-
Introductie
Op verzoek van de redactie van het Surinaams Juristenblad spreek ik vanavond tot u over het annoteren van rechterlijke uitspraken. Welke bedoeling de redactie met dat verzoek had, is mij er niet bij gezegd. Mogelijk hoopt de redactie dat ik u zal stimuleren om meer te annoteren. En inderdaad wil ik u vanavond daartoe uitdagen. Daarbij kunt u intussen veilig bedenken dat ik in het Surinaamse recht slechts een voorbijganger ben. Als jurist van een verwant rechtsstelsel ben ik hooguit uw adviseur. En een advies kunt u uiteraard gewoon naast u neerleggen. Maar u zult dat toch niet willen doen, zo hoop ik, als mijn argumenten vanavond overtuigend zijn.
Zelf ben ik geen groot annotator. Mijn annotaties zijn op de vingers van één hand te tellen. Daarvoor bestaat wel een goede verklaring, namelijk dat ik relatief jong tot rechter ben benoemd en vanaf dat moment mij van het schrijven van annotaties heb onthouden. Waarom het niet vanzelfsprekend is dat ook rechters zelf annotaties schrijven, komt hierna nog aan de orde. Wel beoefen ik nu als advocaat-generaal een vergelijkbaar genre: ook een conclusie in een zaak bij de Hoge Raad is een vorm van wat door Bloembergen, in een bijdrage waaraan ik veel ontleen, ‘zaaksgebonden rechtswetenschap’ is genoemd,1x A.R. Bloembergen, Over het annoteren van arresten, NTBR 2002/3, p. 89. dus een juridische verhandeling naar aanleiding van een concrete rechtszaak. Mijn enkele honderden conclusies maken dus mogelijk iets goed van het gebrek aan annotaties.
Als annoteren belangrijk is, is het onderwerp van deze lezing urgent. Mijn counterpart vanavond, Carlo Jadnanansing, vertelt mij (met dank aan zijn juridisch medewerker) dat in 60 jaren Surinaams Juristenblad 119 annotaties zijn verschenen. Hij houdt nog een slag om de arm of deze telling precies is; het zouden er dus nog een paar meer kunnen zijn. Die paar meer kunnen het beeld uiteraard niet veranderen: gemiddeld twee (of op zijn gunstigst ruim twee) annotaties per jaar is niet veel. Het eerste nummer van 2023 geeft ons echter nieuwe moed, want dat enkele nummer bevat reeds meer annotaties dan het zojuist genoemde jaargemiddelde. -
Het verschijnsel annotatie
Onder een annotatie versta ik een kritisch-opbouwende bespreking van de belangrijkste aspecten van een rechterlijke uitspraak. In zijn gewone vorm wordt de annotatie in een juridisch tijdschrift onder de rechterlijke uitspraak afgedrukt.
Ik verwees reeds naar Bloembergen: annoteren is het bedrijven van zaaksgebonden rechtswetenschap. Een annotatie is dus meer en in ieder geval iets anders dan een enkele opinie over een rechterlijke uitspraak. Ook het algemene publiek zal over rechterlijke uitspraken een mening kunnen hebben en schrijft daarover wellicht in de krant of zegt daarover iets aardigs of onaardigs in de media. Onderscheidend voor de annotatie is dat de auteur, hoewel zelf niet de rechter, vrijwillig in de schoenen van de rechter gaat staan, en als deskundig jurist zo het vonnis zorgvuldig duidt2x Dat wil zeggen: uitlegt en in zijn verband plaatst. (en als dat nodig is ook bekritiseert).
Aan de Nijmeegse rechtshistoricus Jansen ontleen ik dat de bakermat van de annotatie waarschijnlijk Frankrijk is.3x C.J.H. Jansen, De Nederlandse bakermat van het annoteren, NJB 2003/33, p. 1757 e.v. In de negentiende eeuw gingen Franse juristen rechterlijke uitspraken van zorgvuldig commentaar voorzien. Deze publicatievorm is nog in dezelfde eeuw in Nederland overgenomen door Van Boneval Faure, de Leidse hoogleraar burgerlijk procesrecht.4x R.T.H.P.L.A. van Boneval Faure (1826-1909), hoogleraar burgerlijk procesrecht te Leiden. In publicaties verkortte hij zijn voorletters tot alleen de R. Wat betreft de negentiende eeuw kan echter slechts gesproken worden van een voorzichtig begin. De bloeitijd van de annotatie in Nederland begint met het tijdschrift Nederlandse Jurisprudentie (NJ),5x Vanaf 1913 tot heden. dat u waarschijnlijk van uw studie wel bekend is. Dat tijdschrift wist onder meer de befaamde juristen Meijers6x Eduard Maurits Meijers (1880-1954), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden. en Scholten7x Paulus (Paul) Scholten (1875-1946), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam. aan zich te verbinden en de initialen EMM en PS kregen vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw groot gezag. Later volgden onder meer GJS,8x Gerbert Joan (Geb) Scholten (1909-1999), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam en zoon van Paul Scholten. WMK,9x Willem Martien Kleijn (1927-2008), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden. PAS,10x Peter Adalbert Stein (1927-2022), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam. MS,11x Michiel Scheltema (geb. 1939), onder meer hoogleraar staats- en bestuursrecht te Groningen en regeringscommissaris voor de Algemene wet bestuursrecht. KW,12x Klaas Wiersma (1917-1993), hoogleraar burgerlijk recht en notarieel recht en regeringscommissaris voor Boek 4 Nieuw BW (erfrecht). ARB,13x Auke Reitze Bloembergen (1927-2016), onder meer hoogleraar burgerlijk recht te Leiden en vervolgens raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden. u mogelijk bekend van uw studie. PAS verdient bijzondere vermelding, want hij was ook annotator in het Surinaams Juristenblad.
