Een pleidooi voor het stellen van vragen
-
Empathie
In Nederland lijken we soms de neiging te hebben de andere kant op te redeneren: van stikstofuitstoot tot de val van het kabinet, de vertaling van een gedicht van Amanda Gorman tot roetveegpieten, complottheorieën, boerenakkerland en bedreigingen: continu lijkt de polarisatie om zich heen te grijpen. Steeds vaker omringen we ons met gelijkgestemden, keren ons af van mensen die een andere mening zijn toegedaan en bestempelen een andersdenkende als een vijand die moet worden bestreden.
Omdat vrijwel ieder verschil van mening verzandt in vijanddenken, stijgt het aantal ideële strijdfronten. Driekwart van de Nederlanders stelt de afgelopen jaren last te hebben gehad van de toegenomen tegenstellingen tussen groepen. Bijna anderhalf miljoen Nederlanders hebben het contact met familie, vrienden of collega’s teruggeschroefd of volledig beëindigd vanwege meningsverschillen. Dat blijkt uit cijfers van de stichting Sire, die begin dit jaar een campagne lanceerde. De leus van dat initiatief: Verlies elkaar niet als polarisatie dichtbij komt.
Steeds minder mensen weten hoe ze zich tegen de polarisatie moeten verweren. Roxane van Iperen beschrijft in Eigen welzijn eerst (2022) hoe extremisten, die zich gretig van de wij-zij-retoriek bedienen, sinds de jaren nul steeds meer aandacht genereren. Volgens Van Iperen is het wij-zij-denken stapsgewijs genormaliseerd. De angst voor het zogenaamde ‘gevaar van de ander’ zwelt aan. Steeds minder mensen kunnen de bereidheid opbrengen meningsverschillen te overbruggen of eigen belangen opzij te zetten. Misschien geloven steeds minder mensen dat die verenigbaar zijn.
Voor mijn boek Over de kloof zocht ik wereldwijd naar mensen die ondanks extreme tegenstellingen (geopolitieke conflicten, ontvoeringen, diefstallen, auto-ongelukken of geweldsincidenten) toch naar elkaar toe groeiden. Ik ontmoette een Bosniër die tijdens de genocide in Srebrenica zijn broer verloor, maar bevriend raakte met een Dutchbatter; sprak een Amerikaanse queer man die vriendschap sloot met de neonazi die hem voor dood achterliet in een steeg; maakte kennis met een jongen die toenadering zocht tot de man die hem ontvoerde, door het hoofd schoot en dumpte in een onherbergzaam natuurgebied.
Het meest extreme hoofdstuk speelt in Oost-Afrika. Toen op 6 april 1994 de Mystère Falcon 50 ter aarde stortte – het presidentiële vliegtuig van Rwanda met daarin Hutu-premier Juvénal Habyarimana – barstte een etnische strijd los tussen Hutu’s en Tutsi’s: Hutu’s beschuldigden Tutsi’s ervan hun premier met een aanslag te hebben vermoord.
In de honderd dagen daarna kwamen achthonderdduizend tot een miljoen Tutsi’s om het leven. Emmanuel Ndayisaba was een van de Hutu’s die zich bij de milities aansloot en meedeed aan de massamoorden. Om aan de lynchpartijen te ontkomen, vluchtte Tutsi Alice Mukarurinda met haar dochter een moeras in. De militie van Emmanuel vond haar alsnog. Ze vermoordden haar negen maanden oude baby, daarna hakte Emmanuel op Alice in, en toen haar linkerarm in tweeën brak, liet hij haar voor dood achter. Maar Alice overleefde.
Toen ze jaren later met vrijwilligers huizen bouwde voor overlevenden van de genocide, knielde een van haar collega’s op een dag voor haar neer. Hij gooide zijn armen in de lucht en smeekte om vergiffenis. Alice geloofde hem niet toen hij vertelde dat hij degene was die haar met zijn machete had verwond. Pas toen hij de datum en de plaats van de aanval noemde, wist ze dat hij de waarheid sprak. Al die tijd was de dader dichtbij geweest.
Alice viel flauw, lag tien dagen in het ziekenhuis en toen ze bijkwam, vroeg ze direct waar de dader was. Niet langer waren alle Hutu’s het kwaad, het kwaad was één man geworden. En ze kon hem spreken.
Alice vergaf Emmanuel onder de voorwaarde dat hij ook haar familie om vergiffenis zou vragen. Ook verzocht ze haar belager al haar vragen te beantwoorden. Emmanuel ging akkoord. Hij zocht het gezin thuis op en probeerde aan Alice en haar kinderen uit te leggen dat hij geloofde dat hij zijn land redde. Na de genocide had hij zich uit eigen beweging bij de politie aangegeven. Hij had zijn celstraf uitgezeten, maar nog altijd was er schuld in zijn hoofd. De spijt bleef, net als de angst voor de mensen die hij had vermoord. Hij was bang voor wat hij wist over zijn verleden, over zichzelf.
