-
Aantekening redactie
Het middel in deze zaak klaagde dat het bewezenverklaarde opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kon worden afgeleid. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezen verklaard dat hij aan het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel in de vorm van een blijvend litteken in het gezicht heeft toegebracht door dat slachtoffer met een scherp voorwerp in het gezicht te snijden. De verdachte verklaarde – voor zover hier relevant – het volgende:
‘Hij wilde mij spreken en mijn moeder deed de deur open. Hij gaf mijn moeder een duw en toen heb ik hem een klets gegeven. Ik had sleutels in mijn handen die was ik vergeten.’
Deze verklaring is door het hof voor het bewijs gebezigd. Het is dus duidelijk dat het juridische punt schuilt in de bewustheid van de aanmerkelijke kans in het kader van voorwaardelijk opzet. Zonder bewustheid van die kans heeft de verdachte immers niet zonder meer de aanmerkelijke kans op zwaar letsel kunnen aanvaarden en kan dus ook niet worden gezegd dat hij dit zware letsel uiteindelijk heeft gewild. Een ‘gewone’ (harde) klap in het gezicht roept overigens niet zonder meer de aanmerkelijke kans op zwaar letsel in het leven.
Door voor het bewijs niet alleen te gebruiken de verklaring van verdachte dat hij zijn sleutels in zijn hand had, maar ook dat hij ‘die was vergeten’ heeft het hof volgens de A-G twijfel doen rijzen over het opzet van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde echter anders:‘Het Hof heeft tot het bewijs onder meer gebezigd de verklaring van de verdachte “ik had sleutels in mijn handen die was ik vergeten”. Het Hof heeft dit onderdeel in zoverre redengevend kunnen achten voor de bewezenverklaring dat het scherpe voorwerp, waarmee de verdachte een stekende beweging heeft gemaakt, een sleutel betrof. Dat het onderdeel “die ik was vergeten” op zichzelf voor de bewezenverklaring niet redengevend is, staat hier, gelet op de bewijsvoering in haar geheel, aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring niet in de weg.’
Wat bedoelt de Hoge Raad hier met ‘de bewijsvoering in haar geheel’? Een ander gebezigd bewijsmiddel was de verklaring van het slachtoffer. Het slachtoffer verklaarde onder meer het volgende:
‘Ik zag dat verdachte terug de woning in liep. De deur bleef op een kier staan. Ik weet dat verdachte de keuken ingelopen is want ik hoorde een keukenla hard open en dichtslaan. Ineens hoorde ik de verzorger die nog binnen voor de deur stond roepen: “Niet doen!” Ik zag dat de verzorger de deur probeerde dicht te duwen. Ik was ondertussen al drie meter doorgelopen omdat ik de weg naar mijn werk wilde vervolgen. Ik stond even stil om een telefoontje te plegen. Net voordat ik een straat in wilde lopen, vermoedelijk de [b-straat], zag ik uit mijn ooghoeken verdachte naar mij toe lopen. Ik stond op dat moment met mijn rug naar de woning gericht, met mijn linkerzijde iets naar de woning gedraaid. Ineens zag ik vanuit mijn ooghoeken [verdachte] een stekende beweging maken richting mijn bovenlichaam. Met mijn linkerarm probeerde ik hem af te weren maar op dat moment voelde ik een stekend gevoel in mijn gezicht. Ik voelde direct een hoop nattigheid. Ik voelde met mijn hand aan mijn wang en zag vervolgens dat mijn hand onder het bloed zat. Ik zag dat verdachte de woning van zijn moeder inrende.’
Het hof heeft niet bewezen verklaard dat het om een sleutelbos ging. Bewezen is verklaard een scherp voorwerp. De zinsnede dat de verdachte zijn sleutels in zijn handen had levert daarvoor bewijs op (hij geeft toe iets in zijn handen te hebben gehad). Nu niet is komen vast te staan dat het letsel met sleutels is toegebracht en de verdachte iets scherps uit de keukenla heeft gepakt, kan niet worden gezegd dat het hof bij zijn oordeel over het voorwaardelijk opzet is uitgegaan van de situatie dat het letsel is toegebracht met een sleutelbos waarvan de verdachte zich niet bewust was dat hij die vasthad.
Zware mishandeling door ander met sleutel in gezicht te snijden waardoor deze blijvend litteken in gezicht heeft opgelopen, art. 302.1 Sr. Kan opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel uit de bewijsmiddelen. worden afgeleid?