Bij de op het strafrecht en ander publiekrecht georiënteerde juristen moet ik mij verontschuldigen dat de door mij genoemde personen steeds auteurs op het terrein van het privaatrecht zijn. Het verraadt dat ik ook zelf uitsluitend op dat terrein actief ben. Ook in wat ik verder vanavond zeg, zal dat onvermijdelijk doorklinken. Dat betekent intussen niet dat niet veel wat ik vanavond zeg gewoon ook voor het publiekrecht gelding heeft.
De situatie in Nederland is in de afgelopen decennia nog weer sterk veranderd. Er zijn thans veel meer tijdschriften die annotaties publiceren dan alleen de NJ. Het is niet ongewoon dat een belangrijk arrest van de Hoge Raad bijvoorbeeld zeven maal wordt geannoteerd. Daarbij past dan de aantekening dat de kwaliteit van al die annotaties niet stééds geweldig is. Niet iedere jurist met de durf om te annoteren, is ook een groot annotator. Veel annotaties komen niet uit boven het niveau van een (hopelijk niet onjuiste) samenvatting van de geannoteerde uitspraak, waaraan dan nog iets van een (al dan niet geforceerde) mening wordt toegevoegd. Maar het is wel duidelijk dat de praktijk in Nederland er wezenlijk anders uitziet dan in Suriname.
Als ik het goed zie is het SJB de enige bron van annotaties van Surinaamse rechtspraak. In mijn introductie noemde ik reeds het beperkte aantal annotaties. Onder de namen van de annotatoren van de afgelopen 60 jaar vinden we in de top tien bovenaan twee Nederlandse juristen: Kees Kraan14x Cornelis Arij Kraan (1943-2021), hoofddocent notarieel recht te Groningen. (19 annotaties) en Peter Stein15x De hiervoor genoemde PAS. (14), gevolgd door de Surinamers Fred Kruisland16x Freddy Kruisland (1939-2012), advocaat te Paramaribo. (11) en Carlo Jadnanansing17x Carlo Randjit Jadnanansing (geb. 1945), notaris te Paramaribo. (8). Uiteraard is het niet alleen maar kwantiteit dat telt. Counterpart Jadnanansing zal in zijn bijdrage enkele voorbeelden geven van annotaties die van bijzondere waarde zijn geweest. -
De annotatie en de eigen aard van de rechtswetenschap
In de opvatting van het legisme is een rechterlijke uitspraak eenvoudig een toepassing van de wet; zij voegt niets toe aan het systeem. U weet het vast: volgens het legisme is de rechter niet meer dan spreekbuis van de wet: bouche de la loi. In deze opvatting is een rechterlijke uitspraak hoogstens interessant als een illustratie of demonstratie van de werking van de reeds gegeven rechtsregel. Aan die regel voegt ze niets toe dan alleen die demonstratie. Dit is dan niet iets wezenlijk anders dan wat een leraar scheikunde doet, als deze, ten aanschouwe van zijn leerlingen, met een proef demonstreert dat, zoals in het leerboek vermeld, de samenvoeging van twee stoffen tot een bepaalde reactie leidt.
Het is te aardig om u te onthouden wat Molengraaff18x Willem Leonard Pieter Arnold Molengraaff (1858-1931), hoogleraar handelsrecht te Utrecht. meende te moeten zeggen over de toen nog jonge Meijers (1918), die hij van legisme verdacht:19x Interventie Nederlandse Juristenvereniging 1918, aangehaald door C.J.H. Jansen, NJB 2003/33, p. 1757.‘Hij gaat naar zijn laboratorium, om daar te arbeiden met al de toewijding, aan een zo bekwaam en degelijk geleerde eigen; hij grijpt zijn kolven, retorten en reageerbuizen; hij haalt er het Romeinsche recht in over; neemt eenige extracten van glossatoren en postglossatoren, werpt deze in zijn reageerbuizen, bestudeert zijn praeparaten en glimlacht tevreden. De Romeinen en wij, zegt hij, vinden elkaar wel, er behoeft niet veel veranderd te worden.’
Reeds uit het slot van het citaat, volgens welke er niet veel veranderd behoeft te worden, volgt dat ook volgens Molengraaff Meijers geen echte legist was. En voor zover daarover naar de stand van 1918 al twijfel kon bestaan, heeft het vervolg wel anders geleerd. Wij kennen Meijers nu vooral als de ontwerper van het nieuwe Nederlandse Burgerlijk Wetboek (hoewel dat ontwerp na zijn dood in 1954 door anderen moest worden voortgezet), maar zijn werk beslaat een zeer breed terrein. Hij werd alom gerespecteerd, ook al gaf de animositeit tussen wat in die tijd vaak de Amsterdamse en de Leidse school werd genoemd, soms anderen in om over hem wat onaardigs te zeggen. Ook afgunst zal daarbij een rol hebben gespeeld. Als het gaat over de aard van de rechtswetenschap voel ik mij intussen meer verwant met Paul Scholten dan met Meijers.
De volgende observatie van Koopmans (een voorganger van mij als advocaat-generaal) zal onder juristen algemeen worden herkend:20x In G.J. Wiarda, Drie typen van rechtsvinding, vierde druk, bewerkt en van een nabeschouwing voorzien door T. Koopmans, 1999, p. 122.‘Het denken van juristen over hun voorgelegde problemen heeft in het algemeen een sterk casuïstische inslag. Juristen plegen te denken in termen van (al dan niet hypothetische) gevallen.’
