DOI: 10.5553/SJB/056266842024061001014

Surinaams JuristenbladAccess_open

Opinie

60 jaar SJB en de betekenis voor de rechts­ontwikkeling in Suriname

SJB-avonturen aan de wilde kust!

Trefwoorden allodiale eigendom en erfelijk bezit, concubinaat, Wet Constitutioneel Hof, collectieve grondenrechten, overdracht van het erfpachtrecht, kiesstelsel, annotaties
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Carlo Jadnanansing, '60 jaar SJB en de betekenis voor de rechts­ontwikkeling in Suriname', Surinaams Juristenblad Aflevering 1-2 2024, DOI: 10.5553/SJB/056266842024061001014

    Het artikel is een schriftelijke weergave van de lezing gehouden door mr.dr. C.R. Jadnanansing op 9 november 2023 te Paramaribo ter gelegenheid van de herdenking van 60 jaar Surinaams Juristen Blad.
    Hierbij wordt een korte historie van het SJB gegeven en de betekenis voor de rechtsontwikkeling in Suriname.
    De bijdragen van SJB voor de rechtsontwikkeling worden verdeeld in de navolgende gebieden:

    1. Wetgeving (zowel geldend als komend recht);

    2. Rechtspraak;

    3. Onderwijs;

    4. Bescherming van de rechtsstaat;

    5. Rechtsbewustzijn.


    Bovengenoemde gebieden worden aan de hand van de verschenen juristenbladen nader geanalyseerd.
    Als belangrijkste bijdragen van het SJB voor de rechtsontwikkeling in Suriname worden o.a. genoemd:

    - Gelijkstelling in het Ontwerp Nieuw B.W. van allodiale eigendom en erfelijk bezit met volledige eigendom.

    - De nieuwe huwelijkswetgeving.

    - Afschaffing van het delict afgoderij.

    - Instelling van het Constitutioneel Hof.

    - Herziening kiesstelsel.

    - De bescherming van de rechtsstaat en het bevorderen van het rechtsbewustzijn.

Dit artikel wordt geciteerd in

      In de afgelopen 60 jaar heeft het SJB ups en downs gekend. Gedurende een aantal jaren heeft het SJB geen enkel nummer uitgebracht, voornamelijk gedurende de militaire periode, maar er zijn ook tijden geweest dat het meer een kwestie was van organisatorische en/of financiële problemen.1x Zie onderzoek prof. Schalkwijk in SJB 2015 nr. 2, Terugblik op 50 jaar SJB. Vermeldenswaard is dat dit nummer waarin de onderzoeksresultaten van prof. Schalkwijk met zijn team zijn neergelegd het meest omvangrijke is (met bijlage in totaal 346 pag.).
      Het is wel verheugend te constateren dat het SJB vanaf 1991 is uitgekomen met tussen de 2 en 3 nummers en vanaf 2011 tot 2022 met 3 nummers.

    • Bronnen voor onderzoek naar de betekenis van SJB voor de rechtsontwikkeling

      • J. Adhin: 35 jaar Surinaams Juristenblad (SJB 1998 nr. 1/2).

      • C.R. Jadnanansing: Een revue van veertig jaar Surinaams Juristenblad. (SJB 2003 nr. 2).

      • Onderzoek M. Schalkwijk: Terugblik op 50 jaar SJB (SJB 2015 nr. 2).

      Vele artikelen hebben een bijdrage geleverd aan de rechtsontwikkeling, maar voor deze lezing moest er een keuze gemaakt worden.
      Verontschuldiging aan de auteurs die een bijdrage geleverd hebben, maar niet expliciet genoemd zijn.

    • Bijdragen SJB voor de rechtsontwikkeling

      Hierbij gaat het om de navolgende terreinen.

