen van zowel de melder(s) als de beschuldigde voldoende worden gewaarborgd.

      3.4 Meldplicht

      Leden van bij het ISR aangesloten bonden hebben een meldplicht op het gebied van seksuele intimidatie.17x Art. 3 lid 1 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Zij moeten iedere overtreding melden bij het bestuur van hun vereniging, tenzij dit in redelijkheid in de gegeven omstandigheden niet van het desbetreffende lid verwacht mag worden. Welke situaties onder die uitzondering vallen, maken de reglementen niet duidelijk. Ook hierbij is een verwijzing naar de zaak Overmars op zijn plaats. De meldster gaf immers aan behalve het ontslag van Overmars geen verdere gevolgen aan haar melding te willen verbinden. Omdat voor bestuursleden een dergelijke ‘redelijkheidsuitzondering’ echter niet bestaat, moesten de overige bestuursleden van Ajax, zodra zij bekend waren met de melding en ondanks de wens van de meldster, wel naar het ISR stappen.18x Ibid. Zouden zij niet voldoen aan hun meldplicht, dan is dat een overtreding van het tuchtreglement. In een dergelijke situatie bevindt een vereniging zich dus in een spagaat tussen aan de ene kant de belangen van het slachtoffer (tevens medewerker) en aan de andere kant de verplichtingen van de vereniging. De redelijkheidsuitzondering ook voor het bestuur laten gelden en die verduidelijken zou daarvoor een oplossing kunnen bieden.
      Toch is het, met de primaire doelstellingen van het tuchtrecht in het achterhoofd, naar onze mening niet onredelijk dat de vereniging op basis van de reglementen uiteindelijk een melding moet maken. Het bredere belang en de integriteit van de sport is daarmee namelijk gediend. Om leden van andere verenigingen te beschermen tegen het gedrag van de beklaagde is nodig dat deze (voorwaardelijk) geschorst wordt. Zou het bij een ontslag blijven, dan kunnen beklaagden als Overmars zo weer aan de slag bij een andere club. FIFA heeft om dergelijke praktijken te voorkomen ook een meldplicht voor nationale bonden in het leven geroepen. Zij moeten ernstige overtredingen melden bij de FIFA Disciplinary Committee. KNVB heeft inzake Overmars inmiddels zo’n melding gedaan en de FIFA Disciplinary Committee heeft de schorsing overgenomen. Hierdoor heeft Overmars zijn werkzaamheden als technisch directeur van Royal Antwerp FC per direct moeten neerleggen. Dat betekent dat Overmars gedurende de schorsing ook niet meer in het buitenland mag werken. Uiteindelijk kan een anonieme melding van een meldster, die eigenlijk alleen het ontslag van haar leidinggevende wilde bewerkstelligen, uitmonden in een wereldwijd (tijdelijk) beroepsverbod voor deze leidinggevende. De vraag rijst dan of deze uitkomst de belangen van de meldster dient, een wereldwijd beroepsverbod proportioneel is en of er in het kader van dit genomen besluit door FIFA voldoende rechtsbescherming is geweest voor Overmars. Dit mede gezien vanuit het primaire doel van het tuchtrecht: het herstellen van rust, voorkomen van recidive en het creëren van een veilig sportklimaat. Sancties binnen het tuchtrecht zouden dan ook geënt moeten zijn op het bereiken van deze doelstelling, waarbij men zich kan afvragen of een wereldwijde schorsing daaraan bijdraagt.19x J. Waal, S. Geurts, Y. Mol, T. Wilms & A. van Veldhuisen, Veilige en integere sport: wat is de rol van de sector, overheid en het tuchtrecht?, VSZ 2023/afl. 2, p. 59.

    • 4. Procesbescherming binnen het tuchtrecht

      Overmars is niet strafrechtelijk vervolgd voor zijn handelen. Bij meerdere en/of ingrijpende overtredingen van tuchtreglementen, zeker rondom seksuele Intimidatie, is gelijktijdige strafrechtelijke vervolging echter een situatie die wij regelmatig in onze praktijk tegenkomen. Immers kunnen overtredingen van het Tuchtreglement Seksuele Intimidatie ook strafrechtelijk behandeld worden.20x Art. 8 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. De aanklager van het ISR kan een zaak overdragen aan het Openbaar Ministerie.21x Zie bijvoorbeeld art. 9 lid 5 sub d ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Daarnaast kan de melder zowel een melding doen bij het ISR en aangifte doen bij de politie of het Openbaar Ministerie. De zaken en/of onderzoeken lopen in dat geval parallel. In een eerdere publicatie is de samenloop tussen het tucht- en strafrecht reeds aangekaart, waarbij de aanbeveling is gegeven om duidelijkere kaders te scheppen voor de verhouding tussen deze rechtsgebieden.22x Waal e.a. 2023, p. 59.

