Het Nederlandse juridische-literatuurlandschap kent een rijke variatie aan uitgaven. Zó rijk, dat sommigen zullen menen dat de grond inmiddels verzadigd is en elke toevoeging leidt tot schadende overdaad. Bekijkt men het aanbod aan juridische uitgaven op het terrein van het arbeidsrecht, dan is die mening te begrijpen. Een belangwekkend arrest of een nieuwe wet kan binnen korte tijd rekenen op grote aandacht van verschillende periodieke uitgaven. Daarnaast wordt korte en snelle duiding mogelijk gemaakt door de digitale ontsluiting van informatie.
De reden dat wij de uitgave Tijdschrift voor Ontslagrecht het licht laten zien, is vierledig. Ten eerste menen wij dat voor uitgaven van hoge kwaliteit steeds een plaats is, mits de redactie oog heeft voor de noden van de lezer die zich veelal in de praktijk van het arbeidsrecht zal bevinden. Met theoretische bespiegelingen is weinig mis, maar wij hebben niet als doel slechts een groep van fijnproevers te bedienen. Wij hopen de brug te kunnen slaan tussen bezonnen duiding en praktische gerichtheid.
Ten tweede is het thema dermate verweven met de politieke, maatschappelijke en praktische realiteit van alledag, dat de vraag naar duiding van (de plaats van) het ontslagrecht binnen de arbeidsverhoudingen een constante lijkt te zijn. Ter illustratie: de Wet werk en zekerheid is nog geen twee jaar oud, maar het gemor over de wet komt uit vele hoeken en de roep om de wet aan te passen is nimmer verstomd, zowel op politiek niveau als op het niveau van degenen die in de uitoefening van hun professie met de gevolgen van de wet worden geconfronteerd.
Ten derde lijken zogenoemde niche-uitgaven, waaronder men deze uitgave mag scharen, niet te lijden onder de in het algemeen teruglopende lezersaantallen.
Ten vierde is ons uit een korte enquête gebleken dat in een belangrijke doelgroep van de uitgave, de arbeidsrechtelijke advocatuur, gemiddeld genomen minimaal de helft van de professionele werkzaamheden ziet op het onderwerp 'ontslag'. We kunnen hier dus spreken van een ‘grote niche’. Het onderwerp mag zich blijven verheugen in voortdurende interesse, hetgeen zich uit in regelmatig terugkerende congressen, symposia en andere initiatieven, mede georganiseerd door de Vereniging voor Arbeidsrecht en de landelijke Vereniging Arbeidsrechtadvocaten Nederland.
Deze redenen tezamen maken dat voor een uitgave, geheel gewijd aan het ontslagrecht, ruimte is. De uitgave bestrijkt het ontslagrecht in brede zin, waarbij te denken valt aan thema’s als ontslaggronden, vergoedingen, gedelegeerde regelgeving, procesrecht, driehoeksverhoudingen, de ketenregeling, maar ook aan onderwerpen als rechtsbeginselen, rechtsvergelijking (waar functioneel voor een goed begrip van de waarde van het eigen systeem) en de uitkomsten van kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
De redactie is een mix van doorgewinterde en jonge(re) wetenschappers. Zij delen hun enthousiasme voor het onderwerp en hebben allen een gevoel voor wat in de ontslagpraktijk speelt, veelal door hun professionele werkzaamheden binnen en buiten de muren van de universiteit.
In dit eerste nummer vindt u een reeks bijdragen die tezamen, naar wij hopen, waarmaken wat wij in dit voorwoord beloven. De eerste bijdrage komen van Van Slooten en Van Eck. Zij reageren ieder afzonderlijk op de stelling dat voor de ontbindende voorwaarde, een ontslagrechtelijk gezien exotische figuur, nog plaats is onder de Wwz, ondanks het in 2015 geïntroduceerde stelsel van ontslaggronden. Voermans en Vernooij gaan in hun artikel in op de verhouding tussen de Wet normering topinkomens en de transitievergoeding van artikel 7:673 BW, een verhouding die problematisch lijkt. Zij geven inzicht in de bedoeling van de wetgever en reageren in dat licht op de inmiddels verschenen rechtspraak. Verhulp heeft zich gebogen over de transitievergoeding na een ontslag op staande voet en schetst de dilemma’s. Rietveld schrijft vervolgens een kritische beschouwing over de door het UWV gehanteerde regels met betrekking tot het afspiegelingsbeginsel. Zij wijst op enkele inconsequenties en doet suggesties voor aanpassing. Zwemmer gaat uitgebreid in op het begin november gewezen arrest inzake de reikwijdte van artikel 7:690 BW (Care4care/StiPP). Hoewel de Hoge Raad het toepassingsbereik ruim opvat, vermeldt hij evenzeer dat beperkingen wenselijk kunnen zijn en benoemt daarbij zelfs de rol van de wetgever.
De laatste twee bijdragen dragen een minder praktisch-juridisch gehalte, maar passen zonder twijfel in deze uitgave: Visser behandelt de plannen die de politieke partijen in hun meest recente partijprogramma’s hebben geventileerd ten aanzien van ontslag en beschouwt een aantal van deze voorstellen kritisch. Ten slotte geven Beukhof en Rietveld, die kwantitatief juridisch onderzoek verrichten naar de Wet werk en zekerheid, inzicht in hoe vaak vernietiging van een ontslag wegens een dringende reden (op staande voet) is verzocht. Zij gaan daarbij in op de mogelijk te volgen gerechtelijke routes.
Hoewel de onderwerpen voor volgende edities zich vooralsnog regelmatig aandienen stellen wij suggesties zeer op prijs. Neemt u daartoe gerust contact met ons op.
De redactie