Kantongerecht in het Eerste Kanton A.R. no. 19-2976
de conclusie van dupliek en uitlating producties;
de conclusie tot uitlating producties.
Het recht op vergoeding van onstoffelijke schade is bedoeld als genoegdoening aan de benadeelde, waardoor een verzachting van zijn leed kan worden bereikt en zijn geschokte rechtsgevoel kan worden bevredigd. Het recht is dus in beginsel van hoogst persoonlijke aard en aldus ook in beginsel niet voor overgang onder algemene titel vatbaar. Artikel 1392 BW biedt zelf over de vraag of vererving onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk is, zoals thans wel in artikel 6:106 lid 2 BW van het ontwerp Nieuwe Surinaams Burgerlijk Wetboek is opgenomen, geen duidelijkheid. Overwogen wordt dat indien het slachtoffer zijn aanspraak op immateriële vergoeding wel kenbaar had gemaakt dan wel daartoe reeds een rechtsvordering had ingesteld dit recht vervolgens wel op de erfgenamen kan overgaan.
De werknemer dient op grond van artikel 1614x BW te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Aansprakelijkheid wordt dan in beginsel aangenomen, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De omkeringsregel houdt in dat het door de werknemer te bewijzen causaal verband in beginsel wordt aangenomen, indien de werknemer aantoont dat hij is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen en hij aannemelijk maakt dat zijn gezondheidsschade door deze blootstelling kan zijn veroorzaakt. Het is dan aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.
Artikel 1392 BW
Artikel 1614x BW
Kantongerecht in het Eerste Kanton
A.R. no. 19-2976
11 oktober 2022
Vonnis in de zaak van:
De gezamenlijke erfgenamen van de oorspronkelijk eiser S, PARIMIN,
gewoond hebbende te Paramaribo,
A. S, E, G,
B. S, S C,
C. S, R R,
D. S, R M,
E. S, L B,
F. S, J M,
G. S, P N,
eisers,
gemachtigde voor allen: mr. K.J. Hok-A-Hin, advocaat,
tegen
Suriname Aluminium Company LLC,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A P jr., advocaat.
Dit vonnis bouwt voort op het in deze zaak op 7 april 2021 gewezen en uitgesproken tussenvonnis.
1. Het verdere verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of -handelingen:
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak is hierna nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
Vererving vordering tot immateriële schadevergoeding
2.1 Het meest verstrekkend verweer van gedaagde is dat onder het Surinaams recht, smartengeld volgens artikel 1392 BW alleen kan worden toegekend ten gunste van de gewonde in geval van moedwillige of onvoorzichtige kwetsing of verminking van het lichaam. Het hoogst persoonlijk karakter van smartengeld verzet zich tegen de vererving van de vordering tot vergoeding daarvan. De ratio van smartengeld is om het geestelijk leed van de gewonde zelf (in dit geval de oorspronkelijke eiser, S) en dus niet van eisers te verzachten. Eisers hebben immers niet voor Suralco gewerkt, aldus Suralco. Eisers stellen daarentegen dat artikel 1392 is achterhaald, omdat in het Nederlands BW onder artikel 6:106 BW evenals in het ontwerp Nieuw Surinaams BW de vererving of de overgang van het recht op vergoeding van immateriële schade onder bepaalde voorwaarden is toegestaan, namelijk dat reeds een vordering in rechte is ingesteld. Daarvan is hier sprake. Volgens eisers kan de kantonrechter op het Nieuw Surinaams BW als rechtsbron anticiperen.
2.2 Overwogen wordt dat het recht op vergoeding van onstoffelijke schade is bedoeld als genoegdoening aan de benadeelde, waardoor een verzachting van zijn leed kan worden bereikt en zijn geschokte rechtsgevoel kan worden bevredigd. Het recht is dus in beginsel van hoogst persoonlijke aard en aldus ook in beginsel niet voor overgang onder algemene titel vatbaar. Artikel 1392 BW biedt zelf over de vraag of vererving onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk is, zoals thans wel in artikel 6:106 lid 2 BW van het ontwerp Nieuwe Surinaams Burgerlijk Wetboek is opgenomen, geen duidelijkheid. Uit de literatuur en de wetgeschiedenis ten aanzien van artikel 1407 BW (Nederlands recht) welke bepaling het equivalent is van en gelijkluidend is aan artikel 1392 BW (Surinaams) valt af te leiden dat over de vraag of een vordering wegens immateriële schade vererft kennelijk verschillend wordt gedacht. Gezien het rechtskarakter van het smartengeld – een compensatie van hetgeen de gekwetste heeft geleden of nog zal lijden, zonder dat dit zijn vermogen raakt – en mede in het oog vattend het strikt persoonlijk kenmerk van de vordering (het leed van de gekwetste gaat ook niet over op de erven) is er wat voor te zeggen dat de vordering in het geheel niet over gaat op de erven of nabestaanden. Echter heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch (NJ 1952, no. 168 en no. 132) tot tweemaal toe geoordeeld dat het slachtoffer bij zijn leven bedoelde vordering, in, noch buiten rechte heeft ingesteld, noch zelfs maar het voornemen daartoe kenbaar heeft gemaakt, waaraan de rechtbank toevoegt, dat de beslissing of al dan niet een actie tot vergoeding van geleden pijn door betaling van een geldbedrag moet worden ingesteld, uitsluitend ter beoordeling staat van degeen, die de pijn geleden heeft en niet toekomt aan diens erfgenamen. Met andere woorden indien het slachtoffer zijn aanspraak op immateriële vergoeding wel kenbaar had gemaakt dan wel daartoe reeds een rechtsvordering had ingesteld dit recht vervolgens wel op de erfgenamen zou zijn overgegaan, zoals thans ook is uitgewerkt en vastgelegd in het Ontwerp Nieuwe BW. Eisers kunnen naar het oordeel van de kantonrechter dan ook worden ontvangen in hun vordering.
