ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

DOI: 10.5553/SJB/056266842023060003015

Surinaams JuristenbladAccess_open

Opinie

De positie van de langstlevende echtgenoot in het Voorstel Nieuw Surinaams Erfrecht

Verkorte samenvatting voordracht d.d. 13 januari 2023 voor de Commissie Erfrecht van De Nationale Assemblée

Trefwoorden langstlevende echtgenoot, kindsdeel, stiefoudergevaar
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Gregor van der Burght, 'De positie van de langstlevende echtgenoot in het Voorstel Nieuw Surinaams Erfrecht', Surinaams Juristenblad Aflevering 3 2023, DOI: 10.5553/SJB/056266842023060003015

    Geen redelijke grond aanwezig om de behoefte aan verbetering van de positie van de langstlevende echtgenoot afhankelijk te stellen van het al dan niet aanwezig zijn van erflaters kinderen die buiten het betrokken huwelijk geboren zijn. Juist in het thans in het wetsvoorstel uitgesloten geval, is de behoefte aan een verbetering van de positie extra nijpend.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Inleiding

      Evenals in het huidige Surinaamse recht kan men het voorgestelde erfrecht onderscheiden in het versterferfrecht en het testamentaire erfrecht. Dit laatste regelt het erfrecht in geval de erflater bij uiterste wilsbeschikking regelingen maakt ten aanzien van het vererven van zijn nalatenschap. Het versterferfrecht verdeelt de erfgenamen in vier groepen:

      1. de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de erflater;

      2. de ouders en broers en zussen;

      3. de grootouders;

      4. de overgrootouders.


      Ik beperk mij tot de eerste groep.

    • De langstlevende echtgenoot

      Doordat de langstlevende echtgenoot met de kinderen een gelijk aandeel heeft, moet deze met hen tezamen de boedel verdelen. De kinderen kunnen hun aandeel opeisen en de langstlevende kan zich daar in beginsel niet tegen verzetten. Dit kan tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld de echtelijke woning moet worden verkocht om de kinderen uit te keren. De boedelverdeling kan dus een grote achteruitgang van de leefomstandigheden van de langstlevende tot gevolg hebben. Ter bescherming van de langstlevende heeft de notariële praktijk de zogenaamde Ouderlijke Boedelverdeling ontwikkeld op basis van het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 1945 (HR 30-11-1945, ECLI:NL:HR:1945:14) ‘De Visser-Harms’.
      Daarin besliste de Hoge Raad, dat ‘het een onafwijsbare plicht is om, naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de weduwe; dat de vervulling van deze plicht zozeer beantwoordt aan hetgeen de echtgenoten van elkaar mogen verlangen, dat daarmee voldaan wordt aan een verplichting van de ene echtgenoot jegens de ander, welke als een natuurlijke verbintenis moet worden erkend’. Dit arrest werd gevolgd door een reeks van stimulerende vonnissen en arresten.
      Als nu de erflater (in zijn testament) het bestaan van genoemde natuurlijke verbintenis uitdrukkelijk erkent, wordt deze omgezet in een afdwingbare verbintenis waardoor de echtgenoot een claim op de nalatenschap krijgt die de kinderen moeten eerbieding. Deze aanspraken van de echtgenoot op zijn in omvang begrensd door zijn concrete verzorgingsbehoefte.