      Evenwel worden in het tuchtrecht de belangen van beschuldigden voorbijgeschoten wanneer er sprake is van een parallelle procedure in het tucht- en strafrecht. De beklaagde is in een tuchtprocedure namelijk gehouden naar waarheid te verklaren, waar in het strafrecht het nemo tenetur-beginsel toepassing kent.23x Zie bijvoorbeeld art. 19 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Weigert de beklaagde mee te werken aan het onderzoek, dan is dat een overtreding van het tuchtreglement.24x Zie bijvoorbeeld art. 8 lid 1 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Zo komt een beklaagde voor een dilemma te staan, want de beklaagde wil niet dat de verklaring uit de tuchtprocedure wordt gebruikt in de strafprocedure. Hetzelfde hebben wij ervaren bij gevraagde verklaringen tijdens onderzoeken van familieleden die tevens lid waren van de sportvereniging. Ook hier werd gesteld dat zij naar waarheid dienden te verklaren en er geen verschoningsrecht zou zijn, hetgeen wij betwisten. Het roept de vraag op of het beginsel van nemo tenetur, niemand kan gedwongen worden aan zijn eigen veroordeling mee te werken, en het in de wet vastgelegde verschoningsrecht (art. 219 Sv), doorwerkt in de sporttuchtprocedure. Wij menen dat dit het geval zou moeten zijn om de belangen van een beschuldigde voldoende te waarborgen.

      4.1 Artikel 6 EVRM

      Los van het voorgaande is in artikel 6 EVRM het recht op een eerlijk proces vastgelegd. Dit recht is ook van toepassing op sporttuchtprocedures en omvat verschillende deelrechten, zoals het nemo tenetur-beginsel. Een vooronderzoek, zoals het onderzoek van de aanklager van het ISR naar aanleiding van een klacht, valt ook onder de reikwijdte van dit recht. Per soort procedure moet worden bepaald welke deelrechten van toepassing zijn op die procedure. Beklaagden in procedures met betrekking tot een ‘criminal charge’ genieten grotere bescherming dan beklaagden in andere procedures. Tuchtprocedures worden door het EHRM over het algemeen niet als een ‘criminal’ procedure beschouwd. Het EHRM heeft dat naar aanleiding van een aantal CAS-zaken al eens bevestigd, zelfs als het gaat om dopingzaken bij het CAS.25x EHRM 2 oktober 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:1002JUD004057510 (Mutu & Pechstein/Zwitserland). De Tuchtcommissie van het ISR beschouwde de aanzeggingsbrief van de aanklager in 2021 echter wel als ‘criminal charge’.26x Tuchtcommissie ISR 14 april 2022, T 2021015/2021-33-06, par. 5.10. De Commissie van Beroep van het ISR zag in een andere Algemene Tuchtprocedure uit 2023 juist weer geen ‘criminal charge’.27x Commissie van Beroep ISR 14 augustus 2023, B 2022012/2022-33-07, par. 5.2.3. Het EHRM beschouwt beroepsmatige tuchtprocedures als civiele procedures. Het is de vraag hoe de tuchtprocedure onder het Tuchtreglement Seksuele Intimidatie gezien moet worden, maar waarschijnlijk is dit ook geen strafvervolging, zelfs niet als de geschonden norm overlap heeft met een strafrechtelijke norm.28x P. Ölçer, Eerlijk proces en tuchtrechtelijke procedures, AA 2016, afl. 7/8, p. 506-525. Dit houdt in dat in beginsel geen beroep gedaan kan worden op het nemo ­tenetur-beginsel, omdat dat alleen bescherming biedt bij een ‘criminal charge’.
      Uit een uitspraak van het CAS blijkt echter dat het nemo tenetur-beginsel mogelijk toch een rol kan spelen in de sporttuchtprocedure. Tot een inhoudelijke beoordeling van die rol kwam het echter niet, omdat het bestaan of de dreiging van strafrechtelijke vervolging in die procedure niet werd aangetoond. In zijn algemeenheid oordeelt het CAS dat rechten die een strafrechtelijk vervolgde verdachte bezit, niet rechtstreeks van toepassing zijn op een tuchtprocedure binnen het private verenigingsrecht. Soms kan het echter wel zo zijn dat het nemo tenetur-beginsel wel indirecte werking heeft binnen het sporttuchtrecht. Het panel overweegt hierover:29x CAS 27 juli 2018, 2017/A/5003 (Jérôme Valcke v. FIFA); zie ook CAS 14 juni 2023, 2022/A/8651 (Edgars Gauračs v. UEFA), par. 137, p. 140-142.

      ‘[…] the danger that the result of […] cooperation in fact-finding may at a later point trigger a criminal proceeding is – per se – not a valid justification to invoke the privilege of self-incrimination. However, whether the same applies in a case where there are concurrent disciplinary and criminal proceedings, appears debatable. This is even more so where it is obvious that the sports organisation will pass on the information obtained to the public authorities which have opened proceedings against the same individual in the same matter.’