We weten allemaal dat als een rechtsregel ons voor het eerst wordt uitgelegd, we ons bij die regel vaak weinig kunnen voorstellen totdat haar werking aan de hand van een casus wordt toegelicht. Wie een juridisch vak doceert, weet hoe belangrijk het daarom is om vooral voorbeelden te geven. Dit is zo oud als de rechtswetenschap. De Digesten staan vol met de opinies van de grote Romeinse juristen, zoals Ulpianus, Paulus en Gaius, over aan hen voorgelegde gevallen.
Paul Scholten graaft intussen dieper. Bekend is de zogenaamde ‘sprong van Scholten’: de beslissing van de rechter is niet alleen een sprong van het abstracte naar het concrete, maar ook van de feiten naar de norm.21x Paul Scholten, Algemeen deel 1931, herdruk 1974, p. 76, 123, 130. En bij die sprong spreekt het geweten van de rechter.22x Idem, p. 130 e.v.
Sommigen hebben mogelijk de neiging om dit voor grote woorden aan te zien. Ook echter een moderne rechtsfilosoof als Duncan Kennedy23x D. Kennedy, A Critique of Adjudication (1997). Ontleend aan een blog van A.J. Kwak: https://www.nederlandrechtsstaat.nl/paul-scholten-en-het-geweten-van-de-rechter/ komt geheel onafhankelijk van Scholten tot zeer vergelijkbare gedachten. Kennedy beschrijft wat iedere rechter zal herkennen, namelijk dat bij het onderzoek van de feiten van de zaak, de betekenis die aan de feiten lijkt te moeten worden gegeven steeds verschuift. Daarmee is een belangrijke, zo niet de belangrijkste vraag voor de rechter, wanneer hij met zijn onderzoek stopt. Om allerlei goede redenen kan de rechter zijn onderzoek immers niet eindeloos voortzetten; eens moet de beslissing volgen. Daarbij mag de rechter echter niet te kwader trouw handelen. Hij mag zijn ogen er niet voor sluiten dat zijn beeld op de feiten steeds verschuift. Hij behoort dat onder ogen te zien en daarmee gewetensvol om te gaan. Een heel andere formulering dan die van Scholten, maar in essentie niet veel anders.
Als ik in cursussen of anderszins met rechters in gesprek ben, ook met aankomende rechters die hun eerste conceptvonnissen schrijven, dan blijkt mij steeds weer dat herkend wordt dat het geweten een grote rol speelt. En ik zou menen dat we niet anders behoren te willen. Een rechter zonder geweten is op zijn best een machine – een echte rechter is hij niet.
Met het voorgaande is niet gezegd dat het recht niet meer is dan de beslissing van losse gevallen. Het is daar ver vandaan. Ik beroep mij opnieuw op Paul Scholten. In zijn Kenmerken van recht (1949) zegt hij:24x Paul Scholten, Kenmerken van recht, eerste hoofdstuk van een onvoltooid manuscript uit de jaren 1943 en 1944, opgenomen in: Verzamelde Geschriften van Prof. mr. Paul Scholten, deel 1, 1949, p. 21.‘Iedere rechtsuitspraak is een uitspraak in een bepaald systeem, een geheel van regels en rechtsvoorstellingen, toch voegt zij in dit systeem iets in, waardoor het zich voortdurend wijzigt: het geheel van het recht is nooit afgesloten, het is een open systeem.’
Een rechterlijke uitspraak is weliswaar meer dan de loutere toepassing van een rechtsregel, maar veronderstelt intussen wel degelijk een systeem van regels en van onderliggende rechtsbeginselen. Aan dat systeem voegt de uitspraak steeds iets toe, als het goed is in overeenstemming met die beginselen. In een eenvoudig geval wordt weinig toegevoegd: de toepassing van de regel was min of meer vanzelfsprekend. In een moeilijker geval wordt meer toegevoegd: toepassing van de regel maakt duidelijk wat eerder niet duidelijk was, namelijk dat zij zich ook over een geval als het voorgelegde uitstrekt. En in de moeilijkste gevallen springt in het oog dat rechtsvorming plaatsvindt: de regel wordt juist wat anders geformuleerd dan voorheen; eventueel wordt zelfs een nieuwe regel geïntroduceerd. Vervolgens is het recht anders dan het voorheen was, wat mogelijk reden is om de uitspraak als verplichte stof voor te schrijven voor de rechtenstudie. Denk aan de welbekende arresten zoals die door alle rechtenstudenten bestudeerd worden.
In het citaat van Scholten staan intussen de woorden ‘iedere rechtsuitspraak’ voor meer dan alleen voor uitspraken van de rechter. Als een praktijkjurist naar aanleiding van een aan hem voorgelegd geval adviseert over wat volgens hem of haar recht is, wordt eveneens iets aan het recht toegevoegd. Dat lijkt maar klein, maar als bijvoorbeeld in de notariële praktijk of in deurwaarderspraktijk een min of meer algemene opvatting ontstaat over wat in een bepaald type gevallen recht is, is dat van bijzonder gewicht. Art. 3:12 van het ontwerp van een nieuw Surinaams BW zegt dat bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, onder meer rekening moet worden gehouden met ‘de hier te lande levende rechtsovertuigingen’. Ik meen dat we dit nog ruimer kunnen nemen: niet alleen bij de vaststelling van het ongeschreven recht van redelijkheid en billijkheid, ook bij de interpretatie van de wet, en meer in het algemeen van het recht, zijn de opvattingen zoals die in de rechtspraktijk leven van groot gewicht. Dit is ook daarom omdat de rechter niet altijd zelfstandig zal kunnen bedenken of een bepaalde interpretatie van het recht praktische obstakels zal ontmoeten, bijvoorbeeld in de al genoemde notariële of deurwaarderspraktijk. Denk ook aan de praktijk bij het MI-Glis enzovoort. Uiteraard doet zich in dit verband veelal de praktische belemmering voor dat de rechter de opvattingen van de praktijk niet kent. Het is dan aan partijen en hun advocaten om op die opvattingen te wijzen. Nog gelukkiger is het wanneer zulke opvattingen onpartijdig zijn beschreven in een publicatie, bijvoorbeeld in het Surinaams Juristenblad.
