-
Afschaffing digitaal procederen
De advocatuur is gedurende het afgelopen reces geconfronteerd met de afschaffing van het digitaal procederen. Hoewel niet compleet afgeschaft (het van eis concluderen en stellen mag nog digitaal) is de boodschap duidelijk: we gaan terug naar fysiek.
De advocatuur is hier niet gelukkig mee: het teruggaan naar fysiek is naar de mening van de advocatuur een grote terugval. In de digitale wereld waarin wij thans leven is het eigenlijk ondenkbaar dat wij teruggaan naar de oude manier van dingen doen.
Aan de ene kant hebben wij begrip voor de obstakels die vanuit de units worden aangehaald: de statistieken vanuit het Hof van Justitie vertonen jaar in, jaar uit, een stijging van het aantal rechtszaken en dat vertegenwoordigt verhoging van de werkdruk voor het beschikbaar personeel, de beschikbare middelen en de beschikbare tijd. De bevolking groeit. En de samenleving juridiseert. Dat heeft goede kanten in de zin van ordening en rechtszekerheid. Maar daaraan hangt ook een prijskaartje, in de zin van mensuren, werkdruk en kwaliteitsvereisten. Helaas is het Hof, juist in deze situatie, geconfronteerd met het feit dat het aantal griffiers afneemt en het administratief personeel wegtrekt. Er zijn minder mensen om het werk te doen dat juist toeneemt.
De Orde begrijpt dat. De werkdruk neemt echter ook voor de advocatuur gestaag toe. En de rechtzoekende wordt er naar geen van de actoren geduldiger op.
Bij het besluiten over het teruggaan naar fysiek is naar onze mening onvoldoende rekening gehouden met de advocatuur, en met name de eenpitters. Eenpitters zijn advocaten die alleen kantoorhouden, weinig tot geen personeel hebben en vooral geen groot budget hebben om externe klerken te betalen. Door de digitale zittingen waren deze eenpitters in staat om vanuit hun kantoor de conclusies digitaal aan te bieden en hadden daardoor geen transportkosten voor het reizen naar het kanton, en zij hielden meer tijd over om andere rechtzoekenden juridische bijstand te kunnen verlenen.
Het teruggaan naar de oude manier heeft consequenties:
Advocaten zullen genoodzaakt zijn wederom urenlang op de zittingen te zijn, terwijl er in de gebouwen geen aparte ruimte is voor advocaten. Geen enkele mogelijkheid dus voor de advocaat om deze tijd efficiënt te besteden en aan de andere kant meer benzinekosten. Dit alles kost geld. De advocaat kan ervoor kiezen de kosten op de cliënt af te wentelen, met het gevolg dat het honorarium voor velen onbetaalbaar wordt. Of om deze kosten zelf te dragen, maar dan ten koste van de beschikbare fondsen voor kantoorpraktijk, personeel en ja, gezin. Welke keus is wijsheid?
Wij spreken dan ook de hoop uit dat het Hof van Justitie terugkomt op dit besluit en het digitaal procederen wederom invoert. Ja, er zijn haken en ogen, uitdagingen en problemen, maar laten wij het kind niet met het badwater weggooien. De Orde is bereid om samen met het Hof de processen en procedures onder de loep te nemen om zo te komen tot een adequate moderne manier van procederen.
Thans wil ik met u delen wat de Surinaamse Orde van Advocaten in de achter ons liggende periode allemaal aan activiteiten ontplooid heeft.
Voor het komend jaar is er veel te doen.
Zo moeten wij advocaten met elkaar in discussie over of onder meer de ereregels nog van toepassing zijn in deze tijd. Ik doel dan met name op het reclameverbod en het verbod om je specialiteit bekend te maken. De rechtzoekende accepteert niet dat een advocaat niet kan aangeven waarin hij gespecialiseerd is. En aan de zin van het reclameverbod valt ook te twijfelen.
Daarnaast zijn wij ons als Raad ervan bewust dat we er nog onvoldoende in geslaagd zijn de participatie van onze leden te optimaliseren. Dus ook daar is werk aan de winkel.
Genoeg uitdagingen dus, maar uitdagingen die wij met frisse moed en hoop voor de toekomst tegemoet gaan.
Wij danken voor de gastvrijheid van het Hof van Justitie. Ook aan de aanwezigen, dank voor uw aandacht. Ik wens u vastberadenheid in het werk en een gezond en voorspoedig nieuw zittingsjaar.