      Dit gevaar is op gelijke wijze aanwezig in de tuchtprocedure bij het ISR, nu de aanklager zijn onderzoek kan overdragen aan het Openbaar Ministerie.30x Zie bijvoorbeeld art. 9 lid 5 sub d ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie. Mogelijk kan een beklaagde zich in het geval dat hij mogelijk ook een strafrechtelijk delict heeft begaan dus onthouden van het geven van een verklaring die voor hem belastend is.

      4.2 Gebruik verklaring in strafprocedure

      Naast de vraag of een beklaagde zich kan onthouden van het afleggen van een verklaring, kan men ook de vraag stellen of een wel gegeven verklaring vervolgens in een strafprocedure gebruikt kan worden. Volgens de Hoge Raad is voor de vraag of in zo’n geval het nemo tenetur-beginsel is geschonden, beslissend of het gebruik in een strafzaak van een in een document vervatte verklaring van de verdachte zijn recht om te zwijgen, en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten, van zijn betekenis zou ontdoen.
      Het antwoord op deze vraag hangt af van de aard van de in het document vervatte verklaring, waarbij de omstandigheid dat de verdachte de verklaring zelf heeft vervaardigd, niet beslissend is.31x HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0666, r.o. 4.3. Het moet dan wel om een daadwerkelijk belastende verklaring gaan.
      De daaropvolgende vraag is wat er gebeurt als de verklaring van de beklaagde in een uitspraak van het ISR terechtkomt en die uitspraak (weliswaar geanonimiseerd) online wordt gepubliceerd. Als we de lijn uit het arrest van de Hoge Raad doortrekken, is er wel sprake van een verklaring van de verdachte die de verdachte in het strafproces belast en zo zijn recht om zichzelf niet te belasten inhoudsloos maakt. Op basis daarvan zou te beargumenteren zijn, dat het inbrengen van zo’n verklaring van de beklaagde niet toelaatbaar is, maar geheel zeker is dat allerminst.

      4.3 Rechtsbescherming ten opzichte van beroepstuchtrecht

      Binnen het huidige sporttuchtrecht kan dus de rechtsbescherming van betrokken partijen in het gedrang komen, met name wanneer het tuchtrecht andere rechtsgebieden zoals het strafrecht doorkruist. Waar een beschuldigde in het tuchtrecht verplicht is om volledig en naar waarheid te verklaren, hoeft men in het strafrecht geen medewerking te verlenen aan de eigen veroordeling. Maar ook op andere vlakken kan men vraagtekens zetten bij de huidige rechtsbescherming binnen het sporttuchtrecht. Met name de discussie rondom verjaringstermijnen speelt hierbij een belangrijke rol.
      Naar aanleiding van de integriteitscrisis binnen de turnsport heeft het ISR in 2020 een nieuw algemeen tuchtreglement geïntroduceerd. Naast een aanzienlijke uitbreiding van de lijst met strafbare bepalingen was het loslaten van de eerdere verjaringstermijn van vijf maanden de meest in het oog springende wijziging.32x Zie art. 9 lid 9 Algemeen Tuchtreglement ISR 2015. Daarnaast werd het tuchtreglement met terugwerkende kracht van toepassing verklaard.33x Art. 2 lid 1 Algemeen Tuchtreglement ISR 2020. De onderlinge samenhang van deze reglementaire wijzigingen noopt tot de conclusie dat de rechtsbescherming, met name gestoeld op de rechtszekerheid van beschuldigden binnen het sporttuchtrecht, aanzienlijk is aangetast.
      Sindsdien hebben beschuldigden zich moeten verweren tegen beschuldigingen gebaseerd op gedragingen van ruim 25 jaar oud.34x Zie o.a. Tuchtcommissie ISR 16 november 2022, T2021019/2021-33-10. Dit terwijl juist volgens de rechtsverwerkingsgedachte de ratio van een verjaringstermijn samenhangt met twee gevolgen van verwijtbaar stilzitten: (1) de bewijspositie van de beschuldigde verslechtert en (2) de beschuldigde wordt met psychologische onzekerheid en nadelige gevolgen geconfronteerd. Verjaringstermijnen bestaan aldus om de rechtszekerheid, een fundamenteel rechtsbeginsel, voor de betrokkenen te beschermen. Omdat het sporttuchtrecht, net zoals andere vormen van het tuchtrecht, is gebonden aan deze rechtsbeginselen, is de rechtszekerheid dus niet gebaat bij het weglaten van verjaringstermijnen.
      Dat verjaringstermijnen een fundamenteel onderdeel zijn van de rechtszekerheid, blijkt ook wanneer men rechtsvergelijking maakt met het tuchtrecht van beroepsbeoefenaren.

