Met als doel het bespreken van nieuwe ontwikkelingen en het voeren van discussie over actuele hete hangijzers vond op 16 juni 2023 een studiedag voor professionals in de forensische psychiatrie plaats, op een heus landgoed te Driebergen. De studiedag is onderdeel van een reeks, steeds georganiseerd door SCEM met hoogleraren forensische psychiatrie Robbert-Jan Verkes en Gerben Meynen. Een kubusvormige draadloze microfoon die door het publiek kan worden gegooid staat misschien wel symbool voor de vernuftige opzet. De veelbelovende titel wordt waargemaakt bij het stijgen van de middagtemperatuur. Een verslag van deze studiedag in feiten en beschouwingen.
De dag is verdeeld in drie blokken. Gestart wordt met de ontwikkelingen in wetenschap en behandeling. Zoals het een goed wetenschapsblok betaamt, is een veelgehoorde disclaimer van de sprekers dat hun onderzoek meer vragen oproept dan het beantwoordt. Bijzonder hoogleraar ontwikkelingspsychologie Veroni Eichelsheim trapt af en snijdt direct een thema aan dat de rest van de dag de aandacht heeft: de samenwerking tussen disciplines en de samenwerking tussen wetenschap en praktijk. Ze deelt onder andere de bevinding, uit internationale studies, dat 20% van de families verantwoordelijk is voor 80% van de criminaliteit. In haar zoektocht naar verklaringen zet ze deelnemers aan het denken. Kan zulke informatie ook een waardevolle voorspeller zijn? Hoe om te gaan met stigmatisering?
Psycholoog en onderzoeker Jill Lobbestael doet onderzoek naar wraak. Ze verkent de definitie en prevalentie, om vervolgens de functionele kanten (afschrikeffect, zelfherstel, overleving) af te zetten tegen de disfunctionele kanten (o.a. slachtoffers, impact mentale gezondheid). Wetenschappelijk onderzoek naar de juiste behandeling van wraakgevoelens ontbreekt nog. Toch lijken EMDR en imaginaire rescripting in de praktijk behulpzaam.
De Koningsheide-prijzen worden uitgereikt aan drie onderzoekers die een bijzondere bijdrage leverden aan de forensische gedragswetenschappen. In het onderzoek van Menno Segeren is een follow-up gedaan van de Top 600 (jonge veelplegers), naast twee vergelijkingsgroepen. Segeren ziet een meerwaarde in de inzet van bemoeizorg van de Openbare GGz ter verbetering van de verbinding tussen straf en zorg. De verbinding tussen wetenschap en praktijk wordt heel concreet in het proefschrift van Tamara De Beuf, die de toepassing van het risicotaxatie-instrument START:AV in een jeugdzorgplus-instelling onderzocht. Ilse van de Groep schreef een artikel over hoe het verkrijgen van feedback in het brein werkt. Er zijn verschillen tussen groepen jongvolwassenen in hoe agressief zij op feedback reageren.
In blok 2 is er ruimte voor discussie tussen professionals over ‘het grijze gebied’, waarmee wordt gedoeld op de aansluiting tussen de gevangenis, forensische instellingen en GGZ in het licht van de veranderde wetgeving (van BOPZ naar Wet forensische zorg en de Wet verplichte ggz). Sabine Roza en Arnoud Jansen vertegenwoordigen de uiteinden van het spectrum, respectievelijk als directeur zorg en behandeling in het PPC en bestuurder van een GGZ-instelling. Zij concluderen dat er weinig verschil is tussen ‘de forensische’ en ‘de niet-forensische’ patiënt; feitelijk zijn het dezelfde personen die in- en uitgaan. De toenemende instroom in het PPC en het probleem in de uitstroom naar de zorginstellingen zorgt voor een ‘ophoping’ van patiënten, licht Roza toe. Processen komen onder druk te staan door incidenten die, niet altijd op juiste wijze, door de media breed uitgemeten worden, aldus Jansen. Als een patiënt niet in de voorbedachte mal past, bellen de directeuren nog wel eens met elkaar om een plaatsing voor elkaar te krijgen. De discussie gaat daarmee meer over de kwaliteit van samenwerken dan over wetgeving. Hoogleraar forensische psychiatrie Michiel van der Wolf overstijgt de praktijk in deze discussie door de analogie met watermanagement te maken. Door strafrecht en GGZ als twee stroomgebieden te bezien, met eigen culturen, wetten, doelen (soms tegengesteld) en evaluaties, wordt al snel duidelijk hoe ingewikkeld het wordt als een druppel op de richel tussen de stroomgebieden valt. Teruggrijpend op het gesprek tussen Roza en Jansen is de boodschap toch vooral om de sluis (de beschikbare plekken) met elkaar te beheren. Een pleidooi voor ‘goed stuurmanschap’ in plaats van meer of andere regels.
Rumoer dient zich aan in het derde blok van deze studiedag. Volgens het programma wordt gesproken over het maatschappelijke klimaat rondom de forensische psychiatrie. Door de stevige statements van de sprekers en de persoonlijke reacties op elkaar wordt dit doel niet geheel gehaald. Of vormt dit juist precies de afspiegeling van het maatschappelijk debat? Een brug met hetgeen eerder op de dag is besproken kan in ieder geval niet worden geslagen door de verlate binnenkomst van de sprekers in dit blok. Bovendien vertroebelen definitiekwesties de discussie (wat wordt verstaan onder forensische zorg?).
Annet de Jonge vertegenwoordigt de politie en vraagt aandacht voor de omgang met personen met onbegrepen gedrag. Het kost de politie (te)veel capaciteit, na vijven is er niemand bereikbaar. De zaal wordt onrustig: er is toch een crisisdienst? Hoe zat het ook alweer met de psycholance? Treffend merkt advocaat Job Knoester op dat het illustreert dat men niet weet wat er leeft onder elkaar. In de gemeente van burgemeester Hubert Bruls is de Pompestichting gevestigd, onlangs onderwerp van een inspectierapport. Bruls draagt de tbs wel een warm hart toe, maar vraagt ook aandacht voor het draagvlak van de samenleving. Knoester stelt dat bij mediaoptredens de goede recidivecijfers wat vaker zouden moeten worden getoond. Tegenover het veiligheidsdenken zet Knoester de doelstelling van tbs zoals verwoord in de Beginselenwet: dienstbaar aan de behandeling van de veroordeelde en diens voorbereiding op resocialisatie. Hij uit zijn zorgen bij de huidige problemen in de tbs (capaciteit, uitstroom).
Bijzonder hoogleraar Polarisatie en maatschappelijke veerkracht Hans Boutellier – ‘We gebruiken het woord polarisatie te snel’ – sluit de dag af met een verhaal over forensische psychiatrie in een identitaire samenleving. Met identitair bedoelt hij de superdiversiteit; wie we zijn staat centraal en de eigen emotie komt eerst. Hij noemt enkele consequenties voor de forensische psychiatrie waaronder, wederom, de broodnodige samenwerking tussen de forensische psychiatrie, reguliere GGZ en politie.
In het gezelschap van wetenschappers met toenemende vragen, stimulering van onderzoek door de Stichting Koningsheide en met een verhitte discussie over hete hangijzers is ruimschoots aan de doelstelling van de studiedag voldaan. Of de samenwerking tussen disciplines onderling en met de wetenschap hiermee bevorderd is, valt te bezien, nu ook werd onderstreept dat het in tijden van rumoer lastig is elkaar te verstaan en vinden. Blijvende investering en kennisuitwisseling zullen nodig zijn.