De redelijke termijn in het Surinaams civiel recht
-
1 Inleiding
Burgers en bedrijfsleven hebben baat bij een betrouwbare en effectieve overheid. Een onderdeel daarvan is efficiënte, zorgvuldige en toegankelijke rechtspraak. Niettemin zien we dat de civiele rechter ook in Suriname – om uiteenlopende en begrijpelijke redenen – vaak niet tijdig vonnis wijst. De oorzaken daarvan zijn veelal gelegen in het gebrek aan middelen, tijd, personeel en de wijze van procederen. Als gevolg van het niet tijdig wijzen van een uitspraak kan materiele1xBijvoorbeeld door het oplopen van de wettelijke rente en koersschommelingen. en immateriële schade ontstaan. In een procedure bij de Surinaamse kantonrechter over een aanrijding uit februari 2012 op de Indira Gandhiweg, waarbij eiser zijn schade wilde verhalen, heeft de zaak zonder duidelijk verklaarbare reden bijna 9 jaar voor vonnis gestaan.2xA.R. no. 12-2900. Deze vertraging is buitengewoon uitzonderlijk, maar toch, het is een bekend probleem: de rechter kan de advocatuur wél manen tot spoed door middel van de ambtshalve peremptoirstelling, maar indien een vonnis (veel) te lang uitblijft, staan advocaat en cliënt vaak met lege handen. Of toch niet?
In dit artikel wordt de wettelijke grondslag onderzocht van de ‘redelijke termijn’ in het Surinaams civiel recht en welke juridische mogelijkheden een rechtszoekende heeft, indien die redelijke termijn door de rechter wordt overschreden. -
2 Wettelijke grondslag
Het leerstuk van de redelijke termijn kent een zeer lange geschiedenis.3xZie bijvoorbeeld chapter 40 Magna Carta uit 1215: “To none will we sell, to none will we deny, or delay, the right of justice”. De redelijke termijn waarbinnen recht dient te worden gesproken vinden we in een aantal wetsartikelen terug. De belangrijkste is artikel 10 van de Grondwet dat stelt dat “een ieder […] bij aantasting van zijn rechten en vrijheden aanspraak [heeft] op een eerlijke en openbare behandeling van zijn klacht binnen redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechter”.
In de American Convention on Human Rights, artikel 8, is een vergelijkbare bepaling opgenomen, die als volgt luidt:“every person has the right to a hearing, with due guarantees and within a reasonable time, by a competent, independent, and impartial tribunal, previously established by law, in the substantiation of any accusation of a criminal nature made against him or for the determination of his rights and obligations of a civil, labor, fiscal, or any other nature”.
In het wetsontwerp herziening Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering is artikel 18b opgenomen dat in lid 1 vermeldt dat “de rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure en treft, zo nodig, op verzoek van een partij of ambtshalve maatregelen”. De memorie van toelichting geeft over de wenselijkheid van invoering van voormelde bepaling aan dat het procesrecht zich kenmerkt door een snelle en efficiënte mondelinge procesvoering, maar dat de laatste tijd het proces meer en meer een schriftelijk karakter krijgt en het de neiging heeft langer te duren. In het voorgestelde artikel 18b zie ik dan ook een aansporing aan de rechter om tijdig vonnis te wijzen.
Daarbij moet men zich overigens realiseren dat het begrip ‘’redelijke termijn” in beginsel ziet op de gehele duur van de procedure, dus vanaf rechtsingang tot einduitspraak. Geconfronteerd met een tardief civiel vonnis laat de praktijk zien dat het voor de rechtszoekende bijzonder lastig is om effectief tegen overschrijding op te komen. De procedure is na het late vonnis immers beëindigd en de rechter zal in de afgehandelde procedure gewoonlijk niet meer reageren op klachten over het niet tijdige vonnis.
Uit de hierboven genoemde wetgeving blijkt dat de regelgeving omtrent het tijdig afdoen van zaken redelijk geborgd is. Niettemin vindt overschrijding van een redelijke termijn zeer regelmatig plaats en is een effectieve remedie daartegen in Suriname niet voorhanden.