    • Geen ouderlijke boedelverdeling en geen legitieme in de nieuwe wet

      Het wetsvoorstel hanteert in artikel 4:42 een gesloten systeem van uiterste wilsbeschikkingen, waarin geen plaats is ingeruimd voor de ouderlijke boedelverdeling. Ook is van belang dat de kinderen in het nieuwe erfrecht – evenmin als in de Caribische landen – geen recht meer hebben op een legitieme portie, zodat mocht de erflater de kinderen ten gunste van zijn echtgenoot onterven hij geen actie van de kinderen behoeft te vrezen.1x Gregor van der Burght, Nederlands Caribisch Erfrecht, tweede druk, Wolf Publishers, Oisterwijk Nederland 2016. In o.m. Pitlo-Van der Burght, Erfrecht v.a. 5e druk 1977, p. 89 bepleitte schrijver al de afschaffing van de legitieme: ‘dat de legitieme zijn langste tijd behoort te hebben gehad’.
      Het Nederlandse erfrecht bevat wél een legitieme maar op een min of meer lafhartige wijze – men durfde geen keuze te maken! De legitieme is er zodanig geregeld, dat het voor de legitimaris heel moeilijk is zijn legitieme te realiseren.
      De afschaffing ervan in het Surinaamse wetvoorstel is dan ook terecht met ‘open vizier’.

    • De langstlevende echtgenoot en de Wettelijke Verdeling

      Het wetsvoorstel bevat in het versterferfrecht een nieuwe regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot.
      In de Memorie van Toelichting (p. 2) van Boek 4 schrijft de minister ‘Sinds lang bestaat de overtuiging dat de positie van de langstlevende echtgenoot (nu alleen erfgenaam voor een kindsdeel) verbetering behoeft’.
      Opmerking verdient: het is regelend- of aanvullend recht, dus de erflater kan bij testament het opzij zetten dan wel op tal van wijzen modelleren.

    • Voorwaarden voor Wettelijke Verdeling

      De Surinaamse wetsontwerper beperkt de door de Wettelijke Verdeling geboden versterking van de positie van de langstlevende echtgenoot, tot het geval waarin de erflater alleen kinderen nalaat die allen tevens kind zijn van de langstlevende echtgenoot.
      Anders gezegd: in geval zich onder de kinderen die de erflater nalaat ook kinderen bevinden die alleen van hem bloedverwant zijn, ontbreekt voor de langstlevende elke versteviging van zijn positie, zodat er weinig overblijft van de hiervoor geciteerde de verklaring van de Minister.

    • Alle kinderen tevens kind van de langstlevende: aktiva

      De Wettelijke Verdeling verstevigt de positie van de langstlevende echtgenoot aldus, doordat deze de enige gerechtigde wordt van alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap.2x Hij is ook de enige die de schulden van de boedel moet voldoen.
      De kinderen verkrijgen naar rato van hun erfportie een vordering in geld op de langstlevende in geld, berekend over het saldo van de nalatenschap.
      Deze vordering is pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder of bij diens faillissement.
      Over de vorderingen is een rente verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente minus 6% zodat de langstlevende het vruchtgebruik over deze vordering behoudt. Hierover valt wel het een en ander op te merken, maar dat terzijde.
      Het is – zoals gezegd – regelend recht, zodat de erflater bij testament de Wettelijke Verdeling ‘op maat’ kan maken en bijvoorbeeld bepalen dat de Wettelijke Verdeling niet alle nalatenschapsgoederen omvat; dat de vorderingen na 10 jaar opeisbaar zijn; dat in plaats van de renteregeling 8% verschuldigd is of helemaal geen rente enzovoort.

    • Alle kinderen tevens kind van de langstlevende: passiva

      Dankzij de Wettelijke Verdeling is de langstlevende ‘verlost’ van inmenging van de kinderen in zijn vermogensrechtelijk leven.
      Anderzijds brengt de Wettelijke Verdeling mee dat de langstlevende wél alle nalatenschapsschulden (art. 4:7) voor haar rekening moet nemen.
      De nalatenschapsschuldeisers hebben géén verhaal op de kinderen, noch zijn de kinderen draagplichtig van bedoelde schulden. Oók niet als de nalatenschap een negatief saldo blijkt te hebben.