-
Gehoord worden
Aan de verzoeningen in de verhalen ligt steeds dezelfde behoefte ten grondslag: slachtoffers willen weten waarom hun leed is aangedaan. Het begin van de toenadering is in alle gevallen het eenvoudige verlangen vragen te stellen. Verzoening begint met doodgewone woorden.
Zélfs de vrouw die haar hand en haar kind verloor, koos ervoor met de dader te spreken, hem te bevragen en te proberen begrip op te brengen voor wat hij had aangericht. Ik vond dat lange tijd verbazingwekkend en vroeg me ook na urenlange interviews af of ik haar begrip voor Emmanuel volledig begreep. Toen ik Alice ernaar vroeg, antwoordde ze: ‘Ik had niks meer over. Geen man, geen kind, geen familie. Overal zag ik vijanden. Ik werd verteerd door verdriet. Ik kreeg de kans mijn lot in eigen handen te nemen. Ik wás slachtoffer, nu nam ik zelf het initiatief tot vergeving. Ik kon weer ergens aan bouwen.’
De slachtoffers stelden de dader niet louter vragen, ze wilden ook vertellen wat het leed bij hen had aangericht. Het is in de juridische wereld een bekende behoefte, vaak geformuleerd als ‘de wens om gehoord te worden’. Door de dader op te zoeken, konden de slachtoffers eindelijk hun verhaal kwijt. Bovendien speelde voor alle geïnterviewden mee dat het gesprek, in tegenstelling tot de eerste confrontatie, plaatshad op hún instigatie en voorwaarden. Vergeving was ook niet één moment van loutering, het was een langdurig en soms moeizaam proces, met bij vlagen een terugval.
-
Zachtere levens
Lang veronderstelde ik dat slachtoffers daders een gunst verleenden door hen te vergeven. Die aanname bleek een misvatting. Slachtoffers werden zelf verteerd door de verbittering, de wrok en de haat. Door te vergeven konden ze het verleden achter zich laten. Ze wilden het gif niet langer in hun lijf laten voortwoekeren.
Cruciaal voor die verzoening is dat de daders zelf veranderen. Toen Emmanuel Alice ontmoette, zag hij Tutsi’s niet langer als het te bestrijden kwaad. De neonazi in Amerika zag mannen die op mannen vallen niet meer als zijn vijand. Een Israëlische vrouw zag de overeenkomsten met haar Palestijnse leeftijdgenoot. Alle daders schaamden zich voor wat ze hadden aangericht. Het liefst zouden zij hun verleden bij het zien van de slachtoffers ter plekke uit hun leven snijden.
De vriendschappen laten zien wat er kan ontstaan als mensen in gesprek gaan en empathie opbrengen. Alle geïnterviewden hielden voor ogen dat mensen meer zijn dan hun fouten en meningen. Door een gesprek uit de weg te gaan, is nog nooit iemand van mening veranderd.
Wanneer individuen zoals Alice en Emmanuel – slachtoffers in oorlogsgebieden, van schietpartijen en roofovervallen – laten zien dat het mogelijk is de ander te benaderen, begrip op te brengen en te verzoenen, moet het in Nederland bij veel minder extreme tegenstellingen ook mogelijk zijn. Daar valt veel mee te winnen, want terwijl er in steeds minder levens plek lijkt voor twijfel en empathie, kunnen juist die eigenschappen levens zoveel zachter maken.
Een ontmoeting tussen andersdenkenden leidt niet per se tot een consensus, maar kan wel voorkomen dat conflicten escaleren. De Duits-Joodse filosoof Hannah Arendt, die nazi-Duitsland ontvluchtte en van studies over het kwaad en totalitaire regimes haar levenswerk maakte, benadrukte hoe belangrijk het is dat iedereen zijn of haar visie in vrijheid kan geven en met anderen in gesprek mag gaan. Arendt munt de term ‘tussenruimte’: een denkbeeldige plek die gespreksgenoten met elkaar delen en waar men alles mag beweren en bevragen.
Door elkaar te ontmoeten en van gedachten te wisselen met mensen met radicaal andere levensvisies, krijgt men ook inzicht in de eigen opvattingen, normen en waarden. Zo’n ontmoeting kan alleen bestaan in een samenleving waarin mensen werkelijk de tijd nemen om naar elkaar te luisteren. Een andersdenkende heeft het niet per se verkeerd begrepen. Iemand kan op basis van dezelfde informatie tot andere conclusies komen. Maar zodra we de gesprekken met andersdenkenden staken, ondermijnen we de fundamenten van een samenleving.
-
Kakkerlakken
Mensen die hun eigen waarheid maken en daarin volharden, verliezen zelf ook veel, betoogt Bas Heijne in Mens/onmens (2019). ‘Alles wat die waarheid in twijfel lijkt te trekken, zien we als een leugen, of iets wat ons dwarsboomt en zo snel mogelijk uit de weg moet worden geruimd.’ Identiteit verwordt volgens Heijne steeds meer tot ‘een gesloten circuit’ van strikt afgebakende groepen, waarbij het praktisch onmogelijk wordt anderen te betrekken.