In een aantal landen is wetgeving van kracht die concrete gevolgen aan de overschrijding verbindt. Het incorporeren van een strikte termijn voor het doen van de uitspraak in wetgeving (in plaats van in een procesreglement) garandeert echter nog niet dat er vanwege de overschrijding van de termijn, effectieve rechtsmiddelen dan wel adequate schadevergoeding ten dienste staat aan de rechts-zoekende. Daartoe ontbreekt in Suriname (net als in veel landen) verdere regelgeving. Niettemin kan het opnemen van een uitspraaktermijn in de wetgeving worden gezien als een aansporing voor de rechter om te voldoen aan de redelijke termijn.4xZie hierover Kamerstukken II 2014/15, 34059 (Nederlandse parlement). Inmiddels is in Nederland ingevoerd artikel 30q Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering, waarin de termijn voor het beslissen in kantonzaken gesteld wordt op 4 weken en in andere zaken 6 weken. De termijnen zijn streeftermijnen; omstandigheden kunnen ertoe leiden dat deze termijnen niet worden gehaald, hetgeen regelmatig voorkomt.5xZie nog onlangs NRC 9 januari 2023 ‘Rechter staat onder grote druk’. In zo’n geval worden de partijen daarover geïnformeerd door de griffie. Voormelde civiele termijnen zijn mede afgeleid uit de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht, waarmee inmiddels veel ervaring is opgedaan.
Het procesreglement voor Civiele Zaken bij het Hof van Justitie en de Kantongerechten in Suriname (versie augustus 2021) bevat behoudens art. D-14, welke bepaling regelt dat in familierechtzaken een uitspraak volgt binnen twee maanden na de laatste proceshandeling, geen strikte termijnen voor het doen van uitspraak. In de Surinaamse Algemene Instructie Comparitie na Antwoord is vermeld dat, indien in een zaak geen schikking op de comparitie is bereikt, het vonnis binnen drie maanden zal volgen.
Het Surinaams strafrecht kent van oudsher strengere bepalingen, indien niet tijdig vonnis wordt gewezen. Zie bijvoorbeeld artikel 331 lid 3 en 4 Wetboek van Strafvordering: indien de uitspraak niet tijdig wordt gedaan, wordt aan de verdachte geen straf op maatregel opgelegd. Of zo’n situatie in Suriname voorkomt, heb ik niet kunnen achterhalen. In het civiele recht ontbreekt dergelijke wetgeving echter volledig en zal degene die schade lijdt, deze schade actief moeten claimen door het entameren van een procedure (tenzij tot een vergelijk kan worden gekomen met de rechtspraak). -
3 Jurisprudentie en beknopte internationale vergelijking
Op grond van Europese jurisprudentie met betrekking tot art. 6 EVRM is bepaald dat het uitblijven van een rechterlijke beslissing binnen redelijke termijn leidt tot spanning en frustratie, hetgeen een grond vormt voor toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.6xCf. EHRM 29 maart 2006, nr. 62361/00 Riccardi Pizzati v. Italië. Deze schade lijdt de rechtszoekende reeds door het lange wachten op het vonnis. In de Europese wetgeving is tevens bepaald dat ieder land een effectieve procedure moet hebben om schade ontstaan door (grote) vertragingen in de rechtspraak te kunnen claimen.7xArtikel 13 EVRM. Zo is in Finland een wet aangenomen die vaste bedragen toekent bij overschrijding (€ 1.500 per jaar vertraging, met een maximum van € 10.000) en heeft Italië de wet Pinto, die procesdeelnemers de mogelijkheid biedt voor schadevergoeding (materieel en immaterieel) bij substantiële overschrijdingen.
In 2014 bepaalde de Hoge Raad dat een rechtszoekende in wiens zaak de redelijke termijn is overschreden, de aanspraak op schadevergoeding in een aparte procedure bij de kantonrechter dient in te stellen.8xHR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736, NJ 2014/525. De vordering is gericht tegen de Staat. In Nederland is er schaarse jurisprudentie over voormeld onderwerp, wellicht ook omdat een aantal zaken buiten de rechter om worden geschikt.9xMr dr. J. van de Bunt, NJB 2019, afl. 5.