    • Ongedaanmaking

      De Wettelijke Verdeling behelst géén verplichting voor de langstlevende: binnen 9 maanden na het overlijden van de erflater kan hij de verdeling ‘ongedaan maken’. Opmerkelijk is, dat deze termijn óók na het verstrijken ervan, desverlangd door de Kantonrechter kan worden verlengd; artikel 4:27c. In de praktijk kan dat onzekerheid scheppen. Bijvoorbeeld: het recht van beraad – artikel 4:185 lid 2 – kent een termijn van 6 maanden terwijl de verlenging vóór de afloop van de termijn moet worden gevraagd.

    • Het stiefoudergevaar

      Door het aangaan van een nieuw huwelijk ontstaat het risico dat de nalatenschapsgoederen van de eerst overleden ouder, bijvoorbeeld door huwelijksvoorwaarden, mede gaan toekomen aan de nieuwe echtgenoot en zo uit het zicht van de kinderen verdwijnt.
      Om die reden heeft de wetsontwerper de zogenaamde ‘wilsrechten’ geschapen. De kinderen kunnen deze rechten uitoefenen zodra de langstlevende aangifte heeft gedaan van het voorgenomen huwelijk, maar ook op een later tijdstip als hen dat beter uitkomt.
      Er zijn vier wilsrechten: twee bloot-eigendoms- en twee vol-eigendomswilsrechten.

    • Het eerste bloot-eigendomswilsrecht

      A = erflater; B= langstlevende; C = 2e echtgenoot van B
      Zodra B aangifte heeft gedaan van een voorgenomen huwelijk met C, kunnen de kinderen van A en B verlangen dat B goederen uit de nalatenschap van A (en uit de door dat overlijden ontbonden huwelijksgemeenschap A-B) aan hen overdraagt ter waarde van hun vordering en de rente daarop.
      Over deze goederen houdt B het vruchtgebruik (tenzij hij ervan afziet), zodat men spreekt van een ‘bloot-eigendomswilsrecht’. In een latere fase – zie hierna – zal dit converteren in een volle eigendom.

    • Het vruchtgebruik

      Op dit vruchtgebruik van B zijn bijzondere regels van toepassing.
      Geen verplichting voor B tot jaaropgave, geen zekerheidstelling door B en hij hoeft evenmin de goederen aan de blooteigenaren te tonen. Bovendien mag B met toestemming van de Kantonrechter vruchtgebruiksgoederen vervreemden of verteren, als dit noodzakelijk is voor B’s verzorgingsbehoefte. Indien B na vervreemding voor de koopopbrengst andere goederen verwerft, bestaat ten aanzien van die goederen géén zaaksvervanging: de kinderen hebben alleen weer hun oorspronkelijke vordering in geld.

    • Eerste vol-eigendomswilsrecht

      Bij het overlijden van langstlevende B moeten twee nalatenschappen worden afgewikkeld: die van A en die van B.

      Ten aanzien van A’s nalatenschap.

      Voor zover de kinderen op grond van hun wilsrecht goederen uit de nalatenschap/huwelijksgemeenschap in blote eigendom hebben ontvangen, eindigt door de dood van B het vruchtgebruik en hebben de kinderen betrokken goederen nu in volle eigendom.
      Voor het (verdere) beloop van hun vordering wegens het overlijden van A kunnen zij de overdracht van goederen uit de nalatenschap van A opeisen.

      Ten aanzien van B’s nalatenschap: ‘gewone afwikkeling en verdeling’

      Hierop is de Wettelijke Verdeling niet van toepassing. Er is immers geen sprake van het aanwezig zijn van kinderen van B die allen tevens kinderen van de langstlevende (C) zijn; artikel 4:13 lid 1. De nalatenschap van B wordt dan ook afgewikkeld op de wijze zoals ook in het huidige recht het geval is: er ontstaat een onverdeelde boedel van B, waarin C, en de kinderen voor gelijke delen participeren en die zij in unanimiteit moeten afwikkelen en verdelen; het huidige systeem!