Wat ik nu met de woorden van Paul Scholten gezegd heb, wordt door vele andere rechtsfilosofen onderschreven. Ik noem nu alleen nog Ronald Dworkin uit de USA25x Ronald Myles Dworkin (1931-2013). met zijn opvatting van integrity in law26x R.M. Dworkin, Law’s Empire (1986). en de Nederlandse rechtsfilosoof Ter Heide,27x Jack ter Heide (1923-1988). die zegt dat de rechter probleem- en systeemdenken combineert tot gesystematiseerd probleemdenken (waarbij het ‘probleem’ staat voor de vragen die door het individuele geval worden opgeroepen).28x J. ter Heide, Judex Viator: probleem- of systeemdenken, of gesystematiseerd probleemdenken, AA 1967, p. 3-31.
Een annotatie is dus niet een armoedige vorm van rechtswetenschap, van minder soort dan een zelfstandig wetenschappelijk artikel. Nee, het is zoals H.J. Snijders29x Henricus Joseph (Henk) Snijders (geb. 1951), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden. het zo mooi gezegd heeft:30x H.J. Snijders, Annoteren, een summum van rechtswetenschappelijk presteren?, NTBR 2003, p. 173.‘De annotatie vormt de ultieme verbinding tussen praktijk en theorie, zijn en behoren, oud en nieuw.’
-
De grondhouding van de annotator
Door Bloembergen is gezegd dat een goede annotator een amicus curiae is, dus een vriend van het Hof.31x A.R. Bloembergen, Over het annoteren van arresten, NTBR 2002/3, p. 98. Meer volledig geciteerd: ‘Hij is een amicus curiae, maar wel een vriend die het college op zijn feilen wijst.’ Ik denk dat dit zeer waar is. Wie het systeem waarbinnen de rechter heeft te opereren als zodanig verwerpt, kan geen goede annotator zijn. Wie bijvoorbeeld tegen gevangenisstraffen is, schrijve een opinie waarin hij zijn redenen voor die opvatting uiteenzet. Maar in een annotatie de rechter erover kapittelen dat deze doet wat hij binnen het rechtssysteem móét doen, is geen zinvolle bijdrage aan het debat. In plaats daarvan behoort de annotator zover mogelijk met de rechter op te lopen, zich zoveel als mogelijk in diens positie te verplaatsen en zo zich de vraag te stellen wat de betekenis van het vonnis is, waarom het luidt zoals het luidt, hoe het zich verhoudt tot wat eerder was, wat het zegt over toekomstige gevallen, enzovoort.
Heeft de annotator kritiek op de uitspraak, dan behoort die kritiek zorgvuldig te worden geformuleerd en bescheiden gepresenteerd. Dat betekent niet dat fouten bedekt worden of dat kritiek niet werkelijk is toegelaten. Nee, in zekere zin is de kritiek van een vriend krachtiger dan welke kritiek ook. En de kans dat er iets met kritiek wordt gedaan, wordt sterk vergroot als de rechtspraak inderdaad ervaart dat de kritiek niet goedkoop is en dat de annotator tot het uiterste is gegaan om zich in de positie van de rechter te verplaatsen.
Het is goed om in dit verband eraan te herinneren dat het ambt van de rechter meebrengt dat hij niet weglopen kan. De politiek kan besluiten iets op zijn beloop te laten. Dat kan de rechter niet. Hij kan niet zeggen: ‘Deze zaak is me te moeilijk. Er staan grote belangen op het spel en ik weet niet zeker wat nu wijs is. Daarom doe ik maar niets.’ Nee, de rechter moet beslissen; hij mag geen recht weigeren (vergelijk art. 14 Algemene Bepalingen der Wetgeving). Daarom behoort er altijd compassie te zijn voor de rechter, ook als men meent dat zijn beslissing niet juist is.
Dat wordt eerst anders als de kwade trouw van een rechter in het oog zou springen, omdat hij eigen belang zou dienen of uit andere motieven flagrant onrecht zou doen. De positie van de rechter in de rechtsstaat vereist intussen dat we de goede trouw van de rechter veronderstellen zolang het tegendeel niet overtuigend is bewezen. Ook de rechtspraak van de mensenrechtenhoven overal ter wereld erkent die bijzondere positie van de rechter. Hoewel in zekere zin een public figure, behoort een rechter beschermd te worden tegen onbewezen verdachtmakingen.32x Ondermijning van ‘the authority and impartiality of the judiciary’ behoort te worden tegengegaan en bijvoorbeeld van advocaten wordt verlangd dat zij zich onthouden van hetgeen tot zulke ondermijning zou kunnen bijdragen. Wie op losse gronden rechters in de hoek zet, riskeert de rechtsstaat. En hoe meer gezag men in de maatschappij heeft, terecht of ten onrechte, hoe ernstiger het is als men meent de motieven van een rechter in twijfel te mogen trekken.
Aan het voorgaande wil ik nog toevoegen dat mijn ervaringen met Surinaamse rechters steeds zodanig zijn geweest, dat ik hen als gewetensvolle collega’s respecteer. Zulke rechters te bezitten is een niet te onderschatten voorrecht van een volk, welk voorrecht helaas niet overal ter wereld wordt genoten. -
Wat is de inhoud van een goede annotatie?
Een annotatie zal meestal beginnen met een weergave van de feiten van de zaak. Die weergave zal beknopt moeten zijn om de lezer niet te vervelen, maar tegelijk ook zorgvuldig. Een rechterlijke uitspraak wordt gemakkelijk verkeerd geduid als de feiten waarvan de rechter is uitgegaan, niet goed in beeld worden gebracht. De annotator hoede zich voor eigen fantasie.