Ik voeg mij bij de eerder in acht genomen protocollen van begroeting, uitgebracht door de voorgaande sprekers.
Geachte aanwezigen,
Hoewel ik mij vereerd en verheugd voel dat ik vandaag wederom het woord tot u mag richten, is het met teleurstelling dat ik het vandaag in mijn speech weer zal moeten hebben over het uitblijven van een adequate verhoging van de vergoeding aan advocaten die kosteloze rechtsbijstand verlenen. Vanaf mijn aantreden als Deken in maart 2022 heb ik het bij elke officiële gelegenheid moeten hebben over de kwestie van de te late uitbetaling van de veel te lage vergoedingen aan advocaten. Keer op keer heb ik onder de aandacht gebracht dat het voor de advocaten niet is vol te houden hun dienstverlening voort te zetten als zij bijvoorbeeld een vergoeding van SRD 0,55 per verreden km ontvangen. In elke speech heb ik gewezen op de urgentie van deze kwestie. In het Sranan zouden we zeggen: ‘a gersi a plaat fasi’.
En alhoewel ik er eigenlijk moe van word om bij elke speech hetzelfde onderwerp te moeten aansnijden, ontkom ik er als Deken van de Orde van Advocaten niet aan aandacht te blijven vragen voor deze kwestie. Het systeem van gefinancierde rechtshulp is namelijk onlosmakelijk verbonden met de toegang tot recht van elke burger, ook degenen die niet in staat zijn zelf een advocaat te betalen. Dit is een fundamenteel recht. Een overheid die zichzelf en haar burgers respecteert, een land dat zichzelf een rechtstaat noemt, kan nooit toestaan dat er burgers zijn die voor de strafrechter verschijnen zonder dat ze over een advocaat beschikken. Of er bij de civiele rechter alleen voor staan of zich gedwongen voelen zich te wenden tot anderen die zich als juridische deskundigen uitgeven, maar niet de opleiding hebben genoten die een advocaat heeft.
En toch geachte aanwezigen, dáár is waar we nu zijn als land.
De collega-advocaten hebben per 1 juli van dit jaar besloten geen kosteloze rechtsbijstand meer te verlenen zolang er geen adequate vergoeding tegenover staat en de achterstanden niet zijn ingelopen. Dat deden ze niet zomaar. Dat deden ze na ampele overweging en omdat ze het eenvoudigweg niet meer konden. Advocaten kunnen het zich niet langer permitteren de Staat Suriname te financieren. De Raad schrok van dit besluit, want een advocaat die stopt met rechtsbijstand verlenen, dat gebeurt echt niet zomaar.
Dat gebeurt alleen in zeer extreme omstandigheden. Als Orde zijn we solidair met de actievoerende leden, maar we gingen er stiekem wel vanuit dat de overheid net zo zou schrikken van de actie en dat er daardoor gauw een oplossing zou komen. Dat gebeurde niet. Integendeel, de overheid als geheel schijnt niet wakker te liggen van de actie. Geen enkele paniek, geen enkele urgentie, terwijl we als Staat Suriname nu dus al 3 maanden fundamentele mensenrechten van onze burgers schenden.
De SOVA heeft in de achter ons liggende periode gesprekken gevoerd met degenen die dit probleem moeten aanpakken. Daarnaast hebben wij deze kwestie onderzocht en in kaart gebracht. Het is gebleken dat een specifieke begrotingspost waaruit advocaten die bijstand verlenen aan minder bedeelden, betaald moeten worden, eenvoudigweg niet meer op de landsbegroting voorkomt. Als deze advocaten al worden uitbetaald gebeurt dat uit een grote algemene pot genoemd ‘sociale uitkeringen’ waaruit bijvoorbeeld ook ziekenhuisbezoek van arrestanten moet worden betaald.
Voor 2022 was er op de begroting voor de post sociale uitkeringen SRD 1 miljoen opgebracht. Ik wil dit bedrag voor u in perspectief plaatsen. In 2022 zijn naar schatting 2500 toevoegingen geweest die uitgaande van de maximale vergoeding van SRD 600 de Staat Suriname SRD 1.500.000 zouden moeten kosten. Het bedrag van 1 miljoen is dus niet eens genoeg voor het aantal toevoegingen, laat staan al de andere zaken die vanuit die pot betaald moeten worden. De SOVA vraagt zich in gemoede af of de overheid de toegang tot recht van de burger wel serieus neemt.
