-
Aantekening redactie
De verdachte is door het hof ter zake van (i) ‘diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, (ii) ‘poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, (iii) ‘diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ en (iv) ‘medeplegen van oplichting’ veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren. In het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte nam het hof mee in zijn beoordeling dat de verdachte in België recentelijk is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf ter zake van onder meer een roofmoord. Anders dan door de verdediging betoogd, bracht dit volgens het hof niet met zich mee dat voor strafoplegging in de voorliggende zaak thans geen plaats meer was. Het middel klaagde dat het hof het gevoerde verweer dat het hof niet meer aan strafoplegging kon toekomen nu de verdachte reeds in België is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf ten onrechte, althans op ontoereikende gronden heeft verworpen. In ECLI:NL:HR:2018:306 overwoog de Hoge Raad reeds dat het de rechter vrijstaat een eerdere, in een andere lidstaat van de Europese Unie uitgesproken veroordeling bij de straftoemeting in aanmerking te nemen. Echter, indien bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan de verdachte straf is opgelegd, levert die strafoplegging niet een veroordeling op als bedoeld in artikel 63 Sr.1xVgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9198. Artikel 3 Kaderbesluit 2008/675/JBZ2x‘1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat in een strafrechtelijke procedure tegen een persoon rekening wordt gehouden met in andere lidstaten tegen de betrokkene uitgesproken, eerdere veroordelingen wegens andere feiten, waarover krachtens de geldende rechtsinstrumenten inzake wederzijdse rechtsbijstand of inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister informatie is verkregen, zulks voor zover in de lidstaat zelf met eerdere veroordelingen rekening wordt gehouden, en dat aan die in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen rechtsgevolgen worden verbonden, gelijkwaardig aan die welke de nationale wetgeving verbindt aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf. (…) 5. Indien het strafbare feit waarover de nieuwe procedure wordt gevoerd, gepleegd is voordat de eerdere veroordeling is uitgesproken of volledig ten uitvoer is gelegd, hebben de leden 1 en 2 niet tot gevolg dat vereist wordt dat lidstaten hun nationale voorschriften betreffende het opleggen van straffen toepassen, wanneer het toepassen van die voorschriften op in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen voor de rechter een beperking zou inhouden bij het opleggen van een straf in de nieuwe procedure. De lidstaten zien er evenwel op toe dat eerdere, in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen door rechters in dergelijke gevallen anderszins in aanmerking kunnen worden genomen.’ noopt niet tot een ander oordeel indien het een rechterlijke beslissing betreft die in een andere lidstaat van de Europese Unie is genomen. Dus de in het middel in de onderhavige zaak verdedigde opvatting dat het hof ex art. 63 Sr rekening had dienen te houden met de recente veroordeling van verdachte in België tot levenslange gevangenisstraf t.z.v. o.m. roofmoord gepleegd in dezelfde periode als thans aan de orde zijnde feiten, vond dan ook geen steun in het recht volgens de Hoge Raad. Dat aan verdachte in België levenslange gevangenisstraf is opgelegd, maakte dat niet anders. Dat neemt niet weg dat het de rechter vrijstaat een eerdere, in een andere lidstaat van de Europese Unie uitgesproken veroordeling bij de straftoemeting in aanmerking te nemen, hetgeen het hof dus ook heeft gedaan.
-
1 Vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9198.
-
2 ‘1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat in een strafrechtelijke procedure tegen een persoon rekening wordt gehouden met in andere lidstaten tegen de betrokkene uitgesproken, eerdere veroordelingen wegens andere feiten, waarover krachtens de geldende rechtsinstrumenten inzake wederzijdse rechtsbijstand of inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister informatie is verkregen, zulks voor zover in de lidstaat zelf met eerdere veroordelingen rekening wordt gehouden, en dat aan die in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen rechtsgevolgen worden verbonden, gelijkwaardig aan die welke de nationale wetgeving verbindt aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf. (…) 5. Indien het strafbare feit waarover de nieuwe procedure wordt gevoerd, gepleegd is voordat de eerdere veroordeling is uitgesproken of volledig ten uitvoer is gelegd, hebben de leden 1 en 2 niet tot gevolg dat vereist wordt dat lidstaten hun nationale voorschriften betreffende het opleggen van straffen toepassen, wanneer het toepassen van die voorschriften op in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen voor de rechter een beperking zou inhouden bij het opleggen van een straf in de nieuwe procedure. De lidstaten zien er evenwel op toe dat eerdere, in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen door rechters in dergelijke gevallen anderszins in aanmerking kunnen worden genomen.’
Medeplegen diefstal met geweld (art. 312.2.2 Sr), meermalen gepleegd, medeplegen poging tot afpersing (art. 317 jo. 312.2.2 Sr) en medeplegen oplichting (art. 326 Sr). Kon Hof gelet op art. 63 Sr toekomen aan strafoplegging, nu verdachte kort daarvoor in België reeds was veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf t.z.v. in dezelfde periode gepleegde samenhangende feiten?