Toetsingskader
2.3 De werknemer dient op grond van artikel 1614x BW te bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Aansprakelijkheid wordt dan in beginsel aangenomen, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De omkeringsregel houdt in dat het door de werknemer te bewijzen causaal verband in beginsel wordt aangenomen, indien de werknemer aantoont dat hij is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen en hij aannemelijk maakt dat zijn gezondheidsschade door deze blootstelling kan zijn veroorzaakt. Het is dan aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter stelt in het onderhavige geval vast dat het verband tussen de gezondheidsschade en de werkomstandigheden te onzeker of te onbepaald zijn om toepassing te geven aan de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
Blootstelling aan giftige stoffen
2.4 S, en daarmee ook eisers, hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat S in verband met zijn werkzaamheden daadwerkelijk is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen. Vaststaat dat S gedurende ongeveer 23 jaar werkzaam is geweest als administratief medewerker op de afdeling personeelszaken. Niet aannemelijk is gemaakt dat S in die functie in aanraking is gekomen met gevaarlijke stoffen. Niet voldoende is de algemene opmerking dat het van algemene bekendheid is dat de verwerking van bauxieterts tot aluminium schadelijke chemische stoffen en giftige metalen vrijkomen. Sinkotigo volstaat slechts met in algemene termen te beschrijven dat hij zich vaak genoeg heeft moeten begeven naar verschillende plaatsen van het bedrijf, waaronder het Söderberg Process Plant, de Anode Bake Tunnel Klins, de Green Anode/Mill, de Cathode Production, de Pot Lining, de Carbon Bake, de Maintenance/Mechinical, de Coal Tar Pitc en de Utility Services. Suralco betwist dat. Enige concretisering en reden van die gestelde bezoeken ontbreekt. De hierboven aangehaalde opsomming lijkt te zijn gebaseerd op het in 1999 door de moedermaatschappij ingezette gezondheidsprogramma en de uitnodigingsbrief van 2 juli 2010 aan S om daaraan mee te doen. Echter zonder nadere toelichting van de zijde van S kan daaruit nog niet worden afgeleid dat hij daadwerkelijk tijdens zijn werkzaamheden (frequent) is blootgesteld aan giftige en gevaarlijke stoffen noch dat hij op enig moment bij bedoelde bedrijfsonderdelen, gelet op zijn functie, daadwerkelijk (werkzaam) is geweest. S verwijst nog naar het rapport van Anatytical Research Labs, Inc. van 25 januari 2018, waaruit uit haaronderzoek is gebleken dat sprake zou zijn van een verhoogd kwik en aluminium gehalte in het lichaam, maar het rapport kwalificeert de mate van schadelijkheid daarvan niet en sluit bovendien andere oorzaken (dan gesteld door S) niet uit.
Gezondheidsschade
2.5 S heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn gezondheidsschade door deze blootstelling kan zijn veroorzaakt. Volstrekt onduidelijk is wat nu precies die gezondheidsschade van S is geweest. Hij legt een medisch dossier over zonder daarop een deugdelijke toelichting te geven en volstaat met de mededeling dat de bevindingen uit het rapport Anatytical Research Labs, Inc. van 25 januari 2018 als mogelijk Metabolic Trends laat zien ‘Adrenal Burnout’ en ‘Allergies’ en dat die Trends zijn te herleiden tot bevindingen uit het medisch dossier. De misvormingen/verminkingen bestaande uit bulten worden volgens Sintotiko veroorzaakt door de vergiftiging met metalen, maar uit het medisch dossier blijkt dat het hier gaat om jicht en dat jicht veelvuldig in de familie van S voorkomt. Jicht is een pijnlijke ontsteking als gevolg van gekristalliseerd urinezuur in een gewricht. Dat het urinezuurgehalte op onnatuurlijke wijze is verhoogd en veroorzaakt door blootstelling aan giftige stoffen blijkt nergens uit. S heeft nog overgelegd een psychiatrisch rapport waaruit volgt dat S lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en ernstige mate van depressiviteit en wijdt dit kennelijk eveneens aan de blootstelling aan giftige stoffen tijdens het dienstverband bij Suralco. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat uit het psychatrisch rapport nu juist volgt dat andere oorzaken, waaronder de moord op zijn zus, het (naar zijn mening ten onrechte) verleende ontslag bij Suralco, zijn verslechterde gezondheid en zijn echtscheiding meer voor de hand ligt en daaraan hebben bijgedragen.
2.6 Op grond van het voren overwogene, komt de kantonrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of Suralco (in algemene zin) aan haar zorgplicht jegens haar werknemers – waaronder Singokino – heeft voldaan. Dit betekent dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
2.7 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1 wijst de vorderingen af;
3.2 veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Bandhoe en uitgesproken door mr. R.M. Praag, Kantonrechters in het Eerste Kanton, ter openbare terechtzitting te Paramaribo van dinsdag 11 oktober 2022 in aanwezigheid van de griffier.