      Artikel 22 lid 1 sub b Wet Tuchtrechtspraak Accountants:

      ‘Een ieder kan bij een vermoeden van handelen of nalaten:
      b. als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep door een accountant. binnen drie jaar nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties of de Wet op het accountantsberoep bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep, door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de accountantskamer. De accountantskamer neemt de klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken.’

      Artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet:

      ‘Een klacht wordt door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard:
      a. indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.’

      Artikel 11 lid 3 Reglement Tuchtzaken Nederlandse Orde van Belastingadviseurs:

      ‘Klachten ingediend na verloop van tien jaren na afloop van het jaar waarin het gewraakte handelen of nalaten heeft plaatsgevonden, worden niet in behandeling genomen. Op basis van vaste rechtspraak van het NOB verjaren klachten na verloop van drie jaar indien er geen gegronde redenen zijn waarom de klacht niet eerder had kunnen worden ingediend.’

      Hoewel de verjaringstermijn van zes maanden uit het voormalige algemeen tuchtreglement erg kort was, strookt het volledig verwijderen van een verjaringstermijn niet met de fundamentele rechtsbeginselen waaraan het tuchtrecht zich dient te conformeren. Het aan de verwijdering van de verjaringstermijn ten grondslag liggende doel dat sporters die tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen willen melden, dit vaak pas na verloop van tijd doen, kan ook worden gediend met een verlenging van de destijds vastgelegde termijn. Hiermee zouden zowel de belangen van melders als beschuldigden voldoende gewaarborgd zijn. Ook in het licht van het reeds decennialang bestaande tuchtrecht van verschillende beroepsgroepen valt niet in te zien hoe de rechtsbescherming van beschuldigden in het huidige sporttuchtrecht voldoende wordt gewaarborgd.

      Ten slotte is van belang dat tuchtrechtspraak nu juist normerend van aard is en feitelijk een weergave is van de normen van de gesloten groep in een tijdsgeest. Door hier als extern tuchtorgaan retrospectief over te gaan oordelen, is het gevaar aanwezig dat er afbreuk gedaan wordt aan de rechtszekerheid en bescherming van het beklaagde lid. Dit te meer daar het ISR ex nunc het huidige normatieve kader toepast op gedragingen uit het verleden. Door het gebrek aan een reglementaire omlijning van het normatieve beoordelingskader van de tuchtcommissies, wordt afbreuk gedaan aan de rechtszekerheid van beschuldigden binnen het tuchtrecht. Gezien de normatieve aard van het tuchtrecht, zou juist een verankering van een ex tunc beoordelingskader voor de hand liggen. Hoewel de tuchtcommissie van het ISR in een enkele uitspraak blijk heeft gegeven van het normatieve karakter van het tuchtrecht,35x Ibid. leidt een dergelijke uitspraak nog altijd tot negatieve en tevens onomkeerbare gevolgen voor de beschuldigde.

      4.4 Verenigde Staten

      We maken ter vergelijking een (zeer) korte analyse van een enigszins vergelijkbaar orgaan als het ISR in de Verenigde Staten. Het US Center for Safe Sports, dat vanaf 2020 op basis van een federaal besluit gecontroleerd en gesubsidieerd wordt door de Amerikaanse overheid (het Congres) en door het Congres, het Amerikaanse Olympisch Comité en de National Governing Bodies (NGB’s) erkend wordt als de Safe Sport organisatie in de US met veel autonome bevoegdheden. Waar het ISR een externe tuchtcommissie is van de sportvereniging, is het US Center for Safe Sports volledig autonoom.

      ‘The U.S. Center for SafeSport (Center) is recognized by the United States Congress, the United States Olympic & Paralympic Committee (USOPC), and the National Governing Bodies (NGBs) as the official Safe Sport organization for all Olympic, Paralympic, Pan American and Para Pan American sports in the United States.’ 36x US Center for Safe Sports, Safesport Code for the U.S. Olympic and Paralympic Movement, effective 1 April 2023, section I.

      Dit naar aanleiding van de Larry Nassar-affaire:

      ‘(…) To amend the Ted Stevens Olympic and Amateur Sports Act to provide for congressional oversight of the board of directors of the United States Olympic and Paralympic Committee and to protect amateur athletes from emotional, physical, and sexual abuse, and for other purposes…’ 37x US Congress Bill S. 2230, Empowering Olympic, Paralympic, and Amateur Athletes Act of 2020.

      De Ted Stevens Olympic and Amateur Sports Act geeft het Amerikaanse Olympisch Comité het monopolie over de organisatie, controle en ontwikkeling van Olympische sporten en hieraan gelieerde amateursporten binnen het Olympisch en Paralympisch kader.