      A. Wetgeving (zowel geldend als komend recht)

      Allodiale eigendom en erfelijk bezit

      De strijdvraag m.b.t. dit recht is of er sprake is van een beperkt zakelijk recht of volledige eigendom (na 1869 B.W-eigendom). Als autoriteit met betrekking tot onze rechtsgeschiedenis is prof.mr.dr. A.J. Quintus Bosz nimmer overtroffen. Zijn naam wordt daarom altijd respectvol genoemd. Zijn standpunt is dat aeeb een beperkt zakelijk recht is dat heel veel lijkt op het erfpachtrecht, maar dan met een eeuwigdurend karakter. Zijn studie dateert uit 1954 met de dissertatie: Drie eeuwen grondpolitiek. Daarna is vooral bekend van zijn hand: Commentaar op eigendomsbeschouwingen van de Surinaamse Juristen Vereniging. (SJB 1982 nr. 38), ook gepubliceerd in Grepen uit de Surinaamse rechtshistorie.
      Zijn standpunt is bestreden door mr.dr. C.A. Kraan: De uitgifte van domeingrond in Suriname en in vele publicaties in het SJB. Kraan is van mening dat aeeb volledige eigendom is en in zoverre daarvan afwijkt dat er bij de uitgifte van het recht bijzondere voorwaarden zijn opgelegd door de overheid aan de allodiale eigenaar. Kraan wijst erop dat bij een beperkt zakelijk er sprake is van een hoofdgerechtigde (bloot eigenaar) en een beperkt gerechtigde. Nergens blijkt volgens hem dat de Staat de blote eigendom heeft voorbehouden.
      Beide standpunten hebben hun aanhangers die ook hun mening gegeven hebben in het SJB. Spreker mag zich met mr. Freddy Kruisland rekenen tot de aanhangers van de opvatting van volledige eigendom. Maar er zijn vele nuances tussen beide opvattingen. De rechtspraak heeft zich tot 2020 (Digicel ca de Staat Suriname) op het standpunt gesteld van aeeb als beperkt zakelijk recht. Maar op 25 augustus 2020 heeft de kantonrechter gekozen voor de opvatting van volledige eigendom. Zie mijn (CJ) noot in SJB 2021 nr. 2.
      In SJB 2023 nr. 1 heb ik geprobeerd om aan te tonen dat aeeb uit het Engelse recht afkomstig is en met name vergelijkbaar is met de estate in fee simple uit het Anglo Amerikaanse rechtsstelsel.
      Belangrijk is te vermelden dat in het Ontwerp Nieuwe B.W., dat thans ter behandeling ligt bij DNA, gekozen is voor gelijkstelling van aeeb met B.W.-eigendom. De vraag is in hoeverre de in het SJB gevoerde discussies een rol gespeeld hebben bij de keuze voor laatstgenoemde gelijkstelling.
      Artikel 1a van boek 5 Ontwerp Nieuwe B.W. luidt als volgt:

      Allodiale eigendom geldt als eigendom, bedoeld in dit boek.

      Mijn voorstel (CJ) tot aanpassing van de tekst:

      Domeingrond die vóór de inwerkingtreding van dit wetboek is uitgegeven in eigendom, onder welke benaming ook zoals volcomen eygendom, volcomen en vrijen eygendom of allodiale eigendom en erfelijk bezit wordt aangemerkt als eigendom als bedoeld in artikel 1.

      Concubinaat

      De belangrijkste auteurs over dit onderwerp zijn mr. H.C.U.J. Huber (SJB 1982 nr. 40), mr.dr. Yvonne Baal (SJB 2019 nr. 3), mr. Shardhapersad Gangaram-Panday (SJB september 1991), mr.dr. C.A. Kraan (SJB 1996 nr. 3) en (SJB 1997 nr. 1) en prof.mr.dr. Monique Veira (SJB 2018 nr. 3).
      Baal verwijst in haar artikel naar een IMWO-onderzoek 2006, waaruit blijkt dat naast het huwelijk ongehuwd samenwonen veelvuldig voorkomt. Er zijn verschillende vormen van samenleving mogelijk, maar de enige die een wettelijke regeling kent is het huwelijk.
      Reeds eerder hadden de overige genoemde auteurs gepleit voor een wettelijke regeling van niet-huwelijkse samenlevingsvormen. Dit omdat in de praktijk uit vele processen gebleken is dat de concubine bij het verbreken van de relatie met haar partner of na diens overlijden, er vaak bekaaid vanaf komt.
      De rechtspraak heeft geprobeerd in te grijpen middels het aannemen van een soort pseudo-huwelijksgemeenschap,2x Zie annotatie Huber SJB 1982 nr. 40 inzake vonnis Etnel/Righters HvJ 19 juni 1981, G.R. 11 026. maar deze constructie is door latere jurisprudentie verlaten.3x Zie: Richards/ Cairo (6-5-1983, GR 11 260) en Robertson/ Vianen (HvJ 25-1-1985, GR 11 405).
      In het Ontwerp B.W. is gekozen voor een wezenlijke ordening van het ongehuwd samenleven. Baal onderscheidt in dit verband drie componenten: autonomie, solidariteit en gelijkheid. Zij komt tot de conclusie dat het ontwerp voldoet aan de criteria voor een billijke regeling en acht het wenselijk om het ongehuwd samenleven te ordenen op basis van het Ontwerp B.W.