    • Beperking toepassing Wettelijke Verdeling

      De eerste volzin van artikel 4:13 lid 1 luidt:

      ‘De nalatenschap van de erflater die een echtgenoot en een of meer kinderen die allen tevens kind zijn van de echtgenoot, als erfgenamen achterlaat, wordt, tenzij de erflater bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald dat deze afdeling geheel buiten toepassing blijft, overeenkomstig de volgende leden verdeeld.’

      In geval de langstlevende (B) niet de ouder is van alle kinderen van de erflater, geldt artikel 4:13 niet en is er dus géén Wettelijke Verdeling.
      In dat geval ontstaat tussen hen een onverdeelde nalatenschap. De deelgenoten zijn de langstlevende (B) en de kinderen die alleen van de erflater bloedverwant zijn en eventueel de kinderen die uit het huwelijk-A-B geboren zijn. Deze deelgenoten moeten de boedel tezamen verdelen conform onder meer de regels Afdeling 4.6.4 en van Boek 3 Titel 7: de Verdeling. De beperking van het toepassingsgebied van de Wettelijke Verdeling maakt, zeker tegen de achtergrond van het feit dat in Suriname buitenhuwelijkse kinderen geen zeldzaam fenomeen vormen, dat de facto heel vaak geen sprake zal zijn van een versterking van de positie van de langstlevende echtgenoot ten opzichte van de nakomelingen van de erflater. Men moet zich dan ook afvragen nu het belangrijkste doel van het nieuwe erfrecht – versterking van de positie van de langstlevende echtgenoot – in de praktijk frequent zal wordt gemist, welke voordelen van de nieuwe erfrecht noden tot deze ingrijpende legislatieve exercitie; maar dat geheel terzijde!

    • Wanneer géén Wettelijke Verdeling?

      Het lijkt erop dat de ontwerper van het Surinaamse erfrecht zich in artikel 4:13 lid 1 vooral gericht heeft op de situatie, waarin de erflater met kinderen uit een eerdere relatie is hertrouwd; hierdoor zijn bij zijn overlijden niet-gemeenschappelijke kinderen aanwezig die geconfronteerd worden met een stiefouder.
      Er bestaan echter naast die situatie, tal van andere oorzaken waardoor niet-gemeenschappelijke kinderen aanwezig kunnen zijn, met als gevolg uitsluiting van de toepassing van de Wettelijke Verdeling en géén bescherming van de langstlevende echtgenoot:

      1. Hertrouwen door weduwnaar of weduwe met een of meer kinderen.

      2. Hertrouwen door gescheiden ouder met een of meer kinderen.

      3. Trouwen door ongehuwde ouder met andere partner dan verwekker/ouder van het kind.

      4. De erflater heeft voor zijn eerste huwelijk al buitenechtelijke kinderen.

      5. De erflater heeft tijdens huwelijk kinderen bij een andere vrouw verwekt.

      6. De erflater heeft voor zijn huwelijk in een andere relatie op aandrang van zijn vriendin haar niet-door-hem-verwekte kinderen erkend; de nieuwe echtgenote of de (gemeenschappelijke) kinderen van de erkenner kunnen de erkenning niet aanvechten; artikel 1:205.

      7. Niet-erkende door de erflater verwekte kinderen slagen tijdens diens leven in een vaderschapsactie conform artikel 1:207 BWA.

      8. Kind slaagt in een actie ontkenning vaderschap; artikel 1:200 en 207c.

    • Terugkeer naar afgeschaft recht

      Met dit in het wetsvoorstel gemaakte onderscheid tussen langstlevende echtgenoten, keert de ontwerper terug naar vóór 1981: de lex hac edictali die de tweede echtgenoot in een nadeliger positie plaatste.
      Tijdens de parlementaire behandeling in Nederland van Boek 4 Erfrecht in 1965, werd door mevrouw Stoffels-Van Haaften in de Tweede Kamer het volgende opgemerkt:

      ‘Prof. Eggens heeft reeds in 1938 de lex hac edictali fel bestreden. Hij vroeg zich af, of wij in 1969 het vijftienhonderd-jarige bestaan van deze wet zouden moeten gaan vieren, een wet, die is gegeven door de keizers Leo en Anthemius in 469.’3x Parl. Gesch, Vaststellingswet Erfrecht, Van der Burght c.s. p. 133.