Een mens is volgens hem nooit méér mens dan ‘wanneer hij zichzelf geweld aandoet, wanneer hij tegen zijn eigen instincten van veiligheid en zelfbehoud in handelt, (…) wanneer hij zijn vijand tegemoetkomt en wanneer hij opzoekt wat hij haat’. Als we ons niet verplaatsen in andermans ervaringen en gedachtewereld, zijn we volgens Heijne uiteindelijk zelf minder mens.
Emmanuel leerde van zijn grootvader dat alle Tutsi’s kakkerlakken waren, zijn leraar op school zei dat ze alles inpikten en moesten worden uitgeroeid. Het toont het begin van het kwaad: zodra we mensen minder mens maken, tegenstanders affakkelen, van politici ‘staatsvijanden’ maken of coronacritici als ‘wappies’ wegzetten op Twitter, vergroten we de afstand en kost het steeds minder moeite om die ander van onszelf te vervreemden – en geweld aan te doen. Want de haat begint zodra we de ander niet meer bevragen, als we individuen reduceren tot hun mening, wanneer we weigeren een andersdenkende als mens te zien. Maar zoals de Bosniër die tijdens de genocide in Srebrenica zijn broer verloor en bevriend raakte met een Dutchbatter zei: ‘Zodra we een-op-een in gesprek zouden gaan, zou de wereld veranderen.’
-
Veerkracht
De jongen die een band opbouwde met de man die hem ontvoerde en door het hoofd schoot; de ouders die zich ontfermden over de twintiger die hun enige kind doodreed; Tutsi Alice en Hutu Emmanuel: onder alle onwaarschijnlijke vriendschappen die ik onderzocht, schuilt nieuwsgierigheid naar de ander. Het zijn verhalen van mensen voor wie haat en vijandschap logisch leek, maar die in plaats daarvan kozen voor vriendschap.
Bovenal vormen hun verhalen een pleidooi voor het stellen van vragen. Het is een oproep om nieuwsgierig te blijven en elkaar als mens te blijven zien. Misschien kunnen degenen die vragen de wereld zo een geweten geven. Alice, Emmanuel en de anderen hielden zich bij het ontmoeten van de ander voortdurend voor ogen: dit is een mens.
Verzoening is geen vanzelfsprekendheid. De meeste vijanden verzoenen niet. Het was dan ook eenvoudig geweest om een boek te schrijven met verhalen van mensen die zich afkeerden, die de kloof niet dichtten en de geschillen ook niet wensten te beslechten. Maar ik koos voor het laten zien van de andere kant: ik wilde verhalen optekenen van mensen die bewijzen wat er mogelijk is, wat kán. De verhalen bewijzen dat mensen vrijwel altijd kunnen verzoenen als er de bereidheid is in gesprek te gaan. Maar de meeste mensen stellen geen vragen. Als Over de kloof iets laat zien, is het de menselijke veerkracht en de schoonheid van verzoening. Ik denk dat het een hoopvol boek is geworden.
De redactie is heel benieuwd wat u van het Tijdschrift voor Klachtrecht vindt. Geef uw mening door het invullen van onze lezersenquête! Die is te vinden op nl.surveymonkey.com/r/TWQP88V of scan de QR-code.
Op een septembermiddag in 2022, een kleine week nadat president Poetin in Rusland de gedeeltelijke mobilisatie afkondigt, kan Dmitri zijn geluk niet op: de 36-jarige inwoner van Jekaterinenburg heeft een vliegticket naar Kazachstan geboekt. Als hij vanmiddag door de douanepoortjes op de luchthaven komt, kan het Russische leger hem niet naar het Oekraïense front sturen. Hij ziet de burgers in zijn buurland niet als vijanden, zegt hij in gesprek met de Volkskrant, maar als vrienden.
Dmitri is niet de enige Rus die weigert zich in de strijd te mengen. Enkele honderdduizenden Russen steken na de aankondiging van Poetin de landsgrenzen over. Omdat ze aan de dienstplicht willen ontkomen – maar vaak ook omdat ze, net als Dmitri, weigeren te geloven in de haat die het Kremlin dagelijks over het land uitstort.
Andersom zien ook de meeste Oekraïners geen vijand in de Russen. Op 25 februari, een dag na de door Poetin georkestreerde aanval op Oekraïne, richtte president Zelensky zich in een tv-toespraak rechtstreeks tot de Russische burgers. Als buurlanden ‘zijn wij niet één geheel’, erkende Zelensky. ‘Wij zijn anders, maar dat is geen reden om vijanden te zijn.’
In maart 2023, een jaar na de Russische invasie, onderzoekt een Europese denktank hoe Oekraïners denken over Russen die in Oekraïne wonen. 65 procent van de ondervraagden meent dat ze ‘ondanks ons onderlinge onderscheid meer met elkaar gemeen hebben dan dat we van elkaar verschillen.’