      Geconcludeerd kan worden dat in vergelijking met Nederland de structuur in de VS wat meer gefragmenteerd is, wat wellicht het gevolg is van het ontbreken van een verenigingsstructuur zoals wij die kennen in Nederland. Het belangrijkste tucht- en sanctiereglement van het US Center for Safe Sports is hierdoor gekoppeld aan het Amerikaanse Olympisch Comité en daarbij aangenomen door de amateur sportbonden (NGB’s) met uitzondering van de profbonden (NBA, NFL, MLB, etc.) waarbij de teams in private eigendom zijn en op basis van een ­licentie deelnemen aan een profcompetitie. Voorts valt ook de NCAA, de overkoepelende organisatie van de College sports, buiten de reikwijdte van het US Center for Safe Sports. De NGB’s hebben een eigen tuchtreglement, maar hebben het reglement van US Center for Safe Sports, de ‘Safe Sports Code’, geïntegreerd in hun organisatie. De NGB’s behandelen zelfstandig de eigen kwesties die vallen binnen de kaders van ieders sport, waarbij het US Center for Safe Sports toezicht houdt op de naleving van de procedurele vereisten door de NGB’s.

      Het US Center for Safe Sports behandelt daarentegen volledig autonoom alle gevallen van (mogelijk) grensoverschrijdend gedrag zoals omschreven in sectie IV. A van de Safesport Code waarbij eenieder dit kan melden en/of verplicht is te melden afhankelijk van de functie. Het oordeel over grensoverschrijdend gedrag wordt na hoor en wederhoor uitgesproken door een arbiter, die wordt aangesteld door partijen of een specifiek orgaan, the ­Arbitration body.38x US Center for Safe Sports, Safesport Code for the U.S. Olympic and Paralympic Movement, effective 1 April 2023, section XIV. De arbiter kan getuigen horen onder ede, hetgeen bij het ISR niet kan.39x Ibid. In strijd met de waarheid verklaren, kan dus strafrechtelijke consequenties hebben. Dit waarborgt de kwaliteit van tuchtrechtelijke getuigenverklaringen en waarborgt daarmee de rechtsbescherming van de beschuldigde. Het oordeel van de arbiter is voorts finaal en beroep is niet mogelijk.
      Uitgangspunt na de Larry Nasser-affaire is een gecentraliseerde organisatie die de bevoegdheid heeft alle gevallen van grensoverschrijdend gedrag te onderzoeken en beoogt primair een veilige omgeving te creëren voor sporters in de US. Zij onderzoekt niet alleen, maar geeft ook veel cursussen en gaat de dialoog aan om cultuur en gedragsverandering te stimuleren.
      Wat opvalt is het feit dat het Amerikaanse Olympisch Comité niet alleen bestaansrecht heeft op basis van de wet, maar wordt gecontroleerd door het Amerikaanse Congres door middel van een commissie.40x US Congress Bill S. 2230, Empowering Olympic, Paralympic, and Amateur Athletes Act of 2020, section 8. In Nederland zou dit wellicht schuren met artikel 8 van de Grondwet, de grondwettelijke vrijheid van vereniging. Al kan de Nederlandse overheid bijvoorbeeld via de subsidiestructuur uiteraard wel invloed uitoefenen. Daarnaast is van belang dat het tuchtreglement van het US Center for Safe Sports de Safe Sports Code een directe koppeling kent met het strafrecht en als gevolg hiervan een directe samenwerking met het Openbaar Ministerie om zaken over te nemen en verder te onderzoeken. Hierdoor is er meer onderzoekskracht en zijn er meer bevoegdheden om grote en ingewikkelde zaken aan te pakken. Juist dit is een punt van kritiek geweest op het ISR in de diverse turntuchtkwesties. De onderzoeken waren van een laag niveau en het ISR is niet ingericht op dergelijke grote zaken.

    • 5. Conclusies en aanbevelingen

      Wij constateren dat door de ontwikkelingen binnen het sporttuchtrecht en de positie van het ISR, het ISR zijn doel soms voorbijschiet. Dit is mogelijk het gevolg van de brede reikwijdte waarbinnen het ISR dient te opereren maar ook het gebrek aan een specifieke normering van de gedrags- en omgangsnormen binnen verschillende verenigingen, daar waar het tuchtrecht juist normerend van aard dient te zijn voor de individuele vereniging/groep met inachtneming van de tijdsgeest. Het gevolg hiervan is dat de procesbescherming van de beklaagde uit het oog verloren wordt, terwijl de impact op zowel de beklaagde als de melder groot is.

