VSZ 2021/4
Toestemming tot gebruik portret profvoetballer voor promotie van voetbalplaatjesactie ligt besloten in bij cao gegeven toestemming tot exploitatie van het portret.
Op de arbeidsovereenkomst van eiser, profvoetballer bij ADO Den Haag, is de CAO voor contractspelers betaald voetbal Nederland 2017-2021 (cao) van toepassing. De cao regelt dat de ‘Stichting CAO voor contractspelers’ (Stichting) wordt opgericht voor de exploitatie van collectieve commerciële rechten van de bij de cao aangesloten voetbalclubs en voetballers (art. 22). De Stichting heeft aan Eredivisie C.V. (ECV), en later aan Eredivisie Media & Marketing C.V. (EMM), een licentie verleend om de collectieve commerciële rechten te (doen) exploiteren. ECV en EMM hebben vervolgens (indirect) aan Albert Heijn B.V. (Albert Heijn) toestemming gegeven om de collectieve commerciële rechten te exploiteren in een landelijke voetbalplaatjesactie. Eiser is van oordeel dat Albert Heijn (ook), door het portret van eiser individueel af te beelden op posters in de winkels en via social media-kanalen, het individuele portret van eiser gebruikt ter promotie van de voetbalplaatjesactie. Eiser zou Albert Heijn hiervoor geen toestemming hebben gegeven en daarmee zou Albert Heijn inbreuk op zijn portretrecht maken. Eiser vordert de rechtbank om Albert Heijn te verbieden inbreuk te maken op zijn portretrecht en om te verklaren dat hij aanspraak maakt op schade vanwege portretrechtinbreuk. Subsidiair verzoekt hij toewijzing van een redelijke vergoeding, gelijk aan de misgelopen inkomsten die hij zou hebben verworven als hij wel om toestemming voor exploitatie van zijn portret door Albert Heijn was gevraagd. ECV en EMM hebben zich aan de zijde van Albert Heijn gevoegd in de procedure.
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat eiser toestemming heeft gegeven aan de Stichting voor het gebruik van de aan hem individueel toekomende portretrechten ten behoeve van de exploitatie van collectieve commerciële rechten. De rechtbank onderzoekt vervolgens of deze toestemming zich mede uitstrekt tot de promoties van het portret van eiser ten behoeve van de voetbalplaatjesactie van Albert Heijn. Hierbij neemt de rechtbank onder meer in ogenschouw dat art. 22 cao geen limitatieve opsomming betreft van het exploiteren van collectieve commerciële rechten en dat de gedachte achter de bepaling kennelijk is dat het om gezamenlijke in het economisch verkeer verzilverbare aanspraken van de voetbalclubs en -spelers gaat, waarbij het collectief centraal staat en niet het individu. Volgens de rechtbank staat het collectief centraal nu juist de voetbalplaatjesactie gaat om het bij elkaar sparen van alle collectieve plaatjes (alle spelers en andere plaatjes, zoals speelsters van het Nederlands damesteam, clublogo’s, trainers, en teamfoto’s).
De rechtbank is voorts van oordeel dat Albert Heijn haar voetbalplaatjesactie moet kunnen promoten op de wijze zoals zij dat heeft gedaan. Weliswaar zijn er posters en berichten op social media-kanalen geopenbaard met uitsluitend het portret van eiser dan wel met uitsluitend portretten van een aantal van de andere voetbalspelers, doch deze posters en berichten maken gezien hun context onmiskenbaar onderdeel uit van een groter geheel, namelijk de promotie van de voetbalplaatjesactie als geheel. Evenredig en gelijkmatig gebruik van de (individuele) portretten van alle voetbalspelers is voor de promotie van de voetbalplaatjesactie geen vereiste volgens de rechtbank. Het gaat daarnaast bij de promotie van de voetbalplaatjesactie om gebruik van het portret van eiser dat redelijkerwijs was te voorzien omdat dit een gebruikelijke wijze van promotie is bij een dergelijke spaaractie. De rechtbank komt tot de conclusie dat de toestemming van eiser ten behoeve van de exploitatie van de collectieve commerciële rechten, waaronder via de voetbalplaatjesactie, mede wordt geacht te omvatten toestemming voor de promotie van de voetbalplaatjesactie zoals Albert Heijn dat heeft gedaan. De vorderingen van eiser worden afgewezen.
NB. Het is niet ongebruikelijk in Nederland dat profsporters, clubs of bonden toestemming geven voor het (collectief) exploiteren van hun portret tezamen met dat van andere sporters. In het profvoetbal is deze toestemming in de geldende cao verankerd. De reikwijdte van collectieve exploitatie kan daarbij ter discussie komen, zoals in de onderhavige zaak, waarin werd geoordeeld dat de toestemming voor collectieve exploitatie van profvoetballers mede wordt geacht te omvatten redelijkerwijs voorzienbare promotieactiviteiten met gebruik van individuele portretten.