      Huwelijkswetgeving

      Dr.mr.drs. Jnan Adhin is een van de meest productieve auteurs met 46 artikelen, vooral op het gebied van het civiele recht en het staats- en bestuursrecht. Voor deze lezing beperk ik mij tot zijn bijdrage op het gebied van het huwelijksrecht, omdat het mij persoonlijk bekend is dat hij de wet Herziening Huwelijksrecht 1973 die pas op 23 juni 2003 in werking is getreden, als zijn troetelkind beschouwde. Dit betekent dat Adhin de operationalisering van zijn geestesproduct niet heeft kunnen meemaken, aangezien hij op 16 januari 2002 is overleden. Voorafgaande aan het wetsontwerp heeft Adhin een aantal artikelen geschreven voor het SJB die invloed gehad hebben, althans verwerkt zijn, in het uiteindelijk wetsontwerp, waarvan hier slechts één genoemd wordt: Worden godsdienstige huwelijken door het Surinaamse recht erkend? (SJB 1969 nr. 12).
      Velen waren van mening dat de godsdienstige huwelijken die mogelijk gemaakt werden voor de hindoes en moslims in de zgn. Aziatische Huwelijkswetgeving, moesten worden afgeschaft.
      Adhin heeft echter voor een ander model gekozen namelijk het voltrekken van godsdienstige huwelijken door een erkende geestelijke die tevens een huwelijksambtenaar is (artikel 134b B.W. e.v.). Dus nu niet meer alleen voor hindoes en moslims, maar voor alle godsdienstige groeperingen.
      Voorts wordt ook verwezen naar de volgende artikelen:

      • Het misdrijf van schaking en de z.g. Aziatische Huwelijkswetgeving (SJB 1968 nr. 11).

      • Huwelijksontbinding door verstoting (SJB 1969 nr. 13), Personen- en familierecht.

      Afschaffing afgoderij

      Adhin heeft vooral naam gemaakt met zijn initiatief tot schrapping van afgoderij uit ons Wetboek van Strafrecht (artikel 540) op 8 september 1971. Hierover heeft hij een artikel geschreven in SJB 1975 nr. 20/21: Afgoderij als delictum sui generis, strafbepalingen inzake ‘Baljaaren’. Dit artikel heeft ook internationaal de aandacht getrokken getuige de verzoeken aan de redactie uit het buitenland om toezending ervan.

      Wet Constitutioneel Hof

      In de G.W. van 1975 wordt het Constitutioneel Hof (CHof) voor de eerste maal genoemd als deel van de Rechterlijke Macht. In de G.W. van 1987 is het CHof genoemd (artikel 144) als een onafhankelijk orgaan dus geen deel van de Rechterlijke Macht, maar een toetsingsorgaan.
      Het vereist een nader onderzoek om na te gaan wat de invloed is van de verschillende artikelen die over het CHof zijn verschenen, maar zeker is dat deze een bijdrage geleverd hebben aan het operationeel maken van het CHof. In dit verband wordt in het bijzonder verwezen naar de tekst van de lezing van mr.dr. Hugo Fernandes Mendes: Het Constitutioneel Hof: Een nieuw avontuur in een staatsbestel in ontwikkeling (SJB 2016 nr. 2). Maar ook naar de verschillende artikelen die laatstgenoemde heeft gepubliceerd in het SJB.
      Verder wordt in dit verband verwezen naar de artikelen van Jnan Adhin:

      • Opvattingen over het constitutioneel hof enkele opmerkingen (SJB 1994 nr. 1).

      • Summier commentaar op Concept-Wet constitutioneel hof (SJB 1994 nr. 3).

      Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op de actuele discussie tussen Fernandes Mendes en mr. G. Spong/ mr. T. van der Zwaag over de correctie-formulering van de uitspraak van het CHof.
      Moet het CHof in zijn dictum expliciet verklaren dat het ter toetsing aangeboden wetsproduct onverbindend is of is het voldoende zoals het in de G.W.: dat geconstateerd wordt dat er strijd is met een grondwettelijke bepaling of internationaal verdrag en dat de onverbindend verklaring ipso jure (van rechtswege) het gevolg daarvan is. Het lijkt erop dat het CHof de opvatting van Spong/van der Zwaag deelt.

      Fiduciaire eigendomsoverdracht

      Geheugen opfrisser!
      Bij fiduciaire eigendomsoverdracht draagt iemand een zaak in eigendom over aan zijn schuldeiser als zekerheid voor een lening of andere schuld. De zaak blijft eigendom van de schuldeiser zolang de lening nog niet is terugbetaald. Mr. B.A. Halfhide heeft in SJB 1980 nr. 31 een uitvoerig artikel (Onzekerheid bij eigendom tot zekerheid levering of vestiging) hieraan gewijd, waarin hij erop wijst dat fiducia een buitenwettelijk rechtsfenomeen is. Hij stelt de vraag of bij fiducia sprake is van zekerheidseigendom of een beperkt zakelijk recht, waarbij hij kiest voor de laatste opvatting.
      Op dit twistpunt wordt hier verder niet ingegaan, maar ik signaleer dat een van de belangrijkste verschillen tussen het Surinaamse Ontwerp Nieuw B.W. en Nederlands B.W. is dat in Nederland fiducia niet in de wet is opgenomen, maar in plaats daarvan bezitloos pand mogelijk gemaakt is.4x Zie Nieuwenhuis/Praag/Valk, Hoofdstukken Surinaams vermogensrecht, Paramaribo-Nederland, 2022, p. 210 e.v.
      Over hetzelfde onderwerp heeft prof.mr.dr. P.A. Stein: Eigendomsoverdracht tot zekerheid (SJB september 1991) gepubliceerd.
      Ik kan echter niet met zekerheid ook niet met ‘fiduciare’ zekerheid stellen dat bovengenoemde artikelen hebben bijgedragen tot behoud van fiducia in onze wetgeving.

      Gerechtelijke vaststelling vaderschap

      Veira publiceerde in SJB 2008 nr. 1: ‘De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap: een afstraffing van het bedrogen gezin?’.
      In het Ontwerp Nieuw B.W. wordt het mogelijk gemaakt dat de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (middels DNA-onderzoek) ertoe leidt dat de erfrechtelijke positie van het kind gelijk wordt aan die van kinderen t.a.v. wie al het vaderschap vaststaat.
      Veira levert in het voormeld SJB artikel kritiek op het ontwerp en zegt dat de invoering van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap getypeerd kan worden als afstraffing van het bedrogen gezin.

      Terugroeprecht

      In de jaren 2015 en 2016 hebben de processen over het terugroeprecht veel beroering teweeggebracht in de samenleving en is er veel over geschreven in de media.
      Mr.dr. Magda Hoever-Venoaks heeft hieraan een uitgebreid artikel gewijd in SJB 2018 nr. 3: ‘Het Reglement op de Inrichting en Samenstelling van de Rechterlijke Macht, de Wet Algemene Belangen en de dwingende bepalingen in de Kiesregeling versus De Nationale Assemblee, de Rechterlijke Macht (de burgerlijke rechter) en het Terugroep­recht voor Volksvertegenwoordigers’. Dit heeft ertoe geleid dat de Wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers (S.B. 2005 nr. 15) in de volksmond bekend als Terugroepwet, werd gewijzigd in 2016 (S.B. 2016 nr. 114).
      Een van de belangrijkste lessen die geleerd is uit de vonnissen m.b.t. terugroep­recht is dat een kortgeding-vonnis geen gezag van gewijsde heeft (Zie kantonrechter 5 februari 2016 inzake VHP/NPS/PL ca Mercus/CHS/Bouterse/Staat Suriname).
      Uit de gewezen vonnissen over deze materie blijkt dat niet alle partijen op de hoogte waren van deze belangrijke procesrechtelijke regel.

      Collectieve grondenrechten

      De ontwerpwet Collectieve Rechten Inheemse en Tribale Volken is thans in behandeling bij DNA. Een van de belangrijkste problemen in dit verband is de kwestie van de rechtspersoonlijkheid van de collectiviteiten. In dit verband zijn de volgende artikelen geschreven:

      • Mr.dr. Rachnilda J. A. Arduin: Een aanzet tot oplossen van de grondenproblematiek in het binnenland van Suriname (SJB 2008 nr. 2).