      Op 16 april 1981 heeft in Suriname het Decreet C-11 (d.d. 11 maart 1981) een einde gemaakt aan deze discriminatie en heeft het betrokken – artikel 880a Surinaams BW – geschrapt: geen discriminatie meer de tweede echtgenoot. Deze werd voortaan gelijk behandeld als de eerste echtgenoot en ging voor gelijke delen mee erven met de kinderen van de erflater.
      Mét de invoering van de eis dat alle kinderen van de erflater tevens kinderen van de langstlevende moeten zijn, zou de Surinaamse wetgever – wederom – discriminatie van een echtgenoot invoeren. Zulks slechts op grond van een niet aan deze echtgenoot te wijten feit: de erflater heeft kinderen die niet allen ook van deze langstlevende zijn. Enkel op die enkele grond zouden alle (internationale) erfrechtelijke ontwikkelingen en argumenten die hebben geleid tot een versteviging van de positie van de langstlevende echtgenoot voor déze echtgenoot niet gelden!

    • Motivering voor het onderscheid tussen langstlevende echtgenoten

      In de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel treffen wij de volgende motiveringen aan.

      Eerste argument

      De ratio om ánders dan in Nederland in geval van aanwezigheid van een of meer niet-gemeenschappelijke4x Voor het vervolg: ik versta onder ‘gemeenschappelijke kinderen’ de situatie waarin er uitsluitend kinderen aanwezig zijn die allen van erflater en langstlevende samen zijn. kinderen de Wettelijke Verdeling niet toe te passen:

      Naar de mening van ondergetekende gaat dit [= Wettelijke Verdeling voor alle langstlevenden; toev. VdB], (mede in aanmerking genomen de dwingendrechtelijke vangnet-bescherming die afdeling 2 al biedt,) naar in Suriname5x MvT voor de Caribische Landen: ‘naar de hier te lande’. heersende opvattingen te ver…’

      Het is jammer, dat de minister niet aangeeft op basis van welk empirisch onderzoek de bevolking van Suriname van oordeel zou zijn, dat de bescherming van de langstlevende ouder te ver zou gaan, als de erflater ook kinderen zou nalaten die niet uit tevens van de langstlevende zijn.6x Significant is het op te merken dat de Memories van Toelichting op de Landsverordeningen van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten de exact gelijke motiveringen bevatten. De noodzaak van een bescherming voor de langstlevende echtgenoot geldt, zou ik zeggen, a fortiori indien sprake is van een stiefouder met stiefkinderen.
      Uiteindelijk blijft er in de praktijk weinig over van het plan van de Regering om gevolg te geven aan de door de minister beschreven opvatting, dat ‘sinds lang de overtuiging bestaat dat de positie van de langstlevende echtgenoot verbetering behoeft’.

      De boedel verdelen of onverdeeld laten

      Ter gelegenheid van de afwikkeling van een nalatenschap komen emoties en geld bijeen; vaak vormt de boedelverdeling tevens de gelegenheid om oude rekeningen te vereffenen. In de meest evenwichtige families ziet men, dat boedelverdeling tussen eigen ouder en eigen kinderen vaak leidt tot conflicten tussen deze nabestaanden.7x Auteur is medeoprichter en eerste voorzitter van Stichting Nalatenschapsmediation; https://nalatenschapsmediation.com/
      Verdelingen waarbij alleen eigen kinderen betrokken zijn bieden al volop munitie voor familieruzies en die zullen alleen maar meer dreigen, indien er ‘vreemde’ kinderen paraisseren uit andere al dan niet buitenechtelijke relaties van de erflater en aan de verdelingstafel plaatsnemen.
      Dit alles biedt een reële kans dat (mede) de positie van de langstlevende onder vuur komt te liggen. Het wetvoorstel onthoudt nu in deze juist voor de langstlevende precaire situatie elke bescherming die de Wettelijke Verdeling hem zou kunnen bieden!