Vervolgens is in de annotatie de interpretatie van het vonnis aan de orde. Daar is het in een annotatie uiteraard in het bijzonder om te doen. Die interpretatie is veelomvattend. Ik stip enkele belangrijke aspecten aan.
Door de annotator wordt onderzocht hoe de rechterlijke uitspraak zich verhoudt tot wat reeds was. Bevat de uitspraak nauwelijks iets nieuws, dan is het de vraag of deze een annotatie waard is. Wat nieuw is en wat niet, zal de lezer terecht willen weten. Waren er reeds voortekenen in de rechtspraak? Was er mogelijk in de literatuur kritiek te beluisteren op de oude leer en kan de uitspraak mogelijk worden gezien als een tegemoetkoming aan die kritiek? Zijn er ontwikkelingen in de maatschappij die de uitspraak kunnen verklaren? Of zijn het de bijzondere feiten van het besliste geval, die de bijstelling van het recht verklaren?
Ik veronderstelde zojuist dat duidelijk is of en in welke zin de uitspraak iets nieuws bevat. Dat is echter niet op voorhand gegeven. Soms zal zowel de lezing mogelijk zijn dat de rechter bij de voorheen bestaande rechtsopvatting is gebleven, als dat hij zich daarvan heeft verwijderd. Het gaat erom wat de meest aannemelijke lezing is. Alternatieve lezingen zal de annotator zorgvuldig moeten afwegen en wat betreft de belangrijkste punten waarover kan worden getwijfeld, behoort hij aan de lezer van zijn gedachtegang rekenschap af te leggen.
Ik sprak reeds over het belang van de feiten. Soms zal de annotator de lezer erop moeten wijzen dat er beperkingen zijn in wat ter beslissing voorlag en dat daarom op grond van het vonnis geen verstrekkende conclusies kunnen worden getrokken. Ook dat kan een zinvolle boodschap van een annotator zijn.
Uit wat ik over het open systeem van het recht met onder meer de woorden van Paul Scholten heb gezegd, volgt dat een goede annotatie ook zal proberen om de uitspraak systematisch in te passen. Uiteraard niet indien de annotator meent dat de beslissing onjuist is (dan is de boodschap dat we de rechtsopvatting waarvan het vonnis blijk geeft, het beste kunnen negeren), maar in alle andere gevallen wel. Het kan zijn dat de rechterlijke uitspraak zelf duidelijke aanwijzingen voor de juiste inpassing bevat, maar om allerlei goede redenen kan het ook zijn dat het vonnis opzettelijk in het midden laat hoe de beslissing precies dogmatisch moet worden geduid. De rechter behoeft in zijn motivering niet verder te gaan dan nodig is voor het beslissen van het voorgelegde geval en is niet een keur- of ijkmeester van rechtswetenschappelijke theorieën. Sterker, het is vaak wijs als de rechter zich aan zulke theorieën niet waagt. Van een al te dogmatisch ingestoken rechterlijke uitspraak krijgt een rechter gemakkelijk spijt. Met het oog op het voorgelegde geval meende hij dat een bepaalde theorie de voorkeur verdiende, maar nieuwe gevallen kunnen aan het licht brengen dat die theorie niet steeds bevredigt. Daarom is het veelal beter dat de rechter zich enigszins op de vlakte houdt en zich beperkt tot wat nodig is om overtuigend de zaak te beslissen.
Het is duidelijk dat hier de annotator veel kan toevoegen. Waar de rechter er terecht bevreesd voor is dat hij te ver zijn nek zal uitsteken en daar in volgende zaken mee geconfronteerd zal worden, kan de annotator in heel veel meer vrijheid hardop nadenken en zo mogelijk expliciteren wat de rechter wijselijk in het midden liet. Zo helpt de annotator de wetenschap en de praktijk hopelijk vooruit. Zijn andere leden van het juridisch forum het met de annotatie niet eens, dan kunnen zij op de annotatie reageren in een opinie of een meer diepgravend artikel. Van een volwassen debat over de kwestie kan de rechter die een volgende zaak moet beslissen, vervolgens profiteren. U hoort hoe waardevol annotaties kunnen zijn.
Een annotator zal ook vooruit willen blikken en zich de vraag stellen hoe andere, verwante gevallen in het licht van het vonnis behoren te worden beslist. Soms zal hij daarover geen harde uitspraken durven doen, maar het signaleren en bediscussiëren van de vragen die zich met betrekking tot zulke verwante gevallen voordoen of kunnen voordoen, is reeds van waarde.
Dan zijn er nog enkele elementen die niet in alle annotaties voor behoeven te komen, maar die soms zeer nuttig zijn.
Het kan bij uitzondering gepast zijn om een opmerking te maken die neerkomt op court watching. Court watching stelt de persoonlijke opvatting van de rechter centraal. In landen waarin de benoeming van rechters gepolitiseerd is, is dit meer gewoon dan bij ons (ik bedoel nu binnen de Nederlands-Caribisch-Surinaamse rechtsfamilie). Speculatie over de persoonlijke opvattingen van rechters wil ik niet aanmoedigen. Maar soms zal het toch dienstig kunnen zijn als bijvoorbeeld wordt gesignaleerd dat het Hof van Justitie in meerdere uitspraken er blijk van geeft minder formeel dan voorheen te willen zijn, of bijvoorbeeld ruimhartig op komend recht te willen anticiperen.