      • Mr. Eric Rudge LL.M.: Grondenrechten in Suriname: Individuele rechten of collectieve rechten? (SJB 2008 nr. 3).

      • Dr.mr.drs. Edwin K. Marshall: Binnenlandse Publiekrechtelijke Organisaties (BiPO): een mogelijke juridische constructie voor de collectieve grondenrechten (SJB 2008 nr. 3).

      • Mr.dr. Rachnilda J. A. Arduin: De grondenrechtenproblematiek in het binnenland van Suriname vervolgd (SJB 2009 nr. 1).

      • Gloria M. de Mees MBA: Collectieve rechten, consultatie en duurzame nationale ontwikkeling. Een evaluatie van de grondenrechten consultatiesessies in de periode 16-22 februari 2022 (SJB 2023, nr. 1).

      Het is moeilijk na te gaan wat de invloed van deze artikelen is op het wetsontwerp, maar aangenomen mag worden dat de makers van het ontwerp kennisgenomen hebben van de genoemde artikelen.

      Herziening Kiesstelsel

      Een van de meest spectaculaire gebeurtenissen in onze historie is het recent aangenomen Kiesstelsel (13 oktober 2023) waarin gekozen is voor het stelsel van volledige evenredige vertegenwoordiging. Dit als gevolg van een uitspraak van het CHof op 5 augustus 2022. Volgens het CHof is het verschil in stemgewicht per kiesdistrict niet verenigbaar met artikel 55 G.W. en in strijd met het in artikel 8 G.W. vervatte beginsel van gelijkheid en non-discriminatie. Het is vooral Fernandes Mendes geweest die met zijn artikel: Analyse van de werking van het kiesstelsel in Suriname (SJB 2008 nr.3) gewezen heeft op het onrechtvaardige van het Kiesstelsel neergelegd in onze Kiesregeling (S.B. 1987 nr. 62) en daarmee zeker een bijdrage heeft geleverd aan de uitspraak van het CHof.5x Zie ook Hugo Fernandes Mendes: Constitutionele Hof: Kiesregeling op onderdelen ongrondwettig en strijdig met verdragen. (SJB 2022 nr. 3).

      B. Rechtspraak

      Dit onderdeel is in de presentatie van mr.dr. Lodewijk Valk d.d. 18 oktober 2023 voor SJV/SJB over ‘Waarom het annoteren van rechterlijke uitspraken móét’ en mijn bijdrage als counterpart reeds aan de orde gekomen. Geconcludeerd kan worden dat de annotaties in het SJB een belangrijke rol gespeeld hebben in onze jurisprudentie alsook de rechtspraktijk.

      Executie ex 1207 B.W.

      In verschillende noten heeft Kraan de aandacht gevestigd op o.a. misbruik van het executierecht. Laatstelijk in SJB 2021 nr. 1 (Noot bij HvJ 7 augustus 2019, GR 15670, SRU-HVJ-2019-2 (RCR Health Centre N.V./Hakrinbank c.s.) o.a. met betrekking tot wijziging van veilingvoorwaarden kort vóór de veiling en de zorgplicht van de banken.
      Kraan heeft steeds erop gewezen dat het de bedoeling is bij een executoriale verkoop, dat in het belang van crediteur en debiteur de hoogste opbrengst moet worden verkregen en dat daarvoor vereist is dat alle voorschriften in acht genomen moeten worden.
      Bij de openbare verkoping ex. 1207 B.W. van het Zorghotel (RCR) was dat niet het geval vanwege malversaties tussen de executerende schuldeiser en de koper.

      Hoger beroep in civiele zaken

      Uitleg van de artikelen 260 en 263 lid 3 BRV m.b.t. het recht van een procespartij om het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis, waarbij de procespartij geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld en vanaf welk tijdstip deze procespartij van dit rechtsmiddel gebruik mag maken.
      Het eerdere standpunt van het hof was dat een in het ongelijk gestelde partij die niet bij de uitspraak aanwezig was, eerst appèl kon aantekenen na ontvangst van de dienstbrief van de griffier.
      Kruisland heeft dit standpunt bestreden in zijn noot onder het vonnis Imankhan ca de Freitas d.d. 24 december 2004. In het vonnis Chigaroe ca Loilargosain d.d. 20 november 2009 heeft het hof het standpunt van Kruisland gehuldigd, op grond dat de desbetreffende bepalingen zijn geschreven ter bescherming van de in het ongelijk gestelde partij. Laatstgenoemde blijft echter bevoegd de dienstbrief af te wachten alvorens appèl aan te tekenen.