In de regio heeft het Caribische Hof van Justitie meermalen kritiek geuit op onredelijke vertragingen in procedures in een aantal lidstaten.10xCCJ in Smith v. Selby. 2017 CCJ 13: “we also say, with the intention to promote reform, that a more expeditious appeal process would have mitigated the distress suffered by the litigants”. Daarbij gaat het overigens vaak over de vertragingen die partijen vanuit strategisch oogpunt zelf opwerpen. Justice Barrow stelde:“It is widely known that delay occurs at all stages of litigation; between filing and trial, between trial and judgment, between judgment and appeal and, starting all over again at the appellate level, between filing, hearing and judgment. Purely as a reminder of how depressingly familiar is the syndrome of judicial delay, consider the very recent decision by the CCJ in Smith v. Selby. 2017 CCJ 13”.11xAddress at the Conference of the Caribbean Association of Judicial Officers 2017 by Justice Denys Barrow, judge of the Caribbean Court of Justice.
In de Common Law-stelsels lijkt een periode van 3 maanden na de laatste proceshandelingen een vuistregel voor de termijn waarbinnen een uitspraak gedaan dient te worden. Uiteraard zijn er uitzonderingen voor complexere kwesties. In een Engelse zaak, oordeelde de hoger beroepsrechter in 2021 – nogal uitzonderlijk – dat de zaak uit eerste aanleg over moest, mede vanwege de late uitspraak van 19 maanden na de laatste proceshandelingen.12xCourt of Appeal in Natwest Markets Plc and another v. Bilta (UK) Ltd and others [2021] EWCA Civ 680.
Ik ga er van uit dat een gedupeerde in Suriname – in de gevallen waarin op minnelijke wijze geen schadevergoeding kan worden verkregen – eveneens in een separate procedure een onrechtmatige daadsactie tegen de Staat dient in te stellen. Daarbij moet worden bedacht dat het enkele feit dat de termijn voor een tijdige uitspraak is overschreden, op zichzelf niet leidt tot een onrechtmatige daad en daarmee een recht op schadevergoeding. Daartoe dienen alle elementen van de onrechtmatige daad (onrechtmatigheid, causaal verband, schade, relativiteit en toerekenbaarheid) te worden vervuld.
In het hierboven genoemde kort geding A.R. no. 12-2900, waarbij de uitspraak zeer lang op zich heeft laten wachten, heeft de kantonrechter zich gerealiseerd dat een forse overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden en is hij de veroordeelde tegemoet te komen door te bepalen dat de wettelijke rente slechts loopt tot de dag waarop de zaak voor de eerste keer voor vonnis heeft gestaan. Dat is een elegante tegemoetkoming voor gedaagde, voor eiser geldt die handreiking niet. Behalve immateriële schade als gevolg van een langdurende rechtszaak heeft de eiser ook bijzonder lang moeten wachten op vaststelling van het schadebedrag. De vertraging was in het geheel niet te wijten aan de procespartijen en dus is het zeer wel verdedigbaar dat de eiser die bijna 9 jaar op zijn vonnis heeft moeten wachten, recht heeft op een aanvullende schadevergoeding van de Staat op grond van artikel 10 van de Grondwet juncto artikel 1386 BW. In zo’n geval kwalificeert de late uitspraak als een onrechtmatige overheidsdaad.13xSaillant is dat het Europese Hof persoonlijke schade in het verkeer heeft aangemerkt als een categorie zaken waarin de redelijke termijn korter is dan normaal.