Zeer belangrijk kan ook zijn dat praktische problemen die zich voordoen in verband met de rechtsopvatting zoals in het vonnis aanvaard, worden gesignaleerd. Zulke praktische problemen liggen niet zelden buiten het blikveld van de rechter. Uiteraard kunnen partijen en hun advocaten wijzen op potentiële praktische problemen die aan de ene dan wel de andere opvatting verbonden zijn. Maar zij zullen dit begrijpelijk slechts doen wanneer zij menen dat dit in hun belang is. Ook weet de rechter dan nog niet altijd of de beweerde praktische problemen ook reëel zijn. Wanneer echter een annotator duidelijk weet te maken dat bijvoorbeeld de notariële praktijk in een bepaalde categorie van gevallen met de in het vonnis aanvaarde rechtsregel niet uit de voeten kan, althans belangrijke problemen ondervindt, dan kan in toekomstige rechterlijke uitspraken daarmee rekening worden gehouden. Zo kan een annotator een belangrijke bijdrage leveren aan de rechtsontwikkeling en een goed verlopend rechtsverkeer. En zo ook dient een annotator niet alleen het recht, maar ook zijn volk. -
Annoteren als morele plicht
U voelt al waar het heen gaat. Voor juristen die daar de bekwaamheid voor hebben, is annoteren in feite een morele plicht. Het recht is niet van de rechter, maar van de rechtsgemeenschap. De rechter neemt in die gemeenschap een zeer verantwoordelijke plaats in. Maar niet alleen de rechter draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud en toepassing van het recht.
Als het er werkelijk om spant, hebben alle burgers zulke verantwoordelijkheid. Als de rechtsstaat door geweld schade dreigt te lijden, is het de verantwoordelijkheid van allen om daartegen waardig te protesteren.
Intussen hebben de juristen een bijzondere verantwoordelijkheid, die uitgaat boven die van het algemene publiek. Beter dan dat publiek kunnen zij beoordelen welke claims van recht of onrecht grond hebben en welke niet. Niet zelden zijn het bij uitstek de juristen die een relativerend geluid kunnen en dan ook zouden moeten laten horen. Dit geldt in het bijzonder voor rechterlijke uitspraken die in de algemene media worden besproken en helaas al te vaak, opzettelijk of onopzettelijk, worden vervormd.
Maar ook afgezien van geruchtmakende zaken kunnen juristen bijdragen aan de ontwikkeling van het recht van Suriname door rechterlijke uitspraken te annoteren. Uit wat hiervoor is gezegd, is dit reeds overvloedig duidelijk.
Annotaties doen op geen enkele manier af aan het gezag van de rechterlijke macht. In de individuele zaak is er in een rechtsstaat maar één die beslist, namelijk de rechter. Daarmee is ook gezegd dat terechte kritiek van een bekwame annotator, niets kan veranderen aan de rechtskracht van een vonnis en ook het gezag van gewijsde tussen partijen niet kan wegnemen. Een andere opvatting verdraagt zich eenvoudig niet met de beginselen van de rechtsstaat. Een vonnis kan alleen worden aangetast door het (tijdig) aanwenden van een rechtsmiddel (in gewone gevallen hoger beroep).
Rechterlijke uitspraken hebben zeker ook gezag wat betreft de stand van het recht in het algemeen, maar anders dan tussen de partijen van de besliste zaak is dit gezag betrekkelijk. Vonnissen van het Hof van Justitie zullen meer gezag hebben dan dat van een individuele kantonrechter. Maar Suriname kent evenmin als Nederland een precedentenstelsel. De rechter in een volgende zaak is niet gebonden aan de rechtsopvatting zoals in het vonnis in een eerdere zaak aanvaard. En behalve rechters maken ook wetenschappers, notarissen en deurwaarders het recht (ik duidde het hiervoor reeds aan, toen ik sprak over het gewicht van opvattingen in de juridische praktijk), ook al is hun gezag waarschijnlijk in de meeste gevallen minder dan dat van de rechter.
U zou bijna denken dat ik de advocaten vergeet. Voor hen geldt dat zij een partijdige rol vervullen. Die rol is zeer nuttig, maar de partijdigheid relativeert in hoge mate het gewicht van het standpunt van een advocaat buiten de zaak waarin dat standpunt wordt ingenomen. Een advocaat zal echter zeer wel tegelijk een goede annotator kunnen zijn, hoewel uiteraard niet in zijn eigen zaak. -
Do and don’ts
Met dit laatste kom ik aan bij do and don’ts bij het annoteren. De allerbelangrijkste gedragsregel dunkt mij te zijn dat u niet annoteert zo vaak als getwijfeld kan worden aan uw onafhankelijkheid. Het spreekt vanzelf dat een rechter zijn eigen vonnis niet annoteert. In de kleine juridische wereld van Suriname betwijfel ik of het verstandig is als de ene rechter het vonnis van de andere zou annoteren. Zo ook annoteert de advocaat niet het vonnis in zijn eigen zaak, en ook niet het vonnis in de zaak van zijn kantoorgenoot. Heeft de advocaat juist een zaak onderhanden waarvoor de in het vonnis aanvaarde rechtsopvatting belangrijk is, dan behoort hij zich eveneens van annoteren te onthouden. Het tegelijk willen dienen van partijbelang en algemeen belang, roept nu eenmaal te veel vragen op.
Andere do and don’ts volgen eenvoudig uit wat ik hiervoor reeds heb gezegd. Speel niet op de man (of vrouw) van de rechter. Ga niet aan de haal met de feiten noch met de beslissing. Denk opbouwend mee. Als u kritisch bent, presenteer die kritiek dan sober.