      Van rechtswege tenietgaan van een zakelijk recht

      Kruisland heeft in zijn noot bij het vonnis van Mangrey ca Kewal d.d. 17 maart 2011 erop gewezen dat de rechter op een verkeerd spoor zat m.b.t. het systeem van ons zakenrecht. De kantonrechter was wel uitgegaan van de MvT (houdende nadere wijziging van het DUD; S.B. 2003 nr. 7) die zelf ook van een onjuist standpunt uitging. Dit betekent dat ook onze wetgever een verkeerde interpretatie heeft gegeven van het systeem van ons zakenrecht.
      De kantonrechter heeft in de zaak Kasi ca de Staat Suriname en Alisha International N.V. d.d. 5 januari 2012 het standpunt van Kruisland gehonoreerd. Het betrof de kwestie van het van rechtswege tenietgaan van een zakelijk recht dat volgens de kantonrechter (2011) en de MvT alleen maar mogelijk is door de overschrijving van een (notariële) akte in de openbare registers. Kruisland wees erop dat deze conclusie onjuist is o.a. bij verjaring en tenietgaan van het hypotheekrecht is er geen sprake althans noodzaak van overschrijving van een notariële akte of ander document.
      (Mr. A.F.K. Chin-A-Lin is het eens met Kruisland in SJB 2012 nr. 2; Geen verval, wel verval … wie heeft er gelijk en wat geldt rechtens? o.g.v. het negatieve stelsel van de openbare registers).

      Het recht op de beterschap

      Onder beterschap wordt verstaan de waarde waarmee het goed is toegenomen door de tijdens de duur van het recht op of in de grond ten nutte van een doelmatig gebruik door de grondhuurder tot stand gebrachte opstallen en voorzieningen van infrastructurele of cultuurtechnische aard, zoals gebouwen, sluizen, aanplantingen, onafgeplukte vruchten, afsluitingen, wegen, dammen, kanalen en ophogingen (artikel 15 DUD).
      In mijn artikel Het melioratierecht of het recht op de beterschap (SJB 2021 nr. 3), heb ik – in navolging van Kraan, De uitgifte van domeingrond in Suriname, p. 53 erop gewezen dat de voormelde Nota van Toelichting inzake de Landhervormingswetgeving een onjuiste omschrijving geeft van het begrip beterschap dat volgens de Nota van Toelichting separaat overdraagbaar zou zijn. Dit is echter onjuist, omdat er geen sprake is van een zakelijk recht.

      Overdracht van het erfpachtrecht

      In diverse vonnissen is de rechter ervan uitgegaan dat voor de overdracht van het erfpachtrecht de toestemming van de President (vóór 25 november 1975 de Gouverneur) nodig was. Kraan heeft in zijn commentaren erop gewezen dat sinds de invoering van de Landhervormingswetgeving in 1982, artikel 28 Decreet Uitgifte Domeingrond van toepassing is en dat de toestemming van de minister belast met grondzaken voor de overdracht vereist is.

      De betekening aan een rechtspersoon waarvan het enige bestuurslid is overleden

      In het vonnis van de kantonrechter d.d. 11 december 2003 inzake Ramautar ca Sanrochman weigerde de kantonrechter de gevraagde voorziening inhoudende de overschrijving van het proces-verbaal van een plaatsgehad hebbende executie ex. 1207 B.W. Dit omdat de betekening niet op de juiste wijze was geschied.
      De rechtsvraag is hoe de betekening aan een rechtspersoon waarvan het enige bestuurslid is overleden, moet plaatsvinden.
      Stein geeft in zijn noot (SJB 2004 nr. 3) de oplossing hiervoor waarvan in de praktijk gebruik gemaakt wordt.

      C. Onderwijs

      SJB heeft zijn weg gevonden in het onderwijs aan de instellingen van hogere educatie, maar in het bijzonder de Anton de Kom Universiteit van Suriname.
      SJB-artikelen worden in de desbetreffende vakken als (verplichte) literatuur opgegeven. Maar ook de vonnissen die gepubliceerd zijn in het SJB en de annotaties zijn leerstof voor de studenten. In alle juridische bibliotheken kan het SJB geraadpleegd worden.