      5.1 Specifieke karakter (top)sport

      Zoals reeds aangehaald dient het tuchtrecht ter codificering van de binnen de vereniging geldende normen, maar aangezien normen veranderen met de tijd is het tuchtrecht dynamisch. Iets wat tien tot twintig jaar geleden als normaal of acceptabel gedrag werd beschouwd, is mogelijk vandaag de dag niet meer wenselijk voor een deel of de meerderheid van een groep. Neem bijvoorbeeld de traditionele ontgroeningen binnen studentenverenigingen. Naar aanleiding van maatschappelijke veranderingen zijn deze drastisch aangepast, dit terwijl de ontgroeningen door de studenten toentertijd als normaal werden beschouwd. Voortschrijdend inzicht en maatschappelijke druk hebben geleid tot aanpassing van de normen binnen deze studentenverenigingen. Echter zou het retrospectief toepassen van de huidige norm op gedragingen in het verleden leiden tot onbevredigende resultaten. Men moet er derhalve ook binnen het sporttuchtrecht voor waken dat men tuchtrechtelijke verwijten blijft beoordelen binnen de toenmalige normatieve kaders.
      Om tegemoet te komen aan dit dynamische karakter bevatten tuchtreglementen veel open normen, aan de hand waarvan gedragingen van leden worden beoordeeld langs de lat van de binnen de vereniging geldende normen en binnen de desbetreffende tijdsgeest.
      Deze open normen worden door het ISR echter op basis van algemene normen beoordeeld en niet op basis van de mores binnen de specifieke groep of tijdsgeest.
      In het ISR-tuchtreglement is ongewenst gedrag als open norm omschreven. ‘Ongewenst gedrag betreft elke vorm van ongewenst etc. (…)’. De vragen die dan opkomen, zijn: Wat is ongewenst als tuchtrechtelijke norm en voor wie? Binnen welke soort sport? Binnen welke tijdsgeest? Binnen welk niveau van beoefening van de sport? Recreatieve sport? Topsport? Immers, in topsport moet een atleet door specifieke en zware training steeds op het hoogste niveau de juiste keuzes maken en handelingen in perfectie kunnen uitvoeren onder moeilijke omstandigheden en onder de hoogste interne en externe druk op (vaak) het hoogste tempo. Onvergelijkbaar dus met de vereisten die aan de gemiddelde persoon worden gesteld in de reguliere maatschappij.
      Artikel 4 ISR Tuchtreglement kent de volgende bepaling: ‘(…) Alle verbale handelingen van een persoon waarbij een persoon wordt lastiggevallen (…)’. In dat kader is het volgende citaat van Ton Boot (Coach van de Eeuw) relevant:

      ‘Waar de buitenwacht denkt dat ik een speler aan het afbranden ben, probeer ik ’m alleen maar beter te maken. Het is juist een positief proces.’41x R. Gollin, Ton Boot beziet de sport met de ogen van een coach: het gaat om winnen en winnen alleen, de Volkskrant, 13 november 2020.

      Het is logisch om zorgvuldig om te gaan met dit retro­spectieve karakter, het specifieke karakter van een sport en het niveau waarop deze sport wordt uitgeoefend. Het is de vraag of het ISR hiertoe steeds in staat is in zijn huidige opzet.

      5.2 Turntuchtzaken

      Dat het voorgaande van belang is, blijkt onder meer uit sommige uitkomsten uit het rapport ‘Ongelijke leggers’. In dit rapport werd ‘grensoverschrijdend gedrag’ door de onderzoekers als volgt gedefinieerd:42x M. Olfers & A. van Wijk, Ongelijke leggers, Verinorm, 2021, p. 19.

      ‘Elke vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een (al dan niet seksuele) connotatie (duiding) dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een gewelddadige, manipulatieve, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, of kwetsende situatie wordt gecreëerd.’

      Onder die definitie geeft twee derde van de 282 onderzochte oud-sporters aan te maken te hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag. Bij veel oud-sporters bleek dat jaren later, nadat men gestopt is met topsport, er terugkijkend op die periode een andere mening is gevormd over de gebeurtenissen en de legitimiteit van de heersende norm. Echter een overgroot deel van de sporters, circa 75% tot 80%, keek positief terug op het turnverleden. Ze gaven aan dat het turnen een positieve invloed had op de ontwikkeling van het doorzettingsvermogen en de discipline. Tenslotte was het algeheel cijfer overwegend tussen 7 en 9.
      Waar turnen echter significant anders in is dan andere sporten, is de gemiddelde leeftijd waarop er door de sporters, primair meisjes/vrouwen, op absoluut top­niveau gepresteerd moet worden. Turnen kent namelijk het jongste deelnemersveld van alle sporten. De gemiddelde leeftijd (dames) turnen en ritmische gymnastiek bij de Olympische Spelen was als volgt:
      – ritmische gymnastiek 19,5 jaar;
      – turnen: 22,1 jaar.