Behalve voor de annotator gelden er ook voor anderen do and don’ts. Voor de rechter geldt dat hij in beginsel elke annotatie en iedere daarin vervatte kritiek dient te aanvaarden als iets dat erbij hoort. Dat geldt ook als hij meent dat die kritiek niet terecht is. Is de annotator een advocaat, dan behoort een annotatie vanzelfsprekend geen enkel gevolg te hebben voor zaken die de advocaat ten overstaan van de rechter behandelt en ook niet voor de wijze waarop de rechter de advocaat binnen of buiten de zittingszaal bejegent.
De rechter reageert zelf nooit rechtstreeks op kritiek. Als kritiek misplaatst is, dan zijn het anderen die het voor de rechter behoren op te nemen. Betreft het de inhoud, dan is in het bijzonder de rechtswetenschap aan zet. In een opinie of artikel kan op de opvatting van een annotator worden gereageerd, en wat vóór de rechterlijke uitspraak pleit, kan zo alsnog voor het voetlicht worden gebracht. Is onbehoorlijk op de man gespeeld, dan zal als het moet de president van het Hof van Justitie iets kunnen zeggen over kritiek op rechters en kunnen herinneren aan de spelregels die in dat verband in het belang van de rechtsstaat gelden. Maar nog beter lijkt het mij dat in een voorkomend geval andere leden van de juridische gemeenschap laten weten dat kritiek die de integriteit van een rechter in twijfel trekt, niet oké is. De boodschap is dan: ‘Zó ga je met onze rechters niet om.’
In gewone gevallen geldt: ook de rechter is met annotaties blij. Ik citeer een Nederlandse rechter, Konijnenbelt, voormalig bestuursrechter:33x Aangehaald door F.B. Bakels, Noten spiegelen, AA 2016, p. 986. Bakels zelf is voormalig vice-president van de Hoge Raad en het is duidelijk dat hij het met Konijnenbelt hartelijk eens is.‘Door rechters worden annotaties in elk geval zeer gewaardeerd en voor de rechtspraak hebben zij een belangrijke functie: het scherp houden van de rechtspraak.’
-
Obstakels voor een gezonde annotatiecultuur
Met het voorgaande zal al wel ongeveer duidelijk zijn welke obstakels er kunnen zijn voor een gezonde annotatiecultuur, maar het is goed om de belangrijkste kort te benoemen.
Een vanzelfsprekende voorwaarde voor annoteren is uiteraard dat rechterlijke uitspraken toegankelijk zijn en dat het rechterlijk oordeel gemotiveerd is. Naar ik begrijp is een en ander in strafzaken niet vanzelfsprekend. Gelukkig is in het civiele recht de situatie gunstiger. Wat betreft het strafrecht lijkt me de rechterlijke macht aan zet.
Verwarring met betrekking tot het gezag van de rechterlijke macht is een obstakel voor een gezonde annotatiecultuur. De rechterlijke macht verdient respect, maar is niet boven kritiek verheven.
Advocaten die voldoende in hun mars hebben om te annoteren, zouden niet beschroomd moeten zijn om ook die rol te vervullen. Ik begrijp dat advocaten bevreesd zijn dat een in een annotatie ingenomen standpunt in een volgende zaak tegen hen kan worden gebruikt. Ik bedoel dus nu dat de advocaat van de wederpartij erop zou kunnen wijzen dat in een annotatie een ander standpunt is ingenomen dan in de desbetreffende zaak wordt verdedigd. Ik herinner mij een alleraardigst pleidooi waarin een advocaat het door mij voorgezeten Arnhemse hof erop wees dat de opvatting van de auteur Pieterse anders was dan die van de advocaat Pieterse. Daar wordt de cliënt uiteraard niet blij van. Het betekent voor een advocaat waarschijnlijk dat hij er soms verstandig aan doet om tegen een partij te zeggen dat hij maar beter een andere advocaat kan zoeken. Dit kan advocaten begrijpelijk terughoudend maken om de rol van annotator te willen vervullen. Tegelijk denk ik dat annoteren ook voor een advocaat veel kan brengen. Met de annotatie kan hij zich profileren als deskundig op een bepaald terrein en dat kan klandizie trekken. Als een advocaat oprecht manoeuvreert, zowel als annotator als advocaat, is daar niets mis mee. Meer in het algemeen geldt dat publiceren en dus ook annoteren je tot een beter jurist maakt. Je leert het recht op een ander niveau en vanuit een andere invalshoek te beschouwen.
Verder begrijp ik heel goed dat in een kleine samenleving waarin iedereen elkaar kent, annoteren minder vanzelfsprekend is dan bijvoorbeeld in Nederland. Maar ik hoop ook duidelijk gemaakt te hebben dat er veel voor pleit om schroom te overwinnen en meer te annoteren. -
Slotsom
Annotaties zijn niet een toevallige publicatievorm, maar staan in nauw verband met de eigen aard van de rechtswetenschap, waarin geval en systeem elkaar wederzijds beïnvloeden.
Annoteren is een morele plicht van de rechtsgemeenschap. De rechter behoort er niet alleen voor te staan. Ook andere juristen hebben een verantwoordelijkheid, in het belang van de rechtsontwikkeling. Voor de Surinaamse rechtsgemeenschap ligt er dus een uitdaging. Juristen van buiten Suriname kunnen een rol spelen, waarbij het helpt dat Suriname tot een rechtsfamilie behoort (de Nederlands-Caribisch-Surinaamse), maar zo’n rol voor voorbijgangers uit Nederland of de Cariben komt niet in de plaats van die van de Surinamers zelf. - * De tekst is van de inleiding gehouden op 18 oktober 2023 ter gelegenheid van 60 jaar Surinaams Juristen Blad. De uitgesproken tekst is op sommige punten gewijzigd en aangevuld.