      D. Bescherming van de rechtsstaat

      Hoewel alle artikelen in het SJB bijdragen tot het behoud en bevordering van onze rechtsstaat, ben ik maar één artikel tegengekomen waarbij duidelijk stelling genomen wordt tegen een grove schending van onze rechtsstaat.
      Het gaat om een brief van de SJV d.d. 31 maart 1982 aan de toenmalige President van de Republiek Suriname gepubliceerd in SJB juni 1982 nr. 39, waarbij stelling genomen wordt tegen Algemeen Decreet A-7A betreffende de instelling van een Krijgsraad te velde die de bevoegdheid had voor het toepassen van standrechtelijke executies, zonder enige strafrechtelijke waarborg.
      Verder commentaar wordt niet gegeven, maar er wordt eraan herinnerd dat nog geen half jaar later de 8-december moorden plaatsvonden, waarbij o.a. juristen die kritisch waren tegen het militaire regime zonder enige vorm van proces werden geëxecuteerd. Het toenmalige bestuur van SJV en de redactie van SJB verdienen een compliment voor hun betoonde moed voor plaatsing van het artikel.

      E. Rechtsbewustzijn

      Bij rechtsbewustzijn gaat het om het gevoel dat mensen zonder juridische achtergrond hebben over wat rechtvaardig is en wat niet.
      Interviews bij ABC over artikelen verschenen in het SJB worden veelal door een breed en meestal niet juridisch geschoold publiek gevolgd, waardoor de besproken artikelen zeker een bijdrage leveren aan het bevorderen van het rechtsbewustzijn.

      Ten slotte een woord van dank aan alle redactieleden, auteurs, medewerkers, lezers en iedereen die een bijdrage geleverd heeft aan het bereiken van de respectabele 60-jarige leeftijd. Het is verheugend dat in dit jaar als verjaardagscadeau vermeld kan worden dat Boom Juridisch, een van de grote uitgevers in Nederland, en het SJB een samenwerking zijn aangegaan waarbij is overeengekomen dat het SJB beginnende bij 2023, aflevering 1 door genoemde uitgeverij zowel in digitale vorm als in hardcopy verzorgd zal worden.
      Een bijzonder compliment voor de huidige redactie en onze contactwetenschappers, mr.dr. L. Valk en mr. A. Autar die een belangrijke bijdrage geleverd hebben teneinde de samenwerking vorm te geven.

      Huidige redactie:
      Mr. E.P. Rudge LL.M. (vz.), mr. H.R. Schurman (onder-vz.), mr. dr. G.N. Best, mr. S. Sheik Alibaks MSc AMELCA CPAML, mevr. mr. F.L. Patterson, F.A. Sharman LL.B. MPA MICL, mr. G.E.R. Adipoera, mevr. Mr. I.E.A. Tholen Bsc, mevr. I.H.D. Morsen LL.M. (leden).

    • Conclusie

      Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het SJB in zijn 60-jarig bestaan een belangrijke bijdrage geleverd heeft aan de rechtsontwikkeling in Suriname, of dat altijd op avontuurlijke wijze heeft plaatsgevonden, kan betwijfeld worden.
      Maar zeker is dat de kust er niet rustiger op geworden is, maar een wilde kust gebleven is!
      Alertheid is dus geboden teneinde de kapers van de kust te houden!

    Noten

    • 1 Zie onderzoek prof. Schalkwijk in SJB 2015 nr. 2, Terugblik op 50 jaar SJB.

    • 2 Zie annotatie Huber SJB 1982 nr. 40 inzake vonnis Etnel/Righters HvJ 19 juni 1981, G.R. 11 026.

    • 3 Zie: Richards/ Cairo (6-5-1983, GR 11 260) en Robertson/ Vianen (HvJ 25-1-1985, GR 11 405).

    • 4 Zie Nieuwenhuis/Praag/Valk, Hoofdstukken Surinaams vermogensrecht, Paramaribo-Nederland, 2022, p. 210 e.v.

    • 5 Zie ook Hugo Fernandes Mendes: Constitutionele Hof: Kiesregeling op onderdelen ongrondwettig en strijdig met verdragen. (SJB 2022 nr. 3).


Print dit artikel