      Het gevolg hiervan is dat sporters jonger moeten pieken en jonger in een topsportcultuur moeten leven. Ter vergelijking: de gemiddelde leeftijd bij het EK Voetbal 2021 is circa 26,8 jaar. Het kernprobleem binnen turnen is dan ook, naar onze mening, dat op veel jongere leeftijd turners in een topsportklimaat worden geplaatst, gekoppeld aan het aantal trainingsuren en het beoogde piekmoment. Ter vergelijking: het gemiddelde aantal trainingsuren van een top jeugdturner bedraagt 20 uur per week (minimaal 9-maximaal 30). Het gemiddelde aantal trainingsuren van een jeugdvoetballer bij een BVO bedraagt 8 uur per week en het debuut in een eerste elftal is op een gemiddelde leeftijd van 20 jaar. Het gevolg is alsdan minder andere sociale prikkels of mogelijkheden voor ontwikkeling op andere vlakken, met daarbij het negatieve gevolg dat de jonge turner zijn/haar identiteit volledig koppelt aan het zijn van topturner. De uitdaging is dan logischerwijs groot wanneer de turner na het stoppen moet aarden in de reguliere maatschappij met andere normen.
      Je vraagt aan turners dus meer op een jongere leeftijd, dan aan topatleten in andere sporten, waarmee je ongewenste ervaringen en afhankelijkheid mogelijk stimuleert. Zeker wanneer Nederland op de Olympische Spelen het doel formuleert een top-10-land in de medaillespiegel te willen zijn en de subsidies voor bonden grotendeels afhankelijk zijn van de prestaties op het internationaal toneel. NOC*NSF heeft aangegeven gedeeltelijk van deze doelstelling af te stappen. De vraag is echter op welke wijze. Een deel van de oplossing voor turnen en ritmische gymnastiek zou kunnen zijn dat het IOC de minimumleeftijd voor deelname in het turnen verder verhoogt. Cultuur- en gedragsverandering binnen alle geledingen en in samenspraak met alle stakeholders (naast sporter en coaches, ook de overige staf, bond, club, sponsors, ouders) is een andere overweging. De vraag is dan of het tuchtrecht op de wijze waarop dit nu is georganiseerd binnen het ISR hieraan een positieve bijdrage geeft.
      In de turnkwesties zijn wij steeds kritisch geweest op het niveau van de (voor)onderzoeken en het als gevolg daarvan rücksichtslos aanklagen en willen sanctioneren van coaches. De kwaliteit van het onderzoek van het ISR is al langere tijd onderwerp van gesprek en ook reeds in de Tweede Kamer aan de kaak gesteld. Het is dan ook niet verrassend dat het verbeteren van de onderzoekskwaliteit en het faciliteren van kwaliteitsborging binnen het ISR behoren tot de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport ‘Samen de lat hoger leggen’.43x AnderssonElffersFelix, Samen de lat hoger leggen, 2023, p. 65-92.
      Echter, mede door deze maatschappelijke en politieke discussie krijgt men een verjuridisering van deze kwesties in plaats van een open dialoog. Naar onze mening is dit niet de beste weg om de gewenste cultuur en gedragsverandering binnen de diverse verenigingen te bereiken. Er zijn immers meer stakeholders in dit proces aanwezig geweest dan enkel de sporter en de coach. Het aangaan van de dialoog op een open manier met alle stakeholders zou naar onze verwachting tot een meer positieve en meer bevredigende uitkomst hebben geleid voor zowel de klagers als de beklaagden, maar ook de sporten verder hadden gebracht. Nu is er zowel bij sporters als coaches veel talent verloren gegaan of angst en onzekerheid om fouten te maken, wat over het algemeen geen goed fundament is voor de gewenste prestaties. Daarnaast is de vraag of deze procedures de klagers de heling en erkenning hebben gebracht die belangrijk voor ze is. Onze overtuiging is dat dit niet het geval is als gevolg van de verjuridisering van de discussie. Het Nederlands dameshockeyteam is een goed voorbeeld hoe cultuur en gedragsverandering binnen het nationale team tot stand kunnen komen en hoe goed afgerichte onderlinge communicatie hand in hand gaat met het neerzetten van mooie sportieve prestaties.

      Een korte lijst van ideeën en ‘open for debate’ is dan ook de volgende:
      – Een deel van het tuchtrecht terugbrengen naar de vereniging om het sportspecifieke karakter van de desbetreffende sport en de specifieke mores van de vereniging mee te nemen in de beoordeling.
      – Instellen van een overkoepelend orgaan dat controleert of wel voldaan wordt aan de fundamentele beginselen van procesbescherming van de betrokken partijen.
      – Integreren en faciliteren van mediationtrajecten door een ISR-arbiter na het eerste onderzoek en voorafgaand aan het besluit overgaan tot een sanctietraject.
      – Bij het afdoen van een kwestie van een individu tevens opleggen van een verbetertraject aan andere stakeholders, zoals de vereniging, om te komen tot een betere cultuur en beter gedrag.

      Liefde voor sport is wat de meeste sportrechtjuristen bindt. De liefde voor de sport, waar ook tuchtrecht deel van uitmaakt, en onze oprechte bezorgdheid voor de kwaliteit van de Sportrechtspraak, was reden om dit stuk te schrijven. Het primaire doel van onze kritische visie en aanbevelingen is dan ook om met elkaar te komen tot een doorontwikkeling en verbetering van het huidige sportrechtsysteem en het ISR. Met impact komt verantwoordelijkheid en wij dragen graag een deel hiervan door deze bijdrage en deelname aan aanvullende discussies. Voelt u zich als lezer vrij om contact met ons op te nemen of te reageren op onze bijdrage via vsz@boom.nl.