-
1 A.R. Bloembergen, Over het annoteren van arresten, NTBR 2002/3, p. 89.
-
2 Dat wil zeggen: uitlegt en in zijn verband plaatst.
-
3 C.J.H. Jansen, De Nederlandse bakermat van het annoteren, NJB 2003/33, p. 1757 e.v.
-
4 R.T.H.P.L.A. van Boneval Faure (1826-1909), hoogleraar burgerlijk procesrecht te Leiden. In publicaties verkortte hij zijn voorletters tot alleen de R.
-
5 Vanaf 1913 tot heden.
-
6 Eduard Maurits Meijers (1880-1954), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden.
-
7 Paulus (Paul) Scholten (1875-1946), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam.
-
8 Gerbert Joan (Geb) Scholten (1909-1999), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam en zoon van Paul Scholten.
-
9 Willem Martien Kleijn (1927-2008), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden.
-
10 Peter Adalbert Stein (1927-2022), hoogleraar burgerlijk recht te Amsterdam.
-
11 Michiel Scheltema (geb. 1939), onder meer hoogleraar staats- en bestuursrecht te Groningen en regeringscommissaris voor de Algemene wet bestuursrecht.
-
12 Klaas Wiersma (1917-1993), hoogleraar burgerlijk recht en notarieel recht en regeringscommissaris voor Boek 4 Nieuw BW (erfrecht).
-
13 Auke Reitze Bloembergen (1927-2016), onder meer hoogleraar burgerlijk recht te Leiden en vervolgens raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden.
-
14 Cornelis Arij Kraan (1943-2021), hoofddocent notarieel recht te Groningen.
-
15 De hiervoor genoemde PAS.
-
16 Freddy Kruisland (1939-2012), advocaat te Paramaribo.
-
17 Carlo Randjit Jadnanansing (geb. 1945), notaris te Paramaribo.
-
18 Willem Leonard Pieter Arnold Molengraaff (1858-1931), hoogleraar handelsrecht te Utrecht.
-
19 Interventie Nederlandse Juristenvereniging 1918, aangehaald door C.J.H. Jansen, NJB 2003/33, p. 1757.
-
20 In G.J. Wiarda, Drie typen van rechtsvinding, vierde druk, bewerkt en van een nabeschouwing voorzien door T. Koopmans, 1999, p. 122.
-
21 Paul Scholten, Algemeen deel 1931, herdruk 1974, p. 76, 123, 130.
-
22 Idem, p. 130 e.v.
-
23 D. Kennedy, A Critique of Adjudication (1997). Ontleend aan een blog van A.J. Kwak: https://www.nederlandrechtsstaat.nl/paul-scholten-en-het-geweten-van-de-rechter/
-
24 Paul Scholten, Kenmerken van recht, eerste hoofdstuk van een onvoltooid manuscript uit de jaren 1943 en 1944, opgenomen in: Verzamelde Geschriften van Prof. mr. Paul Scholten, deel 1, 1949, p. 21.
-
25 Ronald Myles Dworkin (1931-2013).
-
26 R.M. Dworkin, Law’s Empire (1986).
-
27 Jack ter Heide (1923-1988).
-
28 J. ter Heide, Judex Viator: probleem- of systeemdenken, of gesystematiseerd probleemdenken, AA 1967, p. 3-31.
-
29 Henricus Joseph (Henk) Snijders (geb. 1951), hoogleraar burgerlijk recht te Leiden.
-
30 H.J. Snijders, Annoteren, een summum van rechtswetenschappelijk presteren?, NTBR 2003, p. 173.
-
31 A.R. Bloembergen, Over het annoteren van arresten, NTBR 2002/3, p. 98. Meer volledig geciteerd: ‘Hij is een amicus curiae, maar wel een vriend die het college op zijn feilen wijst.’
-
32 Ondermijning van ‘the authority and impartiality of the judiciary’ behoort te worden tegengegaan en bijvoorbeeld van advocaten wordt verlangd dat zij zich onthouden van hetgeen tot zulke ondermijning zou kunnen bijdragen.
-
33 Aangehaald door F.B. Bakels, Noten spiegelen, AA 2016, p. 986. Bakels zelf is voormalig vice-president van de Hoge Raad en het is duidelijk dat hij het met Konijnenbelt hartelijk eens is.
Surinaams Juristenblad |
|
Artikel | Waarom het annoteren van rechterlijke uitspraken móet |
Trefwoorden | annotaties, rechtspraak, publicaties, rechtswetenschap, Hof van Justitie |
Auteurs | Lodewijk Valk * xDe tekst is van de inleiding gehouden op 18 oktober 2023 ter gelegenheid van 60 jaar Surinaams Juristen Blad. De uitgesproken tekst is op sommige punten gewijzigd en aangevuld. |
DOI | 10.5553/SJB/056266842023060003006 |
Toon PDF Toon volledige grootte Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze |
Dit artikel is 29 keer geraadpleegd. |
Dit artikel is 18 keer gedownload. |
Lodewijk Valk, 'Waarom het annoteren van rechterlijke uitspraken móet', Surinaams Juristenblad Aflevering 3 2023, DOI: 10.5553/SJB/056266842023060003006
Annoteren is zaaksgebonden rechtswetenschap. De annotator duidt de besproken rechterlijke uitspraak zorgvuldig in het licht van zowel het rechtssysteem (de wet, eerdere uitspraken en literatuur) als de feiten van de zaak. Dat doet hij kritisch opbouwend als amicus curiae, vriend van het gerecht. In zekere zin is annoteren een morele plicht van juristen van buiten de rechterlijke macht. Het recht is van de rechtsgemeenschap en goede rechtspraak en dus de rechtsstaat worden gediend door mee- en eventueel tegendenkende juristen. Wat is de juiste grondhouding van een annotator? Wat moet een goede annotatie zoal inhouden? Wat zijn bij het annoteren do and don’ts? Wat zijn obstakels voor een gezonde annotatiecultuur? |