      Tweede argument

      Indien de langstlevende stiefouder – die even oud of zelfs jonger kan zijn dan de kinderen van de erflater – (…).’

      Door de jeugdige leeftijd van de tweede echtgenoot (C), kan het gebeuren dat de kinderen voor het innen van hun vordering uit de nalatenschap van hun overleden ouder (B) lang moeten wachten. Echter, ook bij een gezonde overlevende eerste langstlevende (B) kan het voorkomen dat de kinderen van A en B erg lang moeten wachten!
      De kwestie speelt ook bij de ouderlijke boedelverdeling en in alle gevallen, waarin de aanspraak van kinderen ten gunste van de partner wordt uitgesteld tot diens overlijden.
      Is de frequentie van een dergelijke situaties zó hoog is, dat dit rechtvaardigt om bij aanwezigheid van niet-gemeenschappelijke kinderen de hiervoor geschetste nadelen van het uitsluiten van de Wettelijke Verdeling voor de langstlevende voor lief te nemen?

      Derde argument

      Indien de langstlevende stiefouder aan de Wettelijke Verdeling van afdeling 1 geen werkelijke behoefte heeft.’

      Het wettelijk systeem gaat ervan uit dat alle langstlevenden van rechtswege de goederen van de nalatenschap ontvangen en de kinderen hun vorderingen op eerst­genoemde.
      Anders dan bij de ouderlijke boedelverdeling, kent de Wettelijke Verdeling géén behoefte-toets.8x Vgl. HR 24 juni 2016, NJ 2016/400; WPNR 7175 (2017). Bovendien: ook in geval dat alle kinderen van de erflater tevens kinderen van de langstlevende zijn, kan het voorkomen dat laatstgenoemde ‘geen werkelijke behoefte heeft’ aan de Wettelijke Verdeling.
      Ten slotte: de Wettelijke Verdeling vormt regelend of aanvullend recht: is de erflater van mening dat de Wettelijke Verdeling niet of niet geheel moet worden toegepast, dan kan hij dat bij uiterste wilsbeschikking bepalen.
      De Memorie van Toelichting vervolgt met:

      Bij dit alles blijft cruciaal dat de dwingendrechtelijke afdeling 2 aan de langstlevende echtgenoot voldoende bescherming biedt (ten koste van alle kinderen).’

      De minister wijst op de ‘Wettelijke Rechten’ die artikel 4:28 e.v. ook bieden aan de langstlevende voor wie de Wettelijke Verdeling niet geldt.
      Het betreft het voortgezette gebruik van de woning en inboedel voor 9 maanden (art. 4:28). Voorts het vruchtgebruik van de echtelijke woning en de inboedel hetgeen de rechter veelal zal toekennen omdat wordt verondersteld dat de langstlevende daar behoefte aan heeft; artikel 4:29. En ten slotte het vruchtgebruik van de gehele of van een gedeelte van de nalatenschapsgoederen ter verzorging van de langstlevende; artikel 4:30.
      Voor het verkrijgen van deze rechten is in alle gevallen unanieme feitelijke en juridische medewerking van de kinderen noodzakelijk. Weigeren zij die medewerking, dan zal de langstlevende moeten procederen bij het Kantongerecht met alle daarmee verbonden kosten voor alle betrokken partijen en de overheid.

    • Voldoende bescherming?