Inmiddels heeft de Minister van Justitie bij beschikking van 2 augustus jl. voor civiele zaken de tarieven enigszins aangepast en wel naar SRD 2.200 voor de hele zaak, na een eindbeslissing van de rechter. Dit betekent dat zolang er geen eindbeslissing is in een zaak, de advocaat niet kan declareren. Hoeveel stukken hij ook geschreven heeft, hoeveel keren hij de zitting ook bezocht heeft, hoeveel gesprekken hij ook met de cliënt gevoerd heeft en hoeveel kantoorkosten ook met de zaak gepaard zijn gegaan. Dat wil zeggen dat de advocaat in de wat gunstigere gevallen na 1,5 jaar kan declareren, maar dat het soms ook wel 5 jaar kan duren.
Voor 2023 zijn op de begrotingspost sociale uitkeringen 5 miljoen SRD opgebracht. Als ook maar een derde van het aantal toevoegingen civiele zaken betreft en we uitgaan van het aantal geschatte toevoegingen van 2022, dan zou het zomaar kunnen zijn dat er in 2023 ongeveer 850 civiele toevoegingen zullen zijn. Uitgaande van het bedrag in voormelde beschikking (SRD 2.200) zullen in dat geval de civiele toevoegingen meer dan een derde van de totale pot kosten en dan zijn de straftoevoegingen nog niet aan bod gekomen. Verliest u niet uit het oog dat uit deze post nog andere zaken betaald moeten worden.
Conclusie: het bedrag op de begroting is te laag.
Daarnaast is ons gebleken dat de Minister niet de bevoegdheid heeft om deze verhoging voor de bijstand in strafzaken door te voeren. Dit moet op regeringsniveau gebeuren, maar dat schijnt maar niet van de grond te kunnen komen. Sinds de vorige Raad circuleert binnen de overheid een concept Staatsbesluit dat de vergoeding van de advocaten zou moeten aanpassen. De bedragen die erin genoemd zijn, zijn inmiddels natuurlijk al lang achterhaald waardoor dit concept ook weer moet worden aangepast. Thans is voormeld concept staatsbesluit wederom in behandeling. Ondertussen worden de advocaten niet, te laat of te weinig uitbetaald.
Bovendien ervaren de advocaten bij het declareren nu enorme problemen. Zo hebben zij enkele jaren de declaraties niet opgemaakt vanwege de hoeveelheid administratie die daarmee gepaard gaat. Voor het declareren van een bedrag van ongeveer SRD 75 werden veel meer kosten gemaakt aan papier, inkt, elektriciteit, menskracht etc. De declaraties worden opgespaard en, wanneer het totaalbedrag kostendekkend is, opgemaakt en verzonden naar het Bureau Rechtszorg. Thans moeten de collega’s ervaren dat de Staat een beroep doet op de verjaringstermijn zoals vervat in artikel 1991 van het SBW en geen rekening wenst te houden met de realiteit. Deze werkwijze keurt de Raad dan ook ernstig af.
Nogmaals wil ik de vraag stellen of de Surinaamse overheid de toegang tot recht wel echt serieus neemt. Het is duidelijk: Zo kunnen we niet doorgaan.
Ik relateer het voorgaande ook aan de voornemens van het Hof van Justitie en de Minister van Justitie en Politie om de rechtspraak in letterlijke zin dichter bij de burger te brengen. Dit is een voornemen dat in het kader van het toegang tot recht absoluut toe te juichen is. Maar hoe moet dit worden uitgevoerd als de overheid niet eens voor Paramaribo en de randdistricten fondsen ter beschikking wilt stellen? Uit welke fondsen moeten advocaten de kosten betalen die zij zullen moeten maken om cliënten in Marowijne en Brokopondo bij te staan?
De Orde heeft al deze bevindingen (en meer) verwoord in het rapport ‘Vergoeding Advocaten in het kader van de Kosteloze Rechtsbijstand’ en dit rapport is op 28 augustus jl. aan de Minister van Justitie en Politie, de Staatsraad, de Voorzitter van DNA en de President van de Republiek Suriname aangeboden. Wij hopen oprecht dat de verantwoordelijken goede nota nemen van het rapport en de bevindingen meenemen in de besluitvorming.