    Noten

    • 1 ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08 (Overmars).

    • 2 ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08, par. 7.3-7.4 (Overmars).

    • 3 J. Soeharno, Een nieuw panopticon. Over het doel van het tuchtrecht, ­AA 2016, afl. 7/8, p. 494-498.

    • 4 R. Tamminga, Doen van het sporttuchtrecht: terug naar de oorsprong, VSZ 2023/afl. 2, p. 51.

    • 5 Ibid., p. 47.

    • 6 Aangeslotenen zijn niet-leden of leden zonder stemrecht die krachtens statuten of reglementen van de sportbonden zijn onderworpen aan de sporttuchtrechtspraak (zie bijvoorbeeld art. 2 lid 2 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie).

    • 7 www.isr.nl/over-isr.

    • 8 Zie bijvoorbeeld art. 4 lid 1 onder d KNGU Statuten.

    • 9 Tamminga 2023, p. 48.

    • 10 Zie art. 5 lid 4 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 11 Zie bijvoorbeeld art. 22 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 12 Zie bijvoorbeeld art. 14 lid 14 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie; art. 12 lid 1 ISR Tuchtreglement Algemeen Tuchtrecht; art. 15 lid 3 ISR Tuchtreglement Matchfixing.

    • 13 Zie bijvoorbeeld art. 1 lid 5 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 14 Zie bijvoorbeeld art. 3 lid 6 en 9 lid 2 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 15 ISR (Kamer Seksuele Intimidatie) 16 november 2023, T 2023022/2023-75-08 (Overmars).

    • 16 Art. 6 lid 10 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie: ‘De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte intimiteiten via welke communicatiemiddelen dan ook.’

    • 17 Art. 3 lid 1 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 18 Ibid.

    • 19 J. Waal, S. Geurts, Y. Mol, T. Wilms & A. van Veldhuisen, Veilige en integere sport: wat is de rol van de sector, overheid en het tuchtrecht?, VSZ 2023/afl. 2, p. 59.

    • 20 Art. 8 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 21 Zie bijvoorbeeld art. 9 lid 5 sub d ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 22 Waal e.a. 2023, p. 59.

    • 23 Zie bijvoorbeeld art. 19 lid 6 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 24 Zie bijvoorbeeld art. 8 lid 1 ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 25 EHRM 2 oktober 2018, ECLI:CE:ECHR:2018:1002JUD004057510 (Mutu & Pechstein/Zwitserland).

    • 26 Tuchtcommissie ISR 14 april 2022, T 2021015/2021-33-06, par. 5.10.

    • 27 Commissie van Beroep ISR 14 augustus 2023, B 2022012/2022-33-07, par. 5.2.3.

    • 28 P. Ölçer, Eerlijk proces en tuchtrechtelijke procedures, AA 2016, afl. 7/8, p. 506-525.

    • 29 CAS 27 juli 2018, 2017/A/5003 (Jérôme Valcke v. FIFA); zie ook CAS 14 juni 2023, 2022/A/8651 (Edgars Gauračs v. UEFA), par. 137, p. 140-142.

    • 30 Zie bijvoorbeeld art. 9 lid 5 sub d ISR Tuchtreglement Seksuele Intimidatie.

    • 31 HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0666, r.o. 4.3.

    • 32 Zie art. 9 lid 9 Algemeen Tuchtreglement ISR 2015.

    • 33 Art. 2 lid 1 Algemeen Tuchtreglement ISR 2020.

    • 34 Zie o.a. Tuchtcommissie ISR 16 november 2022, T2021019/2021-33-10.

    • 35 Ibid.

    • 36 US Center for Safe Sports, Safesport Code for the U.S. Olympic and Paralympic Movement, effective 1 April 2023, section I.

    • 37 US Congress Bill S. 2230, Empowering Olympic, Paralympic, and Amateur Athletes Act of 2020.

    • 38 US Center for Safe Sports, Safesport Code for the U.S. Olympic and Paralympic Movement, effective 1 April 2023, section XIV.

    • 39 Ibid.

    • 40 US Congress Bill S. 2230, Empowering Olympic, Paralympic, and Amateur Athletes Act of 2020, section 8.

    • 41 R. Gollin, Ton Boot beziet de sport met de ogen van een coach: het gaat om winnen en winnen alleen, de Volkskrant, 13 november 2020.

    • 42 M. Olfers & A. van Wijk, Ongelijke leggers, Verinorm, 2021, p. 19.

    • 43 AnderssonElffersFelix, Samen de lat hoger leggen, 2023, p. 65-92.


Print dit artikel