      Is hier nu sprake van een ‘voldoende bescherming’ voor de langstlevende echtgenoot, die in een redelijke verhouding staat tot de positie van de niet-gemeenschappelijke kinderen?
      Juist waar het gaat om kinderen die geen bloedverwant zijn van de langstlevende, is de kans reëel dat zij, omdat zij geen of minder emotionele gevoelens jegens de weduwe of weduwnaar koesteren, het op een procedure zullen laten aankomen: deze kinderen hebben niets of weinig te verliezen.
      In geval de langstlevende genoodzaakt is de kinderen in een procedure te betrekken, zal de familierelatie onherstelbare schade oplopen. Ook dit neveneffect zou de wetgever in zijn in de overwegingen (hebben) moeten betrekken.
      Ik vrees dat de minister de theorie in deze te veel laten zegevieren boven de werkelijkheid van de praktijk.
      Bij een nalatenschap waar ook niet gemeenschappelijk kinderen erfgenaam zijn is het resultaat het volgende:

      1. Langstlevende heeft slechts een kindsdeel.

      2. Onverdeelde boedel tussen de langstlevende, huwelijkse en niet-huwelijkse kinderen.

      3. Langstlevende, huwelijkse en niet-huwelijkse kinderen moeten tot unanieme verdeling komen.

      4. Langstlevende moet eventueel met huwelijkse en niet-huwelijkse kinderen vruchtgebruiken vestigen; keuze op goederen van welke kinderen.

      5. In alle gevallen is langstlevende afhankelijk van medewerking en unanieme besluiten van hem met alle kinderen.

      6. Grote kans dat het leven van de langstlevende ingrijpend nadelig wordt beïnvloed; bijvoorbeeld: verkoop echtelijke woning ten einde de kinderen uit te keren.


      Nu de wet in deze gevallen niet voorziet in een effectieve verdelingsregeling van de nalatenschap, blijft in feite de huidige wettelijke regeling voortduren, met bijkomend als realistisch risico dat de boedel onverdeeld blijft.
      Met dit probleem kampt Suriname al decennia. Toepassing van de Wettelijke Verdeling ongeacht of erflaters kinderen (uitsluitend) gemeenschappelijk zijn, biedt een uitgelezen kans om het opnieuw ontstaan van de onverdeelde boedels te beperken.

    • Conclusie

      Ik zie geen redelijke grond de behoefte aan verbetering van positie van de langstlevende echtgenoot afhankelijk te stellen van het al dan niet aanwezig zijn van erflaters kinderen die buiten het betrokken huwelijk geboren zijn. Juist in het thans in het wetsvoorstel uitgesloten geval, is de behoefte aan een verbetering van de positie extra nijpend.
      Kortom: toepassing van de Wettelijke Verdeling in alle gevallen waarin de erflater zijn langstlevende en zijn kinderen!

    Noten

    • 1 Gregor van der Burght, Nederlands Caribisch Erfrecht, tweede druk, Wolf Publishers, Oisterwijk Nederland 2016. In o.m. Pitlo-Van der Burght, Erfrecht v.a. 5e druk 1977, p. 89 bepleitte schrijver al de afschaffing van de legitieme: ‘dat de legitieme zijn langste tijd behoort te hebben gehad’.

    • 2 Hij is ook de enige die de schulden van de boedel moet voldoen.

    • 3 Parl. Gesch, Vaststellingswet Erfrecht, Van der Burght c.s. p. 133.

    • 4 Voor het vervolg: ik versta onder ‘gemeenschappelijke kinderen’ de situatie waarin er uitsluitend kinderen aanwezig zijn die allen van erflater en langstlevende samen zijn.

    • 5 MvT voor de Caribische Landen: ‘naar de hier te lande’.

    • 6 Significant is het op te merken dat de Memories van Toelichting op de Landsverordeningen van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten de exact gelijke motiveringen bevatten.

    • 7 Auteur is medeoprichter en eerste voorzitter van Stichting Nalatenschapsmediation; https://nalatenschapsmediation.com/

    • 8 Vgl. HR 24 juni 2016, NJ 2016/400; WPNR 7175 (2017).