Wenselijk is dat een effectief rechtsmiddel voorhanden is voor rechtszoekenden die te lang op hun uitspraak moeten wachten. Dat kan in een lopende procedure (preventief) dan wel na afloop van de procedure (repressief). Een gemachtigde of advocaat kan hier ook een rol spelen. Stel dat u als advocaat in een zaak tot betaling van schade opkomt voor de gedaagde en uw ervaring is dat uitspraken soms lang op zich laten wachten. In uw laatste processtuk kunt u anticiperen op mogelijke overschrijding van de redelijke termijn met een verzoek tot beperking van bijkomende schade. Bij een onverhoopte veroordeling van uw cliënt tot betaling van de schade, ligt het op de weg van de rechter om een beslissing te nemen op uw verzoek om de wettelijke rente te beperken tot een redelijke termijn, indien er niet tijdig vonnis kan worden gewezen. Bovendien kan het de rechter indirect aansporen om uw zaak toch maar snel uit te spreken. Een dergelijk verzoek is mijns inziens geen schuldbekentenis, maar een verzoek in het belang van de rechtszoekende. De rechter heeft uiteraard de bevoegdheid om de wettelijke rente te matigen. -
4 Conclusie
De praktijk leert dat het opstarten van een procedure tegen de Staat onzeker en belastend kan zijn, zeker daar waar kenbare jurisprudentie ontbreekt. Behalve de mogelijkheid om een procedure bij de kantonrechter in te stellen vanwege een te laat gedane uitspaak, is er de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de President van het Hof van Justitie. Een dergelijke klacht zou zowel in een lopende procedure als in een zaak die reeds uitgeprocedeerd is, ontvankelijk moeten zijn.14xVgl. art. 4.1 van de Klachtenregeling Hof van Justitie En ook al zijn er voor de President geen sancties op te leggen tegen een laat vonnis of een talmende rechter, het feit dat men wordt gehoord op de klacht – gelijk slachtoffers in het strafrecht – draagt bij aan kwalitatieve rechtspraak. Daarnaast lijkt mij de President de logische aangewezen instantie om de rechter, ondanks zijn onafhankelijkheid, in een lopende procedure aan te sporen de zaak met voortvarendheid te behandelen.
In de praktijk zal van geval tot geval moeten blijken of een rechtszoekende zijn verlies bij overschrijding van de redelijke termijn met succes zal kunnen claimen bij de rechter. Daarbij komt het uiteraard ook aan op het afwegen van de omstandigheden van de zaak. Echter, indien de rechtszoekende zonder zijn schuld onredelijk lang moet wachten op zijn uitspraak, is compensatie wenselijk. Ook hier blijft gelden: ‘justice delayed is justice denied’.15xCitaat William Gladstone, PM Great Britain 1868-1894: ’when the case is ripe and the hour has come, justice delayed is justice denied’.
Noten
-
1 Bijvoorbeeld door het oplopen van de wettelijke rente en koersschommelingen.
-
2 A.R. no. 12-2900.
-
3 Zie bijvoorbeeld chapter 40 Magna Carta uit 1215: “To none will we sell, to none will we deny, or delay, the right of justice”.
-
4 Zie hierover Kamerstukken II 2014/15, 34059 (Nederlandse parlement).
-
5 Zie nog onlangs NRC 9 januari 2023 ‘Rechter staat onder grote druk’.
-
6 Cf. EHRM 29 maart 2006, nr. 62361/00 Riccardi Pizzati v. Italië.
-
7 Artikel 13 EVRM.
-
8 HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736, NJ 2014/525.
-
9 Mr dr. J. van de Bunt, NJB 2019, afl. 5.
-
10 CCJ in Smith v. Selby. 2017 CCJ 13: “we also say, with the intention to promote reform, that a more expeditious appeal process would have mitigated the distress suffered by the litigants”.
-
11 Address at the Conference of the Caribbean Association of Judicial Officers 2017 by Justice Denys Barrow, judge of the Caribbean Court of Justice.
-
12 Court of Appeal in Natwest Markets Plc and another v. Bilta (UK) Ltd and others [2021] EWCA Civ 680.
-
13 Saillant is dat het Europese Hof persoonlijke schade in het verkeer heeft aangemerkt als een categorie zaken waarin de redelijke termijn korter is dan normaal.
-
14 Vgl. art. 4.1 van de Klachtenregeling Hof van Justitie
-
15 Citaat William Gladstone, PM Great Britain 1868-1894: ’when the case is ripe and the hour has come, justice